Alle rechtspraak  

IEF 2457

Het motief is bekend

Rechtbank Amsterdam, 10 augustus 2006, 345723 / 06-1139 OdC. Hema B.V. tegen Blokker B.V.

De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft vandaag uitspraak gedaan in de mediagenieke zaak tussen Hema en Blokker over een bloemendessin, een vakkenpatroon en een keukenhanddoek (Eerdere berichten hier en hier). Blokker hoeft de bloemetjes niet buiten te zetten, de rest wel.

De handdoeken zijn auteursrechtelijk beschermd: Blokker wordt weliswaar gevolgd in haar betoog dat op kleurgebruik en op gangbare technische elementen als een ring op zich geen auteursrecht mogelijk is, maar met Hema wordt geoordeeld dat de combinatie van de drie genoemde onderdelen (de combinatie van de kleurstelling, het patroon en de metalen ring) van het ontwerp een eigen oorspronkelijk karakter creëert waardoor de handdoek het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat de handdoek niet afwijkt van hetgeen gebruikelijk is in de markt, is voorts niet gebleken aangezien geen van de daartoe ter zitting door Blokker getoonde handdoeken uit de markt de drie genoemde elementen combineert. De Hema-handdoek komt dan ook voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

Ook het vakkenpatroon kan op bescherming rekenen: Anders dan Blokker stelt, gaat het hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenwel om een specifiek gebruik van genoemde blokken en primaire kleuren, waarbij consequent zes afgeronde vierkanten in zes niet-afgeronde vierkanten zijn geplaatst en in de binnenste vierkanten informatie is opgenomen met betrekking tot het product. Ook hier geldt dat het gebruik van de kleuren op zich niet auteursrechtelijk beschermd is, maar dat het gebruik van die kleuren in combinatie met de gebruikte vormen op de hiervóór omschreven specifieke wijze daarvoor wel degelijk in aanmerking komt. Daardoor worden noch de kleuren noch de blokken gemonopoliseerd.

Ook het bloemendessin is origineel en beschermd: Door het aparte gebruik van bloemen met stippen en hartvormige blaadjes in heldere kleuren tegen een witte achtergrond heeft dit dessin een specifieke uitstraling. Het is dan ook voldoende oorspronkelijk en het draagt voldoende het stempel van de maker om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Daarmee wordt het gebruik van een bloemenmotief niet gemonopoliseerd, zoals Blokker lijkt te suggereren. Het bloemmotief zelf is immers zo oud als de wereld, maar kan op zeer uiteenlopende wijzen worden toegepast.

Inbreuk?

Nu Hema auteursrecht kan doen gelden op de handdoeken, het vakkenpatroon en het bloemdessin dient te worden beoordeeld of Blokker met haar producten inbreuk maakt op de auteursrechten van Hema.

Voor wat betreft de handdoeken wordt deze vraag met ja beantwoord: De verschillen tussen de handdoeken zijn gering en op het eerste gezicht verwaarloosbaar. De overeenkomsten op de drie eerder genoemde punten – kleurstelling, reliëf en stalen oog – zijn zo groot dat over het geheel genomen gezegd kan worden dat de keukenhanddoeken van de twee bedrijven zo sterk overeenstemmen dat de totaalindruk dezelfde is.

De gemiddelde consument zal niet steeds de handdoeken van Hema naast die van Blokker te zien krijgen, zodat het onderscheid nauwelijks te maken is. De conclusie is dan ook dat de Blokker-keukenhanddoek een inbreuk vormt op het auteursrecht van Hema op haar keukenhanddoeken.

Ook wordt inbreuk gemaakt ter zake het vakkenpatroon. Er wordt nog overwogen dat het niet uit maakt dat de (inbreukmakende) verpakking wordt weggegooid: Bij eerste beschouwing van de twee producten, springt het vakkenpatroon allereerst in het oog, terwijl pas in tweede instantie wordt waargenomen wat daarin is afgebeeld.

De overeenkomsten springen meteen in het oog en de slotsom is dat de totaalindruk gelijk is en dat de voorkant van de schrijfblok een inbreuk vormt op het auteursrecht op de vormgeving van de Hema-knutselproducten. Dat het bij het Hema-product om een verpakking gaat die bij gebruik wordt weggegooid maakt dit niet anders.

Van inbreuk op het bloemendessin is – onder meer vanwege het “vuurwerk-effect” van het dessin van Blokker – geen sprake. Ook is er geen sprake van slaafse nabootsing: Het ontwerp van Blokker doet aldus wel denken aan dat van Hema. Toch zijn er in het oog springende verschillen. De bloemen in het dessin van Blokker zijn over het algemeen kleiner en minder prominent aanwezig dan die in het dessin van Hema.

Het geheel oogt bij Blokker fijnmaziger dan bij de forsere aanpak van Hema terwijl het dessin van Blokker ook meer wit bevat dan dat van Hema. Op detail kan onderscheiden worden dat bij Blokker niet alleen bloemen en stippen zijn gebruikt, maar ook vlinders en sterren, terwijl de stippenkransen bij Blokker meer vaart hebben doordat de kransen niet gesloten zijn en de stippen oplopend zijn in afmeting, waardoor een soort vuurwerk-effect wordt verkregen.

Al met al voeren bij het Hema-dessin de bloemen de boventoon, terwijl bij het Blokker-dessin de witte achtergrond en de kleine ornamenten het meest in het oog springen waardoor de totaalindruk tussen de twee verschillend is. Van auteursrechtelijke inbreuk op het Hema-bloemendessin is dan ook geen sprake. Evenmin kan gezegd worden dat het Blokker-dessin een slaafse nabootsing is van dat van Hema.

De nevenvorderingen worden grotendeels toegewezen. Interessant is dat de vordering tot toewijzing van het volledige salaris en verschotten van de procureur wordt afgewezen, (1) omdat de kosten gecompenseerd worden en (2) omdat het zou gaan om een geldvordering die in casu geen spoedeisend karakter geeft:  Hema heeft ook gevorderd dat Blokker wordt veroordeeld tot betaling van het volledige salaris en de verschotten van de procureur en andere kosten die Hema heeft moeten maken naar aanleiding van het handelen van Blokker, althans een vergoeding conform artikel 14 van de richtlijn.

Daarnaast heeft Hema veroordeling gevorderd van Blokker in de kosten van dit geding. In het midden kan worden gelaten of deze twee vorderingen naast elkaar kunnen bestaan. Al aangenomen dat dit zo is, zullen de kosten van dit geding conform artikel 237 lid 1 Rv tussen partijen worden gecompenseerd aangezien zij over en weer in het (on)gelijk worden gesteld. Voor zover het betreft de vordering tot volledige vergoeding van salaris en verschotten, gaat het in wezen om een geldvordering, waarover partijen overigens van mening verschillen. Dit onderdeel van de vordering wordt niet spoedeisend geacht en komt daarom niet in aanmerking voor behandeling in kort geding. Bovendien leent het kort geding zich niet voor een onderzoek naar de omvang van deze kosten. Dit onderdeel van de vordering wordt dus afgewezen.

Tenslotte wordt de (voorwaardelijke) reconventionele vordering tot vergoeding van de schade, als gevolg van het kort geding door Blokker, afgewezen om dezelfde redenen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2446

En afbeeldingen

Rechtbank Utrecht, 3 augustus 2006, LJN: AY5691. Eiseres tegen gedaagde. .

Verstekvonnis. In de samnvatting van rechtspraak.nl staat bijna nog meer dan in het vonnis zelf: “De ex-vriend van een Zegveldse is een dwangsom opgelegd van duizend euro per foto als hij seksfoto's van de vrouw op internet niet verwijdert.”

Alleen de zin “Verbiedt gedaagde om foto's en afbeeldingen van eiseres openbaar te maken of openbaar te doen maken” zou er op kunnen wijzen dat er ook nog wat auteursrecht/portretrecht aan te pas is gekomen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2442

Wat ik het liefste wil (2)

In de affaire Peeters-Happinez (eerder bericht hier) zijn inmiddels excuses gemaakt, meldt de Volkskrant. Lees het originele gedicht o.a. hier en de inbreuk hier.

Hoofdredacteur Van Oord blijkt niet in staat te zijn geweest om de bron te achterhalen en wijt dat aan het internet i.p.v. aan haar eigen onvermogen om goed te zoeken op datzelfde internet.

"'Ik betreur deze gang van zaken enorm. We gaan hierover praten met Hagar Peeters zodra ik terug ben in Nederland. Ik heb onder tijdsdruk gezocht op internet naar mooie teksten en vond deze woorden, zonder bronvermelding. Ik heb er mijn eigen zinnen aan toegevoegd.'

Dat haar naam niet onder het gedicht stond, was volgens Van Oord een bewuste keuze. 'Omdat ik niet wist waar de eerste woorden vandaan kwamen. Als ík een gedicht schrijf, zoals ik dat doe voor elk nummer, zet ik mijn naam er wel bij. Nu bewust niet, omdat ik wist dat ik internet had gebruikt, maar geen bronnen kon achterhalen. Dit is een goede les. Je moet internet niet als bron gebruiken want je weet niet wat je leest en waar het vandaan komt.'

De hoofdredacteur geeft toe niet zorgvuldig te hebben gehandeld. 'Happinez is een journalistiek product dat dient als bron van informatie en vooral inspiratie. En hierbij ga je met respect om met alle mensen die hier een bijdrage aan leveren.'"

Lees hier meer.

IEF 2439

Zoals de mode voorschrijft

Rechtbank Breda, 29 juni  2005, LJN: AY5598. Mexx Shoes B.V. tegen SPM Shoetrade BV.
 
Schoenenzaak. Geen auteursrecht, geen eigen karakter model.

Mexx beticht SPM van inbreuk op de aan haar toekomende auteurs- en modelrechten op de schoenmodellen Sundy en Spunk. SPM zou één-op-één kopieën van de betreffende modellen verkopen. De rechtbank oordeelt dat, het totaalbeeld in aanmerking nemend, de schoenen niet auteursrechtelijk beschermd zijn:

“Geen van deze schoenen zich aanmerkelijk [onderscheidt] van andere reeds bestaande spitse, platte damesschoenen met een bandje zoals de mode sinds enige jaren voorschrijft. (…) De elementen van zowel schoen Spunk als Sundy, zoals de lage kleine hak, de puntige voorkant, de bandjes en de belijning zijn elementen, die alle bekend zijn, eerder zijn gecombineerd en zijn aan te merken als behorend tot een heersende trend, die reeds jaren geleden is ingezet.

Evenmin kan gezegd worden dat de vormgeving van de Spunk of Sundy en de wijze waarop het materiaal is bewerkt, als oorspronkelijk kan worden aangemerkt. De specifieke combinatie en uitwerking van deze elementen in zowel schoen Spunk als schoen Sundy is niet aan te merken als oorspronkelijk, doch eerder als een voortborduren op een modetrend. Deze modetrend kan niet als exclusief voor Mexx Shoes worden beschouwd."

Op grond van het feit  dat het model geen eigen karakter heeft wordt het beroep op de gemeenschapsmodellen verordening afgewezen. Het beroep op slaafse nabootsing wordt eveneens afgewezen. Vanwege de aanwezigheid van de verschillen, zoals zijaanzicht en plissé-rand, tussen beide schoenen kan er naar  het oordeel van de rechter er geen sprake zijn van slaafse nabootsing of exacte kopieën.

Lees de uitspraak hier.

IEF 2428

De Broncode

Rechtbank Zutphen, 1 augustus 2006, LJN: AY5342. Medical Computer Support B.V. tegen Gedaagde.

Een op zichzelf interessant geschil over de auteursrechten op software komt in dit kort geding niet goed uit de verf, omdat de claims onvoldoende geconcretiseerd zijn en voor nadere bewijslevering in kort geding geen plaats is.
 
MCS ontwikkelt en levert computerprogrammatuur ten behoeve van ziekenhuizen. MCS heeft vanaf 1996 samengewerkt met gedaagde. 

MCS vordert onder meer dat gedaagde wordt verboden om gebruik te maken van de broncode van enkele computerprogramma's, waarvan zij op basis van artikel 6 van de Auteurswet de auteursrechthebbende zou zijn, omdat de werken onder haar leiding en toezicht gemaakt zouden zijn. De broncodes zouden door gedaagde van de backup-server van MCS zijn gehaald en op zijn eigen computer zijn gezet dan wel door hem in strijd met de gemaakte afspraken op zijn server zijn opgeslagen.

Gedaagde heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Hij zou zelf bepaald hebben over welke eigenschappen de computerprogrammatuur diende te beschikken en het functioneel ontwerp van die programmatuur geheel zelfstandig hebben ontworpen. De auteursrechten op die programmatuur zouden derhalve aan hem toekomen. MCS was niet inhoudelijk betrokken bij de totstandkoming en aanpassing van de programmatuur. Haar rol beperkte zich volgens gedaagde uitsluitend tot het aanbrengen van klanten en het sluiten van gebruiksrecht- en onderhoudsovereenkomsten met die klanten.

De rechtbank concludeert als volgt:

"Op grond van het vorenstaande is zonder nadere bewijslevering - waarvoor in kort geding geen plaats is - voorshands met onvoldoende zekerheid vast te stellen aan wie de auteursrechten van de door MCS bedoelde computerprogrammatuur toebehoren. Daar komt bij, dat ondanks sommatie daartoe MCS heeft nagelaten aan te geven om de broncodes van welke computerprogramma’s het gaat, hetgeen zij ook ter zitting niet heeft verduidelijkt, zodat zij haar vorderingen onvoldoende heeft geconcretiseerd. De vorderingen van MCS moeten daarom worden afgewezen."

Lees het vonnis hier.

IEF 2424

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Zutphen, 1 augustis 2006, LJN: AY5342. Medical Computer Support B.V.  tegen
Gedaagde.

Rechtspraak.nl: “Zonder nadere bewijslevering - waarvoor in kort geding geen plaats is - is voorshands met onvoldoende zekerheid vast te stellen aan wie de auteursrechten van de door MCS bedoelde computerprogrammatuur toebehoren. Daar komt bij, dat ondanks sommatie daartoe MCS heeft nagelaten aan te geven om de broncodes van welke computerprogramma’s het gaat,hetgeen zij ook ter zitting niet heeft verduidelijkt, zodat zij haar vorderingen onvoldoende heeft geconcretiseerd. De vorderingen van MCS moeten daarom worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier

- Rechtbank Zutphen, 1 augustus 2006, LJN: AY5345. Vacansoleil B.V. tegen gedaagde.

Rechtspraak.nl: “In beide handelsnamen komt/komen het woord/de woorden “Campingholidays” / “Camping Holidays” voor, zijnde de letterlijke vertaling uit het Engels van Kampeervakanties. Voorshands leidt dit tot de conclusie dat dit woord/deze woorden een louter beschrijvende aanduiding vormt/vormen van de aard van de betreffende ondernemingen. Een dergelijke aanduiding mag evenwel niet met een beroep op het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet worden gemonopoliseerd, zodat Vacansoleil aan het eerdere gebruik van deze woorden dan gedaagde geen rechten kan ontlenen.

Dit brengt met zich, dat de woorden “Vacansoleil” en “vvo Nederland” als de kenmerkende bestanddelen van de door partijen gebezigde handelsnamen dienen te worden beschouwd. Deze woorden wijken zover van elkaar af, dat dientengevolge geen verwarring bij het publiek tussen die ondernemingen is te duchten ook al zijn zij beide in hetzelfde segment van de markt actief.”

Lees het vonnis hier. Eerder bericht hier.

IEF 2413

Tweede Leeuwarder Jurkjeszaak

Rechtbank Leeuwarden, 27 juli 2006, KG ZA 06-192, Lucy Locket Ltd tegen Locket vs Intertoys en Boland/Party Partners. (Met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam Advocaten).

Tweede Leeuwarder Jurkjeszaak. In de Eerste Leeuwarder Jurkjeszaak (vonnis hier) kwam de rechtbank nog met prachtige formulering: "De beide jurken lijken opvallend sterk op elkaar, met name ook in de totaalindrukken." Maar hoewel er, terecht, redelijk wat geknipt en geplakt is, kom die uitspraak helaas niet meer terug in dit vonnis. Inbreuk, afgifte en gedeeltelijke (richtlijnconforme) proceskostenveroordeling.

In deze zaak gaat het weer om twee jurkjes. Lucky Locket brengt in Nederland een kinderjurk van het model Wild Witch (boven) op de markt. Boland  brengt, via Intertoys, een gelijkende jurk op diezelfde Nederlandse markt onder de naam Heksenjurk (onder). Intertoys  maakt met de verkoop van de jurk volgens eiseres Lucky Locker inbreuk op het aan haar ie-rechten.

Het reciprociteistverweer van intertoys (de jurkjes zijn in Engeland op de markt gebracht) gaat, waarschijnlijk niet geheel onverwacht, niet op.

Model, materiaal en kleurstelling zijn volgens Intertoys vormgevingselementen die  bepaald zijn door een een wijd verbreide stijl en dus niet beschermd. Maar naar oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat de Wild Witch jurk binnen de genoemde grenzen een zodanig gebruik heeft gemaakt van de kleurcombinaties, materialen en vormgevingselementen die de Wild Witch  jurk een eigen karakteristiek uiterlijk geven, waardoor deze zich onderscheidt van andere meisjesjurken. Aan de Wild Wich  jurk komt derhalve voorshands auteursrechtelijke bescherming toe.

De vergelijking tiussen de jurken brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er sprake is van inbreuk. De Heksenjurk van gedaagde stemt in het geheel genomen sterk overeen met de Wild Witch jurk: “Het opvallendste verschil is nog, dat de Heksenjurk kennelijk goedkoper is (na)gemaakt dan de Wild Witch jurk”.

Geen grensoverschrijdend verbod voor België. Voor afgifte jurkjes door (afnemers van) Intetoys is in dit kort geding wel plaats, omdat Lucky Locket zich voor de tweede keer in korte tijd geconfronteerd ziet met een inbreuk door Intertoys en belang heeft bij een spoedige beëindiging van de inbreuk.

Over de gevraagde volledige richtlijnconforme proceskostenvergoeding stelt de voorzieningenrechter dat toetsing aan  de maatstaven van redelijkheid en billijkheid er toe leiden dat Intertoys niet gehouden is de volledige proceskosten te vergoeden. “Van een naar verhouding grootschalige inbreuk is, mede gelet op de omstandigheid dat Lucky Locket wereldwijd opereert, niet gebleken en de voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk geworden dat er sprake is van piraterij. De jurken waren bovendien al besteld voor de eerdere veroordelingen en na sommatie meteen uit de winkels verwijderd.

Lees het vonnis hier.

IEF 2411

Doe-het-zelf arrest

Gerechtshof Amsterdam, 4 mei 2006, LJN: AY4979. Fan Media B.V. tegen SBS Broadcasting B.V.

Hoger beroep van dit vonnis waar de rechtbank bepaalde dat RTL de programmanaam Klussen & Wonen terug moest geven aan SBS6.

Tenfold produceerde het programma Klussen & Wonen voor SBS. Voor het programma werd per seizoen een productieovereenkomst werd gesloten. Rond maart / april 2003 heeft FAN, handelende onder de naam Tenfold, bij een door beide partijen ondertekende ongedateerde akte al haar ie-rechten m.b.t. onder meer het programma Klussen & Wonen overgedragen aan SBS. Op 20 juli 2004 werd het faillissement van Tenfold uigesproken.

Het Hof oordeelt dat de titel niet auteursrechtelijk is beschermd en niet als merk is gedeponeerd. Volgens de productieovereenkomst komen de rechten op de titel aan partijen gezamenlijk toe. Enkel met betrekking tot de formatrechten (en niet de titel!) bevatte de productieovereenkomst de volgende bepaling: "Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent een vervolgserie van het Programma, is de Producent, in overleg met SBS, gerechtigd om het Programma aan te bieden aan andere Nederlandse televisiezenders."

Fan Media betoogde dat het haar aldus vrijstond om met een ander - lees: RTL - in zee te gaan. Het Hof oordeelt dat "onder de gegeven omstandigheden het bedoelde gebruik van de titel door FAN in strijd komt met de zorgvuldigheid die haar in het maatschappelijk verkeer jegens SBS betaamt, zodat dit gebruik voorshands als onrechtmatig moet worden aangemerkt".

"Die omstandigheden bestaan met name hierin, dat het programma al vijf jaar onder de titel "Klussen & Wonen" door SBS is uitgezonden, dat SBS tot en met het seizoen 2002/2003 met (de rechtsvoorganger van) FAN was overeengekomen dat zij voor 50 procent gerechtigd was op de titel en dat SBS, op wier zender het programma sinds het seizoen 2000/2001 te zien is geweest, daarmee een bepaalde goodwill bij het kijkerspubliek heeft opgebouwd. Onder deze omstandigheden staat het FAN niet vrij om, zonder daarover met SBS overeenstemming te bereiken, diezelfde titel te gebruiken voor een voortaan door RTL uit te zenden identiek of vergelijkbaar programma over doe-het-zelven, waaraan niet afdoet dat FAN als zelfstandige producent het voorheen door SBS uitgezonden programma zelf heeft ontwikkeld en de titel heeft bedacht" (rov 4.11)

De vraag aan wie de intellectuele eigendomsrechten toekomen en of Tenfold paulianeus heeft gehandeld vereist volgens de rechter nader feitelijk onderzoek en leent zich aldus niet voor dit kort geding.

Lees het arrest hier.

IEF 2391

Meer rechten (3)

Rechtbank Utrecht, 20 juli 2006, KG ZA 06-566. Annemarie Postma tegen Uitgeverij Aspekt.

Vonnis in de hier al eerder besproken zaak. 

Postma vordert Aspekt te bevelen de distributie van de bij haar aanwezige exemplaren van de titels “Liefde maken”, “Ik hou van mij” en “Happy single in de war” te staken en gestaakt te houden en haar te verbieden enige titel van Postma te herdrukken.

De kern het geschil wordt gevormd door de vraag of de aard van de uitgeefovereenkomst als zodanig  zich tegen opzegging verzet. Aspekt (zonder  advocaat) heeft immers betwist dat een dergelijke overeenkomst kan worden opgezegd. Met Postma is de voorzieningen rechter van oordeel dat de onderhavige uitgeefovereenkomsten te kwalificeren zijn als duurovereenkomsten die opzegbaar zijn, tenzij de aard daarvan met zich meebrengt dat opzegging niet redelijk is. De inhoud van de met Postma gesloten overeenkomsten sluit een opzegbaarheid niet uit.


De samenwerking tussen Postma en Aspekt is in de loop van de tijd verstoord geraakt. Er hebben sedert medio 2004 geen wezenlijke contacten over mogelijke herdrukken, promotie en beleid mei betrekking tot de verzorging van de uitgaven van de boeken van Postma meer plaatsgevonden.

Postma heeft hij brief van 29 oktober 2004 van haar toenmalige raadsman de uitgeefovereenkomsten met onmiddellijke ingang opgezegd. Nadien hebben partijen getracht alsnog tot overeenstemrning te komen. Aspekt is de boeken van Postma blijven verkopen en distribueren en zij vermelde de boeken van Postma in haar catalogi en op haar website. Bij brief van 28 november 2005 heeft Postma de uitgeefovereenkomsten nogmaals opgezegd.

Postma heeft voorshands ook aannemelijk gemaakt dat de redelijkheid zich niet tegen opzegging van de overeenkomsten verzet. Daarbij is het volgende van belang.

De overeenkomsten zijn in een relatief kort tijdsbestek, tussen 2002 en 2004, gesloten. De titels ‘Liefde maken’ en ‘Ik hou van mij” vertolken de ideeën van Postma over eigenwaarde en de titel “Happy single in de war” is een bundeling van eerder in hot Algemeen Dagblad verschenen columns.

De titels zijn bij Aspekt in zeer korte tijd achtereenvolgend uitgebracht. De omstandigheid dat de royalties in de loop van de tijd sterk zijn teruggelopen duidt er voorshands op dat de titels in hun huidige vorm aan het einde van hun cyclus zijn gekomen. Het  feit dat de relatie tussen Postma en Aspekt verstoord is geraakt brengt voorts mee dat een redelijk overleg over mogelijke heruitgaven en de daaraan te stellen eisen voor wat betreft de vormgeving of publiciteit en promotieactiviteiten bijzonder moeizaam zal zijn. Van Postma kan niet worden verlangd dat zij gehouden is tot een gedwongen vorm van samenwerking of tot een heruitgave van boeken waarvan zij stelt, zich in de uiterlijke presentatie daarvan, niet meer te kunnen herkennen, Ten slotte is van belang dat Postma voor een aantal voorgenomen uitgaven reeds een andere uitgeverij heeft aangezocht.

De voorzieningenrechter is echter met Aspekt van mening dat de opzegtermijn, mede gelet op de nog aanwezige voorraad van 6800 exemplaren van de onderhavige drie titels, niet redelijk Is. Een opzegtermijn van vier maanden is daartoe te kort. Aspekt heeft aannemelijk gemaakt dat de voorraad op korte termijn niet uitgeput al zijn en dat zij enige tijd behoeft om wegen te vinden om zonder al te veel schade door de voorraad heen te komen. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat Aspekt de distributie zal moeten staken per 1 januari 2007.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht over uitgeverij Aspekt hier.

IEF 2386

Uiteindelijk onvoldoende

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 4 juli 2006, LJN AY4587. European Communications Consultancy Team B.V. tegen Codec Telecom B.V.

Uiteindelijk onvoldoende bewijs om onrechtmatige concurrentie door ex-werknemers voorshands aannemelijk te achten.

Het subsidiaire verweer slaagt voorzover het betrekking heeft op de grondslagen die bestaan uit de aanname van enig IE-recht op de producten. Dat een zodanig recht, waaronder met name ook het auteursrecht, aan de zijde van ECCT bestaat enerzijds en dat de door Codec cs verhandelde producten anderzijds daarop een inbreuk maken anderzijds, is onvoldoende toegelicht om in dit kort geding voor aannemelijk te kunnen houden.

Lees het vonnis hier.