IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1893

Losse verkoop

Rechtbank Haarlem, 5 april 2006, LJN: AV9107 Microsoft Corporation, tegen P.R.A.T.  h.o.d.n. Stocks Trading  & Castania Trading B.V, Castania Holding B.V.

Interessant vonnis over echtheidscertificaten, licenties, auteursrecht, verzamelingen van werken en merkenrecht.

De kern van het geschil betreft de vraag of het verkopen van Echtheidscertificaten zonder het (exemplaar van het) computerprogramma waarvan zij de echtheid beogen te garanderen, geoorloofd is. Door dat toch te doen of door deze te verkopen met niet bijbehorende software, zou de indruk worden gewekt dat de software afkomstig is van Microsoft of dat Microsoft toestemming zou hebben gegeven voor gebruik van die software.

Dit handelen levert bovendien strijd op met hetgeen in de Auteurswet is bepaald. Door losse Echtheidscertificaten te verhandelen als ware het licenties, geeft de verkoper aan derden toestemming om een nieuw exemplaar van het betreffende programma te vervaardigen. Dat is een verveelvoudigingshandeling waarvoor Microsoft geen toestemming heeft gegeven. Daarnaast wordt gehandeld in strijd met de BMW, omdat zonder toestemming van Microsoft gebruik wordt gemaakt van het aan Microsoft toekomende merk, terwijl Microsoft gegronde redenen heeft om zich tegen het aan Castania c.s verweten gebruik te verzetten.

Het gaat hier om de zogenoemde OEM-software: dit is software die wordt meegeleverd bij hardware. Kenmerkend volgens Microsoft is dat die software is gebonden aan de hardware waarmee de software is verkocht. Met uitzondering van OEM-software die wordt meegeleverd bij een computer, maar daarop nog niet is geïnstalleerd en die zich nog in zijn geheel in de oorspronkelijke verpakking bevindt, mag volgens de stellingen van Microsoft OEM-software niet worden doorverkocht.

Castania c.s. betoogt dat Microsoft wel degelijk losse Echtheidscertificaten op de markt brengt. Dat geldt vooral voor OEM-software, waarbij producenten van hardware losse Echtheidscertificaten van Microsoft kunnen verkrijgen. Nu Microsoft die Echtheidscertificaten ook op die manier in het verkeer brengt, mogen ze ook als zodanig worden doorverhandeld. Castania c.s. betoogt dat sprake is van uitputting van het merkenrecht, zodat overheveling van de licentie van de ene persoon of computer naar de andere toegestaan is.

Verder verwijst Castania c.s. naar artikel 12b Auteurswet op grond waarvan het in het verkeer brengen van een exemplaar van een verzameling geen inbreuk op het auteursrecht oplevert indien al eerder een exemplaar van die verzameling in het verkeer is gebracht.

Castania c.s. betwist ook te hebben gehandeld in strijd met de merkenrechten van Microsoft: het gaat om producten die vrij verhandelbaar zijn en Microsoft maakt misbruik van haar machtspositie. Ten slotte stelt Castania c.s. dat Microsoft zich schuldig maakt aan koppelverkoop, hetgeen verboden is.

De verweren van Castania c.s. falen. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat Echtheidscertificaten zijn bedoeld om de echtheid van de geleverde software te garanderen en niet als een licentie zijn te beschouwen. Een Echtheidscertificaat wordt door of vanwege Microsoft steeds in combinatie met een handboek, de licentieovereenkomst en de software (al dan niet geïnstalleerd op een computer) in het verkeer gebracht en is niet bedoeld om los verhandeld te worden. Gesteld noch gebleken is welk doel gediend zou worden met het verhandelen van losse Echtheidscertificaten anders dan dat hiermee de handel in illegale software wordt gefaciliteerd. Immers met een Echtheidscertificaat wordt het mogelijk ongeautoriseerde kopieën of niet van Microsoft afkomstige software als van Microsoft afkomstig voor te wenden. De stelling van Castania c.s. dat zij zelf nooit vervalste software in het economisch verkeer heeft gebracht en dat het de verantwoordelijkheid van de afnemer van de Echtheidscertificaten is wat hij daarmee doet, doet aan het voorgaande niet af. Door de verkoop van losse Echtheidscertificaten wordt naar de buitenwereld immers de indruk gewekt dat het gaat om licenties, hetgeen, zoals Microsoft heeft gesteld, niet het geval is.

Van uitputting van het merkenrecht is evenmin sprake: uitputting ziet immers op het in het verkeer brengen van een bepaald exemplaar en hier kan onder exemplaar uitsluitend worden begrepen een compleet softwarepakket, bestaande uit een Echtheidscertificaat, software, handleiding en licentieovereenkomst. Door slechts onderdelen van zo’n exemplaar (zonder toestemming van Microsoft) verder te verspreiden, wordt inbreuk gemaakt op het merkenrecht van Microsoft, omdat sprake is van een gewijzigd exemplaar.

Gelet op het voorgaande gaat het beroep van Castania c.s. op uitputting van de auteursrechten van Microsoft evenmin op: er is immers sprake van een nieuwe vorm van openbaarmaking. Daarvoor heeft Castania c.s. de toestemming van Microsoft nodig, die zij niet heeft.

Castania c.s. stelt verder dat een OEM-pakket moet worden beschouwd als een verzameling van werken als bedoeld in artikel 10 lid 3 Auteurswet. Vervolgens stelt Catania c.s. dat nu Microsoft zelf losse Echtheidscertificaten en handleidingen in het verkeer brengt, het anderszins in het verkeer brengen van losse Echtheidscertificaten geen inbreuk op het auteursrecht opleveren.

Het beroep op artikel 12b Auteurswet wordt verworpen. Anders dan Catania c.s. betoogt, moet een OEM-pakket niet als een verzameling, maar als één werk worden beschouwd. Door een Echtheidscertificaat afzonderlijk van de overige bestanddelen van een OEM-pakket te verhandelen, wordt niet een exemplaar van een verzameling verhandeld, maar wordt de toestand van het pakket veranderd, omdat wezenlijke onderdelen daarvan ontbreken. De verdere verspreiding daarvan is in strijd met de auteursrechten van Microsoft.

Castania c.s. heeft voorts aangevoerd dat Microsoft misbruik maakt van haar machtspositie op de markt van personal computers door gebruik te maken van koppelverkooptechnieken. Dit betoog faalt eveneens, aangezien van koppelverkoop slechts sprake kan zijn indien twee of meer op zich zelf staande producten uitsluitend in onderlinge samenhang te koop worden aangeboden. Het Echtheidscertificaat zoals door Microsoft bedoeld, is geen op zich zelf staand product.

De conclusie is dan ook dat het leveren van losse Echtheidscertificaten al dan niet in combinatie met niet-bijbehorende software, onrechtmatig jegens Microsoft is en dat daarnaast inbreuk wordt gemaakt op de auteurs- en merkenrechten van Microsoft.

De rechtbank is van oordeel dat uit de door Microsoft overgelegde voldoende blijkt dat Stocks losse Echtheidscertificaten heeft verkocht aan License Express onder de noemer “licentie”. Stocks mag dan stellen dat de facturen betrekking hebben op Echtheidscertificaten met software-cd’s, maar die stelling sluit niet aan op de vermelding op de facturen. Immers op sommige facturen staat de geleverde software apart vermeld. De berekende prijzen van de licenties sluiten aan op de prijzen die zijn vermeld in de prijslijsten van Castania.

Zelfs als Stocks wel Echtheidscertificaten heeft verkocht in combinatie met software-cd’s, doet zulks niet af aan de onrechtmatigheid, omdat die cd’s niet behoorden bij de Echtheidscertificaten. Voor wat betreft Castania geldt dat niet is gebleken dat zij daadwerkelijk losse Echtheidscertificaten (al dan niet in combinatie met software-cd’s) heeft verhandeld. Castania was echter wel van plan om tot verhandeling van Echtheidscertificaten al dan niet in combinatie met software-cd’s over te gaan zodra zij hiertoe de mogelijkheid zou hebben.

Van vereenzelviging is i.c. geen sprake. Vereenzelviging is het volledig wegdenken van de identiteitsverschillen tussen de rechtssubjecten. Daarvan kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Het is aan Microsoft om te stellen en te bewijzen dat van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden sprake is, waarbij de enkele verwevenheid tussen de rechtssubjecten onvoldoende is om hen met elkaar te vereenzelvigen. Vooral van belang zijn de motieven van de verschillende rechtspersonen om hun formele identiteitsverschil in stand te laten. De rechtbank is van oordeel dat Microsoft dienaangaande onvoldoende heeft gesteld. Uit de omstandigheden die Microsoft naar voren heeft gebracht, blijkt weliswaar van een verwevenheid tussen Castania en Stocks, maar dat is, zoals uit het voorgaande blijkt, onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 1892

Nieuwe service

The World Intellectual Property Organization (WIPO) launched a new service this week that will enable trademark owners to renew their international trademark registrations on-line, making this a more cost-effective and efficient procedure. The new "e-renewal" service which was launched on April 3, 2006, is a simple way of renewing international trademark registrations up to six months before the date on which the payment of the renewal fee is due. The new service is available from WIPO’s website (hier).

IEF 1891

Misbruikt

Adformatie.nl bericht dat Feyenoord-voetballer Kalou het "vervelend vindt dat Centraal Beheer Achmea (‘Even Apeldoorn Bellen’) zonder zijn toestemming een  commercial heeft gemaakt waarin hij als lid van van het Duitse elftal tegen Oranje speelt. Hierdoor zouden zijn naam en zijn portretrecht zijn ‘misbruikt’. Zijn manager zegt in de Volkskrant dat de voetballer daarom een advocaat van het gerenommeerde Haagse kantoor De Brauw Blackstone Westbroek heeft ingeschakeld. Het kantoor gaat onderzoeken of zo’n verbod juridisch haalbaar is." Lees hier meer. Commercial hier.

IEF 1890

NUVjes

Nieuwe 'Copyright Notice': Nieuwsbulletin van het NUV over auteursrecht en aanverwante juridische aangelegenheden, uitsluitend bestemd voor medewerkers van ledenbedrijven van het Nederlands Uitgeversverbond. Editie april 2006. Met o.a:

- Evaluatie Auteursrechtrichtlijn. Het IViR heeft van de Europese Commissie een tweetal belangrijke studieopdrachten gekregen. Het eerste onderzoek ‘The Recasting of copyright for the knowledge economy’ betreft een evaluatie van het auteursrechtbeleid van de EU, dat sinds 1991 heeft geresulteerd in een zevental harmonisatierichtlijnen. Deze studie moet resulteren in concrete aanbevelingen voor de Europese wetgevingsagenda van de komende jaren. Het tweede onderzoek betreft een analyse van de Auteursrechtrichtlijn en de wijze waarop de richtlijn door de lidstaten is geïmplementeerd. Met de opdrachten is ruim € 300.000 gemoeid. Beide studies moeten in oktober 2006 worden opgeleverd en zullen onder leiding van Prof. mr. P.B. Hugenholtz worden verricht.

- Ongenuanceerde aanval op collectief beheer. Kamerleden Aptroot en Luchtenveld gaan voorbij aan het feit dat auteursorganisaties zijn opgericht, worden bestuurd en gecontroleerd door de rechthebbenden voor wie zij optreden. De wat makkelijke kritiek op kosten en inhoudingen lijkt meer te zijn ingegeven door de lobby van het bedrijfsleven om minder voor auteursrechten te gaan betalen. Klanten van ondernemers die een product kopen hoeven ook geen vragen te stellen over de marges en inkomsten van de verkoper, waarom zouden auteursrechtexploitanten, die rechten verkopen, dat wel moeten?
 
- Modelcontracten voor tijdschriftauteurs in zicht. Een UVW/SURF-werkgroep is al geruime tijd in gesprek over een gezamenlijk modelcontract voor wetenschappelijke auteurs van tijdschriften. Het bestuur van de Groep Uitgevers voor Vak en Wetenschap (UVW) is voorstander van een flexibel model met een aantal opties, omdat een dergelijk model bruikbaar moet zijn voor alle vak- en wetenschappelijke tijdschriften. Zo zouden er opties moeten komen voor overdracht en licentie en diverse opties voor de rechten die een auteur aan zich voorbehoudt. Stichting SURF, die hierbij in feite met name namens de universiteiten als gebruikers praten en niet zozeer namens auteurs, heeft echter als voorwaarde gesteld dat wetenschappelijke auteurs per definitie toestemming moeten hebben om hun werk via de universiteit en internet vrij te verspreiden (open access).

- Uitgevers versus of samen met Google? Een juridische discussie over zoekmachines raakt al snel het hart van de internetcommunity. Het motto van dit artikel is: ken uw recht, maar bedenk dat u het allemaal nog zelf in de hand heeft.

- Handhaving van IE-rechten. De richtlijn moet op 29 april 2006 in wetgeving zijn omgezet. Volgens BREIN betekent het voorstel een ernstige verslechtering ten opzichte van de huidige, al tekortschietende situatie.

- De Russische Bibliotheek in veelvoud. Uitgeverij Van Oorschot is ontstemd en laakt de handelwijze van haar concurrent Foreign Media Group m.b.t. de aanduiding Russische Bibliotheek. Wat is de status van het geschil? Is de naam van een verzameling titels juridisch beschermd?

Inhoudsopgave digitale editie hier.

IEF 1889

Voor eens en altijd

HvJ EG, 6 april 2006, opinie AG Sharpston, in zaak C-348/04. Boehringer Ingelheim KG c.s. tegen Swingward Ltd en Boehringer Ingelheim KG c.s. tegen Dowelhurst Ltd. 
 
In haar uitgebreide conclusie probeert AG Sharpston voor eens en altijd duidelijkheid te scheppen over de regels voor ompakken en stickeren bij de parallelimport van geneesmiddelen, in de hoop dat het Hof van Justitie dan in het vervolg verschoond zal blijven van verzoeken tot nadere uitleg: "I would then hope that national courts will play their part robustly in applying the principles to the facts before them without further requests to fine-tune the principles. Every judge knows that ingenious lawyers can always find a reason why a given proposition does or does not apply to their client’s situation. It should not however in my view be for the Court of Justice to adjudicate on such detail for evermore".

De zaak is een vervolg op de eerdere zaak Boehringer I (zaak C-143/00 [2002]) en betreft de parallel import van farmaceutische producten (inhalers en pillen). Het Engelse Court of Appeal heeft een aantal vragen voorgelegd over de juiste uitleg van de eerdere ompakkingsjurisprudentie van het Hof van Justitie, onder meer met betrekking tot de noodzaak tot ompakking ('reboxing'),  de bewijslast ten aanzien van de verschillende voorwaarden voor ompakking zoals neergelegd in het arrest Bristol-Myers Squibb uit 1996 (gevoegde zaken C-427/93, C-429/93 en C-436/93), de toepasselijkheid van de voorwaarden uit dit arrest op gestickerde producten ('overstickered products') en de gevolgen van het niet waarschuwen van de merkhouder (failing to give notice).

De AG adviseert het Hof van Justitie om de voorgelegde vragen als volgt te beantwoorden:
 
- The five conditions set out in Bristol-Myers Squibb (‘the BMS conditions’) do not apply where a parallel importer markets in one Member State a pharmaceutical product imported from another Member State in its original internal and external packaging to which the parallel importer has applied an additional external label printed in the language of the Member State of importation.

– The requirement that repackaging be necessary (the first BMS condition) applies merely to the fact of reboxing and does not extend to the precise manner and style thereof.

– The requirement that the presentation of the repackaged product be not such as to be liable to damage the reputation of the trade mark or its owner (the fourth BMS condition) is not limited to defective, poor quality or untidy packaging: the issue is whether there is a serious risk that the reputation of the trade mark will be damaged.

– Both inappropriate presentation of the trade mark and incorrect suggestion of a commercial link are capable in principle of damaging the trade mark’s reputation. Whether particular forms of repackaging cause such damage and whether the damage is sufficiently serious to amount to a ‘legitimate reason’ within the meaning of Article 7(2) of First Council Directive 89/104/EEC of 21 December 1988 to approximate the laws of the Member States relating to trade marks is a question of fact for the national court.

– In circumstances where the importer has failed to give notice but has complied with the other BMS conditions, he infringes by every subsequent importation. It is for the national court to determine the appropriate sanction, which should be effective and dissuasive. It should also be proportionate and therefore should not be equal to the sanction that would apply if the other BMS conditions had also been breached.

– The parallel importer bears the burden of proving compliance with the first, second, third and fifth BMS conditions. The trade mark owner bears the burden of proving serious risk of damage to the reputation of the trade mark or himself (the fourth BMS condition)."

Lees de conclusie hier (Geen Nederlandse tekst beschikbaar).

IEF 1888

Wereld IE Dag Borrel

Dr. Kamil Idris, WIPO's Director General, reminds us on this occasion that: "World Intellectual Property Day is an opportunity to encourage people to think about the role played by intellectual property in everyday life, and about its importance in stimulating and safeguarding innovation and creativity. This year we celebrate the starting point of all intellectual property, the seeds from which all innovations and creative works grow - ideas."

Een van de betere ideeën van Dr. Kamil Idris van dit jaar was ongetwijfeld de instelling van de vanaf nu traditionele IEForum-borrel om deze heugelijke dag te vieren. Dat Dr. Kamil Idris zelf aanwezig zal zijn, om eens flink van gedachten te wisselen met de fine fleur van de Nederlandse IE-wereld (we verheugen ons nu al op het persbericht), lijkt dan ook niet ondenkbaar.

Wie de grote roerganger wil ontmoeten, anderszins aanwezig wil zijn, of gewoon lekker wil borrelen zonder powerpointpresentaties of forumdiscussies  is van harte welkom. Om de omvang van de drank- en voedselvoorraad juist in te kunnen schatten, bij deze het verzoek om je, onverplicht, even aan te melden voor de borrel per email.

De borrel zal plaats vinden op Wereld IE Dag, woensdag 26 april, tussen 17.00 en 20.00 uur in het prachtige grachtenpand (en deo volente de prachtige grachtentuin) van Van der Steenhoven advocaten aan de Herengracht 582-584 in Amsterdam, (zie de website met routebeschrijving hier). Nadere informatie volgt. Meer over Wereld IE Dag hier.
IEF 1887

3 Moties

1- Kamerstuk 24515, nr. 75, 2e Kamer. Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting ; Motie van de leden De Wit en Van Gent, voorgesteld 5 april 2006, over een verbod op het maken van reclame op televisie en radio voor consumptief krediet  (eerdere berichten hier).
 
“De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat het afsluiten van consumptieve kredieten een belangrijke oorzaak is van het grote aantal mensen met problematische schulden; overwegende, dat het aangaan van een consumptief krediet sterk wordt gestimuleerd door de frequente, vaak agressieve en misleidende reclame voor dit product; verzoekt de regering een verbod uit te werken voor het maken van reclame voor consumptief krediet op televisie en radio en de Kamer hierover nader te rapporteren. En gaat over tot de orde van de dag. De Wit, Van Gent."

2- Kamerstuk 24515, nr. 77, 2e Kamer. Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting; Motie van het lid Van Gent over een preventieve toets door de Autoriteit Financiële Markten op reclames voor consumptieve kredieten.

"De Kamer, gehoord de beraadslaging,overwegende, dat kredietverstrekkers in reclames voor consumptieve kredieten hun potentiële klanten op een rustige, duidelijke en eerlijke manier dienen te informeren over de voorwaarden en mogelijke risico's van de aangeprezen lening; overwegende, dat zowel kredietverstrekkers als consumenten gebaat zijn bij een preventieve toets op mogelijke misleiding in reclame-uitingen;verzoekt de regering de Autoriteit Financiële Markten een dergelijke preventieve toets te laten verrichten voordat reclame-uitingen worden uitgezonden of anderszins gepubliceerd. En gaat over tot de orde van de dag. Van Gent."

3- Kamerstuk 24515, nr. 78, 2e Kamer. Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting ; Motie van de leden Koomen en Huizinga-Heringa over het op verzoek preventief toetsen van leenreclames door de Autoriteit Financiële Markten.

"De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de schuldenproblematiek, mede ten gevolge van overmatig leengedrag, steeds grotere vormen aanneemt; overwegende, dat er op dit moment nog steeds misleidende en agressieve leenreclames worden vertoond op tv, ten gehore gebracht op de radio en te lezen zijn in de geschreven media; overwegende, dat de Wet Financiële Dienstverlening per 1 januari 2006 in werking is getreden en de mogelijkheden biedt om misleidende en agressieve reclames te weren; verzoekt de regering naast de repressieve toetsing de Autoriteit Financiële Markten op verzoek van een financiële instelling preventief te laten toetsen of een reclame voldoet aan het kader waaraan een verantwoorde leenreclame moet voldoen. En gaat over tot de orde van de dag. Koomen, Huizinga-Heringa."

IEF 1886

Sans frontières

Kamerstuk 22112, nr. 429 2e Kamer. Brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over informatievoorzieining aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen.
 
Fiche 4: Richtlijn inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten. Het Commissievoorstel behelst een actualisering van de EU-Richtlijn ‘Televisie Zonder Grenzen’ uit 1989 (herzien in 1997). De verwachting is dat het totale besluitvormingsproces circa 1,5 jaar in beslag neemt. De bedoeling van de Commissie is om het voorstel uiterlijk in 2010 in werking te laten treden.

De ratio achter de uitbreiding is dat met de hedendaagse technologische mogelijkheden audiovisuele inhoud niet langer alleen via de traditionele omroepdiensten het publiek bereikt, maar dat een veelheid van (oude en nieuwe) distributiewijzen dezelfde audiovisuele inhoud naar de gebruiker kan brengen. Om een gelijk speelveld op de markt van audiovisuele mediadiensten te creëren is het volgens de Commissie van belang dat vergelijkbare diensten op dezelfde wijze gereguleerd worden, ongeacht de technische distributiewijze.

Nederlands commentaar betreft o.a. het reclamerechtelijk gedeelte: “Ten aanzien van de modernisering en versoepeling van de reclameregels voor lineaire diensten heeft Nederland nog geen definitief standpunt. Wel erkent Nederland de noodzaak van hervorming van de reclameregels van de huidige Richtlijn met het oog op voortschrijdende technische en economische ontwikkelingen en de opkomst van nieuwe diensten. N.a.v. het lopende onderzoek van EZ en OCW naar nieuwe reclametechnieken (opleverdatum begin mei) zal Nederland een standpunt innemen t.a.v. de specifieke onderdelen van de reclameregels. Ook moet goed beoordeeld worden of de toepassing van de reclameregels bij bepaalde lineaire diensten (zoals IP-TV) niet op handhavingsproblemen stuit."

Lees hier meer.

IEF 1885

Ondertussen in de Europese Unie (2)

Morgen vanaf 11.00 uur is het dan eindelijk zover. Binnen de Europese Unie kan iedereen een beschikbare .eu domeinnaam registreren. Wees er wel snel bij: EURid verwacht enkele honderdduizenden nieuwe .eu-domeinnamen. En ook nu geldt: registratie geschiedt op een 'first come, first served basis'.
IEF 1884

Eerst even voor jezelf lezen

HvJ EG, 6 april 2006, opinie AG Sharpston, in zaak C-348/04. Boehringer Ingelheim KG c.s. tegen Swingward Ltd en Boehringer Ingelheim KG c.s. tegen Dowelhurst Ltd. (Geen Nederlandse tekst beschikbaar.)

"Questions have been put in the present case on two methods of reboxing the products in new exterior cartons designed by one of the defendants and bearing some or all of its own logo or trade mark or a house style or get-up.

- The first is described by the referring court as ‘cobranding’: the parallel importer reaffixes the original trade mark to the new exterior carton.

- The second is described by the referring court as ‘debranding’: the original trade mark is not reaffixed to the new exterior carton, although it will remain on the pills and inhalers themselves and on any blister packs; instead, the generic name of the drug is indicated." Lees de conclusie hier.