Geen extra, maar eerste en enige bewijzen
Gerecht EU 29 maart 2012, zaak T-214/08 (Rehbein tegen BHIM / Martinho)
In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk Outburst de houdster van het Duitse woordmerk Outburst tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie af en ook het beroep wordt verworpen. De aangevoerde middelen: er is wel sprake van normaal gebruik, ten onrechte is de onder ede afgelegde verklaring en het bijkomend bewijsmateriaal niet in aanmerking.
Het Gerecht EU vernietigt het beroep omdat er in het onderhavige geval "geen extra bewijselementen [waren], maar de eerste en enige bewijzen inzake het gebruik".
47. In de onderhavige zaak heeft de kamer van beroep in de punten 27 tot en met 29 van de bestreden beslissing, op basis van de in de punten 41 tot en met 46 supra uiteengezette beginselen, geoordeeld dat zij niet over enige beoordelingsvrijheid beschikte op basis waarvan zij rekening kon houden met de door verzoekster voor het eerst voor haar overgelegde bewijzen, aangezien geen enkel nieuw element rechtvaardigde dat deze bewijzen te laat werden overgelegd.
53. Regel 22, lid 2, van verordening nr. 2868/95 moet immers aldus worden uitgelegd dat niets er zich tegen verzet dat rekening wordt gehouden met aanvullende bewijsstukken die louter worden toegevoegd aan andere binnen de gestelde termijn overgelegde bewijsstukken, wanneer de initiële bewijzen niet irrelevant zijn, maar onvoldoende zijn geacht. Een dergelijke overweging, die bovengenoemde regel geenszins overbodig maakt, klemt te meer daar verzoekster de gestelde termijnen niet heeft misbruikt door bewust gebruik te maken van dilatoire tactieken of door kennelijk blijk te geven van nalatigheid, en de door haar overgelegde aanvullende bewijsstukken de aanwijzingen die reeds uit de binnen de gestelde termijn overgelegde verklaringen onder ede voortvloeien, enkel staven.
54 Een dergelijke uitlegging lijkt niet strijdig met de in punt 46 supra vermelde rechtspraak, waarin de aan de zaak ten grondslag liggende feiten verschillend waren. In de zaak die heeft geleid tot het arrest HIPOVITON, punt 24 supra, had de opposant binnen de gestelde termijn bewijsstukken overgelegd. Later had de merkaanvrager in zijn bij de kamer van beroep ingediende memorie nieuwe feiten en argumenten aangedragen. Het Gerecht heeft de kamer van beroep evenwel verweten de opposant niet te hebben verzocht een standpunt over deze memorie in te nemen en heeft geoordeeld dat de opposant de mogelijkheid was ontnomen te beoordelen of het nuttig was aanvullende bewijselementen aan te dragen. Het heeft daaraan toegevoegd dat de kamer van beroep bijgevolg niet alle relevante omstandigheden in aanmerking had kunnen nemen bij de beoordeling of het gebruik van het oudere merk als normaal kon worden aangemerkt en dat zij zich aldus op een onvolledige feitelijke grondslag had gebaseerd (arrest HIPOVITON, punt 24 supra, punten 54 en 58). In de zaak die heeft geleid tot het arrest CORPO livre, punt 42 supra, heeft het Gerecht, om te oordelen dat het BHIM met betrekking tot de inaanmerkingneming van de na de gestelde termijn overgelegde bewijzen geen beoordelingsvrijheid had, uitdrukkelijk vastgesteld dat deze bewijzen „geen extra bewijselementen [waren], maar de eerste en enige bewijzen [...] inzake het gebruik” van de oudere merken die in deze zaak werden overgelegd (arrest CORPO livre, punt 42 supra, punt 50).
Apple Corps kan verhinderen dat een gemeenschapsbeeldmerk bestaande uit het woordelement „BEATLE” voor elektrische rolstoelen wordt ingeschreven Het is aannemelijk dat You-Q door het gebruik van dat merk een ongerechtvaardigd voordeel zou halen uit de bekendheid en de voortdurende aantrekkingskracht van de merken BEATLES en THE BEATLES van Apple Corps.
Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk met woordelement "AJ Amici Junior" de houdster van het oudere Italiaans beeldmerk met woordelement "AJ Armani Jeans" en Italiaans woordmerk "ARMANI JUNIOR" tegen. De oppositie wordt toegewezen, vervolgens wordt het beroep toegewezen. Het aangevoerde middel: verwarringsgevaar tussen merken en de waren.
Merkenrecht. Te goeder trouw. Op normale wijze gebruikt. Wetenschap van gebruik.
In de praktijk is het beschermen van innovatieve ideeën en producten niet altijd even makkelijk: minder maatschappelijk draagvlak, meer inbreuk en steeds complexere regels van Europese wetgevers en rechters. Dit symposium gaat over de rol van intellectuele eigendomsrechten (i.e.-rechten) bij het beschermen van innovatie. Ervaren praktijkjuristen bespreken de nieuwste ontwikkelingen in Europa en geven praktische invalshoeken hoe vormgeving, uitvindingen en merken zich al dan niet laten beschermen.
Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt aanvrager van het woordmerk
Commentaar in't kort van Frank Bouman,