Alle rechtspraak  

IEF 5928

Het relevante herinneringsbeeld van de meetman-consument

hmr.gifRechtbank ‘s-Gravenhage 2 april 2008, KG ZA 08-7, Hansa Metallwerke AG tegen Tempoline

Kort geding. Inbreuk op vormmerk watervalkraan, pan-Europees verbod. Eerder schikkingovereenkomst en inbreukmakend nieuw model. Gedaagde verschijnt zonder advocaat, waar dat misschien toch niet onvoordelig zou zijn geweest. Geldigheid van het vormmerk is onbestreden, “waarbij zij aangetekend dat de kwesties bedoeld in art. 7 lid 1 sub a, b en e GMVo überhaupt niet in enigerlei vorm aan de orde zijn gesteld.” Afbeeldingen in het vonnis.

Hansa ontwerpt sinds 1911 sanitaire producten waaronder een serie kranen onder de benaming Hansamurano. Deze kranen hebben een zogenoemd waterval-effect: Het water stroomt uit op een glazen plaat of schaal, waarna het van die plaats als een waterval afstroomt in het bassin. Verticaal op de glazen plaat is een kegelvormige en zilverkleurige conische steunbout geplaatst. Hansa heeft een Europees merk op de vorm van dit product. Ook heeft zij een internationaal model met Beneluxdesignatie hiervoor.

Tempoline biedt op haar website ‘waterval’-kranen aan die volgens Hansa inbreuk maken op haar merk en model, auteursrechtinbreuk alsmede een daad van ongeoorloofde mededinging. Partijen hebben met betrekking tot een eerdere versie van de watervalkranen een schikking getroffen waarbij Tempoline heeft toegezegd te zullen stoppen met de verkoop. Die toezegging heeft zij niet nageleefd. Na een tweede sommatie heeft zij alsnog de levering van die betreffende kranen gestaakt. De nieuwe versie watervalkranen van Tempoline zijn volgens haar geen inbreuk en zij heeft dan ook geweigerd om ten aanzien van deze producten een vaststellingsovereenkomst aan te gaan.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat de oude “waterval”kranen een inbreuk vormen op het merk van Hansa. Tempoline heeft immers inhoudelijk-juridisch de gestelde vormmerkinbreuk niet betwist. Ter zitting heeft zij zelfs te kennen gegeven dat de oude kraanmodellen in beginsel onder de beschermingsomvang van het merk en het model vallen van Hansa. Ten aanzien van deze oude modellen maakt Hansa volgens de rechter terecht aanspraak op een inbreukverbod, omdat Tempoline aantoonbaar bij herhaling toezeggingen niet is nagekomen.

Ten aanzien van de nieuwe kranen neemt de voorzieningenrechter ook inbreuk aan op het ingeroepen vormmerk. Tempoline heeft geen overzicht van het vormgevingserfgoed overgelegd en derhalve gaat de rechter er in kort geding vanuit dat het merk uniek is. Omdat ook de geldigheid van het merk onbetwist is, is de beschermingsomvang van het vormmerk in principe niet op enigerlei relevante wijze beperkt.  Naar voorlopig oordeel roept de vorm van de nieuwe versie watervalkranen van Tempoline verwarring in het leven met het vormmerk van Hansa.

“4.6. Vormmerkenrechtelijk is bij de WP-06 geen sprake van een identiek teken, maar van een met het ingeroepen vormmerk overeenstemmend teken (vorm van de kraan) gebruikt voor dezelfde waren (kranen), waardoor naar voorlopig oordeel verwarringsgevaar in het leven wordt geroepen in de zin van art. 9 lid 1 sub b GMVo. De conische steunbout en de zilverkleurige hals van de WP-06 kraan zijn volledig, danwel hoofdzakelijk overeenstemmend met de betreffende vormen uit het Gemeenschapsvormmerk. De glazen plaat, hoewel vlak in plaats van schaal- of schotelvormig, wordt verwarringwekkend geoordeeld in merkenrechtelijke zin, nu die in verband met de zeer gelijkende overige elementen voor het relevante herinneringsbeeld van de merkenrechtelijke maatman-consument te weinig afwijkt. Het – in meest welwillende lezing zo begrepen – verweer van Tempoline dat een ovale vlakke glazen plaat geen overeenstemmend teken vormt met de schaalvormige glazen plaat volgens het ingeroepen Gemeenschapsvormmerk snijdt geen hout, omdat dit verschil bij globale beoordeling van alle elementen voorshands wegvalt, zodat daar aan voorbij te gaan is. Het valt, gelet op het niet verschafte overzicht van het relevante vormgevingserfgoed, ook niet anderszins in te zien in dit kort geding.”

Het gevorderde Gemeenschapsmerkinbreukverbod is toewijsbaar voor de hele EU. Hansa heeft volgens de rechter daarnaast geen belang bij toewijzing van een Benelux modellenrechtinbreukverbod. Hetzelfde geldt voor het verbod op grond van slaafs nabootsing.

Volledige proceskosten worden toegewezen (€ 11.000,-).

Lees het vonnis hier.

IEF 5925

Lexington vervangen door Ladbrokes, Amsterdam door Den Haag

lcot.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 maart 2008, Vitra Collection AG c.s. tegen Classic Design c.s. ( met dank aan Benjamin van Kessel, Baker & McKenzie).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Hoger beroep in inbreukzaak met betrekking tot Eames-stoelen. Auteurs-, merken- en modellenrecht. Internationale bevoegdheid. Lexington vervangen door Ladbrokes. Complex overgangsrecht oude BTMW pakt gunstig uit voor Vitra omdat het Hof den Haag het oneens is met het Hof Amsterdam over de uitleg van de Berner Conventie: wel auteursrechtelijke bescherming.

Vitra is gesteld auteursrechthebbende met betrekking tot Ray en Charles Eames’ Lounge Chair met bijbehorende Ottoman (de bijbehorende voetensteun) en de Aluminium Chair. Vitra is tevens houdster van het internationale woordmerk Eames en op twee internationale vormmerken, overeenkomend met het uiterlijk van de Lounge Chair en de Alu Chair. De merken hebben onder meer gelding in de Benelux en Duitsland.

Vitra stelt dat Classic Design c.s. op hun websites, die ‘toegankelijk zijn vanuit de Benelux en Duitsland’, kopieën van de stoelen aanbieden en dat Classic Design c.s. daarmee auteurs- en merkinbreuk maken, althans onrechtmatig handelen jegens Vitra. Vitra vordert een grensoverschrijdend inbreukverbod.

Bevoegdheid. De voorzieningenrechter verklaarde zich in eerste aanleg onbevoegd ten aanzien van de gevorderde grensoverschrijdende verboden (buiten de Benelux voor merkinbreuk en buiten Nederland voor onrechtmatig handelen en volgens het Hof was dat terecht. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter is i.c. gebaseerd op artikel 5 lid 3 EEX-Verordening, verbintenissen uit onrechtmatige daad, en de rechter is daarom enkel bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende de in Nederland geleden schade (HvJEG 7 maart 1995, C-68/93,Shevill). Dit geldt ook voor de bevoegdheidsbepaling van artikel 4.6 lid 1 BVIE

Aanbieden. Vitra’s tweede grief richt zich tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat, kort gezegd, van het via en website  inbreukmakend aanbieden in de Benelux althans in Nederland slechts sprake is als het gaat om een website die door woord en inhoud onmiskenbaar mede is gericht op het publiek van de Benelux. Vitra is van mening dat de voorwaarde die de rechter stelt in het licht van het beroemde Lexington-arrest te ver gaat en het Hof geeft Vitra daarin gelijk: “Het Lexington-arrest is gewezen onder vigeur van de Merkenwet 1893 en lang voordat het internet bestond. Reeds daarom is het criterium uit het Lexington-arrest niet zonder meer toepasselijk voor de beoordeling of het aanbieden van artikelen op internet als onrechtmatig in een bepaald land moet worden aangemerkt.”

Het Hof geeft liever de voorkeur aan het Ladbrokes-arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad achtte het in deze  online-kansspelzaak van belang dat de website blijkens haar inrichting mede is gericht op potentiële deelnemers in Nederland. Classic Design c.s. handelen derhalve onrechtmatig in de Benelux danwel Nederland, als zij via internet door middel van blijkens hun inrichting mede op de Benelux dan wel Nederland gerichte websites, inbreukmakende stoelen aanbieden. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden, zoals het top-level domain van de internetadressen, de taal waarin de websites zijn gesteld dan wel de taalkeuzemogelijkheden die de websites bieden en (andere) verwijzingen op de websites naar (een) bepaalde land(en).

Het Hof toetst aan de hand van de hiervoor geïntroduceerde maatstaven:

“10. (…) Op de eerste webpagina bevinden zich afbeeldingen van vlaggen van verschillende landen, waaronder de Nederlandse en de Belgische vlag met de vermelding ‘dutch €’ respectievelijk ‘belgium €’. Indien men de Nederlandse vlag aanklikt, komt men op een (grotendeels) in het Nederlands gestelde webpagina, als men de Belgische vlag aanklikt komt men op een grotendeels in het Frans gestelde webpagina. Hieruit volgt naar het oordeel van het Hof dat de website van Classic Design blijkens haar inrichting op Nederland en België is gericht”.

Inbreuk. De beantwoording van de vraag of er ook daadwerkelijk sprake is van inbreuk, is, gezien de leeftijd, de Amerikaanse nationaliteit van de stoel en het reciprociteitbeginsel van de Berner Conventie niet eenvoudig. Het Hof Den Haag gaat bij de uitleg van artikel 2 lid 7 BC (wat moet worden verstaan onder de aan tekeningen en modellen verleende ‘bijzondere bescherming’ als bedoeld in de tweede volzin van die bepaling?) in tegen een eerder oordeel van Hof Amsterdam  in een andere Lounge Chair-zaak, waarbij dat hof concludeerde dat aan de Lounge Chair geen auteursrechtelijke bescherming toekwam, omdat, kort gezegd, de bescherming Lounge Chair op grond van de BC beperkt was tot modellenbescherming, wat voor de pré-BTMW Benelux neerkwam op bescherming op grond van slaafse nabootsing. Het Hof Den Haag concludeert:

“18. (…) Hoewel op het relevante tijdstip op 1 maart 1989 wel bijzondere bescherming bestond voor modellen, namelijk de BTMW, bood die wet geen bescherming aan ‘oude’ modellen, dat wil zeggen modellen die vóór 1januari 1975 in de Benelux op de markt waren. Artikel 25 BTMW voorzag — de BTMW is inmiddels vervangen door het Beneluxverdrag inzake intellectuele eigendom (BVIE); artikel 25 BTMW keert daarin niet terug — weliswaar in een regeling voor ‘oude modellen’, maar die regeling kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een bijzondere bescherming voor tekeningen en modellen. Artikel 25 BTMW hield immers in dat de bescherming die de nationale wetgeving vóór 1 januari 1975 aan tekeningen en modellen bood, werd verlengd. Deze bescherming bestond overigens niet alleen op grond van het leerstuk van de onrechtmatige daad, maar ook op grond van auteursrecht en merkenrecht, mits aan de gestelde eisen voor bescherming was voldaan. In het licht hiervan is het hof van oordeel dat aan de Lounge Chair toentertijd geen bijzondere bescherming als model toekwam, zodat op grond van het laatste zinsdeel van de tweede volzin van artikel 2 lid 7 BC de Lounge Chair wordt beschermd als werk van kunst. Dit brengt mee dat Vitra aanspraak kan maken op auteursrechtelijke bescherming, mits de Lounge Chair met Ottoman een werk is in de zin van de Auteurswet 1912”

En dat is zo volgens het hof:  “Het gaat om een revolutionair ontwerp, afwijkend van het tot dan toe gangbare type ‘fauteuil’. Het leidt geen twijfel dat de Lounge Chair met Ottoman een werk is waaraan auteursrechtelijke bescherming toekomt.”

Nu de afbeeldingen van Classic Design exacte kopieën tonen van de stoel, is het Hof van oordeel dat Classic Design door het aldus te koop aanbieden van de zitmeubelen inbreuk maakt op het auteursrecht van Vitra. Classic Design maakt zich naar mening van het Hof tevens schuldig aan merkinbreuk, nu Classic Design op haar website tekens gebruikt die gelijk zijn aan het woordmerk EAMES en het vormmerk van Vitra suggereert Classic Design dat het om de originele van Vitra afkomstige Lounge Chair en Ottoman gaat.

Op basis van de geconstateerde inbreuk op auteurs- en merkrechten, oordeelt het Hof dat het bevel om de website van Classic Design ontoegankelijk te maken voor bezoekers uit Nederland dan wel de Benelux passend en toewijsbaar is, voorzover deze website inbreuk maakt op de auteurs- en merkrechten van Vitra. Het gevorderde inbreukverbod beperkt het Hof tot de levering in Nederland van modellen die inbreuk maken op het auteursrecht op de Lounge Chair en Ottoman.

Lees het arrest hier.

IEF 5912

Het gebruiksrecht van de naam

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 27 maart 2008, LJN: BC8056, Dimtronic Electronica B.V. tegen Traditech B.V.,

Samenvatting Rechtspraak.nl: Dimtronic Electronica en Traditech produceren en verkopen dimmers. In 2001 is de onderneming van Dimtronic Electronica overgedragen aan Dimtronic Heemskerk i.o. (hierna: D.H.) In 2005 is D.H. failliet gegaan. De voorraad is door de curator verkocht aan (rechtsvoorgangers althans zustermaatschappijen van) Traditech. Vervolgens heeft Dimtronic Electronica haar werkzaamheden hervat.

Het woordmerk Dimtronic is in december 2005 door Dimtronic Electronica gedeponeerd. Partijen hebben in maart 2006 afgesproken dat Traditech na 1 juli 2006 geen Dimtronic producten zal verhandelen en geen gebruik zal maken van de naam Dimtronic, direct of indirect. In dit kort geding stelt Dimtronic Electronic dat Traditech ten onrechte de naam en het beeldmerk Dimtronic voert. Onvoldoende zeker is geworden dat sprake is van een op het merkenrecht gegronde aanspraak dat Dimtronic zich daarvan dient te onthouden.

Het gebruiksrecht van de naam is door Dimtronic Electronica overgedragen aan D.H. Voor zover op de door de curator verkochte producten nog een merkrecht van Dimtronic Electronica rustte, is dit uitgeput door het in het verkeer brengen van die producten door de curator.

Dimtronic Electronica kan dit niet aan Traditech tegenwerpen, tenzij Traditech een kwalitatief minderwaardig product op de markt brengt. Dit laatste is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Traditech kan geen beroep doen op de laatste bepaling van de overeenkomst van maart 2006 omdat zij zelf in gebreke is gebleven bij de nakoming daarvan. Traditech handelt thans in strijd met de overeenkomst. Het logo zal door derden worden geassocieerd met Dimtronic, zodat er sprake is van indirect gebruik van de naam. Op grond van het verbintenissenrecht kunnen de aanspraken van Dimtronic Electronica dan ook worden toegewezen. 

Lees het vonnis hier

IEF 5911

Evenmin een inschatting

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 27 maart 2008, LJN: BC8058, Eiser h.o.d.n. RDK Products, tevens h.o.d.n. Ecolumen tegen Gedaagde.

Samenvatting Rechtspraak.nl: RDK en Lips hebben beoogd samen te werken op het gebied van LED verlichting onder de naam “Ecolumen”. RDK heeft daartoe een handelsnaam en twee domeinnamen (.nl en .eu) geregistreerd, Lips heeft het woord- en beeldmerk bij het Benelux Merkenbureau gedeponeerd.

In dit kort geding vordert – kort gezegd- RDK in conventie overdracht van het merk aan hem. Lips vordert in reconventie overdracht van de handelsnaam en de domeinnamen aan hem. Dat sprake is van een depot te kwader trouw is niet aannemelijk geworden. Voor het overige zijn de stellingen ten aanzien van het bestaan van een op het intellectuele eigendomsrecht gebaseerde aanspraak op overdracht van het merk enerzijds en de handelsnaam en de domeinnamen anderzijds niet nader onderbouwd, zodat dit niet kan dienen als grondslag voor toewijzing van de vorderingen.

Voorshands is niet duidelijk aan welke partij de registraties op grond van het verbintenissenrecht behoren toe te komen. Nu evenmin een inschatting kan worden gemaakt van de op dat punt te nemen beslissing in de bodemprocedure strekken de gevraagde voorzieningen te ver om in kort geding te worden toegewezen.

De vordering van RDK tot het staken van het gebruik van de naam Ecolumen door Lips wordt eveneens afgewezen nu niet is gebleken dat Lips van die naam gebruik heeft gemaakt na het deponeren van het merk. Lips vordert ten slotte nog een bedrag als voorschot op de schade. Het spoedeisend belang daarbij is niet gesteld en ook overigens niet gebleken. De schade zal met name bestaan uit gederfde winst. Het bestaan van de vordering is onvoldoende aannemelijk geworden nu er geen sprake is geweest van handel met derden.

Lees het vonnis hier.

IEF 5900

Lotusbloemen, afhangende mondhoekjes en omgekeerde meeuwen

Wr.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 26 maart 2008, HA ZA 06-2291, Wrangler Apparel Corp. tegen  sarl Dogg Label.

Stikselzaak, merkenrecht. Geen louter decoratieve functie. Gemiddelde consument van spijkerbroeken heeft geen hoog aandachtsniveau. Auditieve en begripsmatige overeenstemming is niet aan de orde. Marktonderzoek werkt tegen onderzoekers.  Aanhouding opdat partijen zich in het kader van de gevorderde winstafdracht nog kunnen uitlaten over het recente kwade trouw criterium van het BenGh in Ondeo Nalco v Michel Company.

Eiser Wrangler is houdster van een (Gemeenschaps- en Benelux)beeldmerken betreffende, kort gezegd, W-vormige zakstiksels (afbeelding in het vonnis) en heeft op grond daarvan een drietal winkels in Amsterdam gesommeerd de verkoop van spijkerbroeken van gedaagde Dogg Label te staken aangezien de op die broeken aangebrachte tekens volgens eiser Wrangler inbreuk maakten op haar merkrechten. In de onderhavige zaak tegen Dogg Label beroept Wrangler zich alleen op haar  haar Gemeenschapsbeeldmerk.  In tegenstelling tot wat gedaagde stelt heeft Wrangler in haar dagvaarding voldoende duidelijk gemaakt tegen welke jeanskleding (het gaat in beginsel namelijk niet alleen om spijkerbroeken) zij bezwaar maakt.

Dogg Label heeft zich op het standpunt gesteld dat de tekens op haar spijkerbroeken versierende stiksels zijn, model staand voor een lotusbloem, met een louter decoratief oogmerk en aldus niet als merk functioneren. Dat betoog wordt niet gevolgd door de rechtbank.

“4.6 (…) Wrangler heeft met juistheid aangevoerd dat een teken meerdere functies kan vervullen, te weten die van herkomstaanduiding en die van decoratie, doch dat zulks nog niet betekent dat de laatste functie die van herkomstaanduiding aantast. (…) Eerst indien een teken louter als versiering wordt opvat, zal het publiek logischerwijs geen verband meer leggen met een ingeschreven merk. Daarvan is in casu echter geen sprake. Dat blijkt namelijk uit een in opdracht van Dogg Label (…) uitgevoerd marktonderzoek. Aan respondenten (n=400) is een gevouwen spijkerbroek van Dogg Label getoond (van het type als weergegeven in r.o. 2.3. onder a) met de rechterbovenzak naar boven zodat het teken goed zichtbaar was. Op de eerste vraag (“Waar denkt u aan bij het zien van deze spijkerbroek?”) noemt 12 procent een merk, en 5 procent direct het merk Wrangler. Hieruit volgt dat er kennelijk een zodanige mate van overeenstemming bestaat tussen teken en merk dat minstens een niet te verwaarlozen deel van het in aanmerking komende publiek een verband tussen beide legt. Van een “louter” decoratieve functie in voormelde zin is derhalve geen sprake zodat Wrangler bescherming uit hoofde van artikel 5 lid 1 Merkenrichtlijn toekomt.”

Er is geen sprake van identieke tekens (9.1 onder a GMeVo), maar wel van enkele verwarringwekkend overeenstemmende tekens (9.1 onder b). Dat er zeer goed geïnformeerde en kritische consumenten zijn die goed op de hoogte zijn van alle visuele kenmerken van spijkerbroeken en die zich niet snel laten verwarren, wil niet zeggen dat het aannemelijk is dat de gemiddelde consument van spijkerbroeken dit hoge aandachtsniveau heeft. Verwarring bij de gemiddelde consument is wel degelijk aannemelijk.

“4.10. (…) Zelfs indien echter wordt uitgegaan van een gering onderscheidend vermogen van het merk neemt dat niet weg dat, bovenstaande maatstaf toepassend, moet worden geoordeeld dat het teken in r.o. 2.3. onder a en b in zodanige mate overstemt met het merk als geregistreerd dat daardoor de hiervoor bedoelde verwarring bij het publiek kan ontstaan. (…)
4.11. Auditieve en begripsmatige overeenstemming is niet aan de orde. Wel stemt het teken visueel in hoge mate overeen met het beeldmerk, zeker wanneer bedacht wordt dat de gemiddelde consument slechts zelden de mogelijkheid heeft verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar aanhaakt bij het onvolkomen beeld dat bij hem is achtergebleven.

4.12. Daar komt bij dat het teken en het beeldmerk worden gebruikt ter onderscheiding van dezelfde waren. De relevantie van het betoog van Dogg Label dat de waren niet soortgelijk zijn, althans niet sprake is van een grote soortgelijkheid omdat Dogg Label mikt op de zeer modebewuste jongeren die designer jeans willen hebben met een vintage-look, en Wrangler daarentegen vooral zou mikken op de ‘cowboy-consument’, terwijl de waren niet in dezelfde soort winkels verkocht zouden worden, kan de rechtbank niet inzien. Die omstandigheid neemt niet weg dat de waren als soortgelijk moeten worden aangemerkt. Zoals Wrangler terecht naar voren heeft gebracht miskent de opvatting van Dogg Label bovendien dat de hier betrokken doelgroepen “schuivende panelen” zijn. (…)

4.13. Ook als – ten slotte – met Dogg Label zou worden aangenomen dat het merk, zoals zij heeft betoogd, niet heel bekend is (Wrangler heeft zich daar overigens niet op beroepen, naar haar zeggen omdat het merk van huis uit al een sterk merk is), brengt de combinatie van vorenstaande omstandigheden met zich dat tenminste het gevaar bestaat dat het in aanmerking komende publiek in verwarring zal raken omtrent de herkomst van de door Dogg Label met de in r.o. 2.3. onder a en b weergegeven tekens op de markt gebrachte waren, in die zin dat het publiek zal kunnen menen dat die waren van de merkhouder afkomstig zijn. Dogg Label heeft zulks weliswaar betwist, doch dat het gevaar van verwarring geenszins denkbeeldig is, blijkt uit het door haar zelf in het geding gebrachte marktonderzoek.

Behalve de initiële vraag zoals hiervoor besproken in r.o. 4.6., is aan de respondenten die bij het zien van de spijkerbroek direct een merk noemden (12 procent), immers een tweede vraag gesteld (“Denkt u dat deze broek van … [merknaam] afkomstig is?”). Van de respondenten die bij het zien van de spijkerbroek direct het merk Wrangler noemden, denkt 89 procent, waarvan 68 procent vanwege het W-vormig teken op de achterzakken, dat de broek ook daadwerkelijk van Wrangler afkomstig is. Deze resultaten zijn niet gering te noemen, zeker niet als bedacht wordt dat, als Wrangler ter zitting nog heeft opgemerkt, zij in Nederland slechts een marktaandeel heeft van 3 procent. Bovendien is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat het publiek meent dat de broek afkomstig is van de merkhouder maar niet in staat is de naam van de merkhouder te noemen. Het verwarringsgevaar is dus mogelijk groter dan uit het onderzoek blijkt. Op grond van het vorenstaande luidt de conclusie dat de tekens als weergegeven in r.o. 2.3. onder a en b op verwarringwekkende wijze overeenstemmen met het gemeenschapsmerk zoals geregistreerd, zodat het gebruik van die tekens zal worden verboden.” 4.14. Hetzelfde moet worden aangenomen voor het teken in r.o. 2.3. onder c. (…) 

 4.15. De rechtbank is van oordeel dat [het teken weergeven in r.o. 2.3. onder d – IEF]  in onvoldoende mate overeenstemt met het merk om gevaar voor verwarring te kunnen aannemen. De ‘afhangende mondhoekjes’ aan de linker- en rechterzijde van het teken maken dat sprake is van een andere totaalindruk. Het teken maakt de indruk van een omgekeerde meeuw in plaats van een “W” zoals volgens het beeldmerk van Wrangler. Voor zover de vorderingen van Wrangler zich ook op dit teken toespitsen, zullen die derhalve worden afgewezen.”

Het verbod op de wel inbreukmakende tekens  is gebaseerd op een Gemeenschapsmerk en dient dus te worden beperkt tot gebruik van de tekens in de lidstaten. De beslissing wordt echter aangehouden onder verwijzing naar de recente uitspraak van het BenGH in Ondeo Nalco v Michel Company: 

 “4.19. Voor zover voormelde vordering aldus zou moeten worden begrepen dat Wrangler afdracht vordert van genoten winst, anders dan als element van de geleden schade, wordt het volgende overwogen. De grondslag voor die vordering kan ten aanzien van het Beneluxgebied worden gevonden in artikel 98 lid 2 GMeVo jo. artikel 2.21 lid 4 van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) – hierna: BVIE. Voor toewijzing is evenwel vereist dat Dogg Label ter zake het gebruik van de tekens te kwader trouw is geweest, hetgeen zij betwist.

Bij arrest van 11 februari 2008 heeft het Benelux Gerechtshof (zaak A 2006/4/9, Ondeo Nalco v Michel Company, IEPT 20080211; IEF 5609) geoordeeld dat van gebruik te kwader trouw in de zin van artikel 13A lid 5 Benelux Merkenwet, welk artikel overeenstemt met het huidige artikel 2.21 lid 4 BVIE, slechts sprake is in geval van moedwillig of opzettelijk gepleegde inbreuk, hetgeen volgens het Hof het geval zal zijn indien degene wiens handelen achteraf inbreukmakend wordt geoordeeld, zich ten tijde van zijn handelen bewust is geweest van het inbreukmakend karakter daarvan (vgl. r.o. 14 en 15 van het arrest). Van bewustheid in vorenbedoelde zin is volgens het Benelux Gerechtshof geen sprake indien degene wiens handelen achteraf inbreukmakend wordt geoordeeld, het verwijt van inbreuk heeft bestreden met een verweer dat in redelijkheid niet als bij voorbaat kansloos kan worden aangemerkt (zie r.o. 15). Aangezien dit arrest is gewezen nadat het pleidooi in deze zaak was gehouden, hebben partijen nog geen gelegenheid gehad zich over deze relevante rechtspraak uit te laten. Gelet daarop zal de zaak, uitsluitend voor dat doel, worden verwezen naar de rolzitting van 23 april 2008 voor akte aan de zijde van Wrangler, waarna Dogg Label zich bij akte zal mogen uitlaten op de rolzitting van 4 weken nadien, te weten op 21 mei 2008.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5899

Eerst even voor jezelf lezen

lcot.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 maart  2008, Vitra Collection AG c.s. tegen Classic Design International SRL(met dank aan Benjamin van Kessel, Baker & McKenzie).

Hoger beroep in stoelenzaak, auteursrecht, merkenrecht, BTMW modellenrecht.

“9. (…) Het Lexington-arrest is gewezen onder vigeur van de Merkenwet 1 893 en lang voordat het internet bestond. Reeds daarom is het criterium uit het Lexington-arrest niet zonder meer toepasselijk voor de beoordeling of het aanbieden van artikelen op internet als onrechtmatig in een bepaald land moet worden aangemerkt. Het hof acht bij zijn beoordeling mede van belang HW 18 februari 2005, NJ 2005, 404; daarin speelde de vraag of een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde kansspelaanbieder door het (zonder vergunning) aanbieden van deelname aan kansspelen via internet door middel van een mede op Nederland gerichte website handelde in strijd met artikel 1 sub a van de Wet op de Kansspelen (…) 

Gelet op een en ander is het hof van oordeel dat Classic Design c.s. eerst dan onrechtmatig handelen in de Benelux dan wel in Nederland indien zij via internet door middel van blijkens hun inrichting mede op de Benelux dan wel Nederland gerichte websites inbreukmakende stoelen aanbieden. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden, zoals het top-level domain van de internetadressen (een organisatorisch of een geografisch domein), de taal waarin de websites zijn gesteld dan wel de taalkeuzemogelijkheden die de websites bieden en (andere) verwijzingen op de websites naar (een) bepaald(e) land(en). Aan de hand van voormeld criterium zal hel hof beoordelen of Classic Design c.s. in de Benelux dan wel in Nederland onrechtmatig handelen.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 maart 2008, KG ZA 08-95, Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen B.V. tegen Carbonell.

Executiegeschil (zie IEF 5791), handelsnaamrecht,  procesrecht. “4.6. Het recht op het gebruik van een handelsnaam is een vermogensrecht. Zonder meer is niet in te zien waarom voor de overdracht van dit recht niet zou moeten gelden dat dit geleverd dient te worden door een daartoe bestemde akte. Van Veldhuijsen heeft terecht opgemerkt dat het recht op een handelsnaam zonder veel formaliteiten ontstaat, maar dit is geen aanleiding te veronderstellen dat de geldige levering daarvan ook zonder formaliteit kan geschieden. Een overdracht met terzijdestelling van het aktevereiste volgt, anders dan Van Veldhuisen c.s. stelt, ook niet uit de systematiek van artikel 2 Hnw. Uit genoemde artikel volgt immers dat de handelsnaam vatbaar is voor overdracht, doch slechts in verbinding met de onderneming. Overdracht van een onderneming geschiedt juist door levering van de activa waaronder eventueel ook rechten zoals het recht op de handelsnaam. Van een klaarblijkelijke juridische misslag is dan ook geen sprake.”

 Lees het vonnis hier.   

IEF 5864

Hoge druk

hoge_druk_cleaner_doos.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 19 maart 2008, KG RK 08/0489, Scrwefix Direct Ltd tegen BAX ICT (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

Ex Parte beschikking in zaak over hoge druk reinigers. Verzoek toegewezen, pan-Europees verbod op inbreukmakende handelingen m.b.t. Gemeenschapsmerken ERBAUER en SCREWFIX.

De hoge druk reinigers zijn geproduceerd door voormalig producent van eiser Scrwefix, maar zonder toestemming van Screwfix op de markt gebracht. Onduidelijkheid over identiteit eigenaar inbreukmakende producten: veelheid van gedaagden, omdat betrokkenheid aannemelijk is.

Spoedeisend belang o.a. omdat “zelfs een kort geding procedure in het algemeen al te lang duurt om dit soort –als piraterij aan te merken- inbreuk effectief te bestrijden; het risico blijft daarbij bestaan dat de inbreukmakende producten, hetzij zullen verdwijnen, hetzij alsnog verder in het economisch verkeer worden verspreid.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5857

Eerst even voor jezelf elzen

Rechtbank Arnhem, 5 maart 2008, LJN: BC7211, Eiser, handelende onder de naam Café Plus Nederland tegen Cafe + Co International Holding GmbH.

“4.11 (…) De combinatie van ‘café’ en ‘plus’ heeft dus slechts weinig onderscheidend vermogen en is als merk zwak. Daarom kunnen de andere elementen, te weten: aan de zijde van Café Plus het visuele logo (een stilistische kop en schotel) en aan de zijde van Café+co de verbale en begripsmatige toevoeging ‘CO’, niet als van zo ondergeschikte aard worden beschouwd dat deze zijn te verwaarlozen.

4.12.  Vanwege deze sterk afwijkende bijkomende elementen binnen beider merken en gelet op het zwak onderscheidend vermogen van de gelijkluidende woorden, komt de rechtbank tot de slotsom dat de beide merken onvoldoende met elkaar overeenstemmen om de op het BVIE gebaseerde vorderingen van Café Plus tot nietigverklaring en staking van het gebruik van het merk van café+co te kunnen dragen. De algemene onrechtmatige daad grondslag is niet afzonderlijke onderbouwd en faalt daarom evenzeer.
De vorderingen worden dus afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Middelburg, 18 oktober 2007, LJN: BC7142, Eiser tegen VOF Boekscout. 

“Deze passages zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter, jegens eiser erg onvriendelijk en oncollegiaal. Dit is echter onvoldoende om de passages ook onrechtmatig te doen zijn. Voor de beoordeling van de vraag van de (on)rechtmatigheid is het van belang dat het boek van gedaagde 1 een autobiografie is. Hij heeft zijn persoonlijke herinneringen aan een levenlang werken en zijn mening over de mensen met wie hij heeft gewerkt, opgeschreven. Daarbij heeft hij als auteur een grote mate van vrijheid. Dat betekent dat hij als herinnering of mening in zijn boek passages mag opnemen die onplezierig kunnen zijn voor sommige mensen zoals in dit geval eiser. Die vrijheid van de auteur is niet onbeperkt maar de hiervoor aangehaalde passages overschrijden de grenzen van hetgeen nog geoorloofd is niet, mede omdat duidelijk is dat het om een persoonlijke mening gaat.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage,  19 maart 2008,  KG ZA 08-174,  Dr. Fisher Farma B.V tegen Z-Index B.V.

Parallelle distributie van geneesmiddelen. “De voorzieningenrechter beveelt Z-Index alle door Fisher Farma parallel gedistribueerde producten waarvoor een communautaire vergunning door EMEA is verleend op grond van Verordening (EG) Nr. 726/2004 in de door haar gepubliceerde G-standaard op te nemen, voor zover Fisher Farma aan EMEA op de daartoe geëigende wijze melding heeft gedaan dat deze producten parallel zullen worden gedistribueerd, zonder daaraan de voorwaarde te stellen van overlegging van een "PD Notice" van EMEA.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5854

Wieldoppen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 maart 20088, KG-RK 2008 / 467, Ford Motor Company tegen Service Best Automateriaal B.V.

Ex Parte beschikking. Merkenrecht. Wieldoppen (afbeeldingen in vonnis) gedaagde maken inbreuk op Gemeenschapsmerkrecht van eiser Ford. Pan-Europees verbod toegewezen.

Lees de beschikking hier.