Auteursrecht  

IEF 8147

Of (het voortzetten van) deze procedure wel nodig was

Hoe herken je echte uggsRechtbank Dordrecht, 2 september 2009, LJN: BJ6515, Deckers Outdoor Corporation tegen La Cheapa V.O.F.

Eindvonnis in IE zaak, met louter overwegingen betreffende proceskostenveroordeling (artikel 1019h Rv). Buitenlandse cliënt, dubbele advocaatkosten, stoppen met inbreuk voor de dagvaarding is uitgebracht, geen inspanning om de zaak buiten rechte te regelen. Zie tussenvonnis over merkenrecht en auteursrecht UGG Laarzen: Rechtbank Dordrecht, 24 december 2008, IEF 7458.

2.3.  De rechtbank kwalificeert deze zaak niet als een eenvoudige bodemzaak, zoals La Cheapa wil. Weliswaar is de zaak juridisch gezien niet erg ingewikkeld, maar daar staat tegenover dat Deckers een buitenlandse onderneming is. Het ligt voor de hand dat de communicatie tussen de Nederlandse advocaat en buitenlandse cliënt omslachtiger is, en dus van beide zijden meer tijd kost, dan tussen een advocaat en een Nederlandse cliënt. Voorts heeft La Cheapa volledig verweer gevoerd. Weliswaar was een aantal verweren bij conclusie van antwoord nogal beknopt, maar het is begrijpelijk dat Deckers er – door bewijs te verzamelen - op anticipeerde dat die verweren tijdens de comparitie na antwoord nader uitgewerkt zouden kunnen worden. Daarbij telt wederom mee dat het bewijs, zoals uit de producties blijkt, vooral in het buitenland verzameld moest worden.

2.4.  Deckers stelt dat de kosten van de Nederlandse advocaat € 9.206, 10 bedragen, de kosten van de Amerikaanse advocaat € 8.342, 20 en dat de Amerikaanse advocaat daarnaast facturen a € 6.412, 71 aan Deckers heeft gestuurd waarin de kosten van de Nederlandse advocaat zijn begrepen. Zonder nadere uitleg van Deckers (die zij niet heeft gegeven) kan hier niet anders uit worden afgeleid, dan dat de kosten van de Nederlandse advocaat (voor een deel) dubbel bij Deckers in rekening zijn gebracht. Dubbele advocaatkosten kunnen niet als redelijk en evenredig in de zin van artikel 1019h Rv worden aangemerkt. La Cheapa wijst daar terecht op. Daarom zal het bedrag van € 6.412, 71 verder buiten beschouwing worden gelaten. De totale advocaatkosten komen daarmee op € 17.548, 30.

2.5.  De rechtbank ziet in de omstandigheden van deze zaak aanleiding om niet dat volledige bedrag, maar 2/3 daarvan (€ 11.699, 00 dus) voor rekening van La Cheapa te laten komen. Dit op grond van de volgende overwegingen.  La Cheapa was al gestopt met inbreuk maken voordat de dagvaarding werd uitgebracht. Dit roept de vraag op of (het voortzetten van) deze procedure wel nodig was. Deckers heeft geen feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat zij zich daadwerkelijk heeft ingespannen om deze zaak buiten rechte te regelen. Tijdens de comparitie is daar ook geen helderheid over verkregen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om meer dan 1/3 deel voor Deckers te laten. La Cheapa heeft immers ook geen feiten naar voren gebracht die de conclusie rechtvaardigen dat zij zich er op serieuze wijze voor heeft ingespannen dat buiten rechte een regeling tot stand kwam, zij heeft geen serieuze, met dwangsom versterkte, toezeggingen gedaan en zij heeft tegen alle vorderingen verweer gevoerd.

Lees het vonnis hier

IEF 8144

Betreffende tarieven

Rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht , 27 augustus 2009, LJN: BJ6328, Stichting Commerciële Omroep Exploitatie Zuid-Holland tegen de Raad van Bestuur van de NMA. Aan het geding heeft mede als partij deelgenomen Vereniging Bureau voor Muziekauteursrecht (BUMA)

Auteursrecht. Eerst even voor jezelf lezen. Klacht van eiseres betreffende tarieven die Buma in rekening brengt aan radio-omroepen. Eiseres meent dat Buma, door tariefdiscriminatie en excessieve tarieven, misbruik maakt van haar economische machtspositie, en daarmee art. 24 Mw overtreedt. Voorts klaagt eiseres dat de door Buma met buitenlandse collectieve beheersorganisaties gesloten wederkerigheidsovereenkomsten in strijd zijn met art. 6 Mw. Klacht is afgewezen. Bezwaar ongegrond, beroep ongegrond.
 
Lees de uitspraak hier.

IEF 8135

Niet uitblinken in helderheid

Rechtbank Rotterdam, 5 augustus 2009, LJN: BJ5612, TGS Solutions B.V. tegen Geopposeerde

Auteursrecht. Niet nakomen vaststellingsovereenkomst m.b.t. website met online gamestore. “De rechtbank merkt op dat de standpunten van beide partijen niet uitblinken in helderheid.”Verbintenissenrecht met vooralsnog onopgeloste IE-component:  

E  [geopposeerde] aansprakelijk voor schade wegens inbreuk op auteursrechten? 4.25 TGS Solutions heeft aangevoerd dat zij schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen door [geopposeerde] omdat hij de door hem voor TGS Solutions gemaakte website heeft gekopieerd en aan een derde (The Game Syndicate) heeft verkocht. 
Hierover wordt overwogen dat uit het tussen partijen gevoerde debat niet volgt dat [geopposeerde] de website van TGS Solutions heeft verkocht aan The Game Syndicate. TGS Solutions heeft weliswaar aanvankelijk aangevoerd dat The Game Syndicate de website één op één heeft overgenomen, maar dit is door [geopposeerde] bestreden en TGS Solutions heeft dit later genuanceerd door aan te geven dat de applicaties nagenoeg hetzelfde waren en door dezelfde partij gemaakt. Dat [geopposeerde] in opdracht van The Game Syndicate een vergelijkbare website heeft gebouwd, kan echter niet worden beschouwd als het verkopen van de website van TGS Solutions. Dit deel van de gevorderde verklaring voor recht is derhalve niet toewijsbaar.

4.26 TGS Solutions heeft verder aangevoerd dat zij schade heeft geleden als gevolg van de inbreuk op haar auteursrecht ter zake van de sourcecode en de website met toebehoren. De rechtbank merkt hieromtrent allereerst op dat van een inbreuk op auteursrechten pas sprake kan zijn als de intellectuele eigendomsrechten op de sourcecode en de website aan TGS Solutions toebehoren. Partijen zijn het erover eens dat deze op grond van de vaststellings¬overeenkomst aan TGS Solutions toebehoren. Indien in conventie na bewijslevering zal worden geoordeeld dat TGS Solutions de vaststellingsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, staat derhalve vast dat de intellectuele eigendomsrechten op de sourcecode en website aan TGS Solutions toebehoren en dat [geopposeerde] schadeplichtig is als hij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van TGS Solutions.

4.27 Indien echter in conventie na bewijslevering zal worden geoordeeld dat TGS Solutions de vaststellingsovereenkomst op goede gronden heeft ontbonden, dan kan zij zich niet langer op deze overeenkomst beroepen voor wat betreft de intellectuele eigendomsrechten. Immers, door een geslaagde ontbinding worden partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen en voor zover deze reeds zijn nagekomen, ontstaan ongedaan¬makings¬verplichtingen. Indien TGS Solutions van oordeel is dat zij ook na uitvoering van deze ongedaanmaking rechthebbende is/blijft van de sourcecodes (en dus schadevergoeding kan vorderen wegens inbreuk hierop), dient zij dit nader bij conclusie na enquête te onderbouwen.

4.28 Uit efficiencyoverwegingen zal de rechtbank reeds thans ingaan op hetgeen door TGS Solutions is aangevoerd omtrent de door haar geleden schade als gevolg van de gestelde inbreuk op het auteursrecht. Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de intellectuele eigendomsrechten aan TGS Solutions zijn overgedragen, is de te beantwoorden vraag of [geopposeerde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht. TGS Solutions heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de website die [geopposeerde] heeft gebouwd voor The Game Syndicate vrijwel identiek is aan haar website. [geopposeerde] erkent dat beide websites sterk op elkaar lijken. Voor de gestelde inbreuk is echter onvoldoende dat twee websites (sterk) op elkaar lijken. TGS Solutions geeft zelf al aan dat de gelijkenis een gevolg is van de omstandigheid dat de websites door dezelfde persoon zijn gemaakt en hetzelfde doel hebben. Vast moet komen te staan dat [geopposeerde] (delen van) de software die eigendom zijn/is van TGS Solutions tevens heeft gebruikt in de website die hij heeft gebouwd voor The Game Syndicate. De bewijslast hiervan rust op TGS Solutions op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv. TGS Solutions zal tot dit bewijs worden toegelaten nadat geoordeeld zal zijn over de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst (zie hierna onder F).

Lees het vonnis hier.

IEF 8132

Midifiles

Rechtbank Arnhem, 29 juli 2009, HA ZA 09-1095, Younique Music Group B.V. tegen gedaagden (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Auteursrecht. Muziekpiraterij. Kort verstekvonnisje. “3.1. verbiedt S en D na 12 uur na betekening van dit vonnis de in het lichaam van de dagvaarding omschreven midifiles van YMG in nagebootste en/of bewerkte vorm openbaar te maken en/ofte verveelvoudigen, waaronder tevens wordt begrepen het (doen) kopiëren, publiceren, te koop aanbieden, adverteren, leveren, in gebruik of in voorraad hebben.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8129

Een gebouw dat niet meer ‘het hare’ is

Talentencampus - Ontwerp LoxodromeVzr. Rechtbank Maastricht, 29 juli 2009, LJN: BJ4326, Loxodrome Architects & Planners B.V. tegen Stichting Fortior,

Auteursrecht. Aanbestedingsprocedure. Gedaagde Fortior wil project laten voltooien door andere architect wegens gestelde tekortkomingen. Architect Loxodrome verzet zich niet tegen uitvoering van haar ontwerp, maar tegen de nadere uitwerking van haar ontwerp door derden. De voorzieningenrechter kan zich hierin vinden. “Met het woord “werk” in artikel 11.1 van de overeenkomst wordt niet wordt bedoeld “werk in auteursrechtelijke zin”, maar de Talentencampus (het gebouw).” Verbod op wijzigen en verbod op gebruik reeds gewijzigde ontwerpen.

3.2. Het uitvoerige betoog van Fortior omtrent het tekortschieten van Loxodrome is voor onderhavige zaak niet relevant, aangezien daaraan door haar níet is gekoppeld dat Loxodrome zich om die reden -haar vermeende tekortschieten- niet kan verzetten tegen het wijzigen van het ontwerp of het gebruik maken van het gewijzigde ontwerp. (…)

Ter terechtzitting heeft de voorzieningenrechter de vraag gesteld of partijen zich bij het sluiten van de Overeenkomst rekenschap hebben gegeven van de vraag wat er met het auteursrecht van Loxodrome dient te gebeuren als er, zoals in casu, geen vervolgfasen meer worden opgedragen. Partijen hebben daarop allereerst aangegeven dat de Overeenkomst uit de koker van de adviseur van Fortior komt, waarbij is aangegeven dat partijen er van uitgingen dat Loxodrome alle vijf fasen zou uitvoeren. Voorts hebben partijen met zoveel woorden te kennen gegeven dat zij niet over de thans ontstane situatie hebben nagedacht en ook niet concreet over artikel 11 van de Overeenkomst hebben gesproken. Alsdan kan de partijbedoeling –Fortior heeft aangegeven dat de achterliggende gedachte van de gefaseerde opdrachtverlening was dat partijen na elke fase afscheid van elkaar kunnen nemen zonder de voortgang van het project in gevaar te brengen- bezwaarlijk een rol spelen bij de uitleg van de Overeenkomst; teruggevallen dient te worden op de letter van het contract, althans de taalkundige uitleg daarvan.

In artikel 11 van de overeenkomst, getiteld “(Intellectuele) eigendom”, is, voor zover thans van belang, vermeld:

“11.1 De in het kader van de vervulling van de Opdracht gemaakte definitieve tekeningen, staten en berekeningen worden eigendom van de Opdrachtgever. De Opdrachtnemer verleent (op voorhand) toestemming aan de Opdrachtgever tot verwezenlijking, openbaarmaking en verveelvoudiging van alle in het kader van zijn advies vervaardigde / te vervaardigen documenten, voor zover dit verband houdt met de realisatie en instandhouding van het werk.

11.2 In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 46 lid 2 sub c van de DNR 2005 zal de Architect, na realisatie van het werk, zich niet verzetten tegen wijzigingen aan het Project. Ook behoeven deze wijzigingen niet de toestemming van de Architect. De Architect doet uitdrukkelijk afstand van zijn persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c van de auteurswet 1912. (…)”

Fortior heeft bepleit dat met het woord “werk” in artikel 11.1, wordt bedoeld het ontwerp. Ook heeft Fortior betoogt dat Loxodrome met de laatste hiervoor geciteerde zinsnede, onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c van de Auteurswet (Aw).

In beide standpunten volgt de voorzieningenrechter Fortior niet. Met Loxodrome is hij van oordeel dat met het woord “werk” in artikel 11.1 niet wordt bedoeld “werk in auteursrechtelijke zin”, maar de Talentencampus (het gebouw). Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat wanneer zou worden uitgegaan van de andersluidende uitleg van Fortior, in redelijkheid niet valt te verklaren waarom in artikel 11.1 wordt gesproken van “instandhouding” van het werk. Ook betrekt de voorzieningenrechter bij dit oordeel het feit dat op verschillende plaatsen in de Overeenkomst van “werk” wordt gesproken, en op die plaatsen klaarblijkelijk bouwwerk is bedoeld. Zo wordt in artikel 3 van de Overeenkomst gesproken van “uitvoering en oplevering van het werk”. Duidelijk is dat hier het bouwwerk is bedoeld. Oplevering van een auteursrechtelijk werk ligt niet in de rede.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de laatste zinsnede van artikel 11.2 gelet op de redactie van dit artikel enkel en alleen terugslaat op hetgeen ervoor is overwogen terzake wijzigingen aan het project na realisatie daarvan. Anders gezegd: alleen voor wat betreft wijzigingen aan het project na realisatie van het gebouw, heeft Loxodrome haar persoonlijkheidsrechten prijsgegeven, niet voor wat betreft eerdere wijzigingen.

Uit het voorgaande, in combinatie met het feit dat niet is gebleken van een andersluidende uitdrukkelijke regeling, volgt genoegzaam dat Loxodrome toestemming heeft gegeven voor de uitvoering van haar ontwerp, maar niet voor het wijzigen/gewijzigd uitvoeren daarvan.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het op de weg van Fortior gelegen om uitdrukkelijk in de Overeenkomst, bijvoorbeeld bij artikel 7, te stipuleren dat Loxodrome als auteursrechthebbende in geval van het niet opdragen van een vervolgfase, Fortior toestemming geeft voort te bouwen op haar ontwerp en ook toestemming geeft voor een gewijzigde uitvoering van haar ontwerp. Nu dat niet is gebeurd, geldt in rechte het volgende.

Ingevolge artikel 25 lid 1 sub c Aw heeft Loxodrome, zelfs nadat zij haar auteursrecht heeft overgedragen, het recht heeft zich te verzetten tegen “elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid”. Ook heeft zij het recht zich te verzetten tegen “elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of goede naam van de maker of aan zijn waarde in die hoedanigheid”. Deze beide zinsnedes zijn ook in artikel 46 lid 2 DNR vermeld.

In casu staat vast dat Fortior wijzigingen in het werk heeft laten aanbrengen. Fortior heeft, mede gelet op de betwisting daarvan door Loxodrome, niet aannemelijk gemaakt dat deze wijzigingen marginaal zijn of anderszins zodanig dat het verzet daartegen in strijd zou zijn met de redelijkheid. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter nog dat Loxodrome onvoldoende weersproken heeft aangegeven dat het doorgaans, in verband met de uitvoerbaarheid van een ontwerp en het geschikt maken van het ontwerp voor de bouw, noodzakelijk is dat wijzigingen in een ontwerp nog tot in de laatste fase worden aangebracht, en dat kleine wijzigingen in de aannemingfase grote esthetische gevolgen kunnen hebben. Daarmee is genoegzaam aannemelijk dat de nadere aanpassingen door de andere architecten alsmede de in de latere fases uit te voeren werkzaamheden grote invloed (kunnen) hebben op de uiteindelijke verschijningsvorm van het ontwerp van Loxodrome; de aanmerkelijke kans is met andere woorden aanwezig dat een ander gebouw wordt gerealiseerd dan Loxodrome op basis van haar ontwerp voor ogen heeft gestaan.

Het voorgaande brengt met zich dat Loxodrome zich mag verzetten tegen de door Fortior aangebrachte en nog aan te brengen wijzigingen in het ontwerp en tegen de uitvoering van die wijzigingen. (…)

De voorzieningenrechter heeft oog voor de belangen van Fortior en voor de gevolgen van dit vonnis voor de voortgang van de realisatie van het gebouw. Ook zullen de leerlingen langer in hun huidige locatie moeten verblijven. Maar deze belangen/gevolgen dienen naar het oordeel van de voorzieningenrechter ondergeschikt te worden gemaakt aan de zwaarwegender belangen aan de zijde van de auteursrechthebbende Loxodrome om te voorkomen dat haar naam wordt verbonden aan een gebouw dat niet meer “het hare” is. Daarbij speelt nog mee dat Fortior het zelf in de hand heeft gehad dat een situatie als deze niet was ontstaan, indien zij haar contract met Loxodrome daarop had ingericht.

Lees het vonnis hier.

IEF 8127

Niet rechtstreeks, wel onrechtmatig

Rechtbank Utrecht, 26 augustus 2009, LJN: BJ6008, Stichting BREIN tegen Mininova B.V.

Auteursrecht. Mininova moet zogenaamde ‘torrents’ (links die verwijzen naar elders opgeslagen bestanden) verwijderen van haar website/BitTorrentplatform www.mininova.org voor zover deze torrents verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dat heeft de rechtbank in Utrecht woensdag bepaald in een civiele bodemprocedure die was aangespannen door de stichting Brein.

Volgens de rechtbank handelt Mininova met haar BitTorrentplatform niet rechtstreeks in strijd met de Auteurswet of de Wet op de Naburige rechten.

Mininova heeft wel onrechtmatig gehandeld ten opzichte van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden uit de entertainmentindustrie door (structureel) gelegenheid te geven tot, aan te zetten tot en te profiteren van de door haar gebruikers gepleegde inbreuken op de auteursrechten en naburige rechten van deze rechthebbenden.

Mininova moedigt de gebruikers van haar platform aan om auteursrechtelijk beschermd materiaal via haar platform toegankelijk te maken, helpt gebruikers bij het vinden van het bestand met het gewenste auteursrechtelijk beschermde werk en zorgt er met behulp van haar ‘administrators’ en ‘moderators’ voor dat de auteursrechtelijk beschermde werken die via haar platform toegankelijk zijn, ook bruikbaar zijn voor haar gebruikers. Door deze handelwijze worden de gebruikers beter in staat gesteld om auteursrechtelijk beschermd materiaal met elkaar te delen. Daardoor wordt het belang van de auteursrechthebbenden om zelf te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden (waaronder betaling daarvoor) hun werken de gebruiker bereiken, geschaad. Aannemelijk is dat de auteursrechthebbenden daardoor schade lijden.

De rechtbank was het niet eens met het betoog van Mininova dat het voor haar niet mogelijk is om de torrents die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal te vinden en te verwijderen. Volgens de rechtbank is het algemeen bekend dat op commercieel vervaardigde films, games, muziek en tv-series auteursrechten rusten, en dat die werken slechts bij uitzondering rechtenvrij zijn. Bij torrents die in die categorieën op het platform geplaatst worden, moet Mininova dan ook gegronde twijfel hebben of die torrents wel verwijzen naar rechtmatige informatie. Mininova heeft hulpmiddelen ter beschikking en kan (via Brein) lijsten krijgen om na te gaan welke torrents op haar platform verwijzen naar auteursrechtelijk beschermde informatie.

De door Mininova momenteel gehanteerde Notice and Take Down-procedure volstaat volgens de rechtbank niet. Torrents die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal worden alleen na melding verwijderd. De methode is daarmee ongeschikt om torrents permanent te verwijderen. Wanneer een torrent na verwijdering opnieuw op het platform wordt geplaatst, moet de rechthebbende namelijk opnieuw een melding aan Mininova doen. De rechtbank stelde bovendien vast dat moderators van Mininova het opnieuw uploaden van bestanden die verwijderd waren na een Notice and Take Down-procedure, aanmoedigen. (Persbericht Rechtbank Utrecht).

Lees het vonnis hier.

IEF 8125

Naast het aanbieden van saunadiensten

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 11 augustus 2009, LJN: BJ5342, Güfa Gesellschaft Zur Übernahme Und Wahrnehmung Von Filmaufführungsrechten Mbh tegen Sauna Tibet B.V.

Auteursrecht. Güfa, auteursrechtenorganisatie erotische films, stelt dat sauna inbreuk maakt  door het zonder toestemming vertonen van films uit het Güfa-repertoire. Geëiste werkelijke proceskosten in ‘routine zaak’ ‘buitensporig’ en sterk gematigd. 

4.1. Sauna Tibet heeft niet betwist dat zij tot het Güfa repertoire behorende films vertoont, terwijl zij daarvoor geen toestemming heeft gekregen van Güfa. De vorderingen kunnen daarom worden toegewezen als na te melden. Dat Sauna Tibet al een bedrag van € 1.200,00 per jaar aan stichting Buma Stemra betaalt maakt dit niet anders, nu Buma Stemra niet (ook) de auteursrechten bezit van de door Sauna Tibet vertoonde films en voor het openbaar maken daarvan dan ook geen toestemming kan verlenen aan Sauna Tibet.

4.2. Dat Sauna Tibet reeds bij de aanschaf voor de betreffende films heeft betaald laat onverlet dat sprake is van een inbreuk op de auteursrechten van Güfa. Het staat Sauna Tibet vrij de aangeschafte films binnen de besloten familie-, vrienden of daaraan gelijk te stellen kring te vertonen (artikel 12, lid 4, Auteurswet), maar daar buiten is sprake van “openbaarmaking” waarvoor Sauna Tibet de toestemming van de auteursrechthebbende (Güfa) behoeft. Sauna Tibet heeft niet weersproken dat zij de films vertoont in een aparte ruimte voor de (betalende) bezoekers van de sauna. Zonder toestemming van Güfa is deze openbaarmaking in strijd met artikel 1 Auteurswet.

Lees het vonnis hier.

IEF 8122

Endstra ingehaald door Infopaq

Prof. mr. D.J.G. Visser, RU Leiden, Klos Morel Vos & Schaap: Endstra ingehaald door Infopaq. Auteursrechtelijke beschermingsdempel Europees geharmoniseerd. Noot bij HvJ EG 16 juli 2009, C-5/08, Infopaq /Danske Dagblades Forening , IEF 8070.

“Op 16 juli 2009 lijkt de Endstra-formule van de Hoge Raad te zijn achterhaald door het Infopaq-arrest van het Hof van Justitie der EG. 

(…) Uit het Infopaq-arrest volgt dat voor alle soorten werken het vereiste voor auteursrechtelijke bescherming is: “een schepping van de geest” (ov. 34.), oftewel om “materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan” (ov. 37). Losse woorden zijn niet auteursrechtelijke beschermd. “Enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van deze woorden op een oorspronkelijke wijze kan de auteur uitdrukking aan zijn creatieve geest geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt” (ov. 45). Het HvJ EG leidt dit af uit de Berner Conventie en uit de software-richtlijn, de duurrichtlijn en de databankrichtlijn.

Het valt op dat het woord “oorspronkelijk” in de formulering van het HvJ EG een centrale plaats inneemt om de vereiste creativiteit te beschrijven, terwijl de Hoge Raad “eigen, oorspronkelijk karakter” net had gedegradeerd tot “niet ontleend” (waarbij de creativeit in het vereiste van het “persoonlijk stempel” werd gelezen).

Materieel maakt het in de praktijk ongetwijfeld helemaal niets uit,  maar de advocaat of feitenrechter die het helemaal goed wil doen en wil laten zien dat hij helemaal up-to-date is, doet er verstandig aan de formuleringen van het Infopaq-arrest te gebruiken (eventueel nog aangevuld met het “banaal of triviaal” uit Endstra).”

(…) Wél is interessant dat het HvJ EG er kennelijk vanuit gaat dat het creativiteits-vereiste door de Auteursrecht-richtlijn voor alle soorten werken Europees is geharmoniseerd. Dat betekent dat daarover prejudiciële vragen inhoudelijk (kunnen) worden beantwoord. En dat betekent dat feitenrechters de mogelijkheid hebben, en de Hoge Raad als hoogste rechter verplicht is daar in voorkomende gevallen vragen van uitleg over te stellen. Het betekent ook dat (in theorie) de drempel voor auteursrechtelijke bescherming overal in Europa hetzelfde zou zijn. Quod non."

Lees de volledige noot hier.

IEF 8120

De verschillen zijn niet van dien aard

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 13 augustus 2009, LJN: BJ5203, G-Star International B.V. tegen H&M Hennes & Mauritz AB c.s. (afbeeldingen met dank aan Moïra Truijens, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Kort geding tussen G-Star en H&M m.b.t. de spijkerbroek Elwood. Inbreuk op het auteursrecht van G-Star wordt aangenomen. De vorderingen worden toegewezen. Verweer van H&M m.b.t. internationale rechtsmacht en relatieve bevoegdheid wordt verworpen. (Klik op afbeelding voor vergroting, links voor- en achterkant Elwood, rechts H&M).

Bevoegdheid: 4.2.  De Nederlandse rechter heeft internationale rechtsmacht in de zaak tegen de Zweedse H&M AB op basis van artikel 6 lid 1 van de EEX-Verordening, omdat de mede gedaagde H&M BV is gevestigd in Nederland. De volgens dit artikel vereiste samenhang is gegeven, nu G-Star blijkens de stellingen in de dagvaarding beoogt dat aan beide gedaagden een gelijkluidend verbod van auteursrechtinbreuk in Nederland wordt opgelegd. Tussen de vorderingen bestaat daarom een zo nauwe band dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. G-Star heeft ter zitting bevestigd dat al haar vorderingen zijn beperkt tot Nederland.

4.3.  De voorzieningenrechter acht zich relatief bevoegd op basis van artikel 102 Rv, gezien de in de dagvaarding door G-Star ingenomen stelling dat het schadebrengende feit zich “zeer waarschijnlijk mede heeft voorgedaan en/of zich dreigt voor te doen in het arrondissement Dordrecht” omdat er een H&M winkel in Dordrecht is. Daar komt bij dat G-Star de juistheid van deze stelling voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zij stelt dat een product gekocht in het ene filiaal bij het andere geruild kan worden, en dus via die weg ook in de winkel in Dordrecht terecht kan komen.
 
Auteursrecht: 4.8.  (…) Op basis van eigen waarneming van de broek acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de Elwood door de combinatie van de vijf elementen aan het hiervoor geschetste criterium voldoet. De stelling van G-Star dat in 1996 sprake was van een nieuw en revolutionair ontwerp, is niet betwist. Gelet op dit alles dient de Elwood voorshands te worden beschouwd als een werk in de zin van de Auteurswet.

(…) 4.10.  De H&M broek met nummer 201100 stemt wat de totaalindruk betreft sterk overeen met de Elwood. In deze broek zijn vier onderscheidende elementen van de Elwood terug te vinden. De broek heeft immers:
- vrijwel identieke ingezette ovale bollende kniestukken,
- een vrijwel identieke horizontale naad met stiksel op kniehoogte op het achterpand,
- schuine deelnaden met stiksels van de heup naar de binnenzijde van het been,
- een brede band aan de onderkant van de broekspijpen op het achterpand.
De schuine deelnaden vanaf de heup lopen weliswaar ietsje rond en komen iets lager uit dan bij de Elwood. Voorts loopt de broekspijp aan de voorzijde iets taps toe, terwijl de Elwood meer een wijd uitlopende pijp heeft. Ook zijn er verticale stiksels aangebracht op het bovenbeen en zijn er verschillen op detailniveau. Zo verschilt de kleur en/of plaats van de op de H&M broek aangebrachte badge, pintpoints, rivet, label en de riemlus op het achterpand. Door de grote gelijkenis van de hiervoor bedoelde vier elementen ontstaat echter een overeenstemmende totaalindruk. De verschillen zijn niet van dien aard dat daardoor van een nieuw werk moet worden gesproken.

4.11.  Hetzelfde geldt voor de H&M broek met nummer 38650. Deze broek is vrijwel identiek aan de broek met nummer 201100. De verschillen waar H&M c.s. op wijst betreffen zeer ondergeschikte punten, namelijk de kleur/plaats van de pintpoints en enkele extra en/of anders aangebrachte lussen. Dat de wassing van de stof anders is, doet niet af aan de met de Elwood overeenkomende totaalindruk.

4.12.  Gelet op het vorenstaande staat de inbreuk op het auteursrecht van de Elwood voorshands vast. G-Star komt daar dan ook terecht tegen op.

Lees het vonnis hier.

IEF 8118

Kaal (eindvonnis)

Rechtbank 's-Gravenhage, 12 augustus, LJN: BJ4900, Dharma Productions Private Ltd. Tegen Binder Videotheek c.s. [B] en Music India – Music Bank [C]

Auteursrecht. Eindvonnis na bewijsopdracht (Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 oktober 2007, IEF 4982). Bollywood-dvd’s.

Eisers zijn niet geslaagd te bewijzen dat zij producent zijn van de film Kaal. Evenmin slaagt bewijsopdracht dat gedaagde in zijn bedrijf dvd's van genoemde film met Franse ondertitels heeft verkocht of verhuurd. De vorderingen worden afgewezen.

In de zaak tegen [B]: “Gezien het voorgaande blijft het voor de rechtbank onduidelijk door wie de film is geproduceerd. Mogelijk is de film feitelijk geproduceerd door [P.] en [Q.], maar zijn deze activiteiten ingebracht in Dharma. Dit blijkt echter niet en is door Dharma en [A.] ook niet gesteld en toegelicht. Dharma en [A.] zijn dus niet in geslaagd het van hen gevraagde bewijs te leveren. De vorderingen tegen [B 1] dienen te worden afgewezen, ongeacht de vraag of [B 1] door verkoop van kopieën van de film inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt, omdat niet kan worden vastgesteld dat het auteursrecht aan Dharma toekomt. Dharma en [A.] worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het tijdstip van dagvaarding - 6 december 2005 - worden deze begroot aan de hand van het liquidatietarief.

In de zaak tegen [C]: “In deze zaak is niet bestreden dat Dharma rechthebbende op het auteursrecht is, zodat daarvan in de procedure tegen [C.] moet worden uitgegaan. Wel is aan Dharma en [A.] opgedragen te bewijzen dat [C.] in zijn bedrijf in Den Haag dvd's van de film Kaal met Franse ondertiteling heeft verkocht of verhuurd. (…) Ook in dit bewijs zijn Dharma en [A.] niet geslaagd. De rechtbank heeft allereerst kunnen vaststellen dat de dvd, die zou zijn gekocht in de videotheek van [C.], geen Franse ondertiteling heeft. De enige getuige die op dit punt iets relevants heeft verklaard, [A.] zelf, bevestigt dat de dvd geen Franse ondertiteling heeft. Zijn opmerking dat op de dvd is vermeld 'French subtitles' ziet op de dvd die zou zijn gekocht in de videotheek van [B 1]. De door Dharma en [A.] overgelegde documenten zijn voor dit bewijs niet relevant.

 Lees het vonnis hier