Alle rechtspraak  

IEF 2302

De reputatie van de Wuppie (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht meldt Novum dat : “Entertainers Ome Henk en Johan Vlemmix mogelijk een front vormen tegen het Naardense bedrijf Interall Group, dat de wuppie in Nederland introduceerde.

Dinsdag verbood de rechtbank (wie het vonnis heeft mag het mailen)  de 56-jarige Henk Stubbe nog langer over de pluizige knuffels te zingen wegens schending van het merkenrecht. Vlemmix staat vrijdag vanwege een vergelijkbare zaak voor de rechter.

Als Vlemmix de zaak wint, heeft zijn morsige collega een argument om in hoger beroep te gaan. Verliest Vlemmix, dan wil hij een gezamenlijk front vormen. Vlemmix  staat open voor samenwerking 'als het liedje van Ome Henk positief is.'"

Lees hier meer (Tiscali Shownieuws)

IEF 2298

Met equidistante tussenafstand

Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 juli 2006, HA ZA 04-2078. Adidas Salomon AG tegen Nike Europe Holding B.V (Met dank aan Alfred Meijboom, Kennedy Van der Laan). 


Over de scheidslijn tussen strepen. In Amsterdam maakte Scapa begin juni met haar twee strepen wel inbreuk op Adidas’ 3-strepenmerk (eerder bericht en vonnis hier), begin juli oordeelt de Rechtbank Den Haag dat de twee strepen van Nike als louter versiering moeten worden aangemerkt.

Adidas vordert, samengevat, op grond van haar 3-strepenmerk een veroordeling van Nike tot staking van ieder gebruik van het door Nike gebruikte 2-strepen motief (zie vonnis voor afbeeldingen).

Nike brengt in de Benelux onder meer een short en een trainingsbroek op de markt, die aan de zijkant zijn voorzien van een tweetal, parallel en over de lengte van de pijp lopende witte strepen, waarbij de dikte van de strepen zowel aan elkaar gelijk zijn, als aan de tussenliggende baan in de kleur van de broek. Voorts staat daarop de swoosh afgebeeld en is de trainingsbroek bovendien voorzien van het teken just do it  uitgevoerd in rode letters.

De rechtbank is van oordeel dat van onvoldoende overeenstemming sprake is, waarbij de rechtbank er veronderstellenderwijs van uitgaat dat het 3-strepenmerk van Adidas, zoals door haar gesteld, een bekend merk is (ook in de zin van artikel 1 3A lid 1 onder c BMW).

Door Nike is genoegzaam aangetoond dat het gebruik als versiering van het 2-strepenmotief als hiervoor omschreven bij sportkleding sinds vele jaren gemeengoed is. Het 2-strepenmotief wordt in ieder geval reeds sedert rond 1900 op sportkleding ter decoratie aangebracht. Dit is voorts niet voldoende gemotiveerd door Adidas weersproken. Dat betekent echter niet, dat het gebruik door derden als Nike van het 2-strepenmotief op de van oudsher bekende decoratieve wijze, die gebruikelijk is geworden voor sportkleding, ook als dat net als in Adidas’ 3-strepemnerk geschiedt met equidistante tussenafstand en langs de gehele zijkant van broek of mouw — nu opeens, vanwege dat gebruik als merk door Adidas, moet worden opgevat als gebruik van zo’n 2-strepen motief als merk in plaats van als versiering.

Naar het oordeel van de rechtbank wordt dat evenmin anders indien moet worden aangenomen dat het 3-strepenmerk van Adidas een bekend merk is in meerbedoelde zin. Dat zou alleen anders zijn, indien Adidas zou hebben bewezen dat het in aanmerking komende publiek een 2-strepenteken als hiervoor bedoeld wel degelijk als merk zou opvatten.

(…) niet is bewezen dat het publiek inmiddels een 2- strepenmotief in meerbedoelde zin als merkgebruik is gaan opvatten in plaats van als de van oudsher gebruikelijke versiering, Een dergelijke versiering was toegestaan en blijft toegestaan bij gebreke van een deugdelijk bewezen andere perceptie van het relevante publiek. Nu van merkgebruik geen sprake is, is er geen verwarringsgevaar in de zin van art. l3A lid 1 sub b BMW.

In dit kader stelt de rechtbank voorop dat het reeds lang bestaande en bestendige gebruik van het 2-strepenmotief op sportkleding ter decoratie als omstandigheid mee dient te wegen bij de beoordeling of van inbreuk sprake is. Er bestaat immers aldus een algemeen belang tot vrijhouding van het gebruik van dergelijke decoratieve elementen. Anders dan Adidas heeft aangevoerd, is dat een afweging die niet alleen bij de geschiktheid tot inschrijving van een merk een rol moet spelen, maar ook bij de inbreukvraag.

Het zou juist strijdig zijn met het systeem zoals door het Hof van Justitie EG is ontwikkeld in onder meer de zaken Chiemsee, Linde en Libertel,  het algemeen belang tot vrijhouding van bepaalde tekens bij de inbreukvraag zonder gewicht te laten. Een merkhouder zou dan immers door een “oprekken” van de bescherming van zijn merk een verbod kunnen krijgen op het gebruik van een teken dat evenwel niet op zichzelf als merk zou kunnen worden ingeschreven omdat het algemeen belang zich daartegen verzet. Zo zou het belang dat er bestaat om geen merk voor bepaalde tekens te verlenen  langs andere weg alsnog tot dat ongewenste resultaat leiden.

Zoals Nike voorts met juistheid heeft aangevoerd, is in feite het aanvankelijk eveneens decoratieve 3-strepenmotief door het stelselmatige, grootschalige gebruik door Adidas als het ware uit de decoratieve sfeer gelicht en heeft het een herkomstaanduidingsfunctie gekregen zodat het daarmee een merk is geworden. Dat betekent echter nog niet dat de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument (volgens Lloyd/Loints) bij het zien van het 2-strepenmotief aan Adidas zal denken, laat staan klakkeloos zal aannemen dat het betreffende kledingstuk van Adidas afkomstig zal zijn.

De twee strepen zijn immers zeer goed te onderscheiden van drie strepen. Voorts mag van die consument, die niet alleen gemiddeld geïnformeerd (en aldus bekend is met het feit dat dergelijke strepen eveneens decoratief worden gebruikt) maar ook gemiddeld omzichtig en oplettend is, worden verwacht dat hij zich niet uitsluitend zal laten leiden door de twee strepen. Hij zal zich er derhalve van trachten te vergewissen of het kledingstuk inderdaad van Adidas afkomstig is, indien hij überhaupt aan dat bedrijf al dacht.

Door verder juist de veronderstelde bekendheid van het 3-strepenmerk zal die consument temeer argwaan koesteren omtrent de vraag of Adidas wel bij de herkomst betrokken is, als thans in plaats van drie twee strepen worden toegepast. Zodra deze consument vervolgens nagaat of zijn — wat niet krachtiger kan worden omschreven als vage idee of vermoeden dat het een Adidaskledingstuk zou kunnen zijn juist is, zal hij echter onmiddellijk stuiten op de zeer bekende, op de kleding tevens voorkomende, Nike swoosh.

Aldus valt uit te sluiten dat er een concreet gevaar voor verwarring bestaat bij een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument, zelfs indien die consument bij het zien van het 2-strepenmotief aan Adidas zou denken. Uit de veelheid van deskundigenonderzoeken als door partijen overgelegd valt, als gezegd, evenmin een dergelijk verwarringsgevaar af te leiden.

Uitgaande als gezegd van voldoende bekendheid van het 3-strepenmerk, acht de rechtbank evenmin inbreuk aanwezig volgens art. 13A lid 1 onder c BMW. Naar het oordeel van de rechtbank moet Nike geacht worden een geldige reden te hebben voor haar immers decoratieve gebruik van het 2-strepenmotief.

Lees het vonnis hier.

IEF 2296

All your base are belong to us

Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Leuven, zetelend zoals in kort geding, BRK nr C/05/66, 7 maart 2006. N.V. Koninklijke KPN en N.V. Base tegen N.V. MOBISTAR (Met dank aan Shield Mark)
 
Telecommunicatiebedrijf KPN is hoofdaandeelhouder van het telecommunicatiebedrijf BASE. Base is één van de drie Belgische mobiele telefonieoperatoren die over een eigen netwerk in België beschikken.

Nadat directe concurrent MOBISTAR aan het einde van het jaar 2005 in België een nieuwe telefoniedienst lanceert, genaamd BASIC (ook wel BASIC BY MOBISTAR en MOBISTAR BASIC) komen KPN en BASE gezamenlijk in verweer. Hierbij beroept KPN zich op diverse eerdere merkrechten die het woord "BASE" bevatten, terwijl BASE zich beroept op haar handelsnaamrechten en op de eerlijke handelsgebruiken in de zin van artikel 93 WHPC.

 De voorzitter van de rechtbank bepaalt o.a. het volgende:

"De stelling van MOBISTAR dat het merk "BASE" actueel slechts een gering onderscheidend vermogen zou hebben, mist feitelijke grondslag. In België zijn er slechts drie G.S.M.-operatoren met een eigen netwerk, nl. BASE, MOBISTAR en BELGACOM MOBILE. Het wordt niet betwist dat BASE haar G.S.M.-diensten aanbiedt onder de merknaam "BASE" en dat BASE in de voorbije jaren vele miljoenen euro heeft besteed aan reclame om haar naambekendheid te vergroten. Evenmin wordt betwist dat BASE in België een marktaandeel van 17% heeft, met 1.929 miljoen klanten. Uit een onbetwist marktonderzoek blijkt dat 90% van de Belgische bevolking het merk "BASE" kent."

"Het woord "base" mag op zich dan wel een banaal woord zijn, de massale reclamecampagnes en het beperkt aantal G.S.M.-operatoren, hebben er wel toe geleid dat "BASE" thans in België een bekend merk is met een groot onderscheidend vermogen."

"Dat het merk "BASE" in Nederland en in Luxemburg geen bekend merk is, doet geen afbreuk aan het recht van de merkhouder om zich te verzetten tegen het gebruik van een overeenstemmend teken voor soortgelijke diensten, bij toepassing van art. 13 A 1b BMW, wanneer dat gebruik kan leiden tot verwarring bij het relevante publiek, zijnde in casu de gemiddelde Belgische consument (...)"

"De rechtbank oordeelt dat er in casu visuele, fonetische en begripsmatige overeenstemming is tussen het teken "BASE" en de tekens "BASIC", "BASIC BY MOBISTAR" en "MOBISTAR BASIC", die kan leiden tot verwarring bij de gemiddelde consument."

Verder meent de rechtbank, kort gezegd, dat in combinaties met MOBISTAR het woord BASIC het dominerende bestanddeel is en BASIC wordt gebruikt ter onderscheiding van andere telecommunicatiediensten. MOBISTAR gebruikt het teken "BASIC" niet ter aanduiding van een bepaald kenmerk, doch wel ter aanduiding van een bepaalde dienst en de herkomst van die dienst.

Aangezien er in casu verwarringsgevaar bestaat, kan telecommunicatiebedrijf BASE zich op grond van haar handelsnaamrecht verzetten tegen het gebruik van de naam of van een overeenstemmende naam door derden (BASIC).

De rechter verklaart de vordering van BASE en KPN gegrond en stelt vast dat de N.V. MOBISTAR door het gebruik van de tekens BASIC, BASIC BY MOBISTAR en MOBISTAR BASIC voor de aanduiding van telecommunicatieapparatuur en -diensten en voor een domeinnaam inbreuk pleegt op de merkenrechten van KPN in de zin van artikel 13A 1b BMW, op de handelsnaamrechten van BASE in de zin van artikel 23, 8 WHPC en op de eerlijke handelsgebruiken in de zin van artikel 93 WHPC.

Lees het vonnis hier.  Eerder bericht over KPN-Mobistar hier. Uitleg titel hier.

IEF 2294

Wereldwijd Intranet

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23 februari 2006, LJN: AY0149. Deutsche Telekom A.G. tegen Benelux-Merkenbureau.

Art. 6bis BMW. Beschikking van het Gerechtshof ’s-Gravenhage over de terechte weigering van het Benelux-Merkenbureau van de inschrijving van het teken 'Global Intranet'. Het Gerechtshof ’s-Gravenhage doet nu uitspraak in deze zaak, die is aangehouden totdat uitspraak is gedaan in de zaken Postkantoor en Biomild.

Deutsche Telekom verzoekt de inschrijving van het teken voor een brede verzameling van waren en diensten, waaronder computers en diensten met betrekking tot computers en het verzamelen en verschaffen van gegevens, nieuws en informatie.

Deutsche Telekom legt aan haar verzoek tot inschrijving van het teken ten grondslag dat GLOBAL INTRANET wel degelijk onderscheidend vermogen bezit voor de waren en diensten waarvoor inschrijving is gevraagd. Zij voert daartoe aan dat de woorden ‘global’ en ‘intranet’ geen gangbare woorden zijn en een ongebruikelijke combinatie opleveren, die niet beschrijvend is voor de betrokken waren en diensten. Voorts wijst zij er op dat het teken is ingeschreven in Duitsland en vergelijkbare tekens zijn ingeschreven in de Benelux.

‘Aan de orde is daarmee de vraag of het teken GLOBAL INTRANET elk onderscheidend vermogen mist voor de diensten waarvoor het is gedeponeerd. De beoordeling van het onderscheidend vermogen van een teken dient plaats te vinden, enerzijds, met betrekking tot de waren of diensten waarvoor het is gedeponeerd, en anderzijds, in relatie tot de perceptie van het teken door het in aanmerking komend publiek, dat bestaat uit de normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de betrokken waren en/of diensten.’

Het Gerechtshof ’s-Gravenhage citeert na art. 6bis het POSTKANTOOR arrest:

‘Artikel 3, lid 1, sub c, van de richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat een merk bestaande uit een woord waarvan elk bestanddeel beschrijvend is voor kenmerken van de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, zelf beschrijvend is voor kenmerken van deze waren of diensten in de zin van deze bepaling, tenzij het woord merkbaar verschilt van de loutere som van zijn bestanddelen. Daarvoor moet het woord ofwel door de voor deze waren of diensten ongebruikelijke combinatie een indruk wekken die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van de eenvoudige aaneenvoeging van de benaming van de bestanddelen, zodat dit woord meer is dan de som van zijn bestanddelen, ofwel moet het woord zijn gaan behoren tot het normale spraakgebruik en aldaar een eigen betekenis hebben gekregen, zodat het voortaan losstaat van zijn bestanddelen. In dit laatste geval dient dan te worden onderzocht of het woord dat een eigen betekenis heeft gekregen, niet zelf beschrijvend is in de zin van die bepaling.

Bij de beoordeling of een dergelijk merk valt onder de weigeringsgrond (…) is het irrelevant of er synoniemen bestaan die dezelfde kenmerken van de waren of diensten aanduiden als in de inschrijvingsaanvraag zijn vermeld, dan wel of de kenmerken van die waren of diensten die kunnen worden beschreven, commercieel essentieel dan wel bijkomstig zijn.’

Vervolgens oordeelt zij dat “7. Het gedeponeerde teken bestaat uit een combinatie van het woord INTRANET met het woord GLOBAL. De afzonderlijke betekenis van deze woorden is van belang bij de beoordeling van de wijze waarop het in aanmerking komende publiek het gehele teken zal opvatten.

De term Intranet behoort tot het gangbaar taalgebruik en is de soortnaam van een besloten computernetwerk binnen een organisatie, dat is gebaseerd op dezelfde protocollen als het internet. Het woord Global betekent in het Engels ‘wereldwijd’. Deze voor het in aanmerking komend Benelux-publiek onmiddellijk duidelijke betekenissen brengen mee dat het gehele teken door hem zal worden begrepen als aanduiding van een bepaald soort wereldwijd computernetwerk binnen een organisatie.

8. Het betoog van Telekom faalt, voor zover dat inhoudt dat GLOBAL INTRANET onderscheidend vermogen bezit voor waren of diensten die betrekking hebben op een wereldwijd intranet. Het teken bestaat uitsluitend uit woorden die kunnen dienen als aanduiding van de kenmerken van waren of diensten met betrekking tot een wereldwijd intranet. In de Benelux-landen is het gebruik van Engels of aan het Engels ontleende termen ter beschrijving van begrippen uit de wereld van het intra- of internet eerder regel dan uitzondering. De door Telekom gestelde begripsmatige tegenstelling tussen global (wereldwijd) en het voorvoegsel intra (besloten), doet niet af aan de beschrijvende betekenis van het teken. Anders dan Telekom aanvoert heeft het teken ook niet iets extra’s dat maakt dat het meer is dan de som van de bestanddelen. Niet kan worden gezegd dat de woordcombinatie begripsmatig, visueel of auditief meer is dan de som van haar afzonderlijke bestanddelen. Het teken wekt evenmin - door een voor de betrokken waren en diensten ongebruikelijke combinatie - een indruk die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van de eenvoudige aaneenvoeging van de bestanddelen. Gesteld noch gebleken is verder dat het teken een eigen - niet beschrijvende - betekenis heeft (gekregen) die voortaan los staat van de bestanddelen.
Het in aanmerking komend publiek zal het teken – kortom – niet opvatten als onderscheidingsteken, maar veeleer als een aanduiding van kenmerken van waren en diensten met betrekking tot een wereldwijd intranet.

9. Telekom voert tevergeefs aan dat in de onderhavige procedure de beoordeling van onderscheidend vermogen afhangt van de wijze waarop het in aanmerking komende publiek het teken heeft opgevat ten tijde van het depot (op 6 mei 1997). Het hof stelt voorop dat voor het oordeel dat sprake is van een uitsluitend beschrijvend teken niet noodzakelijk is dat dat teken daadwerkelijk wordt gebruikt ter aanduiding van kenmerken van de betrokken waren en diensten. Voldoende is dat het teken daartoe kan dienen (zie HvJ EG 12 februari 2004, r.o. 57, inzake ‘POSTKANTOOR’). Dit laatste is hier het geval, ook als geen acht zou worden geslagen op de – door Telekom niet betwiste - omstandigheid dat het begrip intranet ná de datum van het depot een aanzienlijk wijdere verbreiding heeft verkregen. Het Bureau stelt zich op het standpunt dat ‘intranet’ ook ten tijde van de inschrijvingsaanvraag reeds een soortnaam was. Deze stelling vindt steun in de door het Bureau bij brief van 9 september 1998 aangehaalde definities uit (vak)woordenboeken en is door Telekom niet (voldoende) bestreden.’

Aangezien Deutsche Telekom inschrijving verzoekt van het teken GLOBAL INTRANET voor waren en diensten met betrekking tot een wereldwijd intranet waarvoor het elk onderscheidend vermogen mist, dient deze inschrijving van het teken te worden geweigerd.

Het verzoek van Deutsche Telekom tot inschrijving voor waren en/of diensten waarvoor het teken niet beschrijvend is faalt reeds bij gebreke van enige toelichting of onderbouwing. Daarnaast stuit het er op af dat het hof slechts een bevel tot inschrijving van een depot mag geven voor bepaalde waren of diensten, indien eerder – in de bezwaarfase – een dergelijk verzoek aan het Bureau is voorgelegd.

Het kan Deutsche Telekom evenmin baten dat, zoals zij aanvoert, het gedeponeerde teken in Duitsland in 1996 is ingeschreven als merk, noch dat in de Benelux tekens met het bestanddeel global zijn ingeschreven. Het hof verwerpt het betoog dat feitelijk geen verschil zou moeten bestaan tussen de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het onderhavige teken in Duitsland en de Benelux. Het onderscheidend vermogen van het onderhavige teken dient te worden beoordeeld op zijn eigen merites. Andere inschrijvingen doen aan dat onderscheidend vermogen niet toe of af.

Tenslotte strookt de weigering van de inschrijving van het teken ook met het algemeen belang, dat er mede in bestaat dat beschrijvende tekens voor alle marktdeelnemers vrij beschikbaar blijven om de kenmerken van hun waren en diensten aan te duiden.

Lees de beschikking hier.

IEF 2293

Gestanste spijkerknoopjes

Rechtbank Amsterdam, 15 juni 2006, K606-642P. Tommy Hilfiger Licensing, Inc tegen Basilicum B.V.& Mills Brothers B.V. (Met dank aan Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen).  

Tot de Europese collectie van kledingproducten van ontwerper Tommy Hilflger behoort onder meer de zogenoemde GAGE spijkerbroek. Basilicum drijft een keten van kledingwinkels met vestigingen door heel Nederland, ondermeer onder de handelsnaam The Sting, Lady Sting en The Sting Network. Mills Brothers is houdster van de intellectuele eigendomsrechten van de winkels en producten van The Sting. waaronder de rechten op het woordmerk Hallinger en het beeldmerk H, die beiden in  2003 zijn geregistreerd.

Tommy Hilfiger vordert, verkort weergegeven, The Sting te veroordelen tot het staken en gestaakt houden van iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Tommy Hilfiger met betrekking tot de GAGE spijkerbroek en de Tommy Hilfiger knoop. Verder vordert Tommy Hilfiger The Sting te veroordelen ieder gebruik van de tekens Hallinger, H Hallinger en Hallinger Denim en/of van ieder ander teken dat overeenstemt met de merken van Tommy Hilfiger te staken en gestaakt te houden.

Bij een vergelijking van de GAGE broeken de Hallinger broek valt op dat weliswaar kenmerken van de GAGE spijkerbroek van Tommy Hilfiger ook in de Hallinger broek van The Sting terugkomen. maar dit betekent niet dat daarmee sprake van inbreuk is. Daarvoor moet immers de gehele combinatie van kenmerken door de ander zijn overgenomen. Tommy Hilfiger heeft ook nadrukkelijk geen beroep gedaan op auteursrechtelijke bescherming van individuele kenmerken of een deel van de combinatie van kenmerken, maar juist op de gehele combinatie van kenmerken.

De voorzieningenrechter is met The Sting van oordeel dat naast de overeenstemmende details, (…)  die overigens weinig origineel te noemen zijn, ook relevante verschillen tussen de broeken zijn aan te merken, die maken dat de totaalindrukken van de broeken anders zijn. Nu als gevolg van het groot aantal verschillende kenmerken de totaalindrukken van de broeken geheel anders zijn, kan van een inbreuk op de auteursrechten niet worden gesproken.

Voor het door Tommy Hilfiger gedane beroep op het modelrecht geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen over het auteursrecht. Voor inbreuk moet de combinatie van elementen in het geheel of nagenoeg geheel door The Sting zijn overgenomen en daarvan is hier, gelet op het groot aantal relevante verschillen in de broeken, geen sprake. Het beroep op het modelrecht slaagt dan ook niet.

Gelet op die relevante verschillen kan evenmin gezegd worden dat The Sting met haar Hallinger broek de GAGE broek van Tommy Hiltiger slaafs heeft nagebootst.
De voorzieningenrechter is met The Sting van oordeel dat geen van de door The Sting gebruikte tekens zoals hierboven vermeld op verwarringwekkende wijze overeenstemt met de merken zoals door Tommy Hilfiger gedeponeerd. Zowel visueel als auditief gezien zijn de tekens en merken verschillend. Dat van “Hilfiger” en “Hallinger”, de dominerende elementen van de merken en tekens, het aantal letterepen gelijk is, enkele medeklinkers overeenkomen en beide woorden, beginnen met een en eindigen op “er” is onvoldoende om relevante overeenstemming aan te nemen.

Ook de toevoeging van het beschrijvende woord “Denim” maakt dit niet anders. Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat deze geringe overeenstemming tussen merken en tekens de afgelopen jaren tot enige verwarring heeft geleid. Van een handelen in strijd met artikel 13 A lid 1 sub b BMW is dan ook niet gebleken.

Ook is niet aannemelijk dat het in aanmerking komende publiek een verband zal leggen tussen de merken van Tommy Hilfiger en de tekens van The Sting en dat als gevolg daarvan ongerechtvaardigd voordeel zal worden getrokken uit en/of afbreuk zal worden gedaan aan het onderscheidend vermogen en/of de reputatie van de merken in de zin van artikel 13 A lid 1 sub c BMW. Van enig inbreuk op de merkenrechten van Tommy Hilfiger is dan ook geen sprake.

Gelet op het voorgaande zijn geen van de vorderingen toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 2291

Ook deze eerst even voor jezelf lezen.

Conclusie AG HvJ EG M. Poiares Maduro, 4 juli 2006, zaak C-281/05. Montex Holdings Ltd tegen Diesel Spa. (Nederlandse versie nog niet beschikbaar)


Recht des Inhabers einer Marke, die Durchfuhr von Waren mit einem identischen Zeichen durch einen Mitgliedstaat, in dem diese Marke Schutz genießt, zu verbieten.

“Artikel 5 Absätze 1 und 3 der Ersten Richtlinie ist dahin auszulegen, dass die eingetragene Marke ihrem Inhaber nicht das Recht gewährt, die einfache Durchfuhr von Waren, die mit einem mit dieser Marke identischen Zeichen versehen sind, zu verbieten, wenn es keine Indizien dafür gibt, dass der Eigentümer der Waren sich darauf einlässt oder eingelassen hat, Aktivitäten zu entfalten, die darauf gerichtet sind, seine Waren in Staaten, in denen die Marke Schutz genießt, in den Verkehr zu bringen. Es ist Sache des nationalen Gerichts, zu entscheiden, ob diese Indizien im vorliegenden Fall vorhanden sind."

Lees de conclusie hier (diverse talen).

IEF 2287

De reputatie van de wuppie

Alles ist nog nicht vorbei. De Telegraaf bericht dat “Wuppie-fabrikant Interall B.V. spant een kort geding aan tegen de Eindhovense entertainer Johan Vlemmix. Het kort geding dient vrijdag voor de rechtbank Den Bosch. De eigenaar van het merk wuppie eist dat Vlemmix onmiddellijk stopt met het ten gehore brengen van zijn wuppie-lied.”
 
De zanger zou met zijn liedje 'Allemaal wuppies' associaties met drankmisbruik en carnavalsstemming oproepen, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van de wuppie. Bovendien zouden de wuppies met het liedje belachelijk gemaakt worden.

„Met de wuppie kan niet worden gesold.” stelt Interall. De zanger is alleen verbaasd„Ik heb alleen maar een liedje gezongen. Niet om geld te verdienen, als ik er wat aan verdien schenk ik het wel aan Interall. Iedereen vindt het leuk.”

Lees hier meer.

IEF 2283

Ei van Columbus

Rechtbank Leeuwarden, 3 juli 2006, KG ZA 05-263. Columbus Concepts V.O.F. tegen J. Wijnia & Belovo S.A. (met dank aan Gino van Roeyen, Banning Advocaten)
 
Merkinbreukzaak. De inleiding en duur van het geschil doen vermoeden dat om een zeer ingewikkelde kwestie gaat, doch de rechter doet de zaak in twee rechtsoverwegingen af. Geen auteursrecht op woordmerk. 
 
Sinds september 1996 is Columbus Concepts actief als groothandel en producent van toko-artikelen, en handelt onder meer via internet onder een aantal domeinnamen met daarin het woord Columbus. Ook is Columbus Concepts houder van een woord- en een aantal woord/beeldmerken met daarin het woord Columbus.

Columbus Concepts maakt bezwaar tegen het gebruik van de naam Columbus door Belovo en haar Nederlandse distributeur Wijnia. Belovo gebruikt deze naam voor een concept dat uitgaat van de oorspronkelijke natuurlijke voeding van kippen en het evenwicht dat dat oplevert tussen de vetzuren omega-3 en omega-6 in eieren. Belovo heeft het woordmerk Columbus (verschillende malen) als woordmerk geregistreerd voor klasse 29 (verse eieren in hun schaal).


Partijen putten uitvoerig uit hun arsenaal aan merkinschrijvingen, domeinnamen, handelsnamen en zelfs pretense auteursrechten op een woordmerk (!); de rechter oordeelt ten eerste dat er geen sprake is van verwarringsgevaar en er derhalve geen merkinbreuk is.
 
"Hoewel de gedeponeerde woordmerken auditief overeenstemmen, moet geoordeeld worden dat de producten waarvoor partijen hun merken gebruiken zodanig verschillend zijn dat de gemiddelde consument niet zal menen dat de producten van dezelfde onderneming, althans van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn, althans is dit door Columbus Concepts onvoldoende aannemelijk gemaakt.

De producten van Columbus Concepts verschillen wezenlijk van de producten van Belovo en Wijnia; Columbus Concepts produceert rijsttafelproducten, Belovo en Wijnia niet. Daar komt bij dat het woordmerk "Columbus" van Columbus Concepts niet op zich staat maar naast een (eveneens gedeponeerd) beeldmerk, te weten ofwel de aardbol met het zeilend schip (hetgeen in verband met de door Columbus Concepts verkochte rijsttafelproducten verwijst naar lange zeereizen met specerijen uit het Verre Oosten) ofwel de historische figuur Columbus, zodat het woord Columbus, nu het om rijsttafelproducten gaat, bij Columbus Concepts andere associaties oproept dan het Columbus concept van Wijnia en Belovo, dat uitgaat van de oorspronkelijke natuurlijke voeding van kippen en het evenwicht dat dat oplevert tussen de vetzuren omega-3 en omega-6 in eieren (het Ei van Columbus). Van merkinbreuk is derhalve geen sprake.
 
Voorts is er volgens de rechter geen handelsnaaminbreuk door Belovo, aangezien zij reeds vanaf 1 april 1996 het woordmerk Columbus had gedeponeerd en Columbus Concepts pas vanaf september 1996 onder haar handelsnaam actief is geworden.
 
De rechter is verder van oordeel dat Columbus geen werk is waarop auteursrecht bestaat. Het woord Columbus bezit geen eigen, oorspronkelijk karakter en draagt evenmin het persoonlijk stempel van de maker.

Lees het vonnis hier.

IEF 2281

Depot uit de vorige eeuw

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 29 juni 2006,  LJN: AX9786. Verpackung + Display Stabernack Jr Partner GmbH & Co. tegen BMB.

Art. 6bis BMW. Afwijzing verzoek tot inschrijving in het Benelux-merkenregister van het teken 'Euro-Display' voor displays van karton en/of papier. Na aanhouding in afwachting van HvJ  Postkantoor kan het hof deze zaak over een depot uit 1999 nu eindelijk afronden.

Eindoordeel zal geen verassing zijn voor wie Postkantoor inmiddels ook al heeft gelezen.

“Niet kan worden gezegd dat het gehele teken merkbaar verschilt van de loutere som van zijn bestanddelen. De beide in het normale taalgebruik gangbare woorden worden op een conventionele wijze aaneengeschreven, c.q. verbonden met een streepje, zonder begripsmatig, visueel of auditief de som van de afzonderlijke bestanddelen te ontstijgen. Er is geenszins sprake van een voor waren met betrekking tot displays ongebruikelijke combinatie, die een indruk wekt die ver genoeg is verwijderd van de indruk die uitgaat van de eenvoudige aaneenvoeging van de benaming van de bestanddelen.

Het vorenoverwogene brengt mee dat het teken 'EURO-DISPLAY' van huis uit elk onderscheidend vermogen mist voor displays.“

Lees het arrest hier. Aanhoudingsarrest hier.