Namaakparfums verkocht op Marktplaats
Rb. Den Haag 20 december 2023, IEF 21976; ECLI:NL:RBDHA:2023:20435 (Coty tegen gedaagden). Coty is een parfum- en cosmeticabedrijf en heeft van de houders van diverse merken (onder andere “BOSS” en “CHLOE”) exclusieve licenties verkregen voor het produceren en verhandelen van parfums met gebruikmaking van die merken. Coty constateerde met behulp van een onderzoeker dat namaakparfums werden verkocht op Marktplaats.nl onder het Uniemerk “BOSS” en “CHLOE”. Coty vordert in onderhavige zaak onder meer staking van de inbreuk. Gedaagden betwisten dat zij bij de bewuste verkopen betrokken zijn geweest, zij zouden zelf geen inbreuk hebben gepleegd. De rechtbank deelt deze mening niet. Uit onderzoeksrapport II volgt dat de betaling is verricht door het voldoen aan een betaalverzoek ten behoeve van een bankrekening op naam van gedaagde en de parfums zijn overhandigd in een auto. Het verweer dat onderzoeker het kenteken van de auto verkeerd kan hebben opgeschreven én dat gedaagde zijn auto op de bewuste dag had uitgeleend, wordt verworpen. De rechtbank volgt gedaagde evenmin in haar betoog dat het betaalverzoek kan zijn doorgestuurd door iemand anders en dat daarom niet zou zijn aangetoond dat zij bij de verkoop was betrokken. Gedaagden hebben de gemotiveerde stellingen van de merkhouder niet geloofwaardig en met een concrete onderbouwing bestreden. De vorderingen tot staking, opgave en vernietiging worden toegewezen. De dwangsomvordering wordt toegewezen.
Vrijheid auteur bij schrijven boek over overleden dochter
Rb. Amsterdam 10 mei 2023, IEF 21974; ECLI:NL:RBAMS:2023:8768 (Eiser tegen gedaagde). Eiser had de wens een boek te laten schrijven over het leven van haar dochter die in 2019 kwam te overlijden. Dientengevolge hebben eiser en gedaagde in 2021 een overeenkomst gesloten waarin gedaagde de opdracht krijgt het boek te schrijven. Nadat gedaagde een manuscript van ongeveer 100 pagina’s had toegestuurd, was eiser erg teleurgesteld in het resultaat en stelde zij dat sprake was van tekortkoming in de nakoming. Ze gaat over tot ontbinding van de overeenkomst. Gedaagde stelt dat het handelen van eiser onredelijk is en er al teveel overleg was geweest om nu nog te ontbinden. Hij vordert betaling van de factuur.
Schorsing nietigheidszaak wegens samenloop EUIPO-procedure
Rb. Den Haag 17 januari 2024, IEF 21975; ECLI:NL:RBDHA:2024:445 (Multi Access tegen Madrid International Food Trade). Multi Access is houdster van meerdere merkregistraties en vordert een inbreukverbod jegens Madrid International Food Trade met als grondslag artikel 9 lid 2 sub a en b UMVo. Madrid International Food Trade zou zonder toestemming kruidenthee hebben geïmporteerd en verhandeld onder gebruikmaking van tekens die (nagenoeg) gelijk zijn aan de door Multi Access geregistreerde merken. Madrid International Food Trade vordert dat de rechtbank de behandeling van de hoofdzaak schorst op grond van artikel 132 lid 1 UMVo, totdat definitief is beslist over de geldigheid van de door Multi Access ingeroepen Uniemerken in de nietigheidsprocedures bij het EUIPO.
Onrechtmatig gebruik voetbalspeler voor advertentie Adidas
Rb. Amsterdam 25 januari 2024, IEF 21970; ECLI:NL:RBAMS:2024:506 (Salah c.s. tegen Adidas Marketing). Salah c.s. heeft een procedure gestart tegen Adidas Marketing. De IE-rechten van en verbonden aan de speler worden beheerd door Holdings en ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk worden deze rechten beheerd door Salah UK. Salah c.s. heeft een overeenkomst gesloten met Adidas Marketing met advertentiedoeleinden. Bij brief van 29 september 2023 heeft Salah c.s. aan Adidas Marketing meegedeeld dat Adidas Marketing in de optiek van Salah c.s., door zonder toestemming gebruik te maken van de “Player Endorsement” van de speler op het Careem platform (vergelijkbaar met Uber) zich heeft schuldig gemaakt aan ‘material breach’ van de overeenkomsten, op grond waarvan deze beëindigd zouden kunnen worden. In verband hiermee heeft c.s. gedaagde gesommeerd om binnen vijf werkdagen alle informatie en documentatie betreffende deze kwestie aan Salah c.s. te verstrekken.
Conclusie A-G: schending van uitingsvrijheid kan tenuitvoerlegging vonnis in de weg zitten
HvJ EU Conclusie A-G 8 februari 2024, IEF 21969, IEFbe 3726; ECLI:EU:C:2024:127 (Real Madrid Club de Fútbol). De uitgave van de krant Le Monde uit 2006 bevatte een stuk dat de voetbalclub Real Madrid geassocieerd zou hebben met Dr Fuentès, hoofd van een bloeddopingnetwerk in de wielerwereld. De krant beweerde dat de voetbalclub gebruikmaakte van de diensten van dr Fuentès. De Spaanse rechtbank was van oordeel dat het artikel lasterlijk en schadelijk was voor de voetbalclub en heeft het krantenbedrijf Société Éditrice du Monde veroordeeld tot het betalen van een boete van €390.000,- en dat bedrijf en zijn journalist, hoofdelijk, een boete van €33.000,- betalen. Real Madrid heeft in Frankrijk om tenuitvoerlegging van die Spaanse vonnissen verzocht, maar in 2020 heeft de Franse rechter in tweede aanleg (cour d’appel de Paris) de vordering afgewezen met oog op de openbare orde en persvrijheid. De verwijzende rechter heeft aan de hand hiervan prejudiciële vragen gesteld [zie IEF 21154].
Met dank aan Fulco Blokhuis en Lotte van Schuylenburch, Boekx Advocaten.
.
Automattic moet verbeurde dwangsommen betalen
Rb. Amsterdam 20 maart 2024, IEF 21973; C/13/732858/HA ZA 23-402 (Eiser tegen Automattic). Eiser en zijn familie worden al enkele jaren bedreigd. Sinds januari 2021 worden ernstige beschuldigingen en bedreigende uitlatingen jegens hem gedaan, onder meer via een blog gehost door Automattic op Wordpress.com. Voldoende aannemelijk is dat eiser hierdoor al geruime tijd zowel zakelijk als privé ernstige reputatie- en financiële schade lijdt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter diende Automattic aan de onrechtmatige situatie een eind te maken door de blog in zijn geheel te verwijderen [IEF 20664]. Automattic deed dit echter niet. Daarom eiste eiser een boete. Automattic weigerde en stelde dat het vonnis niet op de juiste manier was betekend door eiser (de argumenten waren gebaseerd op de regels van de burgerlijke rechtsvordering van de Californische wet) en dat de rechtbank niet bevoegd was. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis zich bevoegd verklaard [IEF 21648]. In onderhavige uitspraak oordeelt de rechtbank dat artikel 55 Rv van toepassing is en dat de veroordelende uitspraak dus wel als betekend aangemerkt kan worden. Dit leidt tot het oordeel dat Automattic dwangsommen van 200.000 EUR heeft verbeurd.
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant en Matthijs Kaaks, Boekx Advocaten.
Google aansprakelijk voor nepadvertenties rond Jort Kelder
Hof Amsterdam 26 maart 2024, IT 4527, IEF 21972, RB 3830; 200.316.164/01 (Jort Kelder tegen Google). Zie primair ook het eerste vonnis in deze zaak: [IEF 20723]. De afgelopen jaren zijn verschillende advertenties verschenen op Google met daarin een afbeelding van Jort Kelder. Het gaat primair om advertenties waarin consumenten verleid worden tot het investeren in bitcoins en andere cryptovaluta. Wanneer consumenten op deze advertenties klikten, kwamen ze vervolgens terecht op “scam-websites”. Kelder voert aan dat Google te weinig heeft gedaan om de nepadvertenties met gebruik van zijn portret en naam te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was en benadrukte, net zoals in het geval van Twitter [IEF 20722], dat de partij achter de advertenties dient te worden aangesproken. Het hof gaat niet mee in dit oordeel van de rechtbank.
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group.
"Bakkie"-merken missen elk onderscheidend vermogen
Rb. Den Haag 27 maart 2024, C109/645 702 / HA ZA 23 -323 (DHCCA tegen Van der Stad) DNACC verhuurt containerbakken voor het tijdelijk opslaan en afvoerenvan afval en is houdster van Benelux- en Unieregistraties voor de woordmerken BOUWBAKKIE, ROLBAKKIE en BAKKIE. Van der Stad verhuurt eveneens containers, maar voor het tijdelijk opslaan van huisraad en kwetsbare spullen. Zijn bedrijf heet ‘opslagbakkie.nl’. DNACC stelt dat Van der Stad inbreuk maakt op haar merkrechten en op haar handelsnaam. In reconventie vordert Van der Stad nietigverklaring van de merken van DNACC op grond van gebrek aan onderscheidend vermogen. De rechtbank oordeelt dat de merken van DNACC elk onderscheidend vermogen missen en geheel beschrijvend zijn. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van DNACC dat “bakkie” atypisch is voor een grote containerbak. Verder oordeelt de rechtbank dat de “bakkie”-merken niet zijn ingeburgerd. DNACC heeft niet onderbouwd gesteld dat het publiek op internet zoekt op haar merk BOUWBAKKIE, en niet naar een bouwbak, bak, of zelfs containerbak in het algemeen. Met betrekking tot de handelsnaam van DNACC, oordeelt de rechtbank dat Van der Stad met zijn afwijkende handelsnaam voldoende afstand heeft genomen van de handelsnamen van DNACC. De vorderingen van DNACC worden afgewezen. De vordering in reconventie wordt toegewezen.
HR over het gevolg van vernietiging arbitragevonnis over executie IE-rechten
HR 22 maart 2024, IEF 21967; ECLI:NL:HR:2024:464 (Russische Federatie tegen HVY). Partijen hebben vooraf aan deze zaak in eerste aanleg geprocedeerd bij de voorzieningenrechter [zie IEF 19526]. Vervolgens is geprocedeerd bij het gerechtshof in Den Haag [zie IEF 20836]. In deze zaak is er sprake van een internationaal privaatrechtelijk executiegeschil met betrekking tot de uitvoering van een beslissing op grond van artikel 438 Rv. In cassatie komt de Russische Federatie onder andere op tegen het oordeel van het hof dat de Russische Federatie zich niet met succes kan beroepen op immuniteit. De Russische Federatie komt onder andere op tegen de huidige stand van de vernietigingsprocedure met betrekking tot de arbitrale beslissingen. Zij stelt dat dit niet meebrengt dat de tenuitvoerlegging daarvan is geschorst. De Russische Federatie heeft een verzoek tot ingediend op basis van artikel 1066 lid 2 Rv.
Prejudiciële vragen over nationale billijke vergoedingsregeling en onderhandelingsvrijheid
Verzoekende partij ‘Meta Platforms Ireland Limited’ biedt onlinediensten aan, waaronder Facebook. Verwerende partij, de nationale toezichthouder voor de communicatiesector (hierna: AGCom), heeft op grond van de nationale auteurswet een besluit genomen over de rechten omtrent perspublicaties. Dit besluit stelt criteria vast over de hoogte van een billijke vergoeding van perspublicaties en bevat verplichtingen voor het beschikbaar stellen van gegevens. Dit besluit raakt Meta Platforms, omdat persuitgevers uittreksels van of links naar hun inhoud op hun Facebook pagina zetten, waardoor er extra webverkeer wordt gegenereerd naar de website van de uitgever. Meta Platforms gaat tegen het besluit in beroep en stelt dat de nationale auteurswet waarop het besluit is genomen in strijd is met artikel 15 van richtlijn 2019/790.