DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 13874

Hof vindt gewraakt materiaal nog altijd via Google

Hof 's-Hertogenbosch 20 mei 2014, IEF 13874 (Dahabshiil tegen Stichting Associated Somali Journalists)
Mediarecht. Zie eerder IEF 12916 en IEF 12109. IPR en het toepasselijke materiële recht bij vorderingen tot rectificatie, verwijdering en verbod. Schending eer en goede naam. Toepassing Engels recht. Rechter verricht zelf onderzoek (google) en stelt partijen in de gelegenheid zich hierover uit te laten.

8.7.1. (...) Gezien deze stellingname en het (mogelijke) belang voor de beoordeling van (een aantal van) de vorderingen van Dahabshiil bij de wetenschap of ná 1 januari 2014 bepaalde artikelen/afbeeldingen/hyperlinks en/of mededelingen (nog immer) zijn gepubliceerd op websites waarvoor [geïntimeerde 1. c.s.] verantwoordelijkheid dragen, heeft het hof zelf middels de zoekmachine Google onderzoek verricht. Met name heeft het hof door invoering bij Google zoeken van de titels van de in het petitum van de appeldagvaarding onder iv en v genoemde artikelen/afbeeldingen/hyperlinks onderzocht of deze ná 1 januari 2014 (nog immer) zijn gepubliceerd op de websites waarvoor [geïntimeerde 1. c.s.] verantwoordelijkheid erkennen, te weten [webadres 8], [webadres 9], [webadres 10], [webadres 11] en [webadres 12] (4.13 tussenarrest van 23 juli 2013).

Volgens het door het hof verrichtte onderzoek waren de navolgende in het petitum van de appeldagvaarding onder iv en v genoemde artikelen/afbeeldingen/hyperlinks op 11 april 2014 gepubliceerd op de website [webadres 8]:

- ‘Video Dahabshiil sells weapons and vehicle war for [authority] authority’ (vordering iv sub h; prod. 27 Dahabshiil eerste aanleg);

- ‘Video: Somaliland condems Dahabshiil Violations against Civilian’ vordering iv sub j; prod. 30 Dahabshiil eerste aanleg);
- ‘Al Shabaab leader had very strong relationship with Dahabshiil’ vordering iv sub l; prod. 31 Dahabshiil eerste aanleg);
- ‘Dahabshiil CEO has promised 2,000,000.US for anyone kills the great Somali Singer’ vordering iv sub m; prod. 33 Dahabshiil eerste aanleg);
- ‘Somtel Dahabshiil Groups Blocks Popular Websites-Anonymus attack’ vordering iv sub q; prod. 37 Dahabshiil eerste aanleg);
- ‘Somalia media accuses the UNDP and WHO’ genoemd in vordering v sub a; prod. 23 Dahabshiil eerste aanleg; volgens Dahabshiil was dit artikel niet alleen gepubliceerd op [webadres 8] maar ook op [webadres 13] (prod. 22 Dahabshiil eerste aanleg); op laatstgenoemde site werd het artikel door het hof echter niet (meer) aangetroffen).
Voormelde artikelen/afbeeldingen/hyperlinks waren niet te vinden op de andere websites waarvoor [geïntimeerde 1. c.s.] verantwoordelijkheid erkennen, te weten [webadres 9], [webadres 10], [webadres 11] en [webadres 12].
De overige in het petitum van de appeldagvaarding onder iv en v genoemde artikelen/afbeeldingen/hyperlinks (de onder iv sub a-g, i, k, n-p, r en s en onder v sub b genoemde artikelen/afbeeldingen/hyperlinks) waren volgens het door het hof verrichte onderzoek op 11 april 2014 niet gepubliceerd op enige website waarvoor [geïntimeerde 1. c.s.] verantwoordelijkheid erkennen, te weten [webadres 8], [webadres 9], [webadres 10], [webadres 11] en [webadres 12].

8.8.1.
Gezien het bovenstaande bepaalt het hof dat partijen bij akte:
( a) zich erover uitlaten of naar hun mening het ná 1 januari 2014 geldende lasterrecht (deels) toepasselijk is bij de beoordeling van (een aantal van) de vorderingen van Dahabshiil zoals het hof voor mogelijk houdt (8.6.3. en 8.6.3);
( b) veronderstellenderwijs uitgaande van (gedeeltelijke) toepasselijkheid van het ná in januari 2014 geldende lasterrecht zoals het hof voor mogelijk houdt (8.6.3. en 8.6.3), hun stellingen toespitsen op deze (veronderstelde) toepasselijkheid voor de desbetreffende vorderingen.

8.8.2. Indien en voor zover de resultaten van het door het hof uitgevoerde onderzoek (8.7.2) partijen aanleiding geeft om zich hierover uit te laten, kunnen zij dit in de te nemen akte doen.
IEF 13862

Een grotere vrijheid voor columnisten, uiting wel onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Amsterdam 20 mei 2014, IEF 13862 (BJAA tegen Heertje, Prometheus en GS Media)
Mediarecht. Onrechtmatige perspublicatie. Heertje heeft de vrijheid om kritiek te uiten op BJAA, maar de wijze waarop dat is gebeurd in een artikel op de opiniepagina van de Volkskrant en in een column op de site van RTLNieuws is onrechtmatig. Heertje, een bekend en gerenommeerd wetenschapper, heeft feiten aangaande een onder toezicht staande minderjarige eenzijdig en enkel vanuit de optiek van de moeder gepresenteerd.

Zo schreef hij dat de minderjarige vredig en naar ieders tevredenheid bij zijn moeder woonde en naar een goede school ging totdat hij zonder aanleiding vanaf zijn school is ontvoerd en naar een geheime plek is gebracht. Daardoor is de andere kant van het verhaal, te weten dat na een langdurige echtscheidingsstrijd en nadat de moeder de minderjarige drie-en-een-half jaar geen omgang met de vader toestond, de rechtbank en het hof hebben bepaald dat vader alleen met het gezag werd belast en dat de minderjarige voortaan bij zijn vader het hoofdverblijf zou hebben, niet belicht. Heertje heeft zonder noodzaak de namen van bij de minderjarige betrokken individuele medewerkers van BJAA in zijn column genoemd. De vergelijking van het handelen van BJAA met gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog is vanwege de manier waarop dat is gebeurd ongepast, onnodig kwetsend en grievend. Voor zover Heertje het handelen van BJAA kwalificeert als strafbaar, misdadig of crimineel, geldt dat deze beschuldiging onvoldoende steun vindt in de feiten.

Wijze van publicatie
4.8.Heertje heeft gesteld dat hem als columnist een grotere vrijheid toekomt om te overdrijven, en dat het bovendien noodzakelijk is voor het aanzwengelen van het maatschappelijk debat om zich in sterke bewoordingen uit te laten. Een gewone uiting zou, aldus Heertje, geen effect hebben. BJAA heeft betwist dat het om een column gaat. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Wat betreft de onder 2.4 en 2.8 genoemde e-mailberichten geldt dat deze ook aan derden zijn verzonden, zodat deze in zoverre openbaar zijn. Deze e-mailberichten houden waardeoordelen in. (...) Door zich slechts te baseren op het verhaal van de moeder, hetgeen door Heertje wordt betwist maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit bovenstaande, zonder ook de andere kant van het verhaal te laten zien, doet Heertje geen recht aan het maatschappelijk debat. Eveneens speelt een rol dat het BJAA in beginsel vanuit de bescherming van de minderjarige niet vrijstaat om allerlei uitlatingen te doen over een bepaalde specifieke casus, zodat het voor haar moeilijk is zich in het debat te mengen. Ook dat maakt dat het van belang is de feiten juist en volledig te presenteren.

Inkleding van de uitlatingen
4.11. Voor zover Heertje het handelen van BJAA kwalificeert als strafbaar, misdadig of crimineel is de voorzieningenrechter van oordeel dat nu daarvoor onvoldoende steun in de feiten aanwezig is, ook deze kwalificaties ongepast zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de uitlatingen van Heertje onrechtmatig zijn jegens BJAA, voor zover hij daarin BJAA en/of haar medewerkers in verband brengt met een criminele organisatie en/of strafbare feiten zoals ontvoering en/of fascisme en/of praktijken in de Tweede Wereldoorlog zoals het wegvoeren van Joodse kinderen, en voor zover hij daarin namen of andere privégegevens van medewerkers van BJAA noemt. Nu bovengenoemde onrechtmatige uitlatingen zozeer zijn verweven in de tekst van de artikelen, zal Heertje worden bevolen de artikelen in zijn geheel van het internet te (doen) verwijderen. Het gebod zal slechts betrekking hebben op de onder 2.5 en 2.10 genoemde artikelen, aangezien de reeds verzonden e-mailberichten niet meer zijn te verwijderen. Nu Heertje hierover niets heeft aangevoerd, wordt hij geacht het in zijn macht te hebben de artikelen van websites van RTL Nieuws en van De Volkskrant te (laten) verwijderen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
4.12. Eveneens zal worden toegewezen de vordering om Heertje te bevelen Google te verzoeken de cache van de zoekmachine met betrekking tot de gewraakte uitlatingen als hiervoor genoemd te verwijderen en verwijderd te houden. Voor zover de vordering betrekking heeft op andere zoekmachines dan Google is de vordering te onbepaald om te worden toegewezen.
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Heertje binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis de uitlatingen als bedoeld onder 2.5 en 2.10 van internet of enig ander openbaar medium te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden,

5.2. gebiedt Heertje Google binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis op deugdelijke wijze te verzoeken om de cache van de zoekmachine van Google met betrekking tot de artikelen als bedoeld onder 2.5 en 2.10 te verwijderen en verwijderd te houden, zodat deze artikelen niet meer vindbaar zijn via de zoekmachine, met overlegging van afschriften van deze verzoeken aan de raadsvrouw van BJAA,
IEF 13853

Project P mag niet worden uitgezonden

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 16 mei 2014, IEF 13853 (Project P)
Mediarecht. De voorzieningenrechter in Lelystad heeft bepaald dat RTL de aflevering van het programma ‘Project P’ over de scholieren van het Einstein Lyceum, die gepland stond voor maandag 19 mei, niet mag uitzenden. Het gaat om de beelden die met de verborgen camera zijn opgenomen in en rond de school en de beelden waarbij de scholieren met de verborgen opnamen bij het sportveld werden geconfronteerd. De rechter oordeelde dat de persoonlijke levenssfeer van de leerlingen in dit specifieke kort geding zwaarder weegt dan het recht van vrijheid van meningsuiting/persvrijheid van RTL.

4.9. Het voorgaande afgezet tegen de omstandigheid dat RTL c.s. met het Programma zich niet specifiek richt op de School of specifiek aandacht vraagt voor de situatie van [X] - het gaat RTL c.s. immers om de misstand van het pesten in het algemeen - levert een onvoldoende grond op om het gebruik van een verborgen camera te rechtvaardigen. De vraag in hoeverre leerlingen al dan niet herkenbaar op de televisie in beeld zouden worden gebracht, kan ter zake de opnames met de verborgen camera verder onbesproken blijven.

4.10. Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de met de verborgen camera opgenomen beelden niet mogen worden uitgezonden.

4.13. Deze onverhoedse confrontatie van de klasgenoten van [X] met de beelden is ook bewust buiten het bereik van de School gehouden, door de kinderen op te vangen tijdens het fietsen van het sportveld naar het schoolgebouw. Ook de (gym)leraar, die kwam aanlopen, is bewust door [B] op afstand van de klas gehouden door snel naar de leraar toe te lopen en hem te bewegen niet in te grijpen in de opnames. Voorts is door Einstein Lyceum c.s. onweersproken gesteld dat door RTL c.s. aan de leerlingen is meegedeeld dat zij de formulieren, waarop de ouders/verzorgers toestemming voor het gebruik van de beelden moesten geven, niet aan de School mochten laten zien. Ook de ouders/verzorgers van de klasgenoten van [X] zijn vooraf niet op de hoogte gesteld dat hun kinderen met de beelden geconfronteerd zouden worden en evenmin dat daarbij opnames van hun kinderen zouden worden gemaakt. De ouders/verzorgers van de kinderen hebben geen toestemming verleend de opnames uit te zenden.

4.14. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat uit de getoonde (geblurde) beelden (waarbij ook de stemmen vervormd zijn) op redelijk eenvoudige wijze de identiteit van de klasgenoten is af te leiden. In eerste instantie geldt dit natuurlijk voor de klasgenoten onderling. Maar ook voor de ouders van de klasgenoten en de (ouders van) medescholieren is de mogelijkheid tot identificatie (onder meer op grond van specifieke lichaamsbouw, huidskleur en opvallende kleding) aannemelijk te achten. Ook is aannemelijk dat door verspreiding van berichten en beelden/foto’s via de sociale media, de kring waarbinnen (bepaal)de klasgenoten herkend worden wordt vergroot. Bovendien zijn eenmaal (in de sociale media) geplaatste berichten niet makkelijk meer te verwijderen.

De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt RTL c.s. om beeld- en/of geluidsopnames gemaakt met de verborgen camera en/of beeld- en/of geluidsopnames van de confrontatie bij het sportveld (op 3 april 2013) van de leerlingen en/of docenten van het Einstein Lyceum uit te zenden, te gehore te brengen of anderszins openbaar te maken, via internet, televisie of welk ander medium dan ook,

5.2. veroordeelt RTL c.s., hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Einstein Lyceum c.s. een dwangsom te betalen van € 250.000,-- voor iedere keer dat zij voormeld verbod overtreedt en een bedrag van € 50.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat een dergelijke overtreding voortduurt,

Op andere blogs:
DeGier+Stam

IEF 13834

Nadelen wegen zwaar, maar #stemfies zijn niet verboden

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5657 (Stichting Bescherming Burgerrechten tegen Staat)
Uit het persbericht: De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hoeft zijn uitspraken over de toelaatbaarheid van stemfies niet te rectificeren, omdat het maken van deze fotografische zelfportretten door kiezers met hun ingevulde stembiljet niet verboden is. De Stichting Bescherming Burgerrechten en een particulier hadden in een kort geding bij de rechtbank Den Haag gevraagd om een rectificatie, omdat de minister in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 onder meer had getwitterd “Ik roep niet op om een #stemfie te maken, maar het mag wel”.

Volgens de eisers maken stemfies inbreuk op het stemgeheim, omdat kiezers daarmee kunnen laten zien wat zij hebben gestemd en derden hiermee (controleerbaar) invloed kunnen uitoefenen op de uit te brengen stem. De rechter is van oordeel dat de eisers terecht de aandacht vragen voor nadelen van stemfies.

Deze nadelen wegen zwaarder dan de voordelen die ook aan het gebruik van stemfies verbonden zijn, zo oordeelt de rechter. Het feit dat deze nadelen zwaarder wegen, hebben volgens hem echter niet tot gevolg dat stemfies verboden zijn. De bewoordingen van de minister zijn dus niet onjuist en daarmee niet onrechtmatig. De rechter laat in het midden of hetgeen de minister heeft gezegd, gelet op het belang van het stemgeheim, verstandig is geweest.

Europese verkiezingen
De eisers wilden verder bereiken dat de minister voor de naderende verkiezingen voor het Europese Parlement maatregelen zou nemen om het maken van stemfies te ontmoedigen. Aangezien de Staat heeft aangekondigd om via posters in stemlokalen kiezers erop te wijzen dat zij niet bekend hoeven te maken op wie zij hebben gestemd, ziet de rechter geen reden om de Staat te dwingen om aanvullende maatregelen te nemen.

3.9. Eisers hebben op goede gronden gewezen op bezwaren die aan het gebruik van stemfies verbonden (kunnen) zijn. Het is mogelijk dat stemgerechtigde personen druk van derden ervaren, bijvoorbeeld in gezins-, werk- of religieus verband, om te laten zien hoe zij hebben gestemd, of beloond worden voor hun stemgedrag. Een stemfie kan het daarvoor nodige bewijs leveren. Hieraan doet niet af dat de betrokkene, na de stemfie te hebben gemaakt, om een nieuw stembiljet kan vragen dat het gefotografeerde exemplaar vervangt of zijn stem alsnog ongeldig maakt. Dit zijn immers uitzonderingen, waarvan de eerste leidt tot gedrag dat voor anderen waarneembaar is en de tweede tot gevolg heeft dat de betrokkene, mogelijk ongewild, geen geldige stem kan uitbrengen. Daarnaast hebben eisers terecht gewezen op de mogelijkheid dat aan de hand van stemfies wordt nagegaan welke stem kiezers die zelf geen stemfie (openbaar) hebben gemaakt, hebben uitgebracht.

3.11. Het gebruik van stemfies en publiciteit daarover kan, zoals de Staat ook heeft betoogd, zeker ook voordelen opleveren uit het oogpunt van het publieke belang van verkiezingen. Er kan een wervende kracht uitgaan van beelden van burgers die (trots) laten zien dat en hoe zij hun stem hebben uitgebracht. Ook heeft de Staat terecht gewezen op het aspect van de vrijheid van meningsuiting, een grondrecht dat evenzeer verdragsrechtelijk en grondwettelijk is beschermd. Dit recht houdt ook in dat vrije burgers in beginsel zelf mogen bepalen hoe zij met hun rechten omgaan en daaraan uiting geven.

3.12. Deze voordelen en ook dit aspect van de vrijheid van meningsuiting wegen echter niet op tegen de hier beschreven bezwaren. Elke potentiële, niet denkbeeldige, aantasting van het stemgeheim is buitengewoon ernstig. Het tegengaan of op zijn minst genomen ontmoedigen van dergelijke aantastingen weegt hier het zwaarst, ook in de verhouding tot het grondrecht van vrijheid van meningsuiting.

3.13. Zoals gezegd, staat in dit kort geding centraal of de Staat zijn rechtsplicht op dit vlak voldoende is nagekomen. Dit maakt het nodig de uitingen van de minister nader te beoordelen. Hierbij is niet beslissend dat het tegengaan van stemfies moeilijk te handhaven zal zijn. De rechtsplicht waarover het hier gaat, heeft ook los van dergelijke praktische gezichtspunten waarde en betekenis.

 

IEF 13829

Vrijspraak kinderontvoering, maar toch in programma "Ontvoerd"

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 24 april 2014, IEF 13829 (eiser tegen RTL)
Uitspraak mede ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen, Van Kaam. Mediarecht. Eiser vordert een verbod op de uitzending van een aflevering van Ontvoerd, omdat eiser verwacht in deze uitzending ten onrechte in verband te worden gebracht met kinderontvoering, terwijl hij daarvoor strafrechtelijk is vrijgesproken. Afweging van belangen, vrijheid van meningsuiting versus recht op privacy en bescherming van persoonlijke levenssfeer leidt tot afwijzing van de vordering. Onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat de voorgenomen uitzending een dreigende, onrechtmatige inbreuk op de rechten van eiser oplevert.


[eiser] en [A] woonden samen in [woonplaats ] Op 20 november 2012 zijn [eiser], [A] en [B] naar Bosnië vertrokken. [eiser] heeft zichzelf per 20 november 2012 uit laten schrijven uit de gemeentelijk basisadministratie met als reden emigratie naar Marokko.

4.5. Afweging van de betrokken belangen leidt tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de voorgenomen uitzending een dreigende, onrechtmatige inbreuk op de rechten van [eiser] oplevert. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat hetgeen in de uitzending terugkomt voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Er is derhalve geen sprake van een lichtvaardige verdachtmaking van [eiser] bij betrokkenheid bij kinderontvoering. Zoals blijkt uit de in deze procedure vastgestelde feiten staat in ieder geval vast dat [B] bij beschikking van 20 maart 2013 voorlopig is toegewezen aan [A] en dat [eiser] [B] desondanks bij zich heeft gehouden, terwijl hij in ieder geval vanaf eind april dan wel in ieder geval begin mei 2013 wist dat hij [B] diende over te dragen aan [A]. Op 13 mei 2013 is er daarnaast een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd voor [eiser] en [eiser] heeft na aanhouding door de Kroatische politie ook daadwerkelijk in detentie gezeten. [eiser] wordt op dit moment nog steeds als verdachte aangemerkt van kinderontvoering en daar ook nog steeds voor vervolgd. Weliswaar is hij recentelijk vrijgesproken van ontvoering, maar tegen deze uitspraak is het openbaar ministerie in hoger beroep gegaan zodat deze uitspraak (nog) niet onherroepelijk is geworden. Daarnaast is van belang dat [eiser] niet herkenbaar in beeld zal worden gebracht. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het enkele onherkenbaar maken van het gelaat en het niet noemen van zijn achternaam er niet aan af hoeft te doen dat hij nog steeds herkenbaar zal zijn indien zijn leefomgeving, zijn zoon [C], [A] en [B] wel herkenbaar in beeld zullen worden gebracht, maar onvoldoende aannemelijk is dat deze herkenbaarheid zich zal uitstrekken buiten zijn naaste kring.

4.7. Het beroep van [eiser] op schending van zijn portretrecht faalt eveneens. Weliswaar behoeft het geheel of gedeeltelijk onherkenbaar maken van het gelaat van de afgebeelde persoon er niet aan af te doen dat er sprake is van portret in de zin van art. 21 Auteurswet, nu ook uit hetgeen die afbeelding overigens toont, de identiteit van die persoon kan blijken, maar dit portretrecht is niet absoluut en dient te worden afgewogen tegen het recht van RTL op vrijheid van meningsuiting. Deze belangenafweging valt zoals hiervoor reeds overwogen in het voordeel van RTL uit.

4.8. [eiser] heeft zich er ter zitting nog op beroepen dat RTL opnamen gaat uitzenden van zijn minderjarige dochter, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven. De voorzieningenrechter begrijpt dat naar het oordeel van [eiser] deze omstandigheid er toe moet leiden dat de voorgenomen uitzending verboden wordt, zoals hij primair vordert. RTL heeft (primair) gesteld dat [eiser] niet kan optreden als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter omdat [A] hiertegen bezwaar maakt, zodat hij niet namens zijn minderjarige dochter bezwaar kan maken tegen het uitzenden van opnamen die van haar gemaakt zijn.

Lees de uitspraak
ECLI:NL:RBMNE:2014:1816

IEF 13820

UWVreselijk bedreigt en beledigt medewerkers UWV en advocaten

Vzr. Rechtbank Gelderland 1 mei 2014, IEF 13820 (UWVreselijk)
Uitspraak ingezonden door Emiel Jurjens en Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan. Mediarecht. Onrechtmatige publicaties. X ontvangt een WAO-uitkering, heeft medewerkers van uitkeringsinstantie UWV beledigd en bedreigd en is beheerder van www.uwvreselijk.nl, waarop gedaagde onrechtmatige uitingen doet. Het verbod tot beledigen, bedreigen en onbetamelijk bejegenen van individuele medewerkers en de raadslieden (advocaten) van UWV wordt toegewezen. Tegen de ex-medewerkers wordt het verbod afgewezen. Ook de verwijdering van tweets uit Google-cache wordt bevolen onder last van dwangsommen.

4.3. (...) Verder zal het gevorderde verbod met betrekking tot uitlatingen jegens ex-medewerkers worden afgewezen, aangezien X misstanden binnen het UWV aan de kaak wil stellen en ex-medewerkers niet (meer) betrokken zijn bij de uitvoering van het beleid van het UWV. Het belang bij die vordering wordt, mede in het licht van de gedragingen van X in het verleden, onvoldoende geacht. Daarentegen is het gevorderde verbod betreffende uitlatingen jegens de raadslieden van het UWV toewijsbaar, eveneens met uitzondering van laatdunkende uitlatingen om voormelde reden. Hoewel raadslieden in het algemeen gelet op hun professie geacht mogen worden een bepaalde mate van negatieve bejegening te accepteren, heeft X in haar uitingen jegens hen de grenzen van betamelijkheid zodanig overschreden dat dit als onaanvaardbaar en onrechtmatig moet worden beschouwd.
4.7. X heeft weliswaar gesteld dat het verwijderen van tweets uit de Google-cache onzinnig is omdat niemand tweets googelt, maar zij heeft niet betwist dat wanneer op Google op naam van een individuele medewerker van het UWV wordt gezocht, er via het account @UWVreselijk geplaatste beledigende, grieven en/of intimiderende tweets waarin die medewerker wordt genoemd, in de zoekresultaten naar voren komen. Gelet hierop heeft het UWV c.s. belang bij verwijdering van de tweets uit de Google-cache. De gevorderde verwijdering uit de Google-cache van de artikelen die in de vordering worden genoemd is door X niet betwist. (...)

Zie eerder LJN BY3603.

IEF 13817

Herkenbaar in oud beeldmateriaal toelaatbaar

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 18 april 2014, IEF 13817 (X tegen AvroTros)
Uitspraak ingezonden door Remco Klöters en Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten. Herkenbaar in beeld. In vier afleveringen heeft Tros Opgelicht?! aandacht besteed aan de oplichtingshandelingen van X die daarbij herkenbaar in beeld komt en zijn naam wordt genoemd. AvroTros is voornemens om opnieuw aandacht te besteden aan de zaak, vanwege de arrestatie van X en vervult daarin een rol als public watchdog. X heeft ter zitting gemeld geen bezwaar te hebben tegen gebruik van oud beeldmateriaal. Nu AvrosTros heeft toegezegd niet de gevreesde (nieuwe) beelden te tonen, kan X niet worden gevolgd in de stelling dat uitzending geen redelijk doel dient.

Lees verder

IEF 13816

Getuige die gedeelte gesprek hoort, kan niet negatief bewijzen

Rechtbank Amsterdam 19 maart 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2407 (Taxichauffeur tegen Parool)
Mediarecht. Onrechtmatige perspublicatie. Onjuistheid van citaat over het schoppen van fietsers. Na (negatieve) bewijsopdracht IEF 12783, slaagt taxichauffeur niet in bewijs. De getuige heeft het gesprek maar deels gehoord. Omdat nu het gaat om de vraag of iets niet heeft gezegd, kan weinig waarde aan die verklaring worden gehecht. De overgelegde verklaringen over zijn persoonlijkheid kunnen niet bijdragen aan het bewijs. Getuige heeft desgevraagd juist verklaard dat hij niets negatiefs van het citaat over het schoppen heeft gehoord. Vorderingen worden afgewezen.

2.8. De rechtbank acht [eiser] niet in de hem gegeven bewijsopdracht geslaagd. [eiser] heeft weliswaar verklaard dat het [journalist] was die hem vroeg of hij in een situatie als die van het ongeluk de dame in kwestie zou hebben geschopt en dat hij [journalist] daarop heeft gevraagd of hij gek geworden was, maar deze verklaring vindt geen steun in de verklaring van [getuige]. In tegendeel, [getuige] heeft desgevraagd juist verklaard dat hij niets negatiefs (van het citaat over het schoppen) heeft gehoord. Daar komt bij dat [getuige] volgens zijn eigen verklaring het gesprek tussen [journalist] en [eiser] maar deels heeft kunnen horen zodat – nu het gaat om de vraag of [eiser] iets niet heeft gezegd – in algemene zin weinig waarde aan die verklaring kan worden gehecht. Ook de door [eiser] overgelegde verklaringen over zijn persoonlijkheid kunnen niet bijdragen aan het bewijs. Niet de persoonlijkheid van [eiser] is immers in het geding, maar de vraag of Het Parool hem onjuist heeft geciteerd. Nu ander aanvullend bewijs evenmin voorhanden is en [journalist] – die ondubbelzinnig en consistent met zijn eerdere schriftelijke verklaring heeft verklaard dat [eiser] de geciteerde uitspraken uit eigen beweging heeft gedaan – de verklaring van [eiser] gemotiveerd heeft weersproken, heeft [eiser] het bewijs niet geleverd.
IEF 13813

Grootouderpaar al bekend in Surinaamse media

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 17 april 2014, IEF 13813 (Grootouderpaar tegen RTL)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen, Van Kaam advocaten. Mediarecht. Met het programma 'Ontvoerd' wil RTL aandacht besteden aan gevallen waarin ouders, ondanks het recht aan hun zijde, niet herenigd worden met hun kind. RS heeft kleinkind meegenomen naar Paramaribo in Suriname. De voorgenomen uitzending komt niet onrechtmatig voor. RS niet herkenbaar en met geblurred gelaat in beeld in beeld komt en zijn naam wordt niet genoemd. Schending van portretrecht is niet aan de orde. Mevrouw RS is al (vrijwillig) in Surinaamse media verschenen om zich over de voorgenomen uitzending uit te laten, zodat RS al in Paramaribo bekend is als het grootouderpaar, uitzending brengt daarin geen verandering.

4.4. Bij de beoordeling van dit geschil gaat de voorzieningenrechter uit van de (toegezegde) weergave van de voorgenomen uitzending zoals ter zitting door RTL gedaan, waarbij de kijker al vanaf het begin van het programma duidelijk wordt gemaakt dat het een (in de woorden van RTL) ‘a-typische’ aflevering zal zijn in die zin dat normaal de strijd tussen twee ouders centraal staat, waarbij een ouder het kind heeft meegenomen naar het buitenland, terwijl in dit geval het kind al in het buitenland was en, na het overlijden van zijn moeder, aldaar verzorgd wordt door zijn grootouders. [eisers] wordt in het programma niet beschuldigd van (kinder)ontvoering of van het plegen van een ander strafbaar feit. Voorts komt [eisers] niet (eiser sub 2) of niet herkenbaar en met geblurred gelaat (eiser sub 1) in beeld en wordt zijn naam niet genoemd. Aan deze toezeggingen mag RTL worden gehouden.

4.5. Afweging van de betrokken belangen leidt niet tot de conclusie dat de voorgenomen uitzending onrechtmatig is jegens [eisers] Hierbij is in aanmerking genomen dat vanaf het begin van het programma duidelijk wordt gemaakt dat het om een
‘a-typische’ aflevering van het programma ‘Ontvoerd’ gaat, waarin [eisers] niet wordt beschuldigd van (kinder)ontvoering of een ander misdrijf en waarin duidelijk wordt gemaakt dat het gaat om een (klein)kind dat na het overlijden van zijn moeder door zijn grootouders wordt verzorgd. Bovendien heeft RTL toegezegd dat [eisers] niet (herkenbaar) in beeld wordt gebracht en dat zijn naam niet wordt genoemd.

4.6. [eisers] heeft nog aangevoerd dat [woonplaats] een compacte gemeenschap vormt en dat binnen die gemeenschap snel bekend zal zijn wie de grootouders zijn waarvan in de voorgenomen uitzending sprake is. RTL heeft onweersproken gesteld dat mevrouw [eiser 2](eiser sub 2) al (vrijwillig) verschenen is in Surinaamse media om zich over de voorgenomen uitzending uit te laten, zodat [eisers] al bekend is in [woonplaats] als het grootouderpaar van [X] en de voorgenomen uitzending daarin geen verandering zal brengen. Nu [eisers] aldus al bekend is in [woonplaats] als het grootouderstel van [X], zal hij door de voorgenomen uitzending in dat opzicht niet worden benadeeld in zijn privacy-belang, omdat er weinig mensen zullen zijn die hem tevoren niet kenden als het grootouderpaar dat in de voorgenomen uitzending bedoeld is. Ook dit kan derhalve niet leiden tot het oordeel dat de voorgenomen uitzending onrechtmatig is jegens [eisers].

4.7. Voor zover [eisers] stelt dat RTL met de voorgenomen uitzending onrechtmatig handelt jegens [X], dient zijn vordering te worden afgewezen nu de wettelijk vertegenwoordiger van [X] (te weten zijn vader) geen bezwaar heeft gemaakt tegen de voorgenomen uitzending en de deelname van [X] daarin.

4.8. Nu RTL heeft toegezegd [eisers] niet (herkenbaar) in beeld te brengen, is van schending van het portretrecht geen sprake zodat ook om die reden geen aanleiding bestaat het gevorderde uitzendverbod in te willigen.

4.9. Het vorenstaande betekent dat de vordering van [eisers] onder I. en II. wordt afgewezen.

Lees de uitspraak
ECLI:NL:RBMNE:2014:1814

IEF 13813

IEF 13812

Persvrijheidsmonitor 2013

G.A.I. Schuijt, O.M.B.J. Volgenant, Persvrijheidmonitor 2013, IEF 13812, www.IE-Forum.nl.
Bijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx en professor Gerard Schuijt. Nederland scoort jaar in jaar uit goed in internationale persvrijheids-ranglijsten. Toch was 2013 geen jubeljaar voor de persvrijheid in Nederland. Met de mond belijdt de Nederlandse overheid het belang van persvrijheid. In reactie op een rapport aan de Europese Commissie sprong de staatssecretaris van OC&W in de bres voor de journalistiek. Hij wees de suggestie van een nieuwe toezichthouder die boetes aan journalisten kan opleggen af. Ook het ontnemen van de journalistieke status als sanctiemogelijkheid stelde hij – terecht – terzijde.

‘De journalistiek is een vrij beroep en dat moet vooral zo blijven’ aldus staatssecretaris Dekker. Maar de praktijk was in 2013 niet altijd zo rooskleurig. De rechter tikte afgelopen jaar de media een paar keer stevig op de vingers. Een adequate wettelijke regeling voor bronbescherming laat al jaren op zich wachten. Journalistiek gebruik van drones werd door nieuwe regelgeving onmogelijk gemaakt. Klokkenluiders worden hard aangepakt. En de overheid maakt zich er niet druk over dat het op grote schaal afluisteren van burgers ook journalisten treft.

Lees het gehele artikel hier