Alle rechtspraak  

IEF 2599

Niets anders dan een verzaking

snck.bmpDe voorzitter van de rechtbank van koophandel te Gent, 4 september 2006,  kort geding, zaak A/06/02259,  N.V. Deckers Druk tegen N.V. Snoecks &  B.V. Snoeck Nederland en zaak A!06/02263,  N.V. Snoecks tegen N.V. Deckers Druk. (Met dank aan Joris Deene, Universiteit Gent).

Deckers Druk meende met de overname van drukkerij Snoeck-Ducaju ook de rechten op het merk Snoecks, van het bekende Snoecks jaarboek, te hebben overgenomen. De Gentse uitegevrij Snoecks meende van niet. De vraag i.c. betreft te weten aan wie het merkt SNOECKS toebehoort, of dit merk al dan niet vervallen is door onbruik en of uitgeverij Snoecks zich dit merk en het gebruik ervan onrechtmatig heeft toegeëigend.

Deckers Druk roept in dat het merk werd ingeschreven op naam van de Snoeck-Ducaju & Zoon en dat deze inschrijving tot op datum van het faillissement werd gehandhaafd.  Tevens wordt aangetoond dat de curator van DZ Print (zijnde de nieuwe benaming voor Snoeck-Ducaju & Zoon) de inschrijving overdroeg aan de overnemer Deckers Druk en dat deze overdracht werd ingeschreven op het merkenbureau. Wat mitsdien de inschrijving van het merk betreft staat vast dat dit is ingeschreven op naam van de Deckers Druk.

In de huidige zaak staat vast dat Snoeck-Ducaju & Zoon, noch DZ Print, geen gebruik hebben gemaakt van het merk Snoecks gedurende vijf jaar. Geen enkel bewijs van zulk gebruik wordt voorgelegd, terwijl daarentegen uitgeverij Snoecks het merk bestendig heeft gebruikt voor de uitgave van Snoecks en Snoecks Almanach.

Wat blijkt is merkhouder Snoeck-Ducaju & Zoon, de drukker , geen gebruik heeft gemaakt van haar rechten op het merk gedurende meer dan vijf jaar, maar dat dat niet zozeer was gesteund op een toelating, maar op een welbewust verzaken ten voordele van Snoecks. Kort gezegd: Snoecks gebruikte het merk en de merkhoudende drukker vond dat best. Van een licentie was geen sprake,  de merkhouder heeft zijn merk niet gebruikt en het merk was derhalve op het ogenblik van de overdracht van de drukkerij reeds vervallen door onbruik.

De tegenvordering van Snoecks heeft wel succes, Deckers Druk maakt inbreuk op artikel 95 van de wet op de handelspraktijken en de bescherming van de consument doordat deze zich als eigenaar van het merk Snoecks heeft voorgedaan en wordt verboden gebruik te maken van het teken of de benaming Snoecks.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht hier.

IEF 2592

Eerst even voor jezelf lezen

Hoge Raad , 8 september 2006, C05/071HR, LJN: AV3384. Benetton Group Spa,
tegen G-Star International B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Geschil  tussen Nederlandse (G-Star) en Italiaanse textielhandelsonderneming (Benetton) over de auteursrechtelijke en merkenrechtelijke bescherming van een met kenmerken van werk- en motorsportkleding alsmede met kniestukken vormgegeven spijkerbroek van G-Star (Elwood), verkoop Benetton-broek op Nederlandse markt via franchisenemers; internationale rechtsmacht Nederlandse rechter (art. 37 BMW); belang bij inbreukverbod; rechtsgeldigheid vormmerken, onderscheidend vermogen, beoordelingsmoment; teken bestaande uit vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft, uitsluitingsgrond art. 1 lid 2 BMW/art. 3 lid 1 onder e Merkenrichtlijn, maatstaf; invloed van de wervingskracht die samenhangt met bekendheid van vorm als merk, prejudiciële vragen aan het HvJEG; samenloop tussen merk- en auteursrechtelijke bescherming, belangvereiste; verwatering auteursrecht; schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten, kosten gemoeid met verweer tegen vordering (art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b en c, BW).”

Lees het arrest hier.

Hoge Raad , 8 september 2006, C05/097HR, LJN: AX317. Eiser tegen Verweerster.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Geschil tussen een architect en een architectenbureau samen met een bouwbedrijf over auteursrecht op zijn bouwtekeningen voor recreatiewoningen; is ontwerp auteursrechtelijk werk?; van deskundigenbericht afwijkend oordeel, motiveringsgebrek.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Amsterdam, 7 september 2006,LJN: AY7784. Inter 2000 Sarl / Stichting Interclarion tegen Colmar Group (Spain) Sa .

Samenvatting Rechtspraak.nl: “De betrokkenheid van eiser sub 3 (Johan Cruijff) bij het project Mosa Trajectum in Spanje is beëindigd. (...)De naam van eiser sub 3 en het portret van eiser sub 3 mogen niet meer in verband worden gebracht met het project, waarin volgens de oorspronkelijke plannen een sportpark met de naam van eiser sub 3 Golf & Sports Resort zou komen. .”

Lees het vonnis hier

IEF 2586

Pam Pam Pam Pim

pampim.bmpGvEA , 7 september 2006, zaak T-133/05.Meric / OHMI - Arbora & Ausonia (Pam-Pim's Baby-Prop) 

Oppositieprocedure o.g.v. oudere nationale woord  en beeldmerken Pam-Pam tegen Gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk Pam Pim’s Baby-Prop, beiden voor
wegwerpluierbroekjes van papier of cellulose. Volgens het Gerecht heeft het OHIM heeft de oppositie terecht toegewezen.

De merken stemmen visueel en fonetisch overeen en er zijn geen begripsmatige verschillen dit ongedaan kunnen maken. De door de conflicterende merken aangeduide waren zijn bovendien dezelfde, waardoor de verschillen tussen de betrokken tekens ook nog eens aan belang inboeten. Het relevante publiek is, althans ten dele, hetzelfde.

De woordcombinatie „pam-pim’s” is het dominerende bestanddeel van het aangevraagde merk. De betrokken consument onthoudt gemakkelijker de termen „pam-pim’s”, die in het Spaans behalve als uitdrukking uit de kindertaal geen bijzondere betekenis hebben en bovendien aan het begin van het aangevraagde merk Pam-Pim’s Baby Prop staan. De woordcombinatie „baby-prop” in het aangevraagde merk kan niet in die mate de aandacht van het bestanddeel „pam-pim’s” afleiden dat het publiek erdoor een andere perceptie van het merk krijgt.

Het Gerecht herinnert eraan dat het in de kledingsector vaak voorkomt dat hetzelfde merk verschillende verschijningsvormen heeft al naargelang van het erdoor aangeduide type waren. Ook is het gebruikelijk dat eenzelfde onderneming ter onderscheiding van haar verschillende productlijnen gebruik maakt van submerken, dat wil zeggen tekens die zijn afgeleid van een hoofdmerk en met dit merk een dominerend bestanddeel gemeen hebben

 Zo gezien is het denkbaar dat het relevante publiek de door de conflicterende merken aangeduide waren als twee afzonderlijke, doch van dezelfde onderneming afkomstige productlijnen beschouwt. Het OHIM heeft dus terecht geconcludeerd dat er gevaar van verwarring van de betrokken merken bestaat

Lees het arrest hier.

IEF 2582

Rockband

kanekani.JPGRechtbank ’s Gravenhage, 7 september 2006, KG ZA 06-833 Urban Trends Trading BV, Karl Kani International Inc. tegen Kane B.V. (eerder bericht hier).

Kane B.V. (‘houdt  zich onder meer bezig met het verzorgen en doen uitvoeren van muzikale optredens door een rockband onder de naam Kane’) mag het merk Kane niet gebruiken voor kleding.

De Voorzieningenrechter oordeelt in kort geding dat het jongere merk Kane inbreuk maakt op het oudere merk Kani. De auditieve en visuele overeenstemming tussen het merk Kani en het teken Kane zijn ‘evident'.

Het verweer van Kane dat het merk alleen zou zijn geregistreerd 'voor merchandising' ('watKane B.V. met dat laatste ook mag bedoelen'), doet in elk geval niet af aan de vastgestelde merkinbreuk. Het komt aan op een vergelijking van het teken met het merk zoals gedeponeerd. (Tentamenvraag: Mag Kane nu nog wel bandshirts met de naam KANE verkopen tijdens concerten?)

De Voorzieningenrechter wijst de werkelijk gemaakte proceskosten toe, begroot op € 9.578,73.

Lees het vonnis hier.

IEF 2581

Geen geurmerk

odnb.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-168/04. L & D SA tegen  OHIM/Julius Sämann Ltd.

Oppositie op grond van diverse boompjes-beeldmerken. tegen  het beeldteken met het woordmerk "aire limpio" (bovenste boompje).

Het GvEA oordeelt dat het oudere gemeenschapsmerk een bijzonder onderscheidend een bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen op grond van het langdurig gebruik van een ander ingeschreven merk, te weten het merk Arbre Magique, alsmede wegens langdurig gebruik in Italië, waar dat merk als bekend kon worden aangemerkt. De verkrijging van onderscheidend vermogen kan immers ook voortkomen uit het gebruik van een merk als onderdeel van een ander ingeschreven merk.

Bij het onderzoek naar de bekendheid van Abre Magique heeft de kamer van beroep kunnen oordelen, dat uit latere omstandigheden conclusies konden worden getrokken over de situatie die zich voordeed op de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving.

Een marktaandeel van 50 % in 1997 en 1998 kan slechts geleidelijk zijn verworven. De kamer van beroep heeft dus niet gedwaald door in wezen te overwegen dat de situatie in 1996 niet aanmerkelijk anders was. De omstandigheid dat het zou gaan om gegevens die dateerden van na de indiening door verzoekster van de aanvraag, op 30 april 1996, tot inschrijving van het merk, volstaat dus niet om deze gegevens hun bewijskracht voor de bekendheid van het oudere te ontnemen.

Met betrekking tot de overeenstemming van de merken oordeelt het GvEA  dat de totaalindruk die door het grafisch beeld wordt gewekt niet die van een komisch figuurtje, maar duidelijk die van een afbeelding die op een dennenboom lijkt.De komische, levendige toets die tot uiting komt in de gedaante van dit figuurtje geeft de grafische afbeelding van de dennenboom een fantasievolle indruk, zodat het merk waarvoor inschrijving is aangevraagd door het publiek kan worden beschouwd als een grappige, levendige variant van het oudere merk.

Het merk waarvoor inschrijving is aangevraagd is dus samengesteld uit een teken waarvan het dominerende element een silhouet is dat lijkt op een dennenboom, die het oudere merk vormt. Dit is het element dat door de consument hoofdzakelijk zal worden gepercipieerd en zijn keuze zal bepalen, temeer daar het in casu gaat om gangbare consumptiegoederen die worden verkocht in zelfbedieningszaken."

Lees het arrest hier.

IEF 2579

Bovemij

HvJ, 7 september 2006,  zaak C-108/05. Bovemij Verzekeringen NV tegen Benelux-Merkenbureau (EUROPOLIS).

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart:

1)      Artikel 3, lid 3 Merkenrichtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de inschrijving van een merk enkel toelaatbaar is op grond van deze bepaling indien wordt aangetoond dat dit merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gehele grondgebied van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, in het gehele gedeelte van het Beneluxgebied waar een weigeringsgrond bestaat.

2)      Wanneer bij een uit een of meer woorden van een officiële taal van een lidstaat of van de Benelux bestaand merk de weigeringsgrond slechts bestaat in een van de taalgebieden van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, slechts in één taalgebied van de Benelux, moet komen vast te staan dat het merk door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven in dit gehele taalgebied. Voor het aldus gedefinieerde taalgebied moet worden beoordeeld of de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel ervan, de betrokken waar of dienst op basis van het merk als van een bepaalde onderneming afkomstig identificeren.

Lees het arrest hier.

IEF 2578

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA , 7 september 2006, zaak T-133/05.Meric / OHMI - Arbora & Ausonia (Pam-Pim's Baby-Prop) 

Oppositieprocedure o.g.v. oudere nationale woord  en beeldmerken PAM PAM tegen Gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk PAM PIM’S BABY PROP.

Lees het arrest hier.

GvEA , 7 september 2006, zaak T-168/04. L & D / OHMI - Sämann (Aire Limpio)

Oppositieprocedure o.g.v. oudere beeldmerken die dennenboom voorstellen en die in sommige gevallen woordelementen bevatten tegen de inschrijving van beeldmerk dat woordelement  ‚Aire Limpio’.

Lees het arrest hier.


 

IEF 2577

Babyvoeding, werpexplosieven

fdpr.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-6/05. Def-Tec Defense Technology / OHMI - Defense Technology.

Oppositie op basis van een Amerikaans merk voor o.a. een niet-explosief verdedigingswapen in de vorm van een irriterend organisch gas in een spuitbus (klasse 13).

De oppositie wordt aanvankelijk toegewezen op grond van artikel 8, lid 3 Merkenverordening, dat bepaalt dat, na oppositie door de houder, de inschrijving van een merk wordt geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

De oppositie richt zich tegen de inschrijving van het beeldmerk First Defense Aerosol Pepper Projector, voor o.a. voedingsmiddelen voor baby’s, blanke wapenen, munitie, projectielen, werpexplosieven, sproeiapparaten voor irriterende stoffen, en overige aanvals- of verdedigingsvoorwerpen. De oppositie is gebaseerd op o.a. het Amerikaans merk First Defense, ingeschreven voor soortgelijke waren.

De Amerikaanse merkhouder stelt, naast wat procedurele zaken, dat verzoekster haar gemachtigde in de zin van deze bepaling was en zonder haar toestemming een aanvraag had ingediend.

 

Uit een verklaring uit 1996 van Amerikaanse vennootschap blijkt echter volgens het Gerecht wel dat deze daarin uitdrukkelijk afstand doet van alle rechten op het in de inschrijvingsaanvraag bedoelde merk voor Europa. In de bijlage bij de verklaring wordt duidelijk aangegeven op welke merken deze verklaring betrekking heeft.

Bovendien bestond er tussen verzoekster en de vennootschap uit Wyoming een reële en daadwerkelijke handelsrelatie toen de verklaring werd afgelegd, wat kan verklaren dat de vroegere houder deze toestemming heeft gegeven zonder betaling. Dat een dergelijk akkoord eventueel als atypisch wordt aangemerkt, kan, anders dan de kamer van beroep heeft laten uitschijnen, op zich in geen geval afbreuk doen aan de geldigheid van de daadwerkelijk gegeven toestemming.

De in 1996 verkregen toestemming moet dan ook worden beschouwd als duidelijk, nauwkeurig omschreven en onvoorwaardelijk op die datum en het Gerecht vernietigt de  beslissing van het OHIM om de oppositie toe te wijzen.

Lees het arrest hier.

IEF 2563

Verantwoord (2)

sncks.bmpO.a. de Standaard bericht: “De handelsrechtbank van Gent heeft in kort geding beslist dat de Gentse uitgeverij Snoecks haar jaarboek en almanak onder de naam Snoecks mag blijven uitgeven, zo heeft het bedrijf meegedeeld. De in Zwijndrecht gevestigde drukkerij Deckers Druk had de rechtszaak tegen de nv Snoecks aangespannen.”

Wie de uitspraak heeft mag ‘m mailen. Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 2555

Slechts voor advocaten

tg.bmpGvEA, 26 juni, T-453/05. Vonage Holdings Corporation tegen OHIM.

Slechts een advocaat met een Masters rechtenopleiding die toegelaten is tot de Orde (“Bar”) bevoegd is om op te treden voor het Hof van Justitie en het Gerecht.

Het Gerecht verwijst i.c. naar artikel 19 van het Statuut van het Hof van Justitie waaruit volgt dat  partijen  dienen te worden vertegenwoordigd door een advocaat. Slechts een advocaat die gerechtigd is om op te treden voor de nationale rechter in de EU of EER mag een partij vertegenwoordigen voor het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg (artikel 53 van het Statuut). Volgens het Gerecht zijn de Masters kwalificatie in rechten en de toelating tot de Orde cumulatieve en essentiële formele vereisten. Indien daar niet aan is voldaan, is de partij niet-ontvankelijk in zijn vordering bij het Hof of het Gerecht. Het Gerecht sluit hiermee uit dat bijvoorbeeld merkgemachtigden deze taak op zich nemen.

De procedure betrof het beroep van Vonage Holding Corporation tegen een beslissing van de kamer van beroep van het OHIM betreffende de weigering van de inschrijving van het woordmerk REDEFINING COMMUNICATIONS. Echter, Vonage was niet-ontvankelijk in haar vordering bij het Gerecht van Eerste Aanleg aangezien haar vertegenwoordiger niet kon worden gekwalificeerd als advocaat in de zin van artikel van het Statuut en derhalve niet bevoegd was om voor het Gerecht op te treden.

Lees het arrest hier.