Beperkt tot die bepaling
Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 29 juni 2010, KG ZA 10-202, V. tegen Werum Intereuro B.V. (met dank aan Alexandra van Beelen, Trip)
Merkenrecht. Reclamerecht. Houtgestookte buitenbaden. Eiser maakt o.g.v. ‘sub d’ bezwaar tegen tekst op de website van een concurrent, waarin verwezen wordt naar het merk van eiser: “sommigen zeggen Størvatt, maar dat is een duurdere collega”. Vordering afgewezen, nu ‘sub d’ ziet op gebruik "anders dan ter onderscheiding van waren of diensten", terwijl het HvJ EU in de zaak 02/Hutchison nu juist heeft bepaald dat het gebruik dat een adverteerder van het merk van zijn concurrent maakt in vergelijkende reclame, om de door laatstgenoemde aangeboden waren of diensten aan te duiden, neerkomt op een gebruik voor waren of diensten van de adverteerder zelf.
4.2. Artikel 2.20 lid 1 sub d van het BVIE geeft een merkhouder de bevoegdheid om het gebruik van een teken door een derde te verbieden wanneer dat teken gebruikt wordt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door gebruik, zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Naar het oordeel van de rechter is, gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie, voorshands onvoldoende aannemelijk dat het gebruik van het merk Størvatt door Werum Intereuro op haar Belgische website moet worden aangemerkt als een gebruik "anders dan ter onderscheiding van waren of diensten". Daarbij zij voorop gesteld dat voldoende aannemelijk is dat Werum Intereuro het merk Størvatt in de zin van vergelijkende reclame; het gaat om een mededeling gericht tot de bezoekers van de website met een wervend karakter waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen het prijsniveau van Werum Intereuro's eigen Tunni-bad en het Størvatt-bad van Verhoeven. Het Hof van Justitie heeft in de zaak 02/Hutchison (HvJ EG 12 juni 2008, IER 2008J56) beslist dat het gebruik dat een adverteerder van het merk van zijn concurrent maakt in vergelijkende reclame, om de door laatstgenoemde aangeboden waren of diensten aan te duiden, neerkomt op een gebruik voor waren of diensten van de adverteerder zelf. Daarmee is voorshands onvoldoende aannemelijk dat Verhoeven zich met een beroep op het bepaalde onder d van het eerste lid van artikel 2.20 BVIE kan verzetten tegen het gebruik van haar merk door Werum Intereuro in het kader van een vergelijkende reclame. Nu Verhoeven, nadat Werum Intereuro ter zitting een uitdrukkelijk op het voorgaande gebaseerd verweer had gevoerd (vgl. pleitnota mr. Van Beelen onder 22 e.v.), desgevraagd de grondslag van haar vordering uitdrukkelijk heeft beperkt tot die bepaling (art. 2.20, lid 1 sub d, BVIE), zal de vordering worden afgewezen.
Lees het vonnis hier.
Rechtbank Rotterdam, 30 juni 2010, HA ZA 09-1052, Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten BVBA c.s. (met dank aan Olaf van Haperen,
Benelux Gerechtshof, 24 juni 2010, A 2009/5/10, Van Hilst B.V. e.a. tegen The Jaguar Collection Ltd. (met dank aan Monique Hennekens,
Vzr. rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 25 juni 2010, Diageo North Americ Inc. tegen Hooghoudt B.V. (met dank aan Anne MarieVerschuur,
HvJ EU, 24 juni 2010, zaak C-51/09, Harman International Industries, Inc. tegen Barbara Becker
Vzr. Rechtbank Amsterdam, 24 juni 2010, KG ZA 09-1258 P/TF, Van Gastel Shoes B.V. c.s. tegen Camper S.L. c.s. (met dank aan Maarten Haak,
Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 juni 2010, HA ZA 09-195, Zino Davidoff, Joop!, Jlo Holding Company Llc & Coty Prestige Lancaster Group tegen gedaagden
Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 juni 2010, LJN: BM7956, De maatschap tegen gedaagden.
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 27 april 2010, LJN: BM7564, Livius Beheer B.V. tegen Fewmore Holding B.V.