Auteursrecht  

IEF 8201

Nadeel zal worden toegebracht aan zijn eer en de naam

www.paulhermans.comVzr. Rechtbank Breda, Sector kanton, 18 september 2009, LJN: BJ8029 en LJN: BJ8075, Paul Hermans tegen De Stichting Vredesduif.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. “De voorzieningenrechter verbiedt Stichting De Vredesduif om op 19 september 2009 het vredesmonument genaamd ‘Noach’s olijftak’ zonder sokkel van tenminste 3,5 meter te plaatsen en te onthullen op het Groenedijkplein danwel een andere plek, in Breda-Noord. De voorzieningenrechter komt tot dat oordeel nu de Stichting de tussen partijen geldende contractuele verplichtingen heeft geschonden. Voorts heeft Hermans een geslaagd beroep gedaan op art. 25 van de Auteurswet, nu de voorzieningenrechter voorshands heeft geoordeeld dat het op dat artikel gebaseerde persoonlijkheidsrecht is geschonden.”

3.7.Ten aanzien van de op het Auteursrecht steunende grondslag geldt het volgende.(…)  Uit dit e-mailbericht van [naam eiser] volgt evident zijn oordeel, dat de aanpassing van de maatvoering, invloed heeft op zijn artistieke visie op de wijze van plaatsing van het kunstwerk.  [Naam eiser] doet hier dus een beroep op zijn persoonlijkheidsrechten. De voorzieningenrechter leidt uit de stellingen van [naam eiser] af dat hij specifiek een beroep doet op artikel 25 lid 1 sub d Auteurswet (…) Voor zover al afstand van de in dat onderdeel van artikel 25 Auteurswet beschreven recht kan worden gedaan, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat noch uit de in het geding gebrachte stukken noch uit het verhandelde ter zitting van zodanige afstand –zoals door de Stichting is betoogd- is gebleken.

Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt juist dat [naam eiser] diverse malen contact heeft opgenomen met de Stichting ten einde tot een oplossing te komen met betrekking tot de wijze waarop het kunstwerk zou worden geplaatst, waaruit kan worden opgemaakt dat [naam eiser] zich betrokken voelde bij de totstandkoming van zijn kunstwerk. Ook de bestuurders van Stichting hebben - zoals door hen ter zitting spontaan verklaard - hunnerzijds vele malen vergeefs getracht [naam eiser] te bewegen tot inschikkelijkheid ten aanzien van zijn standpunt met betrekking tot de wijze van plaatsing, welke handelwijze duidt op erkenning van het recht van [naam eiser] volgend uit art. 25 lid 1 sub d Auteurswet.

Aan de orde is dan de vraag of, in de omstandigheden van het geval, een plaatsing op een basis van 80 cm hoogte een misvorming, verminking of andere aantasting van het kunstwerk oplevert welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van [naam eiser] of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.

Gegeven het feit dat in het eerdere overleg tussen partijen de door de Stichting voorgenomen terugbrenging van de spanwijdte van 7 meter tot 3,5 meter heeft geleid tot de artistieke visie van [naam eiser] dat alsdan plaatsing op een sokkel van 3,5 meter diende te volgen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van aantasting van het werk bij plaatsing op de thans door de Stichting voorgenomen wijze tegen de uitdrukkelijke wil van [naam eiser].
De voorzieningenrechter betrekt in dat oordeel mede dat [naam eiser] voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat door de plaatsing van het kunstwerk op een sokkel van 80 centimeter, nadeel zal worden toegebracht aan zijn eer en de naam, te meer nu het kunstwerk bij een lagere plaatsing vatbaarder wordt voor vandalisme, waartegen het niet bestand is, dan in het geval het geplaatst wordt op een rotonde of op een sokkel van 3,5 meter hoogte.

3.8. De stelling van de Stichting dat zij een groot maatschappelijk evenement heeft georganiseerd waarbij onder meer vele vrijwilligers en organisaties betrokken zijn en het afgelasten van het evenement grote gevolgen heeft, kan aan het oordeel van de voorzieningenrechter niet afdoen nu enkel een (groot) belang – zonder recht – onvoldoende is om een toerekenbare tekortkoming of een op auteursrecht inbreukmakende handeling, te kunnen rechtvaardigen.

Lees het vonnis hier en hier.

IEF 8196

Grotendeels toewijzen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2009, Stichting De Thuiskopie tegen Stichting Duk en Computer

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Bestuurdersaansprakelijkheid.

4.1. De rechtbank zal de vorderingen jegens SDC grotendeels toewijzen omdat die niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.

4.2. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om SDC op dit moment te veroordelen tot het betalen van de thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie welke correspondeert met de opgaven welke SDC op grond van dit vonnis zal moeten doen zoals gevorderd onder (7) en (8). Die vorderingen zijn te onbepaald en prematuur omdat vooraangaand aan de betreffende opgaven nog niet duidelijk is of SDC een vergoeding verschuldigd is die hoger is dan het reeds toe te wijzen bedrag van € 56.403,27.

(…) 4.4. De rechtbank is met [X] van oordeel dat hij niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de betaling van de door SDC verschuldigde thuiskopievergoeding. De Thuiskopie betoogt dat [X] een persoonlijk en ernstig verwijt treft ten aanzien van het onbetaald blijven van de door SDC verschuldigde thuiskopievergoeding. In het midden kan blijven of dat betoog juist is, aangezien het betoog onvoldoende is om [X] aansprakelijk te houden. Voor aansprakelijkheid van [X] als bestuurder van SDC is namelijk ook vereist dat [X] een persoonlijk en ernstig verwijt treft ten aanzien van het onverhaalbaar blijven van de vordering. Alleen indien de vordering onverhaalbaar is, lijdt De Thuiskopie immers schade. Bovendien is pas sprake van onrechtmatig handelen van [X] jegens de De Thuiskopie indien hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat zijn handelingen of nalaten tot gevolg zou hebben dat De Thuiskopie die schade zou lijden. De Thuiskopie heeft echter niet gesteld dat haar vordering op SDC onverhaalbaar is, laat staan dat [X] op dat punt een persoonlijk en ernstig verwijt treft. De Thuiskopie heeft slechts aangevoerd dat het risico bestaat dat SDC wordt ontbonden. Dat is onvoldoende om te kunnen aannemen (i) dat De Thuiskopie schade lijdt ter grootte van de door SDC verschuldigde vergoeding, (ii) dat die schade het gevolg is van het handelen of nalaten van [X], en (iii) dat [X] een en ander wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen.

4.5. Ook de andere vorderingen van De Thuiskopie kunnen niet worden toegewezen tegen [X]. Ten aanzien van die vorderingen heeft [X] terecht aangevoerd dat gesteld noch gebleken is dat hij persoonlijk informatiedragers heeft geïmporteerd of anderszins verhandeld. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8185

Noot bij Norma

Kamiel Koelman (Van Diepen Vander Kroef): Noot bij Rb. Den Haag 28 januari 2009, IEF 7522 (Norma/NL Kabel). Eerder verschenen in AMI 2009, p. 163-169.

 "(…) In het bovenafgedrukte vonnis staat artikel 14a WNR centraal. Norma en Irda stellen dat kabelexploitanten krachtens deze bepaling wettelijk aan hen moeten afdragen, omdat zij volgens hun statuten de doelstelling hebben om de belangen van uitvoerende kunstenaars te behartigen. Ze hebben echter de pech dat de rechter artikel 14a WNR zéér letterlijk neemt: er moet sprake zijn van ‘heruitzenden’ wil de bepaling van toepassing zijn. Dat impliceert dat hetzelfde, al uitgezonden signaal nog eens naar een publiek wordt doorgepompt. De techniek is echter voortgeschreden. Kabelboeren halen niet meer het door de omroep naar het grote publiek uitgezonden signaal uit de ether, maar krijgen het per satelliet of kabel speciaal aangevoerd langs een weg waartoe het grote publiek géén toegang heeft. De tendens is om het op deze wijze aanleveren van signalen aan kabelboeren niet als ‘openbaar maken’ te beschouwen. Verschillende Nederlandse rechters oordeelden al in deze zin, en ook het HvJEG deed dat.

Precedenten over de vraag of een partij die het signaal aanlevert aan een kabelexploitant openbaar maakt, zijn echter op het eerste gezicht niet relevant voor deze zaak. Zij betreffen immers strikt genomen een andere kwestie. Hier gaat het over de vraag of op de grondslag van artikel 14a WNR moet worden gecontracteerd en afgerekend. De rechter in de bovenafgedrukte uitspraak betrekt deze precedenten echter, daartoe wellicht gebracht door een publicatie van Visser in dit blad, bij dit geval. Kort gezegd is de redenering van de rechtbank als volgt: als de partij die het signaal aan de kabelexploitant levert niet openbaar maakt in auteursrechtelijke zin, maakt die exploitant niet ‘heropenbaar’, en is hij daarom niet aan het ‘heruitzenden’ in de zin van artikel 14a WNR. Deze bepaling kan daarom niet van toepassing zijn. Norma en Irda hebben derhalve geen wettelijke vordering op de kabelexploitanten."

Lees de volledige noot hier.

IEF 8176

De leenvergoedingen bij openbare bibliotheken

Tweede Kamer, 2008/09, 28330, nr. 40. Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; Brief minister over de leenvergoedingen bij openbare bibliotheken.

"Ik zie geen aanleiding om de leenvergoeding op te trekken naar € 1 zoals mevrouw V. voorstelt. Dat de leentarieven voor dvd’s of cd’s hoger liggen heeft onder meer te maken met de omstandigheid dat de bibliotheken de commerciële verhuurders van audiovisueel materiaal geen oneerlijke concurrentie mogen aandoen en er bij audiovisueel werk sprake is van een veel groter aantal rechthebbenden. (...) Het effect van een drastisch verhoogde leenvergoeding zou vrijwel zeker een zeer averechtse uitwerking hebben op de opbrengst, omdat de bibliotheken de kosten van de leenvergoeding verdisconteren in de contributie. Bij een forse verhoging van de contributie is een massale daling van het aantal bibliotheekleden een voorspelbare uitkomst."

Lees de hele brief hier.

IEF 8173

Infopaq in Utrecht aan land gekomen

Rechtbank Utrecht, 9 september 2009, LJN: BJ7300, DMO Marketing B.V. tegen Fa-Med B.V

Auteursrecht. Eerste toepassing van het  Infopaq werk-criterium in Nederlandse rechtspraak. Stukgelopen samenwerking. Geen auteursrechtelijke bescherming aangenomen op aanduidingen ‘Factotaal’ en ‘Faktotaal’. 
 
Eiser ontwikkelt een nieuwe labelnaam alsmede een nieuw(e) logo/huisstijl ten behoeve van gedaagde Fa-Med . Hierbij is gesproken over de aanduidingen Factotaal en Faktotaal. Fa-Med maakt hier geen gebruik van en de samenwerking wordt beëindigd. DMO stelt i.c. dat Fa-Med, met de door Fa-Med al voor de beëindiging van de samenwerking verrichte domeinnaam- en merkregistraties m.b.t. tot Factotaal en Faktotaal, inbreuk maakt op het auteursrecht van DMO op de aanduidingen Factotaal en Faktotaal. De rechtbank Utrecht ziet dat anders: 

4.3.  De rechtbank zal eerst beoordelen of de aanduidingen “Factotaal” en “Faktotaal” werken zijn in de zin van de Aw en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 1 juncto artikel 10 Aw komen voor auteursrechtelijke bescherming die werken in aanmerking die voldoende oorspronkelijk zijn en een eigen karakter hebben en bovendien het persoonlijk stempel van de maker dragen. Dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan het werk van een ander. Om te voldoen aan de eis dat het werk het persoonlijk stempel van de maker moet dragen, zal sprake moeten zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengselen zijn van de menselijke geest (Hoge Raad, 30 mei 2008, LJN BC2158). Recentelijk heeft het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) voorts bepaald dat het auteursrecht slechts kan gelden met betrekking tot materiaal dat oorspronkelijk is, in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan (HvJ EG 16 juli 2009, C-5/08 Infopac).

4.4.  DMO Marketing heeft gesteld dat het woord “Factotaal” een nieuw woord betreft dat het resultaat is van een samentrekking van de woorden “factoring” en “totaal” en het gevolg is van creatieve arbeid van de heer [A.], werkzaam bij DMO Marketing. De rechtbank heeft de stellingen van DMO Marketing aldus begrepen dat deze tevens zien op het woord “Faktotaal”. DMO Marketing heeft niet nader gemotiveerd waarom deze aanduidingen een eigen, persoonlijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen, of meer in het bijzonder gemotiveerd welke creatieve keuzes aan de totstandkoming van de aanduidingen ten grondslag liggen (of op welke wijze de auteur uitdrukking heeft gegeven aan zijn creatieve geest). Anders dan DMO Marketing stelt, leveren de aanduidingen “Factotaal” en “Faktotaal” naar het oordeel van de rechtbank - zonder nadere motivering die ontbreekt - niet een zodanig creatieve prestatie op dat zij kunnen worden aangemerkt als een eigen intellectuele schepping en derhalve als oorspronkelijk. Weliswaar is juist dat - zoals DMO Marketing stelt - in de literatuur wordt aangenomen dat erkenning van het auteursrecht op een enkel woord niet ondenkbaar is, maar dan zal het moeten gaan om woorden die in se uitdrukking geven aan een eigen intellectuele schepping van de auteur. Te denken valt hierbij aan een origineel neologisme of een originele spellingswijze (vgl. Spoor/Verkade/Visser, Auteursrecht p. 3.36). Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Het betreft hier een samentrekking van twee gangbare woorden uit de Engelse/Nederlandse taal die - gelet op de activiteiten van Fa-Med waarvoor deze aanduiding bedoeld was, te weten een labelnaam voor alle ondernemingen van Fa-Med die zich bezig houden met factoring - voor de hand ligt en daardoor oorspronkelijkheid mist. Dat er geen sprake is van de vereiste oorspronkelijkheid valt overigens ook af te leiden uit de door Fa-Med in het geding gebrachte uitdraai van een website van een Chileens bedrijf dat - en wellicht al eerder, hetgeen niet door DMO Marketing is betwist - gebruik maakt van de naam “Factotal”. DMO Marketing heeft gesteld dat dit gebruik in de onderhavige kwestie niet van belang is omdat het een andere taal betreft, maar de rechtbank kan DMO Marketing in dit verweer niet volgen. Uit deze uitdraai blijkt immers dat de term “factoring” ook in Chili wordt gebruik als aanduiding van een dienst terwijl voorts het woord “total” het Spaanse equivalent van het Nederlandse woord “totaal“ is en gesteld noch gebleken is dat het hier niet om een soortgelijke samentrekking van bestaande woorden gaat.

4.5.  Het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat DMO Marketing niet als auteursrechthebbende op de aanduidingen “Factotaal”en “Faktotaal” kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de overige verweren van Fa-Med geen bespreking meer behoeven en de vorderingen van DMO Marketing zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8172

Tenminste 272.400 blanco informatiedragers

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 september 2009, HA ZA 07-3583, Stichting De Thuiskopie tegen gedaagden.

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Gestelde import van tenminste 272.400 blanco informatiedragers. Bewijsopdracht misbruik van bedrijfsgegevens.

4.4. Gelet op het verweer van [A] waar het de door de Thuiskopie gestelde import van blanco informatiedragers betreft, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de last tot het leveren van bewijs van die stelling op de Thuiskopie. De rechtbank is voorshands, behoudens door [A] te leveren tegenbewijs, van oordeel dat de Thuiskopie in het leveren van bewijs van die stelling is geslaagd. (…)

4.8. Naast zijn poging het door de Thuiskopie aangedragen bewijs te ontkrachten, voert [A] aan – en dat is in essentie de rode draad in zijn verweer – dat kwaadwillende derden misbruik hebben gemaakt van zijn bedrijfsgegevens. (…) Ofschoon deze verklaring van [E] vooralsnog ongerijmd voorkomt – zo is niet heel wel begrijpelijk welk belang de in Duitsland en aldaar handelende [D] daarbij zou hebben nu deze in Duitsland niets te maken heeft met de Nederlandse stichting de Thuiskopie, en is evenmin begrijpelijk dat [D], de lezing volgend dat deze misbruik zou maken van de bedrijfsgegevens van [A], aan Direkt Supplies ook het vaste telefoonnummer van [A] zou geven, nu zulks immers heel wel zou kunnen leiden tot ontdekking van het misbruik door [A], en wel op het moment dat Direkt Supplies naar bedoeld nummer zou bellen – ziet de rechtbank niettemin aanleiding [A], die staande houdt dat hij geen blanco informatiedragers heeft geïmporteerd en er misbruik is gemaakt van zijn bedrijfsgegevens, overeenkomstig zijn bewijsaanbod tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling van de Thuiskopie toe te laten. [A] heeft ter zake voldoende gesteld en tegenbewijs staat op grond van artikel 151 lid 2 Rv vrij.

5.1. laat [A] toe tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen stelling dat hij 272.400 blanco informatiedragers in Nederland heeft geïmporteerd zonder daarover aan de Thuiskopie opgave te doen en zonder daarover thuiskopievergoeding te betalen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8166

Internetconsultatie over voorgenomen besluit Volgrecht

“De uitzondering voor erfgenamen op een volgrecht-vergoeding wordt verlengd tot 1 januari 2012. Deze uitzondering voor erfgenamen geldt nu tot 1 januari 2010. De uitzondering is bedoeld voor landen zoals Nederland die nog geen volgrecht kenden voordat de Europese richtlijn in werking trad. Hiermee wordt de markt gelegenheid geboden om zich aan te passen aan de invoering van het volgrecht. In de voorgenomen AMvB wordt ervoor gekozen om deze overgangsperiode met twee jaar te verlengen. Hierbij speelt een rol dat de precieze effecten van de invoering van het volgrecht nog niet duidelijk zijn.

Tot 15 september kan gereageerd worden op dit voorgenomen besluit via internetconsultatie.nl. (informatie over wet- en regelgeving die door het kabinet wordt voorbereid en waarover via internet wordt geconsulteerd. Twee jaar lopende rijksbrede experiment"

Lees hier meer (Voi©e).

IEF 8164

Een vrijheid die normaal kan worden geacht

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, 3 september 2009, znr. 629990, Guus de Jong Sportsphotography tegen gedaagden (via Arnoud Engelfriet, Ius Mentis) .

Auteursrecht. Inbreuk op auteursrecht door minderjarige. Aansprakelijkheid ouders ex 6:169 lid 2 BW. Vervolg op eerder vonnis waarin de zoon wel is veroordeeld voor het plaatsen van sportfoto’s van eiser op zijn website, maar de vader niet, omdat deze niet zelf aansprakelijk was. I.c. is de vordering van eiser gegrond op de aansprakelijkheid van de vader als ouder. Die vordering wordt afgewezen.

3.4. (…) Van de ouders van een kind van 15 jaar kan niet worden verwacht dat zij permanent toezicht op zijn doen of laten uitoefenen. (…) De ouders zullen in het algemeen niet behoeven aan te tonen dat zijn geen schuld hebben aan het niet beletten van een schadeveroorzakende onrechtmatige daad van hun kind van 15 jaar, als het een vrijheid genoot die normaal kan worden geacht. (…) Stelplicht en bewijslast (…) berusten bij degene die schade heeft geleden.

3.5. In het onderhavige geval betreft het een jongen van 15 jaar die, samen met enkele anderen, een website over voetbal runt, waarop zij berichten en wetenswaardigheden over voetbal plaatsen. Het gaat kennelijk om een handige jongen, zoals zoveel kinderen tegenwoordig zeer handig zijn in het omgaan met internet en alles wat  met computers te maken heeft, die op deze wijze zijn liefhebberij mede vorm geeft. (…) nergens blijkt dat het gaat om een commerciële site. (…) De sponsoring, voor een paar tientjes per maand,  wordt gedaan omdat de desbetreffende vriend van gedaagde sub 1 het een leuk initiatief vindt. Louter om die reden was een inschrijving bij de Kamer van Koophandel nodig, aldus gedaagden. (…) Verder heeft de zoon verklaard dat zijn vader geen bemoeienis had met de website, dat hij de site runt met enkele andere jongens, die ieder als redacteur berichten op de site kunnen plaatsen en dat de foto waar het thans over gaat niet door hem, maar door een van de andere redacteuren op de site is geplaatst. (…) Gedaagde sub 1 heeft verklaard dat zijn zoon veel meer van computers afweet dan hij en hij geen bemoeienis met de site had en heeft.

3.6. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van gedaagden en hun zoon. De kantonrechter is van oordeel dat B. een vrijheid genoot die, voor iemand van 15 jaar, normaal kan worden geacht en dat Vermeulen c.s. niet zijn tekort geschoten in hetgeen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze van hen kon worden gevergd. (…) De conclusie is dat Vermeulen c.s. geen verwijt treft dat de inbeuk op het auteursrecht niet is belet.

Lees het vonnis hier.

IEF 8160

A changing world

Uit de Commission Communication " Reviewing Community Innovation in a changing world:

"An adequate legal framework to protect knowledge properly is a precondition for an innovative society. In the area of Intellectual Property Rights, among other things as a result of the failure to introduce a Community patent, the EU is still not providing favourable conditions for the development and diffusion of innovation. The European patent system is costly and fragmented, discouraging innovation compared to the US and Japan20. The difference in patenting costs in comparison to these countries is significant and is not being reduced. It is high time to change this situation.

Commission efforts on copyright policy have been aiming to further develop the emerging EU cross-border market for the dissemination of knowledge. The development of new digital products, services and business models, which thrive on openness, needs a supportive and predictable legal framework."

Lees hier meer.

IEF 8151

Voorzien van een onjuiste noot

Rechtbank Zwolle, 23 juni 2009, LJN: BJ6116, Eiseres tegen Gedaagde (uitgeefovereenkomst)

Auteursrecht. Uitgever schendt verplichtingen uit uitgeefovereenkomst. Wijzigen door redacteur uitgeverij gaan auteur veel te ver, maar uitgever geeft boek toch uit. Eiseres ziet haar vordering tot een verbod op de uitgave toegewezen.

2.8.  [gedaagde] heeft half juni 2009 het originele, ongeredigeerde manuscript gepubliceerd. In het colofon van het boek is de volgende tekst geplaatst:

“Noot van de uitgever: Na de ondertekening van de uitgeefovereenkomst bleek de auteur er geen prijs op te stellen dat er structurele, normale redactionele wijzigingen op het geleverde manuscript werden uitgevoerd. De structurele aanpassingen waren nodig om de tekst overzichtelijker en beter leesbaar te maken. Omdat de materie op zich te veel van belang en te interessant is om niet te worden uitgegeven, zijn wij nu helaas genoodzaakt de ongeredigeerde manuscripttekst te publiceren.”

(…) 4.4.  Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] gerechtigd is het door [eiseres] aangeleverde originele manuscript zonder redactionele wijzigingen, en dus met alle spelfouten, grammaticale fouten én opmaakfouten, uit te geven.

4.4.1.  (…)  Op grond van de uitgeefovereenkomst rustte derhalve op [gedaagde] de taak om het boek te redigeren. Bovendien hebben partijen bij het sluiten van de uitgeefovereenkomst uitdrukkelijk besproken dat het boek in opdracht van [gedaagde] door de redacteur zou worden geredigeerd. Door toch een niet geredigeerde versie van het boek uit te geven heeft [gedaagde] derhalve gehandeld in strijd met artikel 3 lid 3 van de uitgeefovereenkomst.

4.4.2.  In dit verband is tevens van belang dat [eiseres], middels de hiervoor in rechtsoverweging 2.6. deels geciteerde brief van haar raadsman, [gedaagde] heeft gesommeerd niets uit te geven dan nadat [eiseres] de definitieve kopij heeft goedgekeurd. [gedaagde] wist derhalve dat [eiseres] niet wilde dat het boek ongeredigeerd werd uitgebracht. Zijn verweer dat hij ervan mocht uitgaan dat er overeenstemming was over het uitgeven van een ongecorrigeerd manuscript, snijdt dan ook geen hout.

4.4.3.  Uit de overgelegde stukken, met name de overgelegde (delen) van de emailcorrespondentie van partijen, blijkt dat [eiseres] duidelijk te kennen heeft gegeven aan [gedaagde] dat zij wenste dat haar manuscript qua grammatica en structuur werd geredigeerd. Het opnemen van een noot in het boek waarin is vermeld dat [eiseres] haar werk niet geredigeerd wenste te zien, is derhalve in strijd met de waarheid en onrechtmatig jegens [eiseres].

4.4.4.  Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] onrechtmatig en in strijd met de uitgeefovereenkomst heeft gehandeld door het boek ongeredigeerd en voorzien van een onjuiste noot op de markt te brengen. De aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid brengt mee dat [gedaagde] zich in dat geval niet kan beroepen op zijn uit de overeenkomst voortvloeiend recht om het werk uit te geven. (...)

Lees het vonnis hier.