IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12039

Onrechtmatig uitlaten over het ontwikkeld product

Rechtbank 's-Gravenhage 31 oktober 2012, LJN BY3943 (Holland waterfiltration Systems tegen Vereniging van waterbedrijven in Nederland)

Onrechtmatige daad. Reclamerecht. Opzegging Schadestaatprocedure na LJN AZ7893 en IEF 7890overeenkomst. Causaal verband. De recente pers publicaties [in o.a. de Volkskrant (Supermarkt 'flest' klant met Zero Water), Consumentenbond (Duur kraanwater) en Voedingscentrum (Albert Heijn verkoop gefilterd leidingwater), zetten AH in een dusdanig negatief daglicht, dat besloten is de evaluatie periode per direct te beëindigen en per week 22 de tussen Albert Heijn en HWS gesloten overeenkomst te beëindigen.

In de hoofdzaak is vastgesteld dat gedaagden ieder voor zich onrechtmatig hebben gehandeld jegens eiseres, door de wijze waarop zij zich tegenover derden hebben uitgelaten over een door eiseres ontwikkeld product. De rechtbank heeft eiseres opgedragen te bewijzen dat er causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedragingen en de gestelde schade. Dat bewijs is niet geleverd, onder meer gegeven de overige negatieve publiciteit, afkomstig van derden, over het product.

De rechtbank acht namelijk waarschijnlijk dat, wanneer de uitlatingen van Vewin niet in het artikel van de Volkskrant zouden zijn gedaan - althans niet op onrechtmatige wijze -, Albert Heijn evenzeer tot beëindiging van de overeenkomst met HWS zou zijn overgegaan. In dat geval was immers nog steeds sprake geweest van aanzienlijke negatieve publiciteit rondom Zero-water, afkomstig van de Consumentenbond (op de website en in de Volkskrant), van het Voedingscentrum en van Vewin (in het RTL-4 journaal, welke publiciteit niet onrechtmatig is bevonden). HWS is aldus niet in haar bewijsopdracht geslaagd.

 


4.2. In de hoofdprocedure is vastgesteld dat Vewin en Vitens ieder voor zich onrechtmatig hebben gehandeld jegens HWS (zie onder 2.16 tot en met 2.19). In de onderhavige schadestaatprocedure kan niet opnieuw ter discussie worden gesteld welke gedragingen van Vewin en Vitens onrechtmatig zijn geweest jegens HWS. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de stellingen van HWS dat Vitens en Vewin jegens HWS hebben samengespannen en het initiatief hebben genomen om de pers te benaderen.

Causaal verband onrechtmatige gedragingen Vewin?
4.10.Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat causaal verband bestaat tussen enerzijds de onrechtmatige gedragingen van Vewin, kort gezegd: de uitlatingen in de brief van Vewin aan Ahold, en anderzijds het besluit tot beëindiging van de overeenkomst door Albert Heijn (en daarmee: de gestelde schade). HWS is niet geslaagd in haar bewijsopdracht, zodat haar vordering tegen Vewin zal worden afgewezen.

Causaal verband onrechtmatige gedragingen Vitens?
4.14.De conclusie van de rechtbank is dat het artikel in de Volkskrant een zekere rol heeft gespeeld in de besluitvorming van Albert Heijn over de beëindiging van de overeenkomst met HWS, maar ook dat niet met de hier vereiste mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de specifieke uitlatingen van Vewin daarbij van dusdanige betekenis waren dat een conditio sine qua non-verband kan worden aangenomen. De rechtbank acht namelijk waarschijnlijk dat, wanneer de uitlatingen van Vewin niet in het artikel van de Volkskrant zouden zijn gedaan - althans niet op onrechtmatige wijze -, Albert Heijn evenzeer tot beëindiging van de overeenkomst met HWS zou zijn overgegaan. In dat geval was immers nog steeds sprake geweest van aanzienlijke negatieve publiciteit rondom Zero-water, afkomstig van de Consumentenbond (op de website en in de Volkskrant), van het Voedingscentrum en van Vewin (in het RTL-4 journaal, welke publiciteit niet onrechtmatig is bevonden). HWS is aldus niet in haar bewijsopdracht geslaagd.
IEF 12038

Opzet en vorm van beide websites zijn zo trivaal en voor de hand liggend

Rechtbank Alkmaar 14 november 2012, zaaknr. 13796 / HA ZA 11-626 (Union Milieu B.V. tegen Calleur)

Merkenrecht na niet-succesvolle oppositieprocedure. Handelsnaamwet. Auteursrecht op site. Union houdt zich bezig met de verhuur van afvalcontainers aan particulieren en ondernemers en is houdster van woord/beeldmerk BOUWBAK en domeinnaam bouwbak.nl. DNACC is houdster van bouwbakkie.nl waar afvalcontainers via een webshop wordt aangeboden. Calleur, moeder van DNACC, is houdster van woordmerk BOUWBAKKIE. De door Union gevoerde oppositie is afgewezen [2005437].

In't kort: Geen schending van handelsnaamrechten, merkenrecht noch sprake van onrechtmatige daad.
In reconventie: Geen inbreuk door Google Adwords dat slechts kortstondig gebruik is geweest en thans niet meer.

4.23 Calleur is van mening dat Union inbreuk heeft gemaakt op haar handelsnaam- en merkrecht Bouwbakkie door op internet/google te adverteren met bouwbakkie en bouwbakkie.nl voor haar eigen bouwbak.

Er is onvoldoende aangetoond dat Union, na daarop te zijn gewezen door Calleur in april 2011, is doorgegaan met het gebruik van het merk bouwbakkie, de rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het een kortstondig gebruik is geweest. Op de lay-out van de website rust geen auteursrecht, de opzet en vorm van beiden websites zijn zo triviaal en voor de hand liggend dat daarachter geen creatieve arbeid valt aan te wijzen. Alle vorderingen worden afgewezen.

In conventie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat Union de naam bouwbak op haar briefpapier en op haar vrachtwagens en containers in combinatie met Union of Union Milieu gebruikt. In zoverre kan er van het gebruik van de handelsnaam Bouwbak niet worden gesproken, maar is er sprake van een handelsnaam Union Bouwbak of Union Milieu bouwbak. Wordt het gebruik van die handelsnaam vergeleken met de handelsnaam bouwbakkie.nl dan is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een handelsnaam van Calleur die slechts in geringe mate afwijkt van die van Union. Naast de beschrijvende aanduiding bouwbak is Union immers het overheersende bestanddeel van de handelsnaam. Van verwarringsgevaar is dan geen sprake. In zoverre is er dan ook geen inbreuk van Calleur op de handelsnaamrechten van Union.

4.9. Het vorenoverwoge leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel dat Calleur met het voeren van de handelsnaam bouwbakkie.nl geen inbreuk maakt op de handelsnaam bouwbak.nl van Union. Ten eerste niet omdat bouwbak.nl pas daadwerkelijk als handelsnaam werd gebruikt toen bouwbakkie.nl al als handelsnaam werd gevoerd en bouwbakkie.nl om die reden als oudere handelsnaam voorgaat. En ten tweede omdat naar het oordeel van de rechtbank het beschrijvende karakter van de handelsnaam van Union afgezet tegen de naam bouwbakkie die door de verkleiningsuitgang meer een eigen naam is, meebrengt dat er geen verwarring is te duchten bij het in aanmerking komende publiek. Voor zover die verwarring er wel is, kan deze bezwaarlijk worden toegeschreven aan het voeren van zo’n soortaanduiding of beschrijvende aanduiding, te meer nu door Calleur voldoende aangetoond is dat de aanduiding bouwbak.nl veelal gebruikt wordt in combinatie met de handelsnaam Union. Voor zover er, tot slot, overigens daadwerkelijk sprake is van verwarring, zoals door Union gesteld maar niet uitgebreid onderbouwd en door Calleur betwist, is de rechtbank van oordeel dat die verwarring als verwaarloosbaar buiten beschouwing dient te blijven.

Merkenrecht
4.16. De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van het BBIE. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het BBIE de maatstaf zoals hiervoor onder 4.14 geformuleerd toegepast. Daaraan voegt de rechtbank nog het volgende toe. Ofschoon het wel is gesteld door Union, is het de rechtbank niet gebleken dat het woord/beeldmerk Bouw(b)ak door de gestelde intensieve reclamecampagnes een zodanige bekendheid heeft gekregen dat de onderscheidende kracht van het merk is toegenomen en daarmee de beschermingsomvang. Verder is de rechtbank met Calleur van oordeel dat de verkleiningsuitgang “ie” a-typisch is voor grote voorwerpen als afvalcontainers en het woord een andere lading geeft. Tot slot heeft Calleur onvoldoende weersproken gesteld dat zij zich hoofdzakelijk richt op de consumentenmarkt en dat Union zich meer richt op de professionele aannemerij. Aldus is er ook sprake van een verschillend publiek.

4.21. De rechtbank is van oordeel dat er van een onrechtmatige daad van Calleur jegens Union geen sprake is. Union heeft immers geen andere feiten en omstandigheden aan de gestelde onrechtmatige daad ten grondslag gelegd dan de feiten en omstandigheden die reeds onvoldoende zijn bevonden om een inbreuk op de handelsnaam en het merkrecht aan te nemen. Nu tussen de ondernemingen en de door hen gebruikte aanduidingen geen verwarring is duchten, zoals uit al het voorgaande blijkt, komen de vorderingen voor zover gegrond op een gestelde onrechtmatige daad ook niet voor toewijzing in aanmerking.

In reconventie
4.28 Onder verwijzing naar artikel 2.26 BVIE en artikel 2.28 lid 1 sub b, c en d BVIE vordert Calleur wegens het verworden tot soortnaam van het merk bouwbak en het missen van elk onderscheidend vermogen van dat merk, dat het merk vervallen en nietig wordt verklaard.

4.29 (...) Ook is de rechtbank van oordeel dat het woord bouwbak weliswaar in hoge mate beschrijvend is, maar dat hetzelfde niet kan worden gezegd van het woord/beeldmerk met daarin de hierboven onder 2.1. weergegeven figuratieve elementen. Anders gezegd: de combinatie van het woord en beeldmerk mist niet ieder onderscheidend vermogen.

Auteursrecht
4.30 Calleur is van mening dat Union met - naar de rechtbank begrijpt – de lay out van haar website inbreuk maakt op het auteursrecht dat op de website van Union rust. De websites tonen een grote gelijkenis en de website van Union is van Calleur gekopieerd.

4.31 Union betwist dat er sprake is van een inbreuk op een auteursrecht van Calleur. Volgens haar is de website van Calleur een website met een standaard opzet en vormgeving. Deze vormgeving is niet aan te merken als een oorspronkelijk werk, voortvloeiend uit creatieve keuzes van de maker. Daarbij zijn de websites verschillend wat kleur en opzet betreft.

4.32 De rechtbank is met Union van oordeel dat er op de lay out van de website van Calleur geen auteursrecht rust en er dus ook geen inbreuk op dat recht kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank hebben beide websites, zowel die van Union als die van Calleur, een opzet en vorm die zo triviaal en zo voor de handliggend is (zie ook de websites van andere aanbieders van afvalcontainers) dat daarachter geen creatieve arbeid valt aan te wijzen. Als dat al wel het geval zou zijn dan is het oorspronkelijk karakter zeer gering en heeft Union, gegeven de mogelijkheden, aan haar website een eigen karakter gegeven door te kiezen voor een andere kleurstelling, lettertype en -grootte.

IEF 12037

Emre Yildirim winnaar internetscriptieprijs 2012

Tijdens het symposium "Auteursrechthandhaving op Internet" in Felix Meritis, Amsterdam is de Internet Scriptieprijs 2012 uitgereikt aan:

Emre Yildirim van de Universiteit van Amsterdam, hij schreef de scriptie Mobile privacy: is there an app for that? over privacy op mobiele devices en apps.

Daarnaast kwamen interessante sprekers aan het woord; Ot van Daalen (directeur Bits of Freedom), Joost Poort (senior economisch onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht, UvA) en Marietje Schaake (per video, Europarlementariër D66) en Okke Delfos Visser (deputy general counsel bij The Motion Picture Association of America).

IEF 12036

Enkele wijzigingen op de draft agreement Eenvormig Octrooirecht

Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection = Preparation for the informal trilogue = Endorsement of the patents package, Document nr. 16220/12 of the interinstitutional File 2011/0093(COD) , van 14 November 2012.

Nog niet beschikbaar via de reguliere weg, we zijn nog op zoek. Enkele wijzigingen [klik hier] op de draft agreement [14750/12 PI 120 COUR 67].

New Article 5a of the Regulation on Unitary Patent Protection
Uniform Protection
(1) The European patent with unitary effect shall confer on its proprietor the right to prevent any third party from committing acts against which the patent provides protection throughout the territories of the participating Member States in which the patent has unitary effect, subject to applicable limitations.
(2) The scope of this right and its limitations shall be uniform in all participating Member States in which the patent has unitary effect.
(3) The acts against which the patent provides protection referred to in paragraph 1 and the applicable limitations shall be those defined by the law applied to European patents with unitary effect in the participating Member State whose national law is applicable to the European patent with unitary effect as an object of property in accordance with Article 10.
(4) In the report referred to in Article 20(1) the Commission shall evaluate the functioning of the applicable limitations and, where necessary, shall make appropriate proposals.

New Recitals 9 and 10 of the Regulation on unitary patent protection

Recital 9
The European patent with unitary effect should confer on its proprietor the right to prevent any third party from committing acts against which the patent provides protection. This should be ensured through the establishment of a Unified Patent Court. In matters not covered by this Regulation or by Council Regulation No …/2012 implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection with regards to the application translation arrangements, the provisions of the EPC, the Agreement on a Unified Patent Court, including its provisions defining the scope of the right and its limitations, and national law including rules of private international law shall apply.

Recital 10
In the report referred to in Article 20(1) of this regulation the Commission shall evaluate the functioning of the applicable additional limitations and, where necessary, shall make appropriate proposals, taking account of the contribution of the patent system to innovation and technological progress, the legitimate interests of third parties or overriding interests of society. The Agreement on a Unified Patent Court does not preclude the European Union from exercising its powers in this field.

IEF 12035

Stand van zaken in de verschillende Nederlandse blokkeringszaken omtrent The Pirate Bay

Uit't persbericht: BREIN vordert van Nederlandse access providers dat zij voor hun abonnees de toegang tot de (veroordeelde) illegale site The Pirate bay blokkeren. De ISP's verzetten zich daartegen. In de bodemprocedure van BREIN tegen Ziggo en Xs4all is de blokkering toegewezen. De twee ISP's zijn tegen dat bodemvonnis in hoger beroep [red. IEF 11533 bespreking vd grieven van XS4All]. Daarnaast heeft BREIN een kort geding vonnis tegen UPC, KPN, Tele2 en T-mobile, ook deze ISP's zijn daartegen in hoger beroep. Zoals vereist heeft BREIN ook een bodemprocedure aangespannen tegen deze vier plus Zeelandnet en Caiway.

Zeelandnet heeft bezwaar gemaakt tegen behandeling in Den Haag omdat zij in Zeeland opereren. De rechter heeft dit bezwaar onlangs afgewezen [red. IEF 11978]. Daarnaast hebben UPC en KPN gevorderd dat deze bodemprocedure aangehouden moet worden tot er uitspraak is in het hoger beroep van Ziggo en Xs4all. De rechter heeft ook dit onlangs afgewezen [red. tevens IEF 11978]. De zaak wordt in Den Haag behandeld en krijgt geen uitstel.

Voorts hebben KPN en Tele2 gevorderd dat zij zich in het hoger beroep van Ziggo en Xs4all mogen voegen. Ook dit is vorige week door de rechter afgewezen vanwege onnodige complicatie en vertraging [red. IEF 12025]. Overigens stelden zij voor hun Grieven te nemen na Memorie van Antwoord door BREIN op de Grieven van Ziggo en Xs4all, hetgeen hen (in strijd met de regels) een extra ronde voor argumenten zou opleveren. Dit gaat dus ook niet door.

BREIN's Memorie van Antwoord in het hoger beroep van Ziggo en Xs4all staat nu gepland voor begin volgend jaar. Het pleidooi zal waarschijnlijk voor de zomer plaatsvinden. Vonnis zou dan voor het eind van het jaar gewezen kunnen worden.

Het hoger beroep van BREIN tegen het aanvankelijke kort geding vonnis aangaande blokkering door Ziggo en Xs4all is inmiddels ingehaald door de bodem waarin de blokkering is toegewezen. Toch blijft dit hoger beroep aanhangig aangezien BREIN daarin nog de onterechte kostenveroordeling van Ziggo terug te vorderen heeft.

Naast bovengenoemde vonnissen heeft BREIN drie ex-parte beschikkingen tegen UPC, KPN, Tele2 en T-mobile tot uitbreiding van de te blokkeren IP-adressen van The Pirate Bay met een nieuw IP-adres aangezien TPB evenzovele keren een nieuw IP-adres in gebruik nam en de ISP's weigerden dit vrijwillig mee te nemen in de blokkade [IEF 11503; IEF 11459; IEF 11364].

Terzijde: de proxies ter omzeiling van de blokkering

Tevens hebben wij vier ex-parte beschikkingen tegen aanbieders van proxies om de blokkering van The Pirate Bay te omzeilen. Het verbod tegen de Piraten Partij is daarna ook op tegenspraak toegewezen [IEF 11298]. De PP is in hoger beroep, wij hebben daarin bij de rechter aangedrongen op behandeling aangezien de PP dit op de lange baan schoof. Tevens hebben wij, zoals vereist om het verbod geldend te houden, een bodemprocedure tegen de PP aangespannen. Op sommatie van BREIN zijn inmiddels meer dan 70 proxies afgesloten. [red. IEF 11583; IEF 11548]

Het bezoek van Nederlandse gebruikers aan The Pirate Bay is sterk gedaald sinds de blokkade door de zes grootste ISP's. Een deel van die gebruikers gaat naar legale alternatieven, een ander deel gaat naar andere illegale bronnen die vanzelfsprekend ook doelwit van handhaving zijn of dat nog zullen worden. Overigens wordt daarin niet direct naar blokkering door access providers gegrepen. Eerst probeert BREIN andere middelen maar bij een site die desondanks in haar illegale handel volhardt, kan ook blokkering een van de middelen zijn waarvan toepassing op zijn plaats is.

[redactie heeft hyperlinks naar besprekingen van de respectieve uitspraken toegevoegd]

IEF 12034

Computer- en telefoonfabrikanten dagvaarden Staat wegens thuiskopieheffing

Uit't persbericht van ICT~Office: Een groot aantal ICT- en telefoonbedrijven sleept de Staat voor de rechter vanwege de nieuwe thuiskopieregeling [red. IEF 11927, en PriceWaterHouseCoopers-rapport over Thuiskopie onderzoek naar gederfde inkomsten door thuiskopieën, red. IEF 11914]. De bedrijven, waaronder ook leden van ICT~Office, vinden dat de vele tientallen miljoenen die staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie wil laten ophalen door stichting de Thuiskopie in geen verhouding staan met de inkomsten die de film- en muziekindustrie mislopen door thuiskopiëren. De bedrijven die naar de rechter zijn gestapt stellen de Staat daarom aansprakelijk voor alle schade die zij van de regeling gaan ondervinden. Ook stichting de Thuiskopie is gedagvaard en er zal worden gevorderd om het geld dat teveel is geïnd terug te betalen.

Uit't gezamenlijke persbericht [pdf]: van STOBI (stichting overlegorgaan blanco informatiedragers) en FIAR (de vereniging vertegenwoordigt de fabrikanten, importeurs en agenten van audio en visuele media in Nederland): Vandaag hebben een groot aantal computer- en telefoonfabrikanten, waaronder Acer, Dell, Hewlett-Packard en Imation, de Nederlandse Staat gedagvaard over de vaststelling van nieuwe thuiskopieheffingen op computers en telefoons.

Deze claim volgt op een brandbrief die afgelopen maandag aan staatssecretaris Teeven werd gestuurd en waarin deze bedrijven er op wezen dat de excessief hoge heffing ten behoeve van de film- en platenindustrie niet in verhouding staat met de economische schade die het veroorzaakt voor de rechthebbenden. De bedrijven stellen de Staat nu aansprakelijk voor alle schade die zij van de heffing ondervindt. Ook Stichting de Thuiskopie is gedagvaard en er zal worden gevorderd om het geld dat zij teveel hebben geïnd terug te betalen aan de industrie. De claim kan volgens de bedrijven oplopen tot tientallen miljoenen euro's alleen al voor 2013.

Enkele weken geleden liet staatssecretaris Teeven weten dat er per 1 januari 2013 een heffing komt op onder andere computers, smartphones en tablets [red. IEF 11927]. Die heffing is bedoeld als tegemoetkoming voor schade die de film- en platenindustrie ondervindt door maken van thuiskopiëen, bv. om muziek of films thuis via computer, tablet of smartphone later te kunnen bekijken en beluisteren.

Volgens de Europese Richtlijn moet – als een overheid ervoor kiest een heffing in te stellen – de heffing zijn gebaseerd op de daadwerkelijke schade van auteursrechthebbenden. De regeling die op 1 januari van kracht dreigt te worden gaat niet uit van die basisvoorwaarde. Die regeling beoogt een bedrag van € 40 miljoen op jaarbasis bijeen te brengen. In de dagvaarding stellen de elektronica bedrijven dat dat schadebedrag excessief is en volledig uit de lucht gegrepen.

In het bedrag van € 40 miljoen is bijvoorbeeld ook de schade uit illegaal downloaden van muziek en films meegenomen. Ook dat is volgens de Europese Richtlijn niet de bedoeling: die schade mag niet worden verhaald door een heffing op apparaten. Momenteel is deze vraag aanhangig gemaakt bij het Europese Hof van Justitie. Als het Hof inderdaad besluit dat privé-kopieën uit een illegale download niet mogen worden meegenomen in de heffing, dan moet de Staat deze teveel betaalde heffing terug betalen. Daarnaast is de heffing in haar huidige vorm ook nog eens strijdig met een uitspraak van de Europese rechter dat er op professioneel gebruikte apparaten geen heffing mag worden ingesteld.
Deze worden immers niet gebruikt voor thuiskopiëren. Maar de regeling voorziet nu op alle apparaten
een heffing en professionele gebruikers moeten nu door middel van een ingewikkelde constructie hun
geld terug zien te krijgen.

Tenslotte is het besluit om de heffing in te stellen onzorgvuldig tot stand gekomen. Niet alleen door de
onjuiste manier waarop het schade bedrag is vastgesteld, ook vanwege de opstelling van de voorzitter
van de SONT (het orgaan dat de hoogte van de heffing en het aantal apparaten waarop deze geldt,
vaststelt) die de deelnemende producentenorganisaties (STOBI, FIAR CE en ICT~Office) liet geloven
dat een definitief besluit nog niet was voorgelegd aan de staatssecretaris, terwijl dat wel het geval
was. Ondanks de bezwaren over de heffing heeft de industrie op verzoek van staatssecretaris Teeven
deelgenomen aan de onderhandelingen. Zij is daardoor onaangenaam verrast door de uitspraak van
de staatssecretaris dat de industrie geen gebruik zou hebben gemaakt van de inspraakmogelijkheden
in de SONT. De vele bezwaren vanuit de industrie zijn simpelweg niet meegenomen in de
overwegingen van SONT en die van de staatssecretaris. Een van de bezwaren van de industrie heeft
betrekking op de korte tijd die zij heeft om de heffing in te voeren. In haar advies over de heffing
betwijfelde de Raad van State al of de industrie redelijkerwijs in staat kan worden geacht deze heffing
in te voeren.

Op andere blogs:
1709blog (Hardware providers sue Dutch government over private copying levy hike)

IEF 12033

Twee vormen van sectoroverleg: licentiegedragscode en uitgebreide veredelingsvrijstelling

Kamerbrief over dialoog met stakeholders over veredelingsvrijstelling kenmerk, DGBI-I&K / 12341984.

Een overzicht van de overleggen. Voor de goede orde zij vermeld dat sprake is van twee vormen van sectoroverleg, te weten een sectoroverleg over een licentiegedragscode en een intersectoraal overleg over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en mogelijke alternatieven daarvoor.

Sectorover leg over een gedragscode voor de toegang tot plantmateriaal dat wordt beschermd door een octrooi
Vanuit de gedachte dat wijziging van het octrooirecht een zaak van lange adem is, hebben vertegenwoordigers van bedrijven uit de groenteveredelingssector in 2010 het initiatief genomen om met inachtneming van het vigerende octrooirecht te streven naar een systeem voor eenvoudige toegang van iedereen tot octrooirechtelijk beschermd plantenmateriaal tegen redelijke condities onder het motto: “Free acces but not for free”.

Intersectoraal overleg met belanghebbende organisaties over de veredelingsvrijstelling
Het intersectoraal overleg maakt onderdeel uit van het zogenoemde tweesporenbeleid waarbij de aandacht zowel uitgaat naar de beperkte veredelingsvrijstelling (eerste spoor), als de uitgebreide veredelingsvrijstelling (tweede spoor) c.q. alternatieve oplossingsrichtingen daarvoor.

Eerste spoor: beperkte veredelingsvrijstelling
Deze vrijstelling maakt het mogelijk voor het kweken, ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen gebruik te maken van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder. Voor de commerciële exploitatie van die nieuwe rassen blijft toestemming van de octrooihouder nodig, zolang de nieuwe plantenrassen de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Er blijken zowel in kringen van biotechnologiebedrijven als in kringen van plantenveredelaars geen grote bezwaren te leven tegen invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995.

Tweede spoor: uitgebreide veredelingsvrijstelling c.q. alternatieve oplossingsrichtingen Doelstelling van deze vrijstelling is om het mogelijk te maken om biologisch materiaal waarop een octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder te gebruiken, niet alleen voor het kweken of ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen, maar ook voor de commerciële exploitatie van die nieuwe plantenrassen indien deze de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Bij het tweede spoor (uitgebreide vrijstelling) zijn belanghebbende partijen inclusief maatschappelijke organisatiesin intersectoraal verband, zowel schriftelijk als mondeling geconsulteerd over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en alternatieven daarvoor. De mondelinge consultatie is onder leiding van een onafhankelijke externe voorzitter uitgevoerd met inachtneming van daartoe aangenomen moties van de leden Van Bemmel, Ormel en Van Gerven11. Bij deze consultatie zijn ook maatschappelijke organisaties, waaronder LTO, Greenpeace en Oxfam Novib, betrokken geweest.

IEF 12032

Weliswaar zijn er ook uitingen die nog wel toelaatbaar zijn

Rechtbank 's-Gravenhage 21 november 2012, zaaknr. 429836 / KG ZA 12-1185 (Pretium c.s. tegen X c.s.)

Domeinnaamrecht. Onrechtmatige uitingen. Klaagsite. Pretium is een Nederlands telecommunicatiebedrijf dat sinds 1996 actief is als aanbieder van vaste telecommunicatiediensten in Nederland. Blijkens www.newice.nl, de website van X c.s., legt Newice zich ook toe op de registratie van domeinnamen, het ontwerpen van websites en de hosting daarvan. De websites met de domeinnamen www.pretiumonline.com en www.pretiumonline.nl kenden aanvankelijk onder meer de volgende uitingen: (1.) “PRETIUMONLINE OPLICHTERS” (2.) “HET MEEST ONBESCHOFTE BEDRIJF OOIT!! BEDROG LEUGENS SMERIG”, etc..

4.18. De websites van X kennen in hoofdzaak ontoelaatbare uitingen, zijnde de uitingen met nummers (...). Weliswaar zijn er ook uitingen/content die nog wel toelaatbaar kunnen worden geacht, doch deze zijn in de huidige opzet van de websites zodanig met de niet toelaatbare uitingen verweven, dat de enig werkbare en passende reactie is om X te gebieden de content van de websites in hun huidige opzet, inclusief metatags en keywords, bij wijze van ordemaatregel geheel te verwijderen. Dat brengt mee dat het sub I van het petitum gevorderde gebod kan worden toegewezen als na te melden.

De voorzieningenrechter gebiedt het offline halen van de gehele website en het plaatsen van een rectificatie gedurende vier weken.

4.10. De klacht van X komt er – zakelijk weergegeven – op neer dat een namens Pretium bellende telemarketeer zich zou hebben voorgedaan als KPN en aldus mevrouw Y senior een contract zou hebben aangesmeerd. Volgens X zou in het telefoongesprek tussen de telemarketeer en mevrouw Y senior zijn gezegd: “We zijn blij dat u bij ons blijft”. Hierdoor, zo begrijpt de voorzieningenrechter het betoog van X, zou mevrouw Y senior in de veronderstelling zijn geweest met KPN te hebben gesproken.(...)

4.11. Naar voorlopig oordeel vinden de uitingen van X die zien op de stelling dat Pretium misleidt door zich voor te doen als KPN, dan wel door de indruk te wekken dat KPN de aanbieder is die het aanbod doet, gelet op het bovenstaande geen enkele steun in de beschikbare feiten.

Op andere blogs:
DomJur 2013-924

IEF 12031

Gerecht EU week 47 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:

(A) Italiaanse vertaling van Yellow Pages
(B) Domeinnaam kan als merk worden geregistreerd
(C) Overeenstemmende tekens ARTIS en ARTIS

Gerecht EU 20 november 2012, zaak T-589/11(Phonebook of the World / OHMI - Seat Pagine Gialle (PAGINE GIALLE))

(A) Gemeenschapsmerk – Beroep tot vernietiging van beslissing R 1541/20102 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 4 augustus 2011, houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling tot afwijzing van de vordering tot nietigverklaring die door verzoekster tegen het woordmerk „PAGINE GIALLE” voor waren en diensten van de klassen 16 en 35 is ingesteld. Beroep wordt afgewezen, beschrijvend merk, geen onderscheidend vermogen.

43 In that connection, it must be found that the numerous references made by the applicant to official texts, historical texts and to websites are irrelevant. The applicant fails to show that EU consumers are able to make a connection between the Italian expression ‘pagine gialle’ and the equivalent expressions in other languages of the European Union. All of those texts refer to the use of the terms ‘yellow pages’ and ‘white pages’ in the official languages of the States concerned or in the languages understood there, but give no indication as to the understanding of those terms in other languages.

44 As regards the decision of the First Board of Appeal of OHIM of 19 March 2002, the applicant has misinterpreted paragraph 25 of that decision. The Board of Appeal simply stated that the proprietor of the Community trade mark YELLOW PAGES could not claim a private right over any translation of the expression ‘yellow pages’ into other languages, such as the Italian translation ‘pagine gialle’. Moreover, in paragraph 24 of that decision, the Board of Appeal found that average English-speaking consumers did not understand the meaning of the Italian expression ‘pagine gialle’. Accordingly, the decision of the First Board of Appeal of OHIM of 19 March 2002 is, in any event, more likely to confirm the Board of Appeal’s analysis in the contested decision than to cast doubt upon it.

Gerecht EU 21 november 2012, zaak T-338/11(Getty Images / OHMI (PHOTOS.COM))

(B) Gemeenschapsmerk – Beroep tot vernietiging van beslissing R 1831/20102 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 6 april 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de onderzoeker om het woordmerk „PHOTOS.COM” in te schrijven voor waren en diensten van de klassen 9, 42 en 45. Beroep wordt afgewezen. Het beroep wordt afgewezen, tekens die ook gebruikt worden voor een domeinnaam zijn niet uitgezonderd om een merkenrechtelijke functie te vervullen. In dit geval is er echter geen onderscheidend vermogen, er is geen onderscheidend vermogen verkregen door het gebruik. Ook op Marques-blog.

58. Furthermore, although the registration of a mark composed of signs or indications which are also used to designate a domain name is not thereby excluded as such, a sign which fulfils functions other than that of a trade mark is distinctive only if it can be perceived immediately as an indication of the commercial origin of the goods or services in question (...). However, contrary to the claims made by the applicant, the fact that its website is accessible worldwide, so that anyone can access it from anywhere and obtain information on the goods and services offered, does not mean that the domain name which the applicant owns has also fulfilled the function of a trade mark for the goods and services for which the registration is sought. As the Board of Appeal correctly found, the documents referred to in paragraph 56 above are not relevant for the purposes of demonstrating that those visitors to the website actually used the services offered by the mark applied for. In so far as the trade mark application corresponds to a domain name, the fact that internet users visit the site on which the goods and services are offered is not sufficient to establish that use has been made of that mark for the purposes of Article 7(3) of Regulation No 207/2009.

60 Nor can the Court accept the applicant’s argument that the fact that the declaration made by the director of its legal department attests to the date on which the data concerning the number of visitors to its website were generated is sufficient to mean that those data constitute solid proof concerning the use made of the mark applied for on the internet. Even supposing that that declaration indicated the date on which the lists of visitors were compiled for the purposes of the case-law cited in paragraph 51 above, the fact remains that the lists, in themselves, are devoid of probative value, because, in accordance with paragraph 58 above, the number of visitors to the applicant’s website cannot establish that that mark has acquired distinctive character through use.

Gerecht EU 21 november 2012, zaak T-558/11(Atlas / OHMI - Couleurs de Tollens (ARTIS))

(C) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „ARTIS” voor waren van de klassen 2 en 17, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1253/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 28 juli 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het Franse woordmerk "ARTIS" voor waren van de klassen 1 en 19. Beroep wordt afgewezen, tekens zijn overeenstemmend.

45 In the present case, in the light of the identical nature of the signs at issue, the similarity of the goods in question and the fact that those goods are aimed at the same public, composed of DIY enthusiasts and professionals, it must be held that, contrary to what the applicant claims, the Board of Appeal did not err in finding that there was a likelihood of confusion between those signs within the meaning of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009. Since the applicant’s arguments concerning, inter alia, the relevant public and the goods covered by the signs at issue and, in particular, their intended purpose and their method of use have been rejected, they cannot call in question that finding.

46 It follows from the foregoing that the single plea in law must be rejected and, consequently, the action must be dismissed in its entirety.

IEF 12030

Dat X ook gebruikmaakt van de schuilnaam Richard, is volstrekt onvoldoende bewijs

Rechtbank 's-Gravenhage 21 november 2012, zaaknr. 386728 / HA ZA 11-372 (Gaastra c.s. tegen X)

Gaastra-zaak in navolging van het tussenvonnis IEF 11207. Bewijsrecht. Merkenrecht. Niet geslaagd in bewijsopdracht middels drie getuigen (bedrijfsjurist van Gaastra c.s.; politiesurveillant en Onderzoeksconsultant), in heldere citaten:

2.10. Gaastra c.s. heeft ter voldoening aan de in 2.1. onder (b) bedoelde bewijsopdracht voorts gewezen op de verklaringen die zij in het geding heeft gebracht en die zijn beschreven in r.o. 2.8. tot en met 2.10. van het tussenvonnis. De verklaring van de heer B is echter op geen enkele wijze in verband te brengen met X of de opslagboxen. Het enkele feit dat B schrijft Gaastra producten te hebben gekocht van ene Richard, terwijl X ook gebruik maakte van die schuilnaam volgens Gaastra c.s., is immers volstrekt onvoldoende om vast te kunnen stellen dat B Gaastra kleding van X heeft gekocht. Uit de in r.o. 2.10. van het tussenvonnis geciteerde anonieme verklaring blijkt evenmin dat er Gaastra kleding en/of McGregor kleding is aangeboden door de in die verklaring beschreven eerste leverancier in Almelo. Uit die verklaring volgt slechts dat een andere (tweede) leverancier kleding van deze merken heeft aangeboden aan degene die de verklaring heeft opgesteld. Blijft over de in 2.8. van het tussenvonnis geciteerde e-mail van 23 oktober 2009 van A (hierna: A). Daaruit blijkt weliswaar dat er via de website www.picturetrail.com/kleding2009 kleding voorzien van de Gaastra en McGregor merken werd verhandeld, maar die enkele schriftelijke verklaring, die op juistheid niet te controleren is en niet bevestigd is door een getuigenverklaring van A, acht de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat er door A Gaastra en McGregor kleding is gekocht bij de handelaar die opereerde vanuit de opslagboxen.

2.11. Tot slot is van belang dat uit de verklaring van E en het onderzoeksrapport van Goorts blijkt, dat de verkopers die E gesproken heeft bij zijn bezoeken aan de opslagboxen hem op zijn vraag of zij ook Gaastra en McGregor kleding konden leveren, hebben gezegd dat zij geen kleding van die merken verkochten.

2.12. Al het bewijs in overweging nemend komt de rechtbank tot de slotsom dat zij geen redelijke mate van zekerheid heeft dat er in of vanuit de opslagboxen kleding te koop werd aangeboden, werd verhandeld en/of in voorraad werd gehouden die voorzien was van de Gaastra merken of het McGregor merk. Gaastra c.s. slaagt derhalve niet in deze bewijsopdracht.