IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 12023

Centraal Planbureau: waarde EU-octrooien verdubbelt als het wordt geschoeid op Duitse leest

CPB Policy Brief 2012/05, The value of a well-designed EU Patent, ISBN 978‑90‑5833‑573‑9.

Uit't persbericht: Als de juiste vormgeving wordt gekozen, kan de waarde van de nieuwe Europese Unie (EU-) octrooien verdubbelen tot 8,5 miljard euro per jaar waardoor innovatie winstgevender wordt. Daarvoor is het nodig dat het EU-octrooi op Duitse leest wordt geschoeid. Momenteel dreigt echter het gevaar dat de EU-lidstaten zich beperken tot een haastig compromis over de juridische en institutionele vormgeving van het EU-octrooi.

 

Na decennia van onderhandelingen is een (bijna) volledig EU-octrooi binnen handbereik. Op Spanje en Italië na doen alle EU-lidstaten mee. De grote winst van het EU-octrooi zit in het harmoniseren van het octrooirecht en het invoeren van een centrale octrooirechtbank voor de betrokken EU-lidstaten. Als het EU-octrooi gemodelleerd wordt op het Duitse octrooirecht en de bijbehorende instituties (het meest geavanceerde systeem dat er momenteel bestaat), dan zal de waarde van nieuwe Europese octrooien verdubbelen tot een bedrag van 8,5 miljard euro per jaar. Indien Spanje en Italië alsnog deelnemen, levert dit overigens nog slechts een beperkte waardestijging op.

Voor de betrokken lidstaten moet het EU-octrooi het huidige Europese octrooi vervangen. Dit huidige octrooi biedt een gecentraliseerde beoordeling van octrooiaanvragen. Echter, zodra het Europees Octrooibureau een octrooi verleend heeft, moeten er per lidstaat verschillende procedures worden doorlopen en verschilt ook de rechtsbescherming per lidstaat. In veel landen is een Europees octrooi niet rechtsgeldig totdat het is vertaald. Dat maakt Europese octrooien zeer duur in vergelijking met bijvoorbeeld Amerikaanse en Japanse octrooien. De invoering van het EU-octrooi moet deze verschillen wegnemen. Alleen al het terugdringen van de vertaalkosten kan de waarde van het nieuwe EU-octrooi met 1,4 miljard euro per jaar verhogen, zo blijkt uit simulaties. Een betere vormgeving zou die waarde verder verhogen.

IEF 12022

Vijf jaar merkenrechtspraak. Een analyse van vijf jaar merkinbreukzaken in Nederland

Pieter de Bruijn, Marleen van Putten, Woudina Speldenbrink en Charlotte Sophie van Triest, 'Vijf jaar merkenrechtspraak - Een analyse van vijf jaar merkinbreukzaken in Nederland, BerichtenIE oktober 2012, p. 282-291.

Een bijdrage van bachelorstudenten Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. Binnen het ‘Honours College Law’ programma is dit onderzoek de basis geweest voor de bachelorscriptie onder leiding van prof. Dirk Visser.

In 2006 publiceerde de Amerikaan Barton Beebe een kwantitatief statistisch onderzoek naar de rechterlijke motivering in Amerikaanse merkinbreukzaken. Met zijn ‘multifactor test’ werd de motivering van de rechter aan een gestructureerde toets onderworpen. Dit onderzoek is onderdeel van een lange traditie van kwantitatief statistisch onderzoek in de Verenigde Staten. Voor zover bekend is in Nederland nooit eerder bekeken wat kwantitatief statistisch onderzoek binnen het merkenrecht kan opleveren. Wij hebben daarom een poging gedaan om een vergelijkbaar onderzoek uit te voeren naar Nederlandse rechtspraak.

Inhoudsopgave artikel:
1. Inleiding
2. Verantwoording
3. Plaats, instantie en procedure
4. Een geslaagde procedure voor de merkhouder?
5. Beschermingsomvang van het merk
6. Beneluxmerk of gemeenschapsmerk? (sic)
8. Waren of diensten waarvoor het merk wordt gebruikt
9. Gevoerde en besproken verweren
10. Arresten van het Hof van Justitie
11. Samenloop met andere IE-rechten
12. Inbreukvraag van art. 2.20 lid 1 BVIE
13. Belangrijke factoren bij de inbreukvraag
14. Relevantie in het licht van Red Bull/Bulldog
15. Conclusie

Selectiecriteria:
• Nederlandse rechtbanken en gerechtshoven
• Periode 2007 tot en met 2011
• Praktijkgebied IE, zoekterm ‘merkenrecht’
• IE-Forum.nl, dossier ‘rechtspraak per jaar’
• Eindvonnissen
• Inhoudelijke inbreukbeoordeling


Uit de Conclusie:
Gezien het spoedeisende belang in merkenrechtzaken is het kort geding de meest gebruikelijke procedure voor het beslechten van een dergelijk geschil. Het starten van een procedure is voor veel merkhouders een goede zet gebleken: in ruim 60% van de gevallen bleek de merkhouder te winnen. Daarnaast blijkt een vordering op grond van art. 2.20 lid 1 sub b BVIE het meest voor te komen.

De rechter noemt in zijn beoordeling niet altijd alle vereiste criteria of hij motiveert deze niet naar behoren. Soms wordt alleen de inhoud van het artikel genoemd en niet verder uitgewerkt. Ondanks deze onvolkomenheden, blijkt dat de rechter doorgaans wel veel gebruik maakt van de criteria, of in ieder geval er een aantal motiveert. De criteria en factoren blijven een belangrijk richtsnoer voor de rechter in zijn beoordeling. Of de rechter de criteria en factoren op een juiste wijze heeft toegepast en wat precies de betekenis is van de verschillende criteria voor de einduitspraak, komt niet in een onderzoek als dit naar voren.

(...)

Het is mogelijk geweest om aan de hand van dit onderzoek enkele ontwikkelingen in het merkenrecht te bekijken. Het feit dat de rechtbank Den Haag een exclusieve bevoegdheid bezit ten aanzien van gemeenschapsmerken is ook terug te zien in de resultaten. Ten slotte is bekeken wat de betekenis is van het arrest Red Bull/Bulldog voor de rechtspraktijk. Gebleken is dat rechters het element auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming soms in een adem noemen zonder dit vervolgens te motiveren. Uit het onderzoek is gebleken dat het in de praktijk niet altijd gebeurt dat de rechter die drie factoren noemt en motiveert. Nu er een nieuwe rechtsregel geldt zal de feitenrechter dit vaker moeten doen.

(...)

De door de Nederlandse feitenrechter gehanteerde merkenrechtelijke inbreukcriteria zijn over het algemeen namelijk minder duidelijk en bij de motivering daarvan is vaak sprake van nuanceverschillen. De voornaamste conclusie uit dit onderzoek luidt dan ook dat de Nederlandse merkenrechtpraktijk zich niet leent voor dergelijk kwantitatief statistisch onderzoek zoals Beebe in Amerika heeft uitgevoerd. Daarvoor is de praktijk te casuïstisch van aard. Desalniettemin heeft het onderzoek andere interessante gegevens opgeleverd. In de loop van het onderzoek is de omvang van het onderzoek uitgebreid. Dit heeft erin geresulteerd dat niet alleen gekeken is naar de vraag hoe de rechter daadwerkelijk omgaat met de criteria van de inbreukvraag, maar zijn ook veel andere gegevens over feitelijkheden verzameld die een rol spelen in een merkenrechtelijk geschil.

Lees het gehele artikel hier.

De in de voetnoten genoemde bijlagen:
Bijlage BIE 1238.2012; Bijlage 1 Vragenlijst
Bijlage BIE 1239.2012; Bijlage 2 Dataset rechtspraak 2007-2011 [tip van de redactie: selecteer aan de hand van filters]
Bijlage BIE 1240.2012; Bijlage 3 Aantallen- en percentageoverzicht 2007-2011
Bijlage BIE 1241.2012; Bijlage 4 Waren en diensten gespecificeerd
Bijlage BIE 1242.2012; Bijlage 5 Mogelijkheden voor verder onderzoek
Bijlage BIE 1243.2012; Bijlage 6 Reflectieverslag

IEF 12021

Afgifte vaststellingsovereenkomst om aanspraken te beoordelen

Rechtbank Zwolle-Lelystad 26 september 2012, LJN BY3266 (A tegen B)

Eerder gepubliceerd als LS&R 357. Toewijzing van incidentele vordering ex artikel 843a Rv (afgifte vaststellingsovereenkomst).

Octrooirecht. Partijen hebben samengewerkt aan de ontwikkeling van een medisch instrument, genaamd 'Prikkelgeleidingsblokkeringsinstrument' (NL1003024). Bij overeenkomst van 13 maart 1997 hebben partijen afgesproken dat de kosten van de octrooibescherming en de opbrengsten uit de exploitatie van het instrument tussen partijen en twee andere participanten zullen worden verdeeld in de verhouding 40% ([B]), 35% ([A]) en twee maal 12,5% (voor de twee overige participanten).

Op enig moment is tussen partijen en Medtronic een geschil ontstaan over de reikwijdte van het ten aanzien van het instrument verleende octrooi. [B] en [A] hebben beiden afzonderlijk met Medtronic onderhandeld over een afkoop(som). Het belang van [B] is erin gelegen dat hij op basis van de gegevens uit de overeenkomst tussen Medtronic en [A] kan beoordelen of [B] en de andere participanten nog aanspraken hebben op [A]. De vordering wordt toegewezen met een dwangsom van €1.000 voor iedere dag met een maximum van €50.000 voor dat [A] in gebreke blijft.

2.9.  De rechtbank is van oordeel dat de aangevoerde en niet weersproken gronden de incidentele vordering kunnen dragen. Het gevorderde moet daarom worden toegewezen met dien verstande dat eerst dwangsommen zullen worden verbeurd wanneer [A] niet binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de daarin vervatte veroordeling voldoet. De gevorderde dwangsom zal worden verminderd en gemaximeerd als na te melden.

2.10.  De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.  De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1.  veroordeelt [A] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan [B] te verstrekken een afschrift van de tussen [A] en Medtronic op onbekende datum gesloten (vaststellings)overeenkomst,

3.2.  bepaalt dat [A] een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,00 voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan het onder 3.1 bepaalde te voldoen, met een maximum van EUR 50.000,00,

IEF 12020

Moedwil en misverstand - de onderhandelingspositie van 'een goede componist'

E. Angad-Gaur, “Moedwil en misverstand - de onderhandelingspositie van 'een goede componist' ”, IE-Forum nr. IEF 12020.

see the music

Een bijdrage van Erwin Angad-Gaur, voorzitter van Platform Makers.

Auteurscontractenrecht. Tussen de vele vragen en opmerkingen viel vooral een opmerking van de VVD fractie op: “een goede componist [kan] wel degelijk een hogere prijs voor zijn muzikale stuk vragen als de vraag naar zijn product groot is. De positie van een goede maker is dus niet zwak.” Een boude stelling, die eenvoudig te determineren lijkt als citaat uit het vast repertoire van prof. mr. Dirk Visser.

Tijdens de vele openbare discussies, panels en colleges van de afgelopen jaren, poneerde hij met regelmaat de stelling dat een goede maker ook een sterke onderhandelingspositie heeft. Er is een teveel aan makers, zo stelde hij, wat resulteert in een aanbod dat de vraag overtreft. De conclusie is simpel: er zijn klaarblijkelijk veel slechte makers op de markt actief, ongetwijfeld met een slechte onderhandelingspositie, maar dat is een probleem dat toch niet tot wijziging van de auteurswet zou hoeven of moeten leiden…

Als retorische, prikkelende en -toegegeven- niet van humor gespeende redenering in de collegezaal of bij een forumdiscussie hoeft aan een dergelijke logica geen aanstoot genomen te worden. Zodra echter, bewust of onbewust, de indruk gewekt wordt van een wetenschappelijke, juiste uitspraak is er reden voor ongerustheid.

Lees de gehele bijdrage.

IEF 12019

BBIE serie oktober 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 22 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie september 2012.


29-10
TRUVEO
TRUVO LABS
Gedeelt.
29-10
TRUVEO
TRUVO
Gedeelt.
29-10
TELEVIC

TELEC SOLUTIONS

Afgew.
29-10
NUTELLA
fitELLA
Afgew.
29-10
TRUVEO
TRUVO
Gedeelt.
25-10
MATRIOSHKA
matroesjka
Toegew.
25-10

FRESH & CLEAN

FRESH MARINE FRESH CLEAN ECO
Afgew.
25-10
NF

NF NEWFYSIC

Toegew.
25-10
NF

NF NEWFYSIC AFSLANKEN IS TOPSPORT

Toegew.
25-10
NF
NF
Toegew.
24-10
RSM

RSM ERASMUS UNIVERSITY

Afgew.

De volgende elf:

24-10

ROUTE 66

Agresso Business World Route 66

Toegew.

24-10

MAXIM

MAXXAM

Afgew.

24-10

B-52

B52

Afgew.

23-10

METRO

METROCONNECT

Afgew.

22-10

OPTION

tOption

Toegew.

09-10

PIN-UP STARS

PINUP CLUB

Toegew.

09-10

MERE POULARD LE MONT SAINT MICHEL MERE POULARD

MERE POULE

Toegew.

09-10

HET DOK

DOK3

Gedeelt.

09-10

SUPER HEROES

SUPERHERO

Gedeelt.

04-10

XANGO

Yango

Gedeelt.

03-10

FARMING TOYS

Toys Farm

Afgew.

 

IEF 12018

Om als stoel te kunnen fungeren

Rechtbank 's-Hertogenbosch 14 november 2012, LJN BY3465 (eisers tegen Maxfurn c.s.)

Afwijzing vorderingen op basis van auteursrecht. Slaafse nabootsing.

Eiser is van 1 oktober 1986 tot 1 juni 2007 in dienst geweest van Maxfurn c.s., eerst als marketingmanager en later als Directeur Verkoop. Maxfurn is sinds 1986 actief in de meubelbranche. Oud-werknemer (eisers) vordert van oud-werkgeefster (gedaagden) nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Maxfurn c.s. stellen in reconventie dat eisers inbreuk maken op haar auteursrecht op de stoelen Elvis, Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari c.q. haar slaafs navolgt alsmede dat hij haar onrechtmatig beconcurreert en handelt in strijd met post-contractuele verplichtingen.

Per stoel noemen Maxfurn c.s. om welke auteursrechtelijk beschermde trekken het met name gaat en met welke stoel eisers inbreuk maken op het auteursrecht.

Naar het oordeel van de rechtbank komt aan geen van de litigieuze stoelen van Maxfurn (...) auteursrechtelijke bescherming toe. Maxfurn (...)  hebben op geen enkele wijze onderbouwd wat er nieuw en origineel zou zijn aan de ontwerpen en de daaraan ten grondslag liggende filosofie. Het mag zo zijn dat stoelen in het algemeen een aantal functionele kenmerken (vier poten, een zitting, een rugleuning (en armleuningen)) hebben om als stoel te kunnen fungeren, dat neemt niet weg dat de vrijheid om die functionele kenmerken op originele wijze vorm te geven zeer ruim is.

Vast staat dat de stoelen van eiser, behalve de Rosa en de Oris, op meerdere onderdelen verschillen vertonen met de stoelen van Maxfurn c.s.. Nu de vormgeving van de volgens Maxfurn met de Rosa en de Oris nagebootste stoelen Cordo en Bari banaal te noemen is, zoals hiervoor overwogen, kan niet gezegd worden dat de Cordo en de Bari onderscheidend vermogen hebben. De reconventionele vorderingen van Maxfurn c.s. hebben onvoldoende aangevoerd om verwarringsgevaar aan te nemen.

4.3.  De rechtbank stelt het volgende voorop. Wil een voortbrengsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, dan is vereist dat het een eigen intellectuele schepping van de maker betreft die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen bij de totstandkoming van dat voortbrengsel. Daartoe behoort in elk geval niet al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Ook is van bescherming uitgesloten datgene wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect.

Naar het oordeel van de rechtbank komt aan geen van de litigieuze stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] auteursrechtelijke bescherming toe. Maxfurn en [gedaagde 2] hebben op geen enkele wijze onderbouwd wat er nieuw en origineel zou zijn aan de ontwerpen en de daaraan ten grondslag liggende filosofie. Het mag zo zijn dat stoelen in het algemeen een aantal functionele kenmerken (vier poten, een zitting, een rugleuning (en armleuningen)) hebben om als stoel te kunnen fungeren, dat neemt niet weg dat de vrijheid om die functionele kenmerken op originele wijze vorm te geven zeer ruim is, zoals uit de vormgevingsgeschiedenis (maar niet uit de ontwerpen van (Maxfurn en) [gedaagde 2]) blijkt.
Blijkens door [eisers] in het geding gebrachte foto’s zijn alle door [gedaagde 2] toegepaste vormgevingselementen al ooit eerder door anderen toegepast. Het enkele feit dat de ontwerpen van [gedaagde 2] ontstaan door het combineren van verschillende vormgevingselementen en dat daarbij keuzes worden gemaakt, maakt nog niet dat sprake is van oorspronkelijkheid en/of een intellectuele schepping van de maker. Van geen van de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] kan gezegd worden dat zij ten opzichte van oudere modellen opvallen door originaliteit of een eigen karakter. De vormgeving van de stoelen Cordo en Bari, waarvan Maxfurn stelt dat zij de auteursrechten heeft verworven van IBG Nederland BV, is zelfs banaal te noemen. Voorts hebben Maxfurn en [gedaagde 2], gelet op de betwisting van de zijde van [eisers] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van “makerschap” in de zin van het auteursrecht.
Dit betekent dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] die zijn gebaseerd op de gestelde inbreuk op hun auteursrechten zullen worden afgewezen.

Slaafse nabootsing
4.5.  De rechtbank overweegt het volgende. Ten aanzien van nabootsing van een product dat niet wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom geldt dat nabootsing van dit product in beginsel vrijstaat. Dit beginsel lijdt uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat (HR 20 november 2009, NJ 2011, 302, Lego-arrest, r.o. 3.3.2).

Vast staat dat de stoelen van [eiser 1], behalve de Rosa en de Oris, op meerdere onderdelen verschillen vertonen met de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. Aldus hebben [eisers] voldoende afstand genomen van de niet door originaliteit of een eigen karakter opvallende stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. Nu de vormgeving van de volgens Maxfurn en [gedaagde 2] met de Rosa en de Oris nagebootste stoelen Cordo en Bari banaal te noemen is, zoals hiervoor overwogen, kan niet gezegd worden dat de Cordo en de Bari onderscheidend vermogen hebben. Maxfurn en [gedaagde 2] hebben onvoldoende aangevoerd om verwarringsgevaar aan te nemen.

Dit betekent dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] die zijn gebaseerd op de gestelde slaafse nabootsing zullen worden afgewezen.

IEF 12017

Recente lokale streekproducten

Recentelijk heeft de Commissie enkele Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA) en Beschermde Oorsprongbenamingen (BOB) aan het DOOR-register toegevoegd. Met de volgende tien uitvoeringsverordeningen (EU) van de Commissie van .. oktober 2012, houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen:


Nr. 1004/2012 (25 oktober) Spalt Spalter (BOB)
, voor Duits bier [aanvraag].
Nr. 1041/2012 Pinggu Da Tao (BOB), voor 'n Chinese perzik [aanvraag].
Nr. 1030/2012 Isle of Man Queenies (BOB), voor Queen scallops [aanvraag].
Nr. 1031/2012 Abensberger (Qualitäts)Spargel (BGA), voor Duitse asperges [aanvraag].
Nr. 1032/2012 Ciliegia di Vignola (BGA), voor Italiaanse rode kersen [aanvraag].

Nr. 1033/2012 Cabrito do Alentejo (BGA), voor Portuguese geiten [aanvr].
Nr. 1034/2012 Cordeiro/Canhono Mirandês (BOB), voor Portuguese schapen [aanvr].
Nr. 1035/2012 Kraška panceta (BGA), Sloveens gedroogd vlees in rechthoekvorm [aanvr]
Nr. 1068/2012 (30 oktober) Aceituna Aloreña de Málaga (BOB), olijven uit Málaga [aanvr]
Nr. 1069/2012 (31 oktober) Newmarket Sausage (BGA), voor 'n Engelse worst [aanvr].

Meer weten over Geografische indicaties en herkomstaanduidingen (dossier herkomstaanduiding via linkermenu) en bijdrage R.Chalmers 'Weet Abraham nog wel waar  hij zijn Dijon-mosterd haalt?' IEF 10010.

IEF 12016

Jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht

De Balie te Amsterdam, donderdag 29 november van 12.00 tot 15.15 uur.

Op donderdag 29 november 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve jurisprudentielunch. Tijdens deze bijeenkomst behandelen Tobias Cohen Jehoram, Christien Wildeman en Joris van Manen de belangrijkste uitspraken op het gebied van het merken-, modellen- en auteursrecht. Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts drie uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Met o.a. de volgende uitspraken:
• HvJ EU Storck/OHIM, IEF 11727
• HvJ EU IP translator, IEF 11454
• HvJ EU Neuman en Galdeano del Sel, IEF 11890
• OHIM BoA (Banketbakkerij Merba tegen Biscuits Poult Sas), IEF 11944
• Rb Amsterdam, Playboy Britt Dekker, IEF 11743
• HR De Thuiskopie-zaken (Opus ACI Adam), IEF 11863

Kosten 
Deelname per persoon € 325 (excl. BTW).
Sponsors betalen slechts € 285 (excl. BTW).
Rechterlijke macht/wetenschappers (full time) € 95 (excl. BTW).

Hier aanmelden

Zie meer in de IE-Forum overzichten HvJ EU.

IEF 12015

Jaarverslag CvTA 2011

Jaarverslag College van Toezicht Auteurs- en naburige rechten 2011. - incl. controleverklaring.

Met uitgebreid voorwoord waarin credit- en debitzijde worden belicht en uitgebreid, getuige de inhoudsopgave, stil wordt gestaan bij de gewezen uitspraken. Uit 't voorwoord: 2011 was een jaar waarin op het gebied van collectief beheer het nodige is bereikt maar dat ook een aantal dieptepunten kende.

Aan de creditzijde van de balans zien we de instelling van het CBO keurmerk, waarvan de richtlijnen integer bestuur een belangrijk onderdeel uitmaken. Daarnaast zijn bij de twee grootste CBO’s, Buma en Sena, belangrijke hervormingen op het gebied van de bestuurlijke organisatie ingezet. Eveneens noemenswaardig is de implementatie van de uniforme financiële verslaggeving van alle CBO’s aan het College van Toezicht.

Aan de debetzijde noteren we de zorgelijke financiële ontwikkelingen bij Stichting de Thuiskopie, die hebben genoopt tot het tijdelijk aanhouden van de repartitie. Voorts heeft het op 30 november 2011 door PowNews uitgezonden telefoongesprek met een bestuurder van Stemra het nodige stof doen opwaaien.

Al met al een jaar waarin er om het auteursrecht en het collectieve beheer daarvan veel te doen is geweest, niet alleen in Nederland maar ook in Europa. Bij de Europese wetgever wordt gewerkt aan een richtlijn voor collectief beheer en het eerste voorstel daartoe is inmiddels gepubliceerd. Met het door de Tweede Kamer aangenomen Wetsvoorstel versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties auteursrecht, kan Nederland zich tot een van de voorlopers van de Europese sector van collectief beheer rekenen.

Het is echter niet alleen de wetgever die hieraan bijdraagt, maar ook de organisaties van collectief beheer zelf, die met de invoering van het keurmerk, de nodige bestuurlijke hervormingen en de actieve houding met betrekking tot de uniforme rapportage aan het college in 2011 blijk hebben gegeven van de nodige zelfkritische houding en wil tot hervorming.

Het College zal de komende jaren, met behulp van zijn nieuwe taken en bevoegdheden die zijn voorzien in de nieuwe Wet toezicht, inzetten op het voortzetten van deze positieve ontwikkelingen.

Zie hier het verslag van 2010.

Inhoudsopgave:
3. Ontwikkelingen bij de Collectieve beheersorganisaties
3.1 Buma
3.1.1 Organisatie
3.1.2 Uitzending PowNews betreffende bestuurslid
3.2 Sena
3.2.1 Organisatie
3.2.2 Debiteurenproblematiek
3.2.3 Kosten
3.3 SCAN
3.4 Stichting de Thuiskopie
3.4.1 Algemeen
3.4.2 Gerechtelijke uitspraken [red. zie: hier]
3.4.3 Tijdelijke opschorting repartitie
3.4.4 Marco Pastors benoemd tot voorzitter SONT
3.4.5 Schikking Stichting de Thuiskopie/Stichting IRDA
3.5 Leenrecht
3.5.1 Kunstuitleen
3.5.2 Gerechtshof 's-Gravenhage, 28 juni 2011, Stichting Leenrecht/Vereniging van Openbare Bibliotheken [red. IEF 9889]
3.5.3 E-books
3.6 Reprorecht
3.6.1 Digitaal hergebruik

IEF 12014

Lopen wetsvoorstellen inzake cbo's en auteurscontractrecht in lijn met EU-regelgeving?

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013 (33400 VI), Kamerstukken 2012-2013 II, 33 400-VI, nr. 10.

In hoeverre lopen de twee genoemde Nederlandse wetsvoorstellen (de wet versterking toezicht cbo’s en het wetsvoorstel auteurscontractenrecht) in lijn met de verwachte Europese regelgeving op het gebied van auteursrecht?

De Minister: Voor het onderwerp auteurscontractenrecht wordt geen Europese regelgeving verwacht. Met betrekking tot collectief beheer verwijs ik naar mijn brief van 17 oktober 2012, Kamerstukken I 2012-13, 31 766, nr D [IEF 11896]. waarin ik aangeef dat het wetsvoorstel versterking toezicht cbo's hetzelfde uitgangspunt heeft als het richtlijnvoorstel over collectief beheer. Daarnaast introduceert het richtlijnvoorstel de mogelijkheid om multiterritoriale licenties te verlenen en faciliteert het de mogelijkheden voor rechtenbeheerders om een andere cbo te kiezen of om de rechten in eigen beheer te nemen. Het richtlijnvoorstel is een vorm van minimumharmonisatie.

Wetsvoorstel en richtlijnvoorstel [red. IEF 11565] richten zich op de verbetering van het functioneren van cbo's door het stellen van nadere eisen aan governance en transparantie. In de nadere uitwerking van de voorstellen worden soms andere accenten gezet. Het wetsvoorstel bestrijkt een aantal belangrijke terreinen (zoals de regeling van toezicht) die in het richtlijnvoorstel niet of nauwelijks aan de orde komen of aan de lidstaten worden overgelaten (zoals de mogelijkheid last onder dwangsom en een bestuurlijke boete op te leggen). Daarmee biedt het richtlijnvoorstel de nodige flexibiliteit om nationaal aanvullende regels vast te stellen.