Auteursrecht  

IEF 8659

Leren jassen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 5 maart 2010, KG ZA 10-144 NB/MB, H. tegen Y. c.s. (met dank aan Maartje Hülsenbeck, Blenheim Advocaten en Mr. Kitty van Boven, I-EE).

Auteursrecht. Ongeschreven Modellenrecht. Groothandel in leren jassen stelt dat gedaagde winkeliers met de verkoop van gesteld overeenstemmende leren jassen inbreuk maken op de auteurs- en modelrechten van de groothandel. Vorderingen afgewezen. De door eiser geclaimde modellen zijn voorshands niet als nieuw aan te merken. Enige onduidelijkheid over de overgelegde documenten (“Het is immers niet logisch dat een ontwerper zich in de maand september in het jaartal vergist.”)

4.2. Met betrekking tot alle rechtsgronden die H. aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd - (inbreuk op) auteursrecht, modelrecht en/of (het plegen van een) onrechtmatige daad (slaafse nabootsing) - geldt dat van cruciaal belang is of de door haar geclaimde modellen nieuw zijn. Als dat niet bet geval is kunnen de vorderingen alleen al daarom niet worden toegewezen H. dient dan ook, nu dat door de gedaagden gemotiveerd betwist wordt, in de eerste plaats voldoende aannemelijk te maken dat de ontwerpen van haar jassen origineel zijn en dat soortgelijke jassen niet op de markt waren vóór de datum van de ontwerpen van H..

4.5. Kortom, H. heeft haar stellingen met betreking tot de 'nieuwheid' van de modellen, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Y. c.s., op voorhand niet aannemelijk gemaakt. Alleen al op grond daarvan zijn de vorderingen jegens Y c.s. niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 8658

Abusievelijk

Vzr. Rechtbank Breda, 8 maart 2010, KG ZA 10-88, Happy-Point tegen Heijzoo (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur)

Auteursrecht. Opblaasbare Abraham-pop (zie ook Rechtbank Breda, 6 januari 2010, IEF 8498). Standaard vonnis, inbreuk aangenomen.

3.4. Heijzoo heeft als verweer aangevoerd dat zij abusievelijk de foto met daarop afgebeeld de Abraham-pop van Happy-Point op haar website heeft geplaatst, dat het niet de bedoeling is geweest deze Abraham-pop te verkopen en dat zij de Abraham-pop ook niet verkoopt.

3.5. Dit verweer wordt verworpen als zijnde irrelevant en ongeloofwaardig. Reeds het gebruik van (een abeelding van) de Abraham-pop van Happy-Point door Heijzoo op haar website, betreft een inbreukmakende handeling. Voorts is voldoende aannemelijk dat het de bedoeling van Heijzoo is (geweest) deze Abraham-pop te verkopen. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Happy-Point als productie 13 een mailwisseling (…)  overgelegd. Op 1 februari 2010 heeft Y. de Ruijter aan Heijzoo gevraagd of de Abraham-pop ook nog in andere modellen leverbaar is, waarop Heijzoo op 3 februari 2010 heeft geantwoord: "Deze heb ik op dit moment voor dit seizoen nog maar in een model. namelijk de modellen die u ziet op onze site." Niet door Heijzoo is betwist dat op 3 februari 2010 er maar 1 foto van een Abraham-model op de website stond, te weten de Abraham-pop van Happy-Point. Heijzoo heeft nog gesteld dat zij zelf een ontwerp voor de productie van een Abraham-pop heeft gemaakt dat zij aan de producent wilde verstrekken. Ter onderbouwing heeft Heijzoo op de mondelinge behandeling een afbeelding van de door haar ontworpen Abraham-pop overgelegd. Aan deze stelling gaat de voorzieningenrechter voorbij. Immers, indien Heijzoo daadwerkelijk een andere Abraham-pop had willen laten produceren en verkopen, had het voor de hand gelegen dat een afbeelding van deze Abraham-pop op de website van Heijzoo zou zijn geplaatst.

Lees het vonnis hier.

IEF 8654

Het uitblijven van de vervolgopdracht

Gerechtshof Amsterdam, 2 maart 2010, zaaknr. 200.015.797/01, Proctor Media Projects B.V.  tegen Dullaert & Dumas Film & TV Producties B.V. (met dank aan Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan).

Mediarecht. Scenario-opdracht. Hof stelt Proctor alsnog in het gelijk in geschil over schade na uitblijven vervolgopdracht.

Proctor ontwikkelt in opdracht een scenario voor de kindertelevisieserie Spetter, geproduceerd door D&D voor het Dolfinarium Harderwijk. D&D deed een aan Proctor verleend right of first refusal (de mogelijkheid om af te zien van het schrijven van scenario’s voor vervolgseries) niet gestand, omdat het Dolfinarium niet tevreden zou zijn geweest met de kwaliteit van de scripts. De Rechtbank Amsterdam (7 mei 2008, niet gepubliceerd) wees de vorderingen van Proctor aanvankelijk af, bij gebreke van een causaal verband tussen de schade en de  niet gestand gedane optie.

Het Hof vat de verplichtingen van de producent jegens de scenarioschrijver ruimer op. Proctor had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat het in beginsel de vervolgopdracht zou worden verstrekt en de producent had de scenarioschrijver over de bezwaren, het Dolfinarium was aanvankelijk wel tevreden,  moeten informeren en de scenarist in de gelegenheid stellen die bezwaren weg te nemen en producent had met de opdrachtgever de bezwaren nader moeten onderzoeken. Causaal verband tussen de toerekenbare niet nakoming van deze verplichtingen en de door Proctor geleden schade wordt wel aanwezig geacht.

Lees het arrest hier.

IEF 8647

Zich onderscheidt door de gekozen herkenbare elementen

Gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, 2 maart 2010, LJN: BL6499(Gevoegde zaken / Slaafse nabootsing voetsteunen).

Auteursrecht  Slaafse Nabootsing. Stukgelopen samenwerking. Hof bekrachtigt vonnissen waarvan beroep (Rb Zwolle, LJN: BD5628). Producent van in hoogte verstelbare voetsteunen (Basic 952) stelt dat voormalige distributeur inbreuk maakt op auteursrecht, dan wel zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing. Geen auteursrecht (technisch bepaald). Wel slaafse nabootsing. Licentienemer kan optreden tegen slaafse nabootsing. Proceskosten gemengde zaak. In citaten:

6. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [x] niet heeft aangetoond dat zij auteursrechthebbende op de Basic 952 is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [x] op grond van slaafse nabootsing (deels) toegewezen. Volgens de voorzieningenrechter heeft [x] voldoende aannemelijk gemaakt dat een voetensteun niet (noodzakelijker)wijs de uiterlijke vormgeving hoeft te hebben van de Basic 952 en dat een andere weg had kunnen - en dus moeten - worden ingeslagen zonder dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk zou worden gedaan.

Met betrekking tot de grieven in de zaak 200.015.434/01:

Auteursrecht: 11. Naar het voorlopig oordeel van het hof is de vorm van de Basic 952, zoals deze blijkt uit de door [appellante] overgelegde producties, in overwegende mate ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de persoonlijke invulling van de maker. Bij een verstelbare voetensteun als de onderhavige gaat het er om dat deze met de voet eenvoudig bedienbaar is met goed bereikbare pedalen en dat de voeten (zonder inspanning) op de voetenplank kunnen rusten zonder weg te glijden. Om dat te bereiken is de plank van de voetensteun van de Basic 952 aan de zijkanten afgerond en aan de bovenzijde voorzien van horizontale profielen die aan de buitenzijde scheef omhooglopen.

12. Aan [appellante] kan worden toegegeven dat bij die verschillende onderdelen persoonlijke keuzes van de ontwerper mogelijk zijn, waaronder het doorlopen van de verticale profielen in de zijkant van de voetensteun, maar deze betreffen naar het voorlopig oordeel van het hof binnen het gehele ontwerp zodanig geringe aspecten dat niet gesproken kan worden van een eigen oorspronkelijk karakter met het persoonlijk stempel van de maker.

(…)

1019h Proceskosten: 16. (…) De beslissingen van de voorzieningenrechter ten aanzien van de auteursrechtelijke grondslagen worden door het hof bekrachtigd. Dit betekent dat de voorzieningenrechter terecht een volledige proceskostenveroordeling heeft afgewezen. Grieven 4 en 5 delen het lot van de voorgaande grieven.

(…)

25. Ten aanzien van de kostenveroordelingen overweegt het hof als volgt. Het onderhavige hoger beroep heeft tot inzet de handhaving van auteursrechten. Het hof is derhalve van oordeel dat dit hoger beroep een intellectuele eigendomszaak is waarop artikel 1019h Rv. van toepassing is. Op verzoek van [geïntimeerden] zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in zaak 200.015.434/01 veroordeeld worden in de daadwerkelijk door [geïntimeerden] gemaakte kosten.

26. [geïntimeerden] hebben niet gespecificeerd welk deel van de door haar in totaal opgevoerde kosten, te weten EUR 24.801,33 inclusief BTW betrekking heeft op haar verweer tegen de handhaving van de auteursrechten in de onderhavige zaak en welk deel op het door Roessink c.s ingestelde beroep tegen toewijzing van de vorderingen op grond van slaafse nabootsing in de zaak 200.013.238. Het hof schat, mede aan de hand van het door [geïntimeerden] bij productie 4 van de memorie van antwoord overgelegde overzicht, dat de verdeling 50% - 50% bedraagt en veroordeelt [appellante] tot betaling van in totaal EUR 12.400, 66 inclusief BTW.

Met betrekking tot de grieven in de zaak 200.013.238/01:

Slaafse nabootsing: 30. Deze grief berust op een onjuiste lezing van het bestreden vonnis. De voorzieningenrechter heeft bij de beoordeling van de vordering uit slaafse nabootsing niet aangenomen dat [geïntimeerde] als licentienemer beschouwd moet worden.

31. Daarenboven gaat de stelling van [appellanten] uit van een onjuiste rechtsopvatting. Het gaat hier om de bescherming die [geïntimeerde] meent te mogen ontlenen aan het gemene recht, zoals neergelegd in artikel 6:162 BW en de daarop ontwikkelde rechtspraak. De vraag of [geïntimeerde] op grond van artikel 6:162 BW zelfstandig kan optreden tegen de slaafse nabootsing van haar voetensteunen, is in beginsel uitsluitend afhankelijk van de vraag of zij een bedrijfsdebiet voor dit product in Nederland heeft opgebouwd.

(…)

36. Op grond van de door beide partijen in geding gebrachte producties (…) en uit eigen waarneming bij gelegenheid van de gehouden pleidooien, stelt het hof vast dat er meerdere, op in het oog springende wijze onderling van elkaar verschillende voetensteunen bestaan die blijkbaar alle een markt hebben. Geen van deze voetensteunen bevat de kenmerkende elementen die de Basic 952 onderscheidend vermogen geven, waaronder de achthoekige vorm van de voetenplank, de ronde verschroomde pedaalvormen en de in de zijkant van de voetenplank doorlopende ribbels.

37. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] genoegzaam aangetoond dat de Basic 952 door de gekozen herkenbare elementen zich onderscheidt van de rest van de markt en al gedurende een reeks van jaren met een marktaandeel van 50 procent een eigen plaats op de markt van voetensteunen inneemt.

(…)

40. (…) De mogelijkheid om via technische alternatieven hetzelfde resultaat te bereiken speelt bij deze beoordeling geen rol. Onderzocht moet worden of [appellanten], zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de Basic 952 afbreuk te doen, variaties had kunnen (en dus moeten) aanbrengen teneinde verwarring omtrent de herkomst van de product zoveel mogelijk te voorkomen.

(…)
42. Met de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat [geïntimeerde] genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat [appellanten] op eenvoudige wijze variaties op de hiervoor in overweging 36 beschreven herkenbare elementen van de Basic 952 kunnen aanbrengen zonder dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de VS 80 en VS 81 afbreuk wordt gedaan.

(…)

48. Naar het voorlopig oordeel van het hof neemt het enkele aanbrengen van de naamsvermelding [appellannte] de verwarring niet weg. Dit geldt temeer nu bij de inschatting van dit verwarringsgevaar in aanmerking moet worden genomen dat de Basic 952 voorheen door [appellanten] verkocht werden, waardoor het in de rede ligt dat er eerder onduidelijkheid ontstaat met betrekking tot de herkomt van de VS 80 en VS 81.

1019h Proceskosten: 56. In geval van een gemengde zaak wordt een schatting gemaakt van de proceskosten die aan de op de intellectuele eigendomsgrondslag gebaseerde deel van de procedure moet worden toegerekend. De opvatting van [appellanten] dat dit tot gevolg heeft dat een verliezende partij aanspraak heeft op een (volledige) proceskostenvergoeding indien de vordering op de andere grondslag wordt toegewezen, berust op een verkeerde lezing van artikel 1019h en de regeling Indicatietarieven in IE-zaken. De voorzieningenrechter heeft [appellanten] terecht als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld met toepassing van het algemene liquidatietarief.

Lees het arrest hier.

IEF 8646

De ultieme voeding

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 4 maart 2010, KG ZA 10-25, Ultimate Nutrition Inc. tegen D&S Food-Trading B.V. c.s. (met dank aan Michiel Rijsdijk en Marlies Wiegerinck, Arnold+Siedsma

Merkenrecht. Auteursrecht. Domeinnamen. Parallelimport. Eiser maakt op grond van woordmerken Ultimate Nutrition (sportvoeding) bezwaar tegen o.a. de domeinnaam www.ultimate-nutrition.nl en stelt daarnaast dat gedaagde inbreuk maakt op de auteursrechten van eiser op verpakkingen en logo’s. Vorderingen afgewezen. Bestuurdersaansprakelijkheid niet aangetoond. Niet ontvankelijkheid. Geen spoedeisend belang.

4.10 (…) Zoals hiervoor reeds werd overwogen, bedient D&S zich niet meer van die websites. Voor zover al aangenomen zou mogen worden dat D&S inderdaad inbreuk maakt op voormelde rechten van Ultimate, heeft te gelden dat van enig inbreuk rnakend handelen thans geen sprake is nu D&S de websites uit de lucht heeft gehaald. Onder deze omstandigheden heeft Ultirnate geen belang bij een voorziening in kort geding. De vorderingen die gestoeld zijn op vermeende inbreuken op merk-, handelsnaam- en auteursrechten dienen daarom eveneens te worden afgewezen. De afwijzing van voormelde vorderingen brengt met zich dat een oordeel over voormelde rechten en het eventueel. inbreukmakend handelen van D&S in dit kort geding achterwege kan blijven.

4.1 I Ten aanzien van (…) parallelimport (…) D&S heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat zij de producten enkel via Nutrition Tech, de Oostenrijkse verdeler van de producten van Ultimate, en dus legaal heeft ingekocht. Gelet op dit gemotiveerde verweer van D&S ligt het op de weg van Ultimate om de juistheid van haar standpunt aannemelijk re maken. Nu zij enkel een verklaring van haar directeur heeft overgelegd die bovendien wordt betwist, is zij daar niet in geslaagd. Daarom wordt ook deze vordering afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8638

Collectieve actie

Hoge Raad, 26 februari 2010, LJN: BK5756, Stichting Baas In Eigen Huis tegen Plazacasa B.V. (met conclusie A-G Huydecoper)

Procesrechtelijke uitwerking auteursrechtzaak. Makelaars richten stichting op en beginnen collectieve actie tegen vermeend inbreukmakende huizensite Jaap.nl. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen grotendeels toegewezen, het hof verklaart de stichting niet-ontvankelijk verklaard en de Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.

“De omstandigheid dat eenderde van de makelaars met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van hun aanbod juist voorstander is van publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, [staat] op zichzelf niet in de weg aan de conclusie dat de Stichting met haar vordering opkomt voor gelijksoortige belangen als bedoeld in art. 3:305a. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de belangen ter bescherming waarvan deze vordering strekt, zich niet lenen voor bundeling. (…) Nu het gaat om een (in cassatie veronderstellenderwijs aan te nemen) inbreuk van Plazacasa op auteursrechten van de makelaars, kan van de makelaars die wel instemmen met publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, zeer wel worden gevergd kenbaar te maken - eventueel op verzoek van Plazacasa, dat de inbreukmakende handelingen wenst te verrichten - dat het op vordering van de Stichting uit te spreken verbod ten opzichte van hen geen werking heeft.”

Niet betwiste 1019h proceskosten moeten worden toegewezen.

4.2 Het gaat hier om de vraag of voldaan is aan de eis dat de door de Stichting ingestelde rechtsvordering 'strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen' als bedoeld in art. 3:305a BW. Aan die eis is voldaan indien de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden kan worden bevorderd. Aldus kan immers in één procedure geoordeeld worden over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken behoeven te worden.
De omstandigheid dat een (al dan niet aanmerkelijk) deel van de personen ter bescherming van wier belangen een collectieve actie strekt, niet instemt met (het doel van) de rechtsvordering of zelfs een tegenovergesteld standpunt inneemt, staat op zichzelf niet in de weg aan het oordeel dat de vordering strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen. Ook dan is voldoende dat de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming wordt bevorderd. Zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 12 en 13, heeft de wetgever bewust ervan afgezien om representativiteit van de eisende rechtspersoon als voorwaarde in de wet op te nemen, zodat niet als eis gesteld kan worden dat de collectieve actie kan rekenen op de steun van een aanmerkelijk deel van de in aanmerking komende belanghebbenden. Hierbij is van belang dat personen die niet wensen dat een door middel van de collectieve actie verkregen rechterlijke uitspraak jegens hen werkt, zich op de voet van het vijfde lid van art. 3:305a aan de werkingssfeer van die uitspraak kunnen onttrekken (behoudens de aan het slot van lid 5 vermelde uitzondering).

4.3 In het onderhavige geval heeft het hof in rov. 4.4 vastgesteld dat de Stichting aan haar rechtsvordering ten grondslag legt dat makelaars op de door hen vervaardigde foto's en beschrijvingen van het huizenaanbod auteurs-recht hebben, dat de auteursrechten op deze 'objectdata' identiek zijn, dat de inbreuken van Plazacasa op die rechten door overname van de objectdata op haar website Jaap.nl eveneens identiek zijn, en dat de handhavingsbelangen van de makelaars parallel lopen omdat het in beginsel voor iedere makelaar van belang is dat een derde eerst toestemming vraagt alvorens materiaal te kopiëren en te exploiteren waarop de makelaar auteursrecht bezit.
In dit licht staat de door het hof vermelde omstandigheid dat eenderde van de makelaars met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van hun aanbod juist voorstander is van publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, gelet op het hiervoor in 4.2 overwogene op zichzelf niet in de weg aan de conclusie dat de Stichting met haar vordering opkomt voor gelijksoortige belangen als bedoeld in art. 3:305a. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de belangen ter bescherming waarvan deze vordering strekt, zich niet lenen voor bundeling.
Anders dan het hof voorts heeft overwogen, biedt het vijfde lid van art. 3:305a in een geval als het onderhavige wel degelijk soulaas voor makelaars die niet instemmen met de vordering van de Stichting. Gelet op de aard en inhoud van het gevorderde (en in eerste aanleg opgelegde) verbod met dwangsom, kan de werking daarvan ten opzichte van bepaalde personen worden uitgesloten, zodat makelaars die niet instemmen met de vordering van de Stichting zich desgewenst op de voet van voormeld vijfde lid kunnen verzetten tegen de werking van de uitspraak ten opzichte van hen, zoals het hof op zichzelf ook heeft onderkend. Nu het gaat om een (in cassatie veronderstellenderwijs aan te nemen) inbreuk van Plazacasa op auteursrechten van de makelaars, kan van de makelaars die wel instemmen met publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, zeer wel worden gevergd kenbaar te maken - eventueel op verzoek van Plazacasa, dat de inbreukmakende handelingen wenst te verrichten - dat het op vordering van de Stichting uit te spreken verbod ten opzichte van hen geen werking heeft. Mede gelet op het wettelijk systeem, zoals dat tot uitdrukking komt in lid 5 van art. 3:305a, heeft het hof dan ook een te vergaande eis gesteld door (impliciet) van de Stichting te verlangen dat zij haar vordering beperkt tot de makelaars die bezwaar hebben tegen de openbaarmaking van hun objectdata op Jaap.nl en dat zij daartoe de gegevens van die 'tegenstanders' verzamelt.

Proceskosten: 5.2 De Hoge Raad ziet evenwel aanleiding - ten overvloede - te overwegen dat onderdeel 1.2.1 van het middel terecht klaagt dat het hof de door Plazacasa op de voet van art. 1019h Rv. gevorderde en gespecificeerde kosten niet toewijsbaar heeft geacht op de grond dat in de specificatie niet inzichtelijk is gemaakt hoe van de, door onderscheiden personen bestede, uren tot het vermelde honorarium is gekomen, terwijl ook niet aanstonds duidelijk is op grond waarvan de gevorderde kosten redelijk en evenredig zijn als bedoeld in die bepaling. Nu de door Plazacasa op de voet van art. 1019h gevorderde en gespecificeerde kosten niet door de Stichting waren betwist, ook niet wat betreft de redelijkheid en evenredigheid als bedoeld in die bepaling, stond het het hof niet vrij deze kosten op voormelde grond niet toewijsbaar te achten.
 
Lees het arrest hier.

IEF 8636

Te bevorderen dat er openheid komt

Kamervraag, nr. 2010Z03463, 2e Kamer.  Vragen van het lid Azough (GroenLinks) aan de minister van Justitie over de niet geëffectueerde SWIFT-overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en Nederland. (Ingezonden 19 februari 2010)

“4. Bent u bereid te bevorderen dat er openheid komt over de onderhandelingen over de Anti-Counterfeit Trade Agreement (ACTA)?”

Lees alle vragen hier.

IEF 8635

Op 14 maart 2010

Tractatenblad Jaargang 2010, nr. 59. Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT) (1996); Genève, 20 december 1996

“Het Verdrag zal ingevolge artikel 21, onder ii, voor het Koninkrijk der Nederlanden op 14 maart 2010 in werking treden. Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het Verdrag alleen voor Nederland gelden.”

Lees het verdrag hier.

IEF 8634

Dat u met deze actie misbruik heeft gemaakt van uw auteursrecht

Kamerstukken 32 123 XII, nr. 46, Tweede Kamer. Vaststelling van de begrotingsstaten Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2010. Lijst van vragen en antwoorden over het vonnis in kort geding van 9 december 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage met betrekking tot de publicatie van een boek dat door de heer Metze is geschreven over Rijkswaterstaat. O.a:

“Deelt u de mening dat u met deze actie misbruik heeft gemaakt van uw auteursrecht, met het doel om censuur te plegen? Zo nee, waarom niet?”

“Van censuur is geen sprake. Rijkswaterstaat heeft bij het verlenen van de opdracht de auteursrechten voor zichzelf bedongen. Dat is niet ongebruikelijk. Met het oog op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van medewerkers is het manuscript door de heer Metze aangepast.”

Lees alle vragen en antwoorden hier

IEF 8633

Een soort van Youtubebelasting

Kamerstuk 29838 nr. 25, Auteursrechtbeleid. Brief van de Werkgroep Auteursrecht. “De werkgroep Auteursrecht (Gerkens) uit de vaste commissies voor Justitie en voor Economische Zaken biedt u hierbij haar standpunt aan over de kabinetsreactie op haar rapport.”

- Als het gaat om de wens van de werkgroep om aan banden te leggen hoe ver cbo’s mogen gaan met het uitwerken en bedenken van nieuwe vergoedingen, verwijst het kabinet naar de commissie-Pastors en drukt het partijen op het hart om hier voorzichtig mee om te gaan. Dit stelt de werkgroep niet gerust. Dit najaar nog probeerde Buma/Stemra een soort van Youtubebelasting te creëren. Het was niet de interne controle, maar de politieke druk die dit heeft voorkomen.

- De werkgroep steunt de bevriezing van het thuiskopiestelsel. Een uitbreiding daarvan alvorens het wordt afgebouwd, acht zij niet logisch. Wel is de werkgroep van mening dat zolang er geen alternatief is in de vorm van goede businessmodellen, de artiesten per definitie de dupe zijn van deze periode van windstilte. De werkgroep wil het kabinet dan ook adviseren om voor de tussenliggende periode een oplossing te zoeken. Mogelijkerwijs kan voor de periode van drie jaar een afspraak gemaakt worden tussen rechthebbenden en de producenten van dragers.

- Het stemt de werkgroep tot tevredenheid dat het kabinet openstaat voor de aanpassing van wetgeving wanneer de nog lopende juridische procedures in eerste aanleg van de voorzieningenrechter in Amsterdam (30 juli 2009)5, de rechtbank Utrecht (26 augustus 2009)6 en de rechtbank Amsterdam (22 oktober 2009)7 tot onbevredigende onherroepelijke einduitspraken leiden. Hoewel het aansprakelijk stellen ter zake van uploaden voldoende juridisch geborgd lijkt, is voortdurende waakzaamheid van de wetgever geboden.

- De werkgroep kan niet genoeg benadrukken dat het wetsvoorstel met betrekking tot het auteurscontractenrecht met spoed bij de Kamer moet worden ingediend.

Lees het gehele standpunt hier.