Auteursrecht  

IEF 6509

Davidoff alleen buiten?

dieselsh.gifHoge Raad, 11 juli 2007, LJN: BC9766, Makro Zelfbedieningsgroothandel C.V. c.s. tegen Diesel S.p.A.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Belangrijk arrest van de Hoge Raad over het leerstuk van uitputting in het merkenrecht en het gezag van gewijsde van een Spaans vonnis bij de toepassing van Europees recht. Door de Hoge Raad worden vragen van uitleg voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie over de toepassing van artikel 7 lid 1 van de Merkenrichtlijn.

In eerste aanleg is een verbod opgelegd aan Makro c.s. om inbreuk te maken op de merk- en auteursrechten van Diesel met betrekking tot schoenen die door Makro onder het merk van Diesel zijn verkocht. De centrale vraag die in het arrest aan de orde is, of de Benelux merkrechten van Diesel met betrekking tot deze schoenen zijn uitgeput in de van zin artikel 13, onder A lid 9 BMW en het daaraan te grondslag liggende artikel 7 lid 1 van de Merkenrichtlijn. Met name is aan de orde welk criterium moet worden toegepast bij de beantwoording van de vraag of Diesel (impliciet) toestemming heeft gegeven voor het binnen de EER in de handel brengen van de schoenen.

Daarbij zijn, kort samengevat, de volgende feiten van belang. De door Makro verhandelde Diesel schoenen zijn (via verschillende tussenhandelaren) uiteindelijk afkomstig van de Spaanse onderneming Cosmos, die de schoenen heeft geproduceerd op grond van een machtiging van de Spaanse onderneming Flexi Casual. Flexi Casual, op haar beurt, heeft met het verlenen van deze machtiging de licentie overtreden die haar is verleend door de Spaanse distributeur van Diesel. In een gerelateerde procedure in Valencia heeft Diesel onder meer tegen Flexi Casual en Cosmos een verbod gevorderd om inbreuk te maken op haar merk- en auteursrechten. Dit verbod is in eerste instantie toegewezen, maar in hoger beroep door het Hof van Appel in Valencia alsnog afgewezen.

Tegen deze achtergrond is bij de Hoge Raad aan de orde of de vraag of Diesel toestemming heeft verleend voor het in de handel brengen van de door Cosmos geproduceerde schoenen in de EER, moet worden beantwoord aan de hand van de criteria die door het Europese Hof in de “Davidoff”-rechtspraak zijn ontwikkeld (HvJEG 20 november 2001, C-414/99 t/m C 416/99). Volgens Makro is deze rechtspraak niet van toepassing, omdat het daarbij ging om goederen die aanvankelijk buiten de EER op de markt zijn gebracht en vervolgens in een van de lidstaten van de EER zijn geïmporteerd, terwijl het in de onderhavige zaak gaat om goederen die voor het eerst binnen de EER op de markt zijn gebracht. In die situatie moet volgens Makro de vraag of de merkhouder toestemming heeft verleend worden beoordeeld aan de hand van het recht van het land dat op die toestemming van toepassing is, in dit geval het Spaanse contractenrecht dat van toepassing is op de contractuele relatie tussen Diesel en Cosmos.

Tegen de achtergrond van de rechtspraak van het Hof van Justitie over artikel 7 lid 1 van de Merkenrichtlijn, en bepalingen van het EG-Verdrag inzake het vrije verkeer van goederen,  oordeelt de Hoge Raad dat gerede twijfel bestaat of de “relatief strikte” maatstaven uit de Davidoff-rechtspraak vatbaar zijn voor toepassing in het geval dat de goederen (voor het eerst) binnen de EER in het verkeer zijn gebracht. De Hoge Raad overweegt:

“3.6.4.3 Aldus lijkt op grond van het ten tijde van de totstandkoming van de Merkenrichtlijn gevormde communautair acquis, dat bij de invoering van art. 7 zijn gelding heeft behouden, te kunnen worden geconcludeerd dat voor het aannemen van uitputting ten aanzien van goederen die eerder binnen de EER in het verkeer zijn gebracht een, op de verwezenlijking van de functie van het merk als herkomst- en kwaliteitswaarborg georiënteerde, maatstaf bestaat, die ongetwijfeld ruimer is dan de, op controle door de merkhouder op de eerste verhandeling van de van het merk voorziene waren in de EER georiënteerde, maatstaven van de Davidoff-rechtspraak ten aanzien van goederen die eerder buiten de EER in het verkeer zijn gebracht en vervolgens in de EER worden geïmporteerd.”

Door de Hoge Raad worden de volgende prejudiciële vragen gesteld:

“1. Moeten, in het geval dat waren onder het merk van de merkhouder, maar niet door hem en evenmin met zijn uitdrukkelijke toestemming, eerder binnen de EER in de handel zijn gebracht, voor de beoordeling of dit is gebeurd met (impliciete) toestemming van de merkhouder als bedoeld in art. 7 lid 1 van de Eerste Richtlijn van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten (89/104/EEG), dezelfde maatstaven worden aangelegd als in het geval dat zodanige waren eerder door de merkhouder of met diens toestemming buiten de EER in de handel zijn gebracht?

2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt: welke - al dan niet (mede) aan de hiervoor in 3.6.4.2 genoemde rechtspraak van het Hof van Justitie in zijn arrest van 22 juni 1994 C-9/93, Jur. 1994, p. I-2757, NJ 1995, 480, inzake IHT Danzinger/Ideal Standard, ontleende - maatstaven moeten dan in het in die vraag als eerste genoemde geval worden aangelegd voor de beoordeling of sprake is van (impliciete) toestemming van de merkhouder in de zin van de genoemde richtlijn?”

De vraag in hoeverre gezag van gewijsde toekomst aan het arrest van het Hof van Valencia in de onderhavige zaak, wordt volgens de Hoge Raad primair beantwoord door artikel 33 en 36 EEX-Verordening. Op grond van deze artikelen is volgens de Hoge Raad niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de vraag naar de omvang van het gezag van gewijsde dat aan de beslissing van de Spaanse rechter toekomt en het rechtsgevolg daarvan, wordt bepaald door het recht van Spanje als het land waarin de beslissing is gegeven. De oordeel dat het Hof Amsterdam heeft gegeven over de omvang van het gezag van gewijsde van het arrest van het Hof te Valencia berust volgens de Hoge Raad klaarblijkelijk op de uitleg die het hof geeft gegeven aan het Spaanse recht. Derhalve gaat om een vraag die op grond van artikel 79 lid 1 onder b RO in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht.

In de conclusie van A-G Verkade wordt uitgebreid aandacht bestaat aan de achtergrond en  ontwikkeling van het leerstuk van uitputting in de Europese rechtspraak en de vraag naar welk recht beoordeeld moet worden of Diesel toestemming heeft verleend voor het in de handel brengen van de schoenen in de EER.

Lees het arrest hier

IEF 6507

Vage televisieheffing

Zibb.nl bericht: “Een bekend beeld in elektronicawinkels; rijen met televisies in alle soorten en maten die hun kunstjes vertonen. Omdat deze televisies aanstaan, moet de winkeleigenaar een vergoeding betalen aan auteursrechtenorganisatie Videma. De Raad Nederlandse Detailhandel (RND) vindt dat onzinnig en meent dat Videma zichzelf ondertussen ook rijkelijk toebedeelt.

(…) Uit het onlangs gepubliceerde jaarverslag van Videma (hier) blijkt dat de organisatie het afgelopen jaar 15 procent meer licenties in rekening bracht. Die toename zou te danken zijn aan een actieve campagne waarbij onder meer hotels zijn aangeslagen voor het doorgeven van televisiebeelden op de kamers van gasten. Ook horecagelegenheden, winkels en fitnesscentra zijn benaderd.”

Lees hier meer. 

IEF 6504

In de Auteurswet of in de Mediawet?

pls.gifHandelingen 2007-2008, nr. 101, Tweede Kamer, pag. 7176-7218 Behandeling Mediawet 20.. (31356). 43 pagina’s, met o.a:

“Minister Plasterk: (…)  Mevrouw Peters vroeg naar de billijke vergoeding van auteursrechten en naar de positie van de makers. Dit is onderdeel van een wetsvoorstel dat Justitie voorbereidt en waar ik bij betrokken ben. Ik vind het niet meer dan logisch dat de makers een billijke vergoeding krijgen, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook een spel van vraag en aanbod. Ik ben daarover in overleg met de raad van bestuur. Ik zal nogmaals de zorgen van de Kamer in dat overleg inbrengen. Het blijft dus een beetje laveren tussen de markt die zijn werk doet – dat geldt ook voor het aanbieden van diensten door makers – en de collectieve verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat makers op een goede manier in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik kwam zelf niet helemaal uit de vraag waar je dit nu moet regelen, als dat al geregeld kan worden. Moet dat worden vastgelegd in de Auteurswet of in de Mediawet? Kan dat in overleg met de raad van bestuur van de publieke omroep? Hoe ziet u dat? Volgens mij is het verschil erin gelegen dat de Auteurswet overal en altijd geldt. In het geval van de publieke omroepen hebben wij met een speciale publieke wereld te maken. Misschien zouden daar de speciale publieke normen van billijkheid die in de harde commerciële vrije onderhandelingswereld niet altijd zo mooi naar boven komen, extra moeten gelden.

Minister Plasterk: Dat ben ik met u eens, maar de publieke omroep moet die verantwoordelijkheid voelen en tot uiting brengen in zijn gedrag. Ik wijs er op dat ik dit punt ook heb gesignaleerd in de omroepbrief aan de Kamer van 5 oktober 2007: ’’De positie van onafhankelijke makers vraagt bijzondere aandacht. Zij verkeren vaak in een zwakke(re) onderhandelingspositie ten opzichte van de publieke omroep. Het kabinet onderzoekt nog of hun positie versterkt kan worden door een wettelijke regeling voor het auteurscontractenrecht.’’ Ik zei reeds dat de minister van Justitie daarmee bezig is en dat ik daarbij betrokken ben. ’’Daarnaast is het nodig dat de publieke omroep redelijke en realistische contracten met hen afsluit voor multimediaal gebruik van hun rechten. Dit is de publieke omroep aan zijn bijzondere status verplicht. Anderzijds mag van makers verwacht worden dat zij zich bewust zijn van de bijzondere taak van de publieke omroep en meewerken aan de multimediale verspreiding van hun werken. Daar hebben zij immers ook baat bij. Het is aan beide partijen en hun vertegenwoordigers om in goede onderhandeling hiervoor passende kaders te ontwikkelen.’’ Ik denk dat het daar ook moet liggen en wij hier niet kunnen vastleggen wat een redelijke vergoeding is.”

Lees de gehele handelingen hier.

IEF 6502

Faits divers

Ethiekcode Voor Reikimasters Van De Reiki Alliance:

#8: Ik respecteer andermans eigendom, behoud mijn professionele integriteit en onthoud mij van geldmisbruik.
• Ik onthoud mij van wangedrag zoals: plagiaat, het achterhouden van informatie en het doen van onware of bedrieglijke uitspraken.
• Ik onthoud mij van het beroepsmatig gebruik van methodes en disciplines van anderen totdat ik deze werkelijk heb leren kennen. Ik zal de herkomst hiervan vermelden.

Lees hier meer (Paranormaal.blog.nl).

Tegen de titel. “Arbeidsbemiddelaar Brunel zal de naam B.L.E.N.D. niet meer gebruiken. Dit omdat de naam inbreuk maakt op die van het vier jaar oude lifestylemagazine Blend. (…) Uitgever Jurriaan Bakker van Blend maakte bezwaar tegen de titel. ‘Wij zullen voor het relatiemagazine een andere naam gaan gebuiken’, aldus Van Schaik, directeur van New Amsterdam, die excuses aanbiedt voor de ontstane verwarring. 

Lees hier meer (Adformatie).

Beatamax. “Judge In Betamax Case Dies. Federal Judge Warren Ferguson, whose decision in the so-called Betamax case in 1979 set the stage for the home-video revolution, died on June 25 in Fullerton,CA, published reports said Sunday. Ferguson had ruled in favor of the Sony Corporation which had been sued by Universal Studios and Walt Disney Productions, who had claimed that Sony’s home recording device, the Betamax, would encourage copyright infringement and curtail their ability to syndicate reruns of their television shows and movies. Ferguson’s ruling held that home recording was lawful, and the subsequent proliferation of video recorders eventually led to the studios themselves developing a new lucrative market for their library material.”

Lees hier meer. (Showbizdata).

Economists Prove That Patents Harm Innovation. Bessen and Meurer's data suggest that outside of the chemical and pharmaceutical industries, litigation costs for the average public firm actually exceed profits from their patent portfolio by a wide margin.

Lees hier meer. (Dzone.com).

Copyright vastgelegd. “In een dromerige, serene, Keltische sfeer. Twaalf sprookjesachtige taferelen, die bij elkaar een sterrenbeeldkalender vormen.(…) Ze hebben het copyright voor hun kalender wereldwijd geregistreerd, de twee jonge West-Brabantse vrouwen die het idee hadden en samen, met minimale middelen, iets bijzonders maakten.”

Lees hier meer (BN / De Stem).

Buma boos. “De Europese Commissie liberaliseert de markt voor auteursrechtenorganisaties. Buma/Stemra vreest voor zijn eigen voortbestaan. (…) Buma/Stemra, de organisatie die voor Nederland de auteursrechten int, klaagt dat de maatregel onvoldoende waarborgen biedt. De meerderheid van de rechten voor populaire muziek zal belanden bij 'drie of vier concurrentievervalsende muziekkolossen', waarschuwt de organisatie in een persbericht.”

Lees hier meer (Webwereld).

IEF 6501

Europese Commissie: Collectieve beheersorganisaties

“The European Commission has adopted an antitrust decision prohibiting 24 European collecting societies from restricting competition by limiting their ability to offer their services to authors and commercial users outside their domestic territory. However, the decision allows collecting societies to maintain their current system of bi-lateral agreements and to keep their right to set levels of royalty payments due within their domestic territory. The prohibited practices consist of clauses in the reciprocal representation agreements concluded by members of CISAC (the "International Confederation of Societies of Authors and Composers") as well as other concerted practices between those collecting societies. The practices infringe rules on restrictive business practices (Article 81 of the EC Treaty and Article 53 of the EEA Agreement).

The Commission decision requires the collecting societies to end these infringements by modifying their agreements and practices, but does not impose fines. The removal of these restrictions will allow authors to choose which collecting society manages their copyright (e.g. on the basis of quality of service, efficiency of collection and level of management fees deducted). It will also make it easier for users to obtain licences for broadcasting music over the internet, by cable and by satellite in several countries from a single collection society of their choice.”

Lees hier meer.

IEF 6498

Eerst even voor jezelf lezen

HvJ EG, 17 juli 2008, C-488/06 P, L & D SA tegen OHIM / Julius Sämann

Dennengeurhangers. Beeldmerk ‚Aire Limpio’, communautaire, nationale en internationale beeldmerken die dennenboom voorstellen en met verschillende opschriften. Oppositie door houder, gedeeltelijke weigering tot inschrijving. Bijzonder onderscheidend vermogen van ouder merk afgeleid uit bewijsmateriaal inzake ander merk

“66. In de punten 78 tot en met 88 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld dat merk nr. 91991 in Italië bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen wegens de bekendheid ervan in deze lidstaat, die met name voortvloeit uit het langdurige gebruik ervan als onderdeel van het merk ARBRE MAGIQUE en de bekendheid van laatstgenoemd merk in die staat.

67. Zelfs indien wordt aangenomen dat L & D kon aanvoeren dat merk nr. 91991 slechts een zeer zwak onderscheidend vermogen van huis uit bezit omdat het enkel wordt gevormd door de vorm van de waren die onder dit merk worden verhandeld en deze vorm noodzakelijk is om de beoogde technische uitkomst te verkrijgen, dient in deze omstandigheden te worden vastgesteld dat een dergelijk argument, ook al was het gegrond, in elk geval geen afbreuk kan doen aan de vaststelling van het Gerecht dat dit merk in Italië een bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen wegens de bekendheid ervan in deze lidstaat.”

Lees het arrest hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 juli 2008, KG ZA 08-617, Sosecal Industria E Comercio Ltda tegen Societa Italiana Lo Sviluppo Dell' Elettronica.

Octrooirecht. Patent pool MPEG Audio technologie. Douanebeslag MP4-speles. Vervaardigingsfictie.

“4.5. Partijen zijn inhoudelijk verdeeld over de vraag of in dit kader van de zogenoemde "vervaardigingsfictie" dient te worden uitgegaan (te weten dat de MP4-spelers in Nederland zijn vervaardigd, thans te baseren op art. 10 (jo. artt. 1 en 2) in verband met de considerans sub 8 van de nieuwe APV, voorheen op art. 6(2)(b) (jo. art. 1) in verband met art. 2 van de oude APV4, die inmiddels is ingetrokken). Volgens Sosecal is dat in ieder geval na de arresten Class International en Montex/Diesel van het Hof van Justitie te Luxemburg niet (meer) het geval. Sisvel bestrijdt dat. De vervaardigingsfictie houdt in dat bij wijze van fictie ervan wordt uitgegaan dat de MP4-spelers in Nederland zijn vervaardigd en men zich vervolgens afvraagt of deze inrichtingen naar Nederlands octrooirecht inbreuk maken op de octrooien.

(…) 4.13. Bij deze stand van zaken wordt geen aanleiding gevonden om in kort geding van een vaste lijn in de rechtspraak af te wijken op grond van een uitleg die is gebaseerd op een arrest dat in een naar voorlopig oordeel andere sleutel is gewezen en die verstrekkende gevolgen zou hebben voor de beoogde en praktische werking van de APV. Anders gezegd: Er wordt voorshands onvoldoende concrete aanwijzing gezien in dit arrest dat sprake zou zijn van een trendbreuk die de bodemrechter zal doen besluiten dat de vervaardigingsfictie niet langer kan worden toegepast.

4.14. Dat sprake is van octrooiinbreuk in Nederland, indien de vraag of de vervaardigingsfictie kan worden toegepast positief wordt beantwoord, is door Sosecal niet voldoende serieus inhoudelijk bestreden, hoewel nadrukkelijk gesteld door Sisvel, zodat dit in kort geding voldoende aannemelijk is gemaakt. Aldus is thans geen genoegzame grond aanwezig voor toewijzing van de vorderingen.”

Lees het vonnis hier

Rechtbank Amsterdam, 4 juni 2008, LJN: BD7554, Stichting Stemra tegen Chellomedia Programming B.V.

Auteursrecht, kabeldoorgifte. “Artikel 13a Auteurswet Chellomedia krijgt door diverse producenten televisieprogramma’s op audiovisuele dragers aangeleverd. Deze programma’s worden na ontvangst door Chellomedia in een digitaal bestand omgezet, alvorens Chellomedia deze werken gecodeerd via een distributiesatelliet doorlevert aan kabelexploitanten respectievelijk DTH-platforms, die de programma’s (uiteindelijk) uitzenden.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vastleggingen van de aangeleverde werken in digitale bestanden tijdelijke reproducties als bedoeld in artikel 13a Auteurswet, zodat deze niet als een verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet kunnen worden aangemerkt. Nu Chellomedia geen inbreuk maakt op de door Stemra beheerde auteursrechten door de aangeleverde televisieprogramma’s met muziekwerken uit het Stemra-repertoire op voornoemde wijze vast te leggen zonder de toestemming daartoe van Stemra, wordt de vordering van Stemra afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 2 juli 2008, LJN: BD7544, Ritmeester B.V. tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Tabakswet. “Tonen van Afbeeldingen van een beeldmerk en verpakkingen van tabaksproducten in en rondom stands op een horecabeurs is reclame ingevolge artikel 5, eerste lid, Tabakswet. Niet gebleken is dar er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder a (oud), Tabakswet. Daarnaast is sprake van overtreding van het uitreikverbod ingevolge artikel 5, vierde lid (oud), Tabakswet nu eiseres sigaren gratis heeft uitgedeeld op de horecabeurs. Matiging van de opgelegde boeten.”

Lees het vonnis hier.

Persbericht Rechtbank Arnhem: “Radboud Universiteit mag onderzoeksresultaten kraakbaarheid Mifare Classic Chip publiceren.

Arnhem, 18 juli 2008 – NXP produceert sinds 1995 de Mifare Classic Chip. Wereldwijd zijn ongeveer 1 miljard exemplaren afgezet, voor gebruik in toegangspassen voor gebouwen en in het openbaar vervoer. Onderzoek van de onderzoeksgroep Digital Security van de Radboud Universiteit Nijmegen onder leiding van prof. Jacobs heeft uitgewezen dat de Mifare Classic Chip op een bepaalde wijze te kraken en te klonen is. De onderzoeksgroep is voornemens een wetenschappelijk artikel te publiceren waarin zij het geheime algoritme in de chip beschrijven en verslag doen van de wijze waarop zij dat hebben achterhaald. NXP vordert een verbod op publicatie daarvan. De vordering is afgewezen.

De rechter in kort geding heeft geoordeeld dat het in art. 10 EVRM vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting ook omvat het publiceren van resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Daaraan kunnen slechts beperkingen worden gesteld indien daarvoor een dringende maatschappelijke noodzaak bestaat en alleen als die noodzaak overtuigend wordt aangetoond”

Lees het persbericht hier (LJN link werkt (nog) niet.

IEF 6497

Kleurendia’s

dia.gifVzr. Rechtbank Amsterdam, 17 juli 2008, KG ZA 08-1120 WT/MV, De Jong tegen Supportersvereniging Ajax (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann von Meding).

Gedeeltelijke opheffing conservatoir beslag op foto's waarvan het auteursrecht wordt betwist.

In 1998 heeft fotograaf De Jong bij overeenkomst met de supportersvereniging Ajax (SVA) ‘al het kleurendiamateriaal [van spelers]  hetgeen hij heeft gemaakt over een periode van ongeveer 25 jaar in rechten (copyright) overgedragen aan de SVA’. In het in 2003 uitgegeven boek ‘Johan Cruijff De Ajacied uit 2003’  zijn door De Jong aangeleverde (zwart/wit) foto’s opgenomen waarvan de SVA stelt dat het auteursrecht bij haar rust. Het Hof Amsterdam heeft bij (tussen)arrest bepaald dat ‘ongeveer 25 jaar’ de periode 1963 -1998 betreft en heeft de zaak verwezen naar de  rolzitting van 10 juli 2008.

Het onderhavige kort geding betreft de opheffing van een door SVA gelegd conservatoir beslag tot afgifte, gerechtelijke bewaring en tot conservatoir bewijsbeslag m.b.t. de kleurendia’s van De Jong. De voorzieningenrechter concludeert met eiser tot opheffing van het beslag, maar alleen waar het foto’s van masseurs en trainers betreft. Het bewijsbeslag o.g.v. 1019b Rv wordt opgeheven. Gerechtelijke bewaring is een voldoende waarborg, monsterneming is nu het 1982 verschillende foto’s betreft niet aan de orde en door het maken van kopieën zou de beslaglegger feitelijk in bezit komen van de foto’s  en dat is niet de bedoeling van 1019b Rv.

SVA dient verder een beschrijving af te geven van elke in beslag genomen foto (De Jong was niet thuis tijdens de beslaglegging), waaruit genoegzaam blijkt dat die foto voldoet aan de drie criteria ‘kleurendia’, ‘speler in ajaxshirt’ en genomen in de periode 1963-1998’.

Lees het vonnis hier.

IEF 6496

Een duidelijk verschil

rho.gifRechtbank Breda, 16 juli 2008, HA ZA 07-384, Riho International B.V. tegen Van Loon-Sealskin B.V. (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

Bodem in badenzaak. Contractueel IE-recht. Auteursrecht, modellenrecht en/of slaafse nabootsing komen niet (meer) ter sprake. Geschil draait om de woorden ‘duidelijk verschil’in de onthoudingsverklaring.

Vertonen, wat Sealskin bestrijdt,  de nieuwe baden van Riho een duidelijk verschil met de baden van Sealskin? De Rechtbank Breda voegt nog de criteria  ‘in het oog springend verschil’ en (duidelijk of goed) ‘waarneembaar’ en/of ‘voelbaar’ verschil aan toe en concludeert  dat er inderdaad sprake van een duidelijk verschil is.

“4.5. (…) In de eerste plaats oordeelt de rechtbank van belang bij de uitleg dat het gaat om een schriftelijke onthoudingsverklaring van een professionele partij, gericht tot een andere professionele partij, beide producenten van baden en uit dien hoofde bij uitstek deskundig ten aanzien van de (verschillen) in vormgeving van ligbaden en "de rest van de markt". In de tweede plaats is van belang dat de verklaring werd voorbereid enerzijds en beoordeeld anderzijds door advocaten, die over de tekst en de achtergronden daarvan hebben gecorrespondeerd. Dit geeft reden om aan de taalkundige betekenis van de schriftelijke overeenkomst in beginsel veel betekenis toe te kennen. In de derde plaats is van belang dat Sealskin een op IE-recht gebaseerd kort geding aanhangig had geinaakt, zodat de advocaten over een weer moesten/mochten verwachten dat het begrippen apparaat uit het IE-recht bekend was, waaronder de betekenis van "de rest van de markt".

Als eerste constatering geldt dan dat de woorden "duidelijk verschil" niet een begrip vormen dat in het ( IE-)recht gangbaar en begripsmatig is omlijnd Daar is geen hulp voor de taalkundige uitleg te vinden. In beginsel is het dus, naar algemeen spraakgebruik, een goed waarneembaar verschil. Ter beoordeling staat vervolgens of er feiten zijn die reden geven om deze taalkundige inhoud van een nadere omlijning te voorzien. In het voetspoor van genoemd arrest is zeer zwaarwegend wat de correspondentie tussen de advocaten van de partijen inhield. In dit geval heeft Sealskin geen voorafgaande correspondentie overgelegd en betreft het uitsluitend de brieven van de advocaat van Riho van 6 en 12 mei 2005. Temeer zijn deze belangrijk omdat het een eenzijdige onthoudingsverklaring van Riho betreft en Riho in deze brieven haar bedoelingen omtrent de inhoud en de betekenis daarvan heeft uiteengezet. “

(…) 4.13. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat de baden met de namen Lima, Panama en Bogota die door Riho zijn vervaardigd en op de markt zijn gebracht elk voor zich een duidelijk verschil, als bedoeld in de door Riho ondertekende onthoudingsverklaring van 23 mei 2005, vertonen met respectievelijk de Senso 180, de Senso 145 en de Senso 6-hoek van Sealskin. De reeconventionele vorderingen worden daarom integraal afgewezen.”

Schadevergoeding: €158,000,-  Proceskosten  €20.000,- (incl. 2 x salaris procureur  €8000,- (4 punten x tarief €2000,- ).

Lees het vonnis hier.

IEF 6493

Kist, Cowboys & Kussens

Twee achterpagina-artikelen van de NRC, met dank aan auteur Bas Kist:

nkdcb.gif“Burck is niet meer alleen die eenvoudige, schaars geklede cowboy van Times Square. The Naked Cowboy is de afgelopen jaren in New York uitgegroeid tot een beroemdheid (…) Wie het zorgvuldig opgebouwde imago van de naakte cowboy voor promotionele activiteiten wil gebruiken, moet daarvoor betalen, vindt Burck. (…) Als ik de Naked Cowboy via een email vraag om de achtergronden van zijn claim en f het hem misschien óók te doen is om geld of publiciteit,volstaat hij me te verwijzen naar de teksten die hij op zijn website heeft gepubliceerd. Hij ondertekent slechts met ‘Regards, Naked’. Nog een aanwijzing dat we hier te maken hebben met een fenomeen”

Lees het artikel hier.

supp.gif“Maar dat pakte toch anders uit. Zelden heb ik een rechter de eisende partij in een auteursrechtconflict zo de oren zien wassen  (…) Dus die Setälä heeft ons hier in Den Bosch een jaar geleden gewoon voor het lapje gehouden, zal de rechter gedacht hebben. In zijn vonnis van 17 juni 2008 leest de rechter Fatboy en Setälä dan ook in ongekend stevige taal de les. (…) Sterker nog, de rechter verdenkt Setälä en Fatboy er zelfs van dat die zaak uit 2007 gewoon een opzetje was. Er was al een deal tussen de strijdende partijen en dat vonnis is gewoon uitgelokt om een voor Fatboy gunstig precedent te scheppen. (…) Maar de zaak is nog niet klaar. In de Telegraaf laat Fatboy al weten de uitspraak ‘onzinnig’ te vinden. Het bedrijf gaat zeker in beroep. Dat kan nog interessant worden, want tijdens de rechtszaak werd ook duidelijk dat Fatboy inmiddels de rechten op de overgetrokken Airbag van  Suppanen heeft opgekocht. Wordt dus vervolgd.”

Lees het artikel hier.