IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 13487

EHRM: Amoureuze relatie premier is nieuwswaardig - maar wel zonder details seksleven

Bijdrage ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.
Closer strikes again. Na de eerdere publicatie van de nudistenfoto’s van Kate Middleton veroorzaakt het Franse blad weer ophef. Ditmaal door de onthulling dat de Franse premier Hollande zijn (inmiddels ex-)vriendin Valérie Trierweiler zou bedriegen met de beeldschone Franse actrice Julie Gayet.

Niet Hollande, maar Gayet heeft naar verluidt Closer aangeklaagd omdat zij vindt dat Closer een ontoelaatbare inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Wie staat hier in zijn of haar recht? Closer, dat het promiscue gedrag van de Franse premier aan de kaak stelt en zich beschermd ziet door de vrijheid van meningsuiting, of Gayet, die recht heeft op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer, of het nieuws nou waar is of niet. Een recente uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) biedt mogelijk een goede indicatie [EHRM 14 januari 2014, application no. 73579/10 RUUSUNEN v. FINLAND].

De Finse Susan Ruusunen had een relatie van negen maanden met de premier van Finland, Matti Vanhanen. Vanhanen was gescheiden van zijn vrouw. In 2007, toen Vanhanen nog premier was, publiceerde Ruusunen een autobiografisch boek over hun relatie, waarin onder meer informatie (de feiten in het boek werden overigens niet betwist) stond over:

  • Het bestaan van de relatie en hoe Vanhanen in zijn privéleven was;
  • Hoe ze elkaar ontmoetten en hoe snel hun relatie zich had ontwikkeld;
  • Het verschil in lifestyle tussen Ruusunen, een alleenstaande moeder, en Vanhanen, een rijke partijleider en premier van Finland;
  • Het gedrag en de gevoelens van Vanhanen’s kinderen;
  • Het seksleven van Ruusunen en Vanhanen in het begin van hun relatie en beschrijvingen van hun “brief and passionate intimate moments as well as giving massages to each other, and accounts of their sexual intercourse“.

Alleen dat laatste vond de Finse rechter ontoelaatbaar. Ruusunen werd strafrechtelijk veroordeeld voor het schenden van de persoonlijke levenssfeer van de toenmalige premier. Ze kreeg een boete van EUR 300,-. Daarop stapte zij naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Dat zij ook seks had met Vanhanen was toch niet heel verwonderlijk en door haar voor die openbaring te straffen handelde de Finse staat in strijd met haar vrijheid van meningsuiting, zo vond zij.

Het EHRM oordeelt dat de Finse rechter redelijkerwijs tot de veroordeling kon komen. Voor het EHRM is van belang dat bijvoorbeeld informatie over hoe en waar Ruusunen de premier had ontmoet en hoe snel hun relatie zich ontwikkelde relevant was voor een algemene publieke discussie. Want deze onderwerpen riepen de vraag op of Ruusunen ”had been dishonest and lacked judgment“. Het publiek heeft het recht informatie te ontvangen over kwesties van algemeen belang. Er was dan ook voldoende reden om het boek te publiceren, aldus het EHRM. Maar het EHRM kon zich er ook in vinden dat publicatie van de intieme details te ver ging. Dit was informatie die behoort tot de kern van iemands persoonlijke levenssfeer. De veroordeling was volgens het EHRM onder meer toelaatbaar omdat Ruusunen geen strafblad kreeg en haar alleen een boete van EUR 300 was opgelegd.

Het lijkt een pyrrusoverwinning voor het kamp van de premier. Want het Hof bevestigt dat er voldoende reden was een boek te publiceren over de privé-relatie tussen de premier (als hoogste politicus vanzelfsprekend een publiek figuur) en zijn ex-vriendin. Relevant daarvoor is of een dergelijke publicatie ook vragen oproept over bijvoorbeeld de eerlijkheid en beoordelingsvermogen van de politicus.

Dit zou wel eens slecht nieuws kunnen zijn voor Hollande. Omdat Hollande, anders dan zijn Finse collega, wel een relatie had toen hij (volgens Closer) een relatie begon met Gayet, lijkt de publicatie in Closer een goede kans maken om de toets van rechtmatigheid te doorstaan. Want nog veel meer dan bij de Fin, roept de mogelijke relatie van Hollande met de Franse actrice de vraag op hoe eerlijk Hollande was tegenover zijn toenmalige vriendin, nota bene de “première dame” van Frankrijk. En volgens het EHRM zijn dat vragen die het publiek belang raken. Dat Gayet zelf geen premier was en in mindere mate een publiek figuur is zal haar waarschijnlijk niet redden. Zij is immers ook een publiek figuur, als gevierd actrice. En het enkele in de slipstream opereren van een publiek figuur kan volgens het EHRM al betekenen dat je zelf ook een publicatie over je privé-leven moet dulden.

Jens van den Brink
Bericht eerder verschenen op MR 2014-009

Op andere blogs:
Esther Mommers, 'Het seksleven van de minister-president uit de doeken doen gaat te ver

IEF 13475

Maandoverzicht personalia januari 2014

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichtgeving die eerder in het kort nieuws voorbij is gekomen.

Paul Keller benoemd tot board member van Creative Commons
Paul Keller is benoemd tot board member van Creative Commons. Als een van de oprichters van Creative Commons Nederland is Paul sinds 10 jaar aan Creative Commons verbonden. Onder leiding van Paul heeft Creative Commons Nederland een richtinggevende pilot met Buma/Stemra gelanceerd en heeft Kennisland samen met Europeana ervoor gezorgd dat alle door het Europese erfgoedportal gepubliceerde metadata zonder voorwaarden hergebruikt mag worden. Hiernaast was Paul een van de initiatiefnemers van een recente verklaring waarin Creative Commons haar support voor een hervorming van het auteursrecht uit.

Pauls benoeming komt op een cruciaal moment voor Creative Commons. Na de sucessvolle introductie van de Creative Commons-licenties in sectoren zoals onderwijs en erfgoed, en wetenschappelijke publicaties, is de organisatie toe aan nieuwe uitdagingen. Wij zijn vol vertrouwen dat Paul samen met de andere leden van de board een belangrijke impuls kan leveren.

Tarlach McGonagle (IViR) benoemd tot nieuw expertcomité van de Raad van Europa
Dr. Tarlach McGonagle (Instituut voor Informatierecht, IViR) is onlangs benoemd tot een nieuw expertcomité van de Raad van Europa. Het comité heeft als opdracht een nieuwe aanbeveling inzake de bescherming van journalisten en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren op te stellen en voor te leggen aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa.

Het oprichten van het expertcomité speelt in op actuele thema's; het wordt in het leven geroepen om bij te dragen aan diverse internationale initiatieven die ingaan tegen toenemend geweld, bedreigingen en pesterijen aan het adres van journalisten, bloggers, klokkenluiders en andere actoren die journalistieke taken uitvoeren of bijdragen aan het publieke debat.

McGonagle, senioronderzoeker aan het IViR, heeft vorig jaar een expertpaper over hedendaagse bedreigingen voor de journalistiek geschreven ter gelegenheid van het ministeriële congres ‘Freedom of Expression and Democracy in the Digital Age: Opportunities, Rights, Responsibilities’. Het nieuwe expertcomité zal zich bezig houden met een aantal van de beleidsprioriteiten die uiteengezet zijn in de politieke verklaring en resoluties die aangenomen zijn tijdens het ministeriële congres. 

SCHIPPER LEGAL: a new firm in town
Festivals, events, clubs, DJ's en andere creatieve professionals rondom het nachtleven hadden al een 'eigen' advocaat maar hebben nu per 1 december jl. ook een 'eigen' advocatenkantoor: SCHIPPER LEGAL.

Onder de naam SCHIPPER LEGAL is advocaat mr. Bjorn Schipper in Amsterdam zijn eigen kantoor gestart. Met een specialisatie op het gebied van de intellectuele eigendom en entertainment richt 'advocaat van de nacht' Bjorn Schipper zich vooral op de creatieve industrie verantwoordelijk voor de huidige bloei van het nachtleven, met name actief in de elektronische muziek.

Daniël Haije partner bij Hoogenraad Haak
Advocaat Daniël Haije is per 1 januari 2014 partner bij Hoogenraad & Haak, advertising + IP advocaten. Daniël was al sinds 2009 als medewerker aan het kantoor verbonden.

Ebba Hoogenraad: “Wij zijn blij dat Daniël als partner is toegetreden. Hij is een echte specialist die lastige problemen gemakkelijk kan uitleggen. Daniël versterkt onze praktijk op het raakvlak van reclame en intellectuele eigendom en voegt daar zijn focus op reputatiemanagement aan toe.”

Daniël Haije: “Er is een groeiende vraag naar juridisch advies over commerciële communicatie, intellectuele eigendom en reputatie. Ik merk dat ik ondernemingen concreet verder kan helpen. Hoogenraad & Haak past mij als een oude spijkerbroek – zo’n topexemplaar waar je ook nog eens apetrots op bent.”

IEF 13486

Eerste Kamer: Invoering beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995

Wijziging 53b ROW 1995, Kamerstukken I 2013-2014, 33 365.
Dit voorstel van rijkswet strekt tot invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW 1995), waarmee de innovatieve slagkracht van plantenveredelaars wordt bevorderd. Het voorstel (EK 33.365 (R1987), A pdf icoon) is op 12 december 2013 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 januari 2014 als hamerstuk afgedaan.

Deze veredelingsvrijstelling is een voorziening voor plantenveredelaars om met biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, nieuwe plantenrassen te kweken of te ontdekken en te ontwikkelen zonder licentie van de houder van een octrooi voor een uitvinding met betrekking tot dat biologisch materiaal. De voorgestelde vrijstelling is een beperkte. De vrijstelling zal namelijk alleen gelden voor het gebruik van op grond van de ROW 1995 beschermd biologisch materiaal voor veredelingsdoeleinden, maar niet voor de commerciële exploitatie van met die veredeling verkregen nieuwe rassen.

IEF 13485

Niet aannemelijk dat feather extensions originele producten zijn

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 januari 2014, KG ZA 13-1397 (Sequoia Inc. & Dakota Hills tegen Rademaker B.V.)
Uitspraak ingezonden door Boris von der Assen en Remco Klöters, Van Kaam advocaten.
Merkenrecht. Auteursrecht. Sequoia heeft een productlijn voor 'feather extensions'. Rademaker exploiteert een groothandel in kappersbenodigdheden. Sequoia en Rademaker hebben een distributieovereenkomst gesloten voor de Benelux, die door Sequoia is beëindigd. Rademaker blijft het teken FEATHERHEADS en FINE FEATHERS gebruiken en blijft deze aanbieden via haar websites.

Sequoia vordert succesvol een bevel tot staking van het gebruik van het merk en de openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de auteursrechtelijke werken. Het is niet aannemelijk geworden dat de feather extensions die Rademaker thans verkoopt originele producten zijn van Sequoia waarvoor Rademaker nog gebruik mag maken van het merk. Geldigheid van de ingeroepen auteursrechten zijn niet bestreden door Rademaker, daarmee staat auteursrechtinbreuk vast.

Beëindiging distributieovereenkomst:

4.6. [..] Het recht om na het einde van de distributieovereenkomst nog voorraad te verhandelen en daarvoor te adverteren met gebruikmaking van de rechten van intellectuele eigendom van Sequoia [..] ziet uitsluitend op van Sequoia afkomstige producten. [..] niet aannemelijk geworden dat de feather extensions die Rademaker thans verkoop originele producten zijn van Sequoia waarvoor Rademaker nog gebruik mag maken van het merk, de Fine Featherheads logo's, de foto's, en het verpakkings- en promotiemateriaal van Sequoia c.s.

4.7. [..] Uit genoemd artikel 2.2 onder c aanhef en onder (i) volgt dat Rademaker niet gerechtigd is om originele feather extensions afkomstig van Sequoia te verhandelen in een andere verpakking dan waarin deze door Sequoia aan haar is geleverd. Ook om die reden faalt een beroep op de distributieovereenkomst.

Inbreuk op het merk:

4.11. [..] De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat voormeld gebruik door Rademaker van het teken Featherheads niet in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in handel en nijverheid nu zij dit teken aldus gebruikt dat het relevante publiek ten onrechte kan menen dat er nog steeds een economisch verband bestaat tussen Sequoia en Rademaker zoals hiervoor overwogen.

4.12 Het gebruik door Rademaker van de tekens Featherheads en Fine Feathers als vermeld in 3.2 levert derhalve inbrek op de merkrechten van Sequoia c.s. op.

Inbreuk op auteursrechten

4.13. Rademaker heeft de geldigheid van de ingeroepen auteursrechten niet bestreden. Nu Rademaker voorts niet bestrijdt dat zij na de beëindiging van de distributieovereenkomsst nog de Fine Featherheads logo's en foto's van Broussard openbaar heeft gemaakt en dit thans nog doet, staat daarmee auteursrechtinbreuk vast omdat toestemming voor openbaarmaking van de betreffende auteursrechthebbenden ontbreekt en Rademaker voor die toestemming ook geen beroep toekomt op de distributieovereenkoms zoals hiervoor overwogen.

IEF 13484

Een IE-traditie: het jaarlijkse IE-Diner

De laatste donderdag van de maand januari. Een IE-traditie: het jaarlijkse IE-Diner.

Vanavond een mooie IE-avond: alweer het zevende IE-Diner, ook dit jaar onder leiding van Toon Huydecoper. Vijf gangen en tafelspeeches van Marlou van de Braak, Kees Holierhoek, René Klomp en Herman Witmans. Ook dit jaar weer een zaal vol IE-juristen in de Industrieele Groote Club, op de Dam 27 in Amsterdam. Een ieder die zich heeft aangemeld, eet mee in ‘gepaste kledij’. Borrel in de Damzaal, 3e etage, vanaf 18.00 uur.

Claudia Zuidema van deLex heet u van harte welkom.

IEF 13483

Geen handelsnaaminbreuk door toevoeging '123'

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 januari 2014, KG ZA 13-1378 (Doosopmaat.nl B.V. tegen Koole)

Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE advocatuur.
Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Contractenrecht. Onrechtmatig handelen. Doosopmaat produceert en verhandelt verpakkinsgmaterialen. Daartoe exploiteert Doosopmaat de website www.123doosopmaat.nl. Koole is ook actief op het gebied van verpakkingsmaterialen, onder de handelsnamen Ecovation en 123kartonnendozen. Koole exploiteert de domeinnamen 123dozenopmaat.nl en 123doosopmaat.nl. Op bezwaar van Doosopmaat heeft Koole laten weten bereid te zijn de domeinnamen www.123doosopmaat.nl en www.123dozenopmaat.nl over te dragen aan Doosopmaat en een onthoudingsverklaring te tekenen. Dit heeft Koole niet gedaan.

Doosopmaat vordert meewerking aan de onthoudingsverklaring, staking van inbreuk op de handelsnaam 'doosopmaat.nl', onder meer middels domeinnamen. Alle vorderingen van Doosopmaat worden afgewezen. Er is geen handelsnaaminbreuk door toevoeging  van het element '123'. Ook kan Koole niet worden verplicht de onthoudingsverklaring te ondertekenen of worden geboden te onderhandelen.

Hervatten onderhandelingen:

4.6 [..] Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd, blijkt voorshands de volgende gang van zaken. Koole heeft in eerste instantie niet aan de sommatie van Doosopmaat voldaan om gebruik van de handelsnamen te staken maar hij heeft wel - nadat was aangekondigd dat een kort geding aanhangig zou worden gemaakt maar voordat de dagvaarding in de onderhavige procedure op 4 december 2013 is uitgebracht - de websites off line gehaald. Op 10 december 2013  heeft de advocaat van Doosopmaat een concept-onthoudingsverklaring aan (de toenmalige advocaat van) Koole doen toekomen terwijl Koole Doosopmaat heeft bericht de handelsnamen uit het handelsregister te hebben geschrapt. Koole heeft aan Doosopmaat laten weten niet akkoord te zijn met de in de concept-onthoudingsverklaring opgenomen schadevergoedings- en boeteclausule. De hierna nog gevoerde gesprekken hebben niet tot overeenstemming over die onthoudingsverklaring geleid. De huidige advocaat van Koole heeft eind december aan Doosopmaat bericht dat het kort geding wat Koole betreft kon doorgaan. Naar voorlopig oordeel heeft Doosopmaat gelet op het feit dat over essentiële punten uit de concept-onthoudingsverklaring geen overeenstemming bestond niet de indruk kunnen krijgen dat de beoogde minnelijke regeling al tot stand was gekomen of zeer waarschijnlijk tot stand zou komen. Uit de omstandigheid dat Koole een aantal malen te kennen heeft gegeven op een minnelijke manier uit deze impasse te willen komen, zoals Doosopmaat heeft aangevoerd, vloeit wel de bereidheid voort te spreken over een schikking maar ook niet meer dan dat. Dat Koole zich niet uitdrukkelijk het recht heeft voorbehouden de onderhandelingen af te breken doet aan het voorgaande niet af. Het is bij deze stand van zaken voorshands niet onaanvaardbaar dat Koole de onderhandelingen heeft afgebroken.

Geen handelsnaaminbreuk:

4.13 Koole heeft aangevoerd dat hij aan de woordcombinaties 'doosopmaat.nl' en 'dozenopmaat' het element '123' heeft toegevoegd dat volgens hem door het publiek zal worden opgevat als aanduiding van 'snel' en 'eenvoudig'. Naar voorlopig oordeel heeft Koole met die toevoeging aan het begin van de woordcombinatie en derhalve op een voor het publiek in het oog springende plek zodat de toevoeging meer nadruk krijgt, (enige) afstand genomen van de handelsnaam van Doosopmaat. Dat het element '123' op zichzelf wellicht niet onderscheidend is, zoals door Doosopmaat aangevoerd, doet hieraan niet af.

4.14 [..] geen sprake is van (direct dan wel indirect) gevaar voor verwarring tussen de ondernemingen van partijen. Met de toevoeging van het element '123' heeft Koole uitgaande van het in aanmerking te nemen publiek met een hoger dan gemiddeld aandachtsniveau voldoende afstand genomen van de handelsnaam van Doosopmaat ondanks de geconstateerde overeenstemming in de aard van de ondernemingen.

Onrechtmatig handelen:

4.19 [..] De internetgebruiker die 'doos op maat' als zoekterm intoetst, vindt als hoogst genoteerd zoekresultaat de website van Doosopmaat en daarna pas die van Koole. Nu Koole bovendien op vergelijkbare wijze, met gebruikmaking van het element '123' en een vergelijkbare vormgeving [..] ook andere (verpakkings)producten aanbiedt zoals noppenfolie en rekwikkelfolie via een website met een beschrijvende domeinnaam voorafgegaan door het element '123', kan niet zonder meer worden aangenomen dat Koole door een op de handelsnaam van Doosopmaat gelijkende handels- en domeinnaam te hanteren bewust -laat staan onrechtmatig- probeert te profiteren van de inspanningen van Doosopmaat. [..].

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13482

Nederlandse positie ontwerp-richtlijn trade secrets

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven - Fiche: richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen, Kamerstukken II 2013-2014, 22 112, nr. 1779.
Nederland staat op hoofdlijnen positief ten opzichte van de richtlijn [IEF 13290] en acht het van belang dat aan de huidige versnippering binnen de EU op het punt van de bescherming van bedrijfsgeheimen een einde komt. Daarmee zal ook het Nederlands bedrijfsleven gediend zijn, doordat een geharmoniseerde regeling van de bescherming van bedrijfsgeheimen betere mogelijkheden biedt om ook bij grensoverschrijdende samenwerking afspraken te maken over gebruik van vertrouwelijke bedrijfsinformatie.

Wel bestaan ten aanzien van de maatregelen waarin de richtlijn voorziet nog vragen over de formulering en de gedetailleerdheid ervan en is Nederland van mening dat wat betreft de handhaving van bedrijfsgeheimen het wenselijk is om waar mogelijk nog nauwer aan te sluiten bij hetgeen hierover reeds is geregeld in de richtlijn handhaving IE, zodat de handhavingsbepalingen ook goed kunnen passen binnen het Nederlandse kader van de civielrechtelijke handhaving. Voorkomen moet worden dat de civielrechtelijke handhaving in Nederland versnipperd raakt. Ook zal Nederland uitsluitsel vragen over de wisselwerking tussen dit voorstel en het voorstel inzake privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht.

6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft gevolgen voor de wijze waarop een privaatrechtelijke procedure wordt gevoerd als er sprake is van een inbreuk op een bedrijfsgeheim. Het voorstel vergt specifieke wetgeving met het oog op bescherming tegen inbreuken op een bedrijfsgeheim. Het lex silencio positivo beginsel is niet aan de orde.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Nederland acht de voorziene implementatietermijn (24 maanden na vaststelling van de richtlijn) haalbaar.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De Commissie zal acht jaar na afloop van de omzettingsperiode de effecten van deze richtlijn evalueren en daarover verslag uitbrengen aan de Raad en het Europees Parlement.
Daaraan voorafgaand zal zij vier jaar na de omzettingsperiode een tussentijds verslag uitbrengen over de toepassing van de richtlijn, mede gebaseerd op een rapportage van het Europees waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele eigendomsrechten over de tendensen bij de procesvoering over inbreuken op bedrijfsgeheimen.
Nederland acht deze rapportage en de aangekondigde evaluatie wenselijk. Gelet op het belang van dit onderwerp en op de noviteit ervan verdient een kortere evaluatietermijn (bijvoorbeeld zes jaar na de implementatietermijn) overweging.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid
De bepalingen van het voorstel zijn erg gedetailleerd en roepen door de formulering ervan een groot aantal vragen op, ook over de bruikbaarheid ervan. Met vertegenwoordigende instanties van de betrokken gerechtelijke instanties zal nader overleg gevoerd worden over het te verwachten beslag voor de rechtspraak dat uitvoering van dit voorstel met zich mee zal brengen.
Er is uitsluitsel gewenst over eventuele samenloop tussen dit voorstel en het voorstel voor een richtlijn inzake privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht (voorstel d.d. 12 juni 2013 COM(2013) 404). Het in dat voorstel voorziene regime voor bewijslevering in aldaar bedoelde procedures, dient te prevaleren boven de geheimhouding als bedrijfsgeheim, gelet op het belang voor de handhaving van de mededingingsregels.
Met het oog op de uitvoering van de richtlijn wordt voorgesteld dat de lidstaten een nationaal correspondent benoemen om uitwisseling van informatie hierover tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie te bevorderen. Het verdient overweging om dit netwerk van correspondenten een vastere vorm te geven, bijvoorbeeld door het instellen van een «expert comité».
b) Handhaafbaarheid
De richtlijn ziet uitsluitend op civielrechtelijke handhaving van bedrijfsgeheimen en bescherming tegen inbreuken daarop. Evenals is opgemerkt ten aanzien van de uitvoerbaarheid geldt ook hier dat de bepalingen erg gedetailleerd zijn en door de formulering ervan een groot aantal vragen oproepen. Over mogelijkheden en de wijze waarop men in de praktijk invulling denkt te geven aan dit voorstel zal nog nader overleg moeten plaatsvinden.

IEF 13481

Handelsnaam wordt feitelijk nog gevoerd door gebruik van e-mailadressen

Rechtbank Midden-Nederland 29 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:206 (Spruit ICT tegen Yows c.s.)
Uitspraak mede ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen.

Handelsnaamrecht, verwarringsgevaar, domeinnaam, e-mailadres. Spruit ICT is een trainingsbureau dat is opgericht in 1981. Zij voert vanaf haar oprichting de handelsnamen “Spruit in Company (trainingen)”. Yows c.s., opgericht in 2011, richt zich op training en ontwikkeling van trainers hebben het woordmerk “Spruitt” gedeponeerd.

Voor zover Yowsa en Yowsim hun ondernemingen feitelijk hebben gedreven onder de naam “Spruitt”, en zij gebruik hebben gemaakt en maken van de domeinnaam www.spruitt.nl en e-mailadressen eindigend op @spruitt.nl, is sprake van inbreukmakend gebruik, in de zin van artikel 5 van de Hnw. Yowsa en Yowsim hebben weliswaar hun handelsnaam gewijzigd in “Splintt”, maar de domeinnaam “www.spruitt.nl” en de e-mailadressen eindigend op “@spruitt.nl” zijn nog steeds actief. De rechtbank is van oordeel dat Yowsa en Yowsim het gebruik van die domeinnaam en de e-mailadressen moeten staken en deze gestaakt te houden.

4.14. Yowsa en Yowsim hebben weliswaar hun handelsnaam gewijzigd in “Splintt”, maar de domeinnaam “www.spruitt.nl” en de e-mailadressen eindigend op “@spruitt.nl” zijn nog steeds actief. De rechtbank is van oordeel dat Yowsa en Yowsim het gebruik van die domeinnaam en de e-mailadressen moeten staken en deze gestaakt te houden. Het gebruik van deze domeinnaam en e-mailadressen vloeit voort uit de periode dat Yowsa en Yowsim de naam “Spruitt” als handelsnaam gebruikten. Het publiek dat op dit moment immers de domeinnaam “www.spruitt.nl” intypt of het e-mailadres eindigend op “Spruitt” gebruikt, is bekend met deze adressen door een eerdere kennismaking met Yowsa en/of Yowsim in de periode dat zij de handelsnaam “Spruitt” voerden. Dit publiek maakt derhalve gebruik van deze adressen met het doel om de in haar ogen onder de handelsnaam “Spruitt” gedreven onderneming, welke zij wellicht daardoor ten onrechte associeert met Spruit ICT te benaderen. Er is daarom sprake van een voortdurende inbreuk op de handelsnaam van Spruit ICT zolang het via deze adressen benaderen van Yowsim en Yowsa mogelijk blijft. Aan het voormelde doet niet af dat het publiek bij gebruik van de oude e-mailadressen het verzoek krijgt in het vervolg gebruik te maken van nieuwe e-mailadressen waarin de naam “Spruitt” niet meer voorkomt.

4.15. Voor zover Yowsa en Yowsim hun ondernemingen feitelijk hebben gedreven onder de naam “Spruitt”, en zij gebruik hebben gemaakt en maken van de domeinnaam www.spruitt.nl en e-mailadressen eindigend op @spruitt.nl, is sprake van inbreukmakend gebruik, in de zin van artikel 5 van de Hnw. Zij hadden behoren te voorkomen dat zij een dergelijke inbreuk zouden maken door geen soortgelijke handelsnaam te voeren als Spruit ICT.

Verbod nietigheid merk
4.19. In de stellingen van Spruit ICT heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gevonden om de gevraagde nietigverklaring en doorhaling van het ingeschreven Beneluxmerk “Spruitt” te kunnen uitspreken. Het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom dat betrekking heeft op merken en tekeningen of modellen, biedt hiertoe in dit geval geen mogelijkheid. De nietigverklaring en doorhaling zoals gevorderd in vordering 2 zal daarom worden afgewezen.

Op andere blogs:
DomJur
IEF 13480

Vernietiging inbreukmakend materiaal gladiolenras

Rechtbank Den Haag 29 januari 2014, HA ZA 11-229, (J. en P. Snoek en Zn. B.V. & Stichting Gladiolen Combinatie)
Kwekersrecht. Snoek is houdster van het gladiolenras AMSTERDAM. Door Rabobank is er onder meer verlof verleend tot het ten laste van [A] leggen van conservatoir beslag tot afgifte op het zich onder [A] bevindende materiaal van het ras COLUMBUS. Later door Snoek c.s. dit keer omschreven als materiaal van het ras AMSTERDAM. Snoek vordert succesvol het bevel tot staken van de inbreuk, registeropgave en toe te staan het in beslag genomen materiaal te vernietigen.

4.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat Snoek c.s. voorshands, behoudens tegenbewijs, hebben bewezen dat de bij Stoop door het scheidsgerecht getrokken en door Naktuinbouw onderzochte monsters afkomstig zijn uit het materiaal waarop bij v.o.f. Cas Slijkerman beslag is gelegd en dat het materiaal (deels) kralen en pitten van het ras AMSTERDAM betreft. De door [A] als productie 3 bij de conclusie van antwoord overgelegde transportdocumenten waarin de rassen Caramelo, Columbus, White Prosperity, Rapsody en Rose Supreme worden genoemd doen onvoldoende aan het voorgaande twijfelen, al omdat uit niets blijkt dat deze documenten zien op de inbeslaggenomen partij, niet duidelijk is wie verantwoordelijk is voor de vermelding van de genoemde rassen en evenmin welk gezag aan die bron kan worden toegekend. Nu [A] geen verder bewijs van zijn andersluidende stellingen heeft aangeboden (ieder bewijsaanbod ontbreekt) en de rechtbank voorts geen aanleiding ziet ambtshalve bewijs op te dragen, ontbreekt tegenbewijs. Daarmee staat vast dat [A] inbreuk heeft gemaakt op het aan Snoek toekomende kwekersrecht.

4.10. Gelet op het vorenstaande zal het sub 1 van het petitum gevorderde inbreukverbod worden toegewezen. Bij uitvoerbaar verklaring op de minuut heeft Snoek c.s. geen belang nu zij zal beschikken over een gewaarmerkte grosse.

4.11. De sub II t/m V gevorderde nevenvorderingen, waaronder de gevorderde afgifte ter vernietiging, zijn door [A] niet weersproken, zodat ook deze voor toewijzing gereed liggen, zij het dat de gevorderde afgifte ter vernietiging slechts wordt toegewezen voor zover het beslagen materiaal ook daadwerkelijk het ras AMSTERDAM betreft.

IEF 13479

Bedrijfsmatige handel in valse merkkleding via uitzending Undercover in Nederland opgespoord

Strafrechter Rechtbank Gelderland 18 december 2013 ECLI:NL:RBGEL:2013:5828 en ECLI:NL:RBGEL:2013:5827
Strafrecht. Rechtspraak.nl: De rechtbank veroordeelt twee mannen uit Aalten wegens bedrijfsmatige handel in valse merkkleding tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een geldboete van € 10.000,- (hoofddader) en een werkstraf van 240 uur en een geldboete van € 5.000,-(medepleger).

Op 24 februari 2013 is door SBS6 het programma Undercover in Nederland uitgezonden, waarin een onderzoek naar de handel in valse merkartikelen te Aalten is getoond. Verdachten en de woningen van verdachten worden tijdens het bekijken van deze uitzending door de politie van Regio Noord- en Oost Gelderland, team Aalten herkend. De beelden van de uitzending van Undercover zijn op verzoek van de officier van justitie ook ter terechtzitting getoond.

Op de beelden heeft de rechtbank personen herkend die een bijzonder sterke gelijkenis vertonen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Op de beelden is te zien dat deze twee personen op twee verschillende tijdstippen -op 29 september 2012 en 5 december 2012- goederen verkochten aan medewerkers van het programma Undercover. In combinatie met het proces-verbaal van herkenning en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting, houdt de rechtbank het er voor dat de twee personen die op de betreffende beelden zijn te zien, verdachten zijn.
Drie firma’s hebben uiteindelijk aangifte gedaan van verhandeling van vervalste producten en beschermde merkartikelen, te weten: [aangever 1] te Eindhoven namens benadeelde partij [benadeelde 2]op 20 maart 20134, [aangever 2] van de firma [benadeelde 3] te Amsterdam op 7 augustus 20135 en [aangever 3] te Amsterdam op 6 augustus 20136 namens benadeelde partij [benadeelde 4].