Octrooirecht  

IEF 5305

Faits Divers Kerstvakantie

FT betwist logo FD. “De Financial Times heeft bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom bezwaar gemaakt tegen het nieuwe logo van Het Financieele Dagblad. (…) Het Financieele Dagblad wilde zijn nieuwe logo sec en zijn nieuwe logo tegen een zalmroze achtergrond vastleggen. (…) Hoofdredacteur en directielid Ulko Jonker vindt dat zijn logo helemaal niet op dat van de FT lijkt. "Het is complete nonsens, lijkt me," zegt hij. "Blijkbaar hebben ze last van ons." Jonker is niet van plan zijn logo aan te passen.

Behalve het nieuwe logo wilde het FD bij het merkenregister ook de zalmroze kleur van zijn pagina's vastleggen. Dit verzoek is echter voorlopig afgewezen. “

Lees hier meer (Z24.nl).

Logo gekaapt. “De nieuwste politieke partij in Italië, de Partito Democratico (PD), heeft het beeldmerk van het AD gekaapt. Het logo van de partij lijkt sterk op dat van de Nederlandse krant.

De overeenkomst tussen de beide logo's is geen toeval, stelt het ochtendblad: de ontwerper volgde in Venetië college bij professor Michel de Boer, die medeontwerper is van het AD-logo. De Boer geeft in zijn collegereeks altijd een presentatie waarin het symbool van het AD wordt gebruik. 'Het is duidelijk dat hij het kende en heeft nagemaakt', zegt de professor in de krant. De bewuste ontwerper ontkent in het dagblad niet dat hij het ontwerp kent, maar hij werpt de beschuldiging van plagiaat verre van zich.”

Lees hier meer (Elsevier).

Philips maant webwinkels. “Philips bindt de strijd aan met webwinkels die zich niet aan de regels van de elektronicafabrikant houden. Het concern heeft brieven verstuurd naar aanbieders van Philipsapparaten. Een aantal webwinkeliers in Europe worden gesommeerd afbeeldingen van de Philipsproducten die ze aanbieden van het web te halen omdat ze daarmee de rechten van de fabrikant zouden schenden. Het gaat dan niet alleen om productfoto's van de fabrikant, maar ook om foto's die handelaren zelf hebben gemaakt.”

Lees hier meer (Parool).

Copyrightfilter voor isp's juridisch haalbaar. Met een combinatie van 'notice en take down' en digitale vingerafdruktechnologie kunnen internetproviders mogelijk gedwongen worden p2p-verkeer te filteren. Dat blijkt uit een analyse van internetjurist Arnoud Engelfriet. Hij beschreef de problematiek in een artikel (pdf) in het blad Intellectuele Eigendom en Reclamerecht (IER), naar aanleiding van het Belgische vonnis dat internetprovider Scarlet verplichtte tot het filteren van p2p-verkeer.”

Lees hier meer, inclusief link naar genoemd artikel (Webwereld).

Iets meer dan 70 jaar na dood maker. “Egypte is van plan haar oudheden met auteursrechten te beschermen. “Secretaris-generaal van de raad van oudheden Zahi Hawass verklaart dat het parlement daartoe binnenkort een wet zal aanvaarden. Voor exacte kopieën op ware schaal zullen royalty’s moeten worden betaald.”

Lees hier meer (NRC).

Volkswagen. “Het bedrijf Princa heeft de geregistreerde website www.vw.nl na een arbitrage-procedure van het World Intellectual Property Organization (WIPO) moeten afstaan aan Volkswagen. De onderneming maakte volgens WIPO inbreuk op de merkrechten van Volkswagen, zo luidt de uitspraak.”

Lees hier meer (Telegraaf).

Hockeyinternationals tekenen overeenkomst portretrecht. “Voorafgaand aan de jaarlijkse spelerslunch hebben de spelers en speelsters van de Nederlandse hockeyteams hun handtekening gezet onder de nieuwe spelersovereenkomst, waarin ook de portretrechten zijn vastgelegd. In de nieuwe overeenkomst liggen de portretrechten van het collectief - twee spelers of meer - bij de KNHB en haar sponsors.”

Lees hier meer (Sporttribune.nl).

Man aan kruis. “Een foto van een man aan een kruis, gewikkeld in plastic folie, moet verwijderd worden uit een expositie van het werk van fotograaf René Zuiderveld. Dat stelt de Bond tegen het vloeken, die de foto godslasterlijk noemt. (…) Gays&Gadgets weigert de foto te verwijderen. Directeur H. Verhoeven van de cadeauwinkel: „In die tijd stierven duizenden misdadigers aan het kruis. De kerk heeft geen copyright op de afbeelding van een gekruisigde.”

Lees hier meer (Reformatorisch Dagblad).

Nederlandse scriptschrijvers 'volstrekt rechtenloos'. “Scenarioschrijvers in Nederland hopen op een overwinning voor hun Amerikaanse collega's die nu al anderhalve maand staken en de film- en tv-productie in Hollywood hebben stilgelegd. Nederlandse scriptschrijvers hebben precies hetzelfde probleem, ‘maar de situatie is nog veel erger. (…) Ons netwerk is een belangenvereniging, geen vakbond. Onlangs werden we al op de vingers getikt door de NMa omdat we onze leden soms adviseren hoeveel te vragen voor hun werk.’

‘Bij de commerciële omroep moet je je rechten bij verspreiding via internet of dvd meteen afstaan, zelfs je auteursrecht, wat schandalig is, want dat is een onvervreemdbaar recht’, zegt scriptschrijver Rogier Proper, auteur van het vorige maand verschenen scenariohandboek Kill Your Darlings. ‘En als je niet tekent, zeggen ze: dan zoeken we wel een ander. Onervaren scriptschrijvers zijn volstrekt rechtenloos.’ ‘De raamovereenkomst tussen de publieke omroep en de scenarioschrijvers is afgelopen in juni 2006. Dat wisten we natuurlijk al een jaar van tevoren, maar onderhandelingen voor een nieuwe overeenkomst worden door de omroep op zijn zachtst gezegd afgehouden’, vult Paul Jan Nelissen aan.”

Lees hier meer (Volkskrantbanen.nl)”

Hoger beroep. “Het justitiële geschil tussen de websites autotrack.nl en gaspedaal.nl krijgt een staartje. Wegener Multimedia, eigenaar van Autotrack, gaat in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank.”

Lees hier iets meer (Trouw). 

Alicante News: European Trade Marks and Designs Newsletter. Inclusief The James Nurton interview with Verena von Bomhard, Lovells, Alicante: “How many marks have you filed?”

Lees de nieuwsbrief hier.

EPO Newsletter: latest issue of Patent Information News, published today, focuses on the topics that attracted substantial debate at the EPO Patent Information Conference in Riga, last October.

Lees de nieuwsbrief hier.

RTL Boulevard jat cartoons van Nu.nl-tekenaar. “Cartoonist Metin Seven is boos op RTL Boulevard en De Nieuwste Show. De twee tv-programma's vertoonden zijn werk zonder daarvoor toestemming te vragen. (…)  "Voor beide jatwerkgevallen hebben we een brief plus hergebruiksfactuur verstuurd, maar tot dusver zonder resultaat", aldus Seven. Een rechtszaak aanspannen om op die manier een vergoeding te krijgen, is volgens Hans Buying van Comic House niet interessant. "Het is niet aantrekkelijk om een juridische procedure te starten om een vordering van pakweg 500 euro op te eisen. Dat weten de omroepen ook."

Lees hier meer (Webwereld).

Plagiaatrel. De plagiaatrel over het Belgische nummer ’O nee, alweer een moskee’ lijkt met een sisser af te lopen. Filip Dewinter, leider van het Vlaams Belang, heeft contact gezocht met de Rotterdamse artiest Armando Monsanto. Die claimt dat hij de geestelijk vader is van het liedje en eist zijn deel van de opbrengst.”

Lees hier meer (AD).

Podcasts. “De problemen rond het betalen voor muziekrechten in de podcasts van publieke omroepen zijn nog steeds niet opgelost. De onderhandelingen lopen nog, meldt manager Marcel Mokveld van de Publieke Omroep. Hij vindt de tarieven 'te hoog in verhouding tot de omvang van de downloads'. 'De podcasts worden nog maar weinig gebruikt. Waar op dit moment dus al wel relatief hoge kosten voor auteursrechten tegenover staan.'  De platenmaatschappijen willen dat de omroepen 135 euro per podcastaflevering per maand betalen, zolang ze niet boven de tienduizend downloads zitten. Komen ze daar boven, dan neemt het bedrag nog eens met een staffel toe.”

Lees hier meer (Bright).

Agenda HvJ EG: Woensdag 16 januari: conclusie A-G HvJ EG in C-102/07 Adidas AG en Adidas Benelux BV tegen Marca Mode, C&A Nederland, H&M Hennes & Mauritz Netherlands BV en Vendex KBB Nederland B.V. Lees de prejudiciële vragen van de Hoge Raad hier.

Class 46. "This is an experimental site dedicated to European trade mark law and practice by friends and supporters of MARQUES, the Association of European Trade Mark Owners. MARQUES is not responsible for any of its content."

Bekijk de website hier.

IEF 5282

Luchtpermeabele openingen

vwgen.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 12 december 2007, HA ZA 06-1570, Agripa Holdings Ltd. tegen Roland International B.V. c.s.

Octrooirecht. Vernietiging van het Nederlandse deel van het Europese octrooi van Agripa wegens gebrek aan inventiviteit. Het octrooi ziet op een “werkwijze en inrichting voor het afbeelden van reclame op een voertuig” met het kenmerk dat het “wapperen” van een reclamepaneel tegen de zijkant van de vrachtauto wordt voorkomen door gebruik te maken van geweven kunststof maasmateriaal die luchtdoorgang toelaat.

De rechtbank oordeelt dat de gemiddelde vakman op grond van de prior art zonder inventieve denkarbeid tot een dergelijke oplossing zou komen. Bij de beoordeling van de nieuwheid en inventiviteit van een conclusie dienen de niet-technische maatregelen buiten beschouwing te worden gelaten. Het octrooi is in zijn geheel nietig.

Agripa is houdster van een Europees octrooi dat ziet op een “werkwijze en inrichting voor het afbeelden van reclame op een voertuig”. Dit reclamepaneel omvat een vel met het kenmerk dat het “een vel van geweven kunststof maasmateriaal is dat van openingen is voorzien die luchtdoorgang daardoorheen toelaten.” Agripa vordert o.a. een inbreukverbod tegen Roland, een producent in dekzeilen en schuifzeilen voor het internationale goederentransport, omdat Roland inbreuk zou maken door in Nederland gebruik te maken van voertuigen met een reclamepaneel dan wel in Nederland reclamepanelen levert en aanbiedt aan derden die inbreuk zouden maken op het octrooi. Roland voert hiertegen gemotiveerd verweer en stelt o.a. dat het octrooi nietig is, vanwege gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. In reconventie vordert zij vernietiging van het octrooi

Beide partijen zijn het eens dat de meest nabije stand van de techniek wordt gevormd door een ouder Europees dat ziet op een “advertising device for detachably attaching a flexible bill sheet”. Voorts oordeelt de rechtbank dat: “4.3 (…) het objectief technische probleem waarvoor de uitvinding beoogt een oplossing te bieden betreft het op alternatieve wijze voorkomen van ‘wapperen’ van het flexibele materiaal tegen de zijkant van de vrachtauto, zonder dat daarvoor een gecompliceerde bevestiging moet worden gebruikt “.

Het octrooi lost dit probleem – anders dan het oudere Europese octrooi – op door gebruik te maken van een doek met luchtpermeabele openingen waardoor de luchtdruk aan beide kanten van het doek gelijk blijft en dus niet gaat “wapperen”. De Rechtbank wijst echter op het feit dat de Japanse octrooi-aanvrage JP 8190355 (“Masao”) de inventiviteit van het octrooi wegneemt, omdat in Masao voor het “wapperprobleem” eenzelfde oplossing als in het octrooi wordt geopenbaard door gebruik te maken van “a sheet configuration having a lot of gaps (…) which comprises a structure provided by knitting threads or wires” waardoor het reclamedoek ””can keep pressure from wind as little as posible”.

Het verweer van Agripa dat het in Masao zou gaan over het “billowen” (opblazen, opbollen) van reclamedoeken op gebouwen en dat het Octrooi zou zien op het voorkomen van “wapperen” van reclamedoeken op rijdende voertuigen is voor de rechtbank  geen reden om aan te nemen dat het octrooi inventief zou zijn. Volgens de rechtbank gaat het immers in beide gevallen om het voorkomen van het probleem van “wapperen” dat ontstaat door een externe invloed die op het reclamedoek wordt uitgeoefend. Conclusie 1 is derhalve nietig.

Voorts oordeelt de rechtbank dat de conclusies 2 t/m/ 21 afhankelijk zijn van conclusie 1 en dus eveneens nietig zijn. Tot slot oordeelt de rechtbank dat hoewel de onafhankelijke conclusie 22 ten dele technisch van karakter is zij toch nietig is, daar de technische maatregelen van conclusie 22 zien op aanpassingen van een voertuig om deze in overeenstemming te brengen met de nietig geachte conclusies 12 en 15. Met verwijzing naar een drietal uitspraken van de Technical Board of Appeal oordeelt de rechtbank dan ook dat de nieuwheid en inventiviteit van conclusies (die ten dele technisch van karakter zijn) slechts kan worden gebaseerd op de technische maatregelen van de conclusies.

Het Nederlandse deel van het octrooi wordt zowel in conventie als in reconventie nietig geacht. Het overige in conventie wordt afgewezen. Agripa wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier. Eerder vonnis in geschil tussen dezelfde partijen: IEF 982.

IEF 5281

Eerst even voor jezelf lezen

1-Vzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007, KG ZA 07-633, Sport Direct B.V. c.s. tegen Sports Direct International B.V.(met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Merk- en handelsnaamrecht. “De grens van bescherming van beschrijvende handelsnamen wordt echter bereikt als de gevraagde bescherming zou leiden tot monopolisering van alegemeen beschrijvende woorden, zodanig dfat anderen ze niet meer zouden kunnen gebruiken als aanduiding vanhun onderneming. In het onderhavige geval staat het SDI dan ook vrij om de beschrijvende woorden “Sports” en “Direct te gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

2-Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, KG ZA 07-1393, Abol B.V. tegen Postelmans Beheer B.V. & De Bandengids B.V.

Handelsnaam/domeinnaamrecht. “4.4. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat Abol enerzijds en De Bandengids anderzijds een internet-winkel voor banden zijn gaan voeren waarvoor zij als handelsnaam ‘bandenwinkel.nl’, respectievelijk ‘debandenwinkel.nl’ gebruiken. Het verschil in deze handelsnamen is zo gering dat gevaar voor verwarring te duchten is. Het publiek zal immers niet verwachten dat ‘bandenwinkel.nl’ naar een andere onderneming verwijst dan ‘debandenwinkel.nl’. Nu het gebruik door De Bandengids van ‘debandenwinkel.nl’ van latere datum is dan het gebruik van ‘bandenwinkel.nl’ door Abol dient het gebruik door De Bandengids van de jongere, verwarringwekkende, handelsnaam te worden gestaakt.”

Lees het vonnis hier

3-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-3850, Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Octrooirecht. "4.1. De rechtbank volhardt bij al hetgeen in het tussenvonnis van 25 juli 2007 is geoordeeld en beslist. Kort gezegd achtte de rechtbank in dat vonnis conclusie 5 (en de daarvan afhankelijke conclusies) nieuw en inventief maar heeft zij partijen verzocht zich nader uit te laten over de geldigheid van conclusies 1 en 8 en de daarvan afhankelijke conclusies. Meer specifiek was een nadere toelichting geïndiceerd omdat Aker Kvaerner zich in het kader van het door Nexans gestelde gebrek aan nieuwheid en uitvindingshoogte van de conclusies heeft beroepen op de maatregel van het geheel opnemen en omgeven van de kanalen/kabels door de langwerpige kanaalelementen (“final enclosure”), welke maatregel, anders dan bij conclusie 5, evenwel niet in conclusies 1 en 8 en daarvan afhankelijke conclusies lijkt te zijn terug te vinden.”

Lees het vonnis hier.

4-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-2209, Stichting De Thuiskopie tegen Crios Holding B.V. c.s.

Auteursrecht. “4.4. Daarmee staat vast dat er blanco gegevensdragers zijn verkocht op de stand gehuurd door Crios waarover geen thuiskopievergoeding is afgedragen. Namens Crios is voorts bevestigd dat zij de verkoop verzorgde zodat zij opgaveplichtig is te achten in de zin van artikel 16ga Aw. Bij deze stand van zaken en nu voorts niet op enige manier is opgehelderd voor welke gegevensdragers wel een vergoeding zou zijn afgedragen, dient Crios over haar gehele voorraad zoals door Stichting de Thuiskopie berekend aan de hand van de constatering en de beslaglegging de thuiskopievergoeding te voldoen en daarover rekening en verantwoording af te leggen.”

Lees het vonnis hier.

5-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 05-681 & HA ZA 06-1589, Fleuren Presspack B.V. tegen V.O.F. Handelsonderneming Ruvo en vice versa

Octrooirecht. “2.5. EP 133 heeft eerder ter toetsing voorgelegen. (…) In die procedure waren de feiten (documenten) en gronden - met uitzondering van een ontvankelijkheidsverweer - dezelfde als in de onderhavige procedures. De procedure tussen Ruvo en Ceres heeft geleid tot een arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006 (rolnummer 03/1269). Daarin heeft het hof, onder verwijzing naar JP 59- 191596, conclusie 1 van het Nederlandse deel van EP 133 vernietigd wegens het ontbreken van inventiviteit.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5251

Commentaren

Lex Bruinhof (Wieringa Advocaten): Jaap.nl wint hoger beroep op vormfout. “Ik houd overeind dat wat Jaap.nl doet auteursrechtelijk niet mag. Alleen BIEH kon er in de thans gehanteerde vorm geen vordering tegen instellen. Dit schreeuwt natuurlijk om een vervolg (en dat zal er ook wel komen). Zo moeilijk is het niet: zet een aantal makelaars bij elkaar die niet voor de methode Jaap.nl zijn, neem ze met naam en toenaam als eisers op in de dagvaarding en begin opnieuw.”

Lees hier meer.

Willem Hoorneman (CMS Derks Star Busmann): Europees Octrooiverdrag gewijzigd. “Het gewijzigde EOV is ook bekend onder de naam EPC 2000 en zal hierna ook als zodanig worden aangeduid. De belangrijkste wijzigingen voor de rechtspraktijk worden hieronder kort aangestipt. (…) De herziening van het EOV in de EPC 2000 heeft het Europese Octrooisysteem voor wat betreft de verleningsprocedure en uitleg van het octrooi duidelijk meer up-to-date gemaakt. Helaas kan dit nog niet gezegd worden over de rechtshandhaving van het Europees octrooi. Hier is van harmonisering (of modernisering) nog geen sprake en is de rechthebbende overgeleverd aan rechtshandhaving op nationaal niveau binnen de EU.”

Lees hier meer.

IEF 5246

Gepubliceerd

Staatsblad 2007, 479. Rijkswet van 8 november 2007 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995).

Lees het Staatsblad hier.

IEF 5243

Gereviseerd EOV van kracht

epo.gifThe revised European Patent Convention (EPC) enters into force today, providing Europe with a new legal framework for patent protection.

"The new convention is a further milestone in international patent law in Europe", said Alison Brimelow, President of the EPO. "It simplifies access to Europe-wide patent protection and makes procedures before the EPO easier for applicants and patent proprietors, while maintaining the Office's reliable structures and high quality standards".

The revised EPC strengthens applicants' rights: patent applications can be filed in any language. The new limitation procedure lets proprietors restrict the scope of their patents of their own accord, in central proceedings before the EPO and with effect for all the contracting states. All 32 current EPC contracting states have now acceded to the new convention, together with Norway and Croatia, which are due to join the European Patent Organisation on 1 January 2008.

Lees hier meer.

IEF 5235

Schermen met rechten

snzu.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2007, KG ZA 07-1221, Impliva B.V. tegen Senz Umbrellas B.V. c.s.

Over wapperen en paraplu’s die niet kunnen wapperen. Heel toepasselijk wordt in dit geschil in naast ‘wapperen met rechten’ ook de variant ‘schermen met rechten gebruikt’. De vorderingen van eiser Impliva worden afgewezen, het gestelde onrechtmatig handhaven door gedaagde Senz van rechten met betrekking tot de voorgenomen introductie van Impliva's stormparaplu is onvoldoende aannemelijk geworden. Van inbreuk door Impliva lijkt echter voorshands wel sprake. Afbeeldingen in het vonnis.

Gedaagde Senz brengt een asymetrische stormparaplu, een paraplu die bestand is tegen een windstootje, op de markt en beschikt met betrekking tot haar paraplu over een Nederlands octrooi en een Gemeenschapsmodel in twee varianten. Gedaagde Impliva is van plan met een eigen asymetrische paraplu op de markt te komen en heeft daartoe aan Senz een prototype laten zien. Desgevraagd is Senz niet bereid geweest toe te zeggen dat zij zich jegens Impliva niet op haar IE rechten zal beroepen. Impliva beschouwd dit als onrechtmatig “wapperen”, maar de voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet.

Uitgangspunt is dat degene die zich beroept op hem toekomende intellectuele eigendomsrechten slechts onder omstandigheden eventueel onrechtmatig zal handelen, bijvoorbeeld indien hij weet, dan wel dient te beseffen, dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat deze rechten geen stand zullen houden in rechte. Dat is in deze zaak niet het geval.

Met betrekking tot het octrooi van Senz stelt de voorzieningenrechter, kort gezegd, dat “het debat van partijen in dit kort geding omtrent de geldigheid van NL 225 moet worden gekwalificeerd als rudimentair en onvolledig” en dat daarover in dit kort geding eigenlijk weinig kan worden gezegd. Wel wordt voorshands geoordeeld dat het ter zitting getoonde prototype van de Impliva asymmetrische paraplu geen inbreuk maakt op het octrooi: Impliva's voorgenomen asymmetrische paraplu lijkt een niet-inventieve variant op de stand der techniek.

Dat wil echter niet zeggen dat er zodoende sprake is van onrechtmatig "wapperen" met NL 225 door Senz richting Impliva. In tegenstelling tot wat de eiser stelt is het namelijk onvoldoende duidelijk dat dat dit prototype al eerder bij Senz bekend was, waarbij bovendien bedacht moet worden dat het niet Senz was “die zonder kennis te nemen van het voorgenomen prototype van Impliva's asymmetrische paraplu jegens Impliva is gaan schermen met haar rechten uit NL 225. Het is daarentegen juist Impliva geweest, die, kennelijk zonder voldoende eenduidig bewijsbaar Senz in kennis te hebben gesteld van haar exacte voorgenomen product, vervolgens van Senz is gaan verlangen dat deze, slechts op grond van dit zodoende niet eenduidig aangegeven voornemen om met een asymmetrische paraplu op de markt te zullen komen, zou toezeggen dat zij haar intellectuele eigendomsrechten niet langer jegens Impliva in stelling zou brengen. (4.6)” Grond voor een wapperverbod ontbreekt derhalve.

Met betrekking tot het Gemeenschapsmodel van gedaagde Senz gaat de rechtbank uit van de geldigheid het ingeschreven model. “De enige mogelijkheid om die geldigheid aan te tasten bij de civiele rechter is een reconventionele vordering tot nietigverklaring, die in kort geding niet mogelijk is. De exceptie van ongeldigheid anders dan bij wege van reconventionele vordering is alleen ontvankelijk, indien beroep wordt gedaan op een ouder door gedaagde gehouden nationaal modelrecht. Daarvan is geen sprake. Gelet op deze strikte vereisten en nu niet is gesteld of gebleken dat Impliva een nietigheidsprocedure van de Gemeenschapsmodelrechten van Senz is gestart bij het BHIM in Alicante of daartoe het serieus te nemen voornemen heeft geuit, moet in dit kort geding uit worden gegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodelrechten waar Senz zich op beroept.” (4.7)

Bovendien is er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van dat de Gemeenschapsmodelrechten van Senz in een nietigheidsgeding ten gronde nietig zouden moeten worden verklaard. Van technische bepaaldheid is geen sprake, zo blijkt uit het omveld. Ook kunnen de modellen van Senz als nieuw en oorspronkelijk worden beschouwd. Er weliswaar al eerder asymmetrische paraplu's op de markt – althans in ieder geval één – , maar die zijn duidelijk anders vormgegeven dan de varianten van het Gemeenschapsmodel van Senz.

Ook van het tegen beter weten in of anderszins onrechtmatig inroepen van modelrechten door Senz is derhalve geen sprake. Sterker nog, volgens de voorzieningenrechter maakt het getoonde prototype van Impliva zelfs inbreuk op in ieder geval variant 2 van het Gemeenschapsmodel van Senz.

Mutatis mutandis geldt dezelfde redenering voor het auteursrecht. Er is sprake van een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt en het ontwerp voor het prototype van Impliva maakt daar inbreuk op, omdat geen sprake is van een voldoende afwijkende totaalindruk. Ook van slaafse nabootsing is geen sprake.

De vorderingen van Impliva worden afgewezen. Geen van beide partijen heeft aanspraak gemaakt op een werkelijke proceskostenveroordeling, zodat de kostenveroordeling wordt begroot volgens het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 5233

Spin ter aarde besteld

swbn.gifHoge Raad, 30 november 2007, LJN: BA9608, Roche Nederland B.V. c.s. tegen Primus en Goldenberg

Wel gemeld, nog niet besproken. Nadat het Europese Hof de spin, met web en al, had doodgemaakt, heeft de Hoge Raad haar nu ook begraven: buitenlandse zusterondernemingen mogen niet in Nederland gedaagd worden voor octrooiinbreuk in een ander EEX-land. Hoewel het de zaak Roche/Primus is die tot het gelijkgenoemde Europese arrest heeft geleid, gebruikt de Hoge Raad ambsthalve ook Gatt/Lukk om een beslissing te nemen over één van de beroepsmiddelen. Hiermee komt ze terug op een beslissing uit het tussenarrest.

Waar ging het in deze zaak oorspronkelijke om? Primus en Goldenberg zijn houder van Europees octrooi 131 627. Terzijde wordt opgemerkt dat het gepubliceerde arrest geanonimiseerd is, maar gezien de bekendheid van het Europese arrest staat het denkelijk vrij om de namen van de octrooihouders, hierna aan te duiden als Primus c.s., te gebruiken. Een tweede zijdelingse opmerking is dat het betreffende octrooi nog eerder overleden is dan de beroemde spin; het heeft in 2004 zijn uiterste einde bereikt.

Primus c.s. hebben Roche Nederland BV en acht andere vennootschappen van het Roche-concern in Nederland gedagvaard wegens inbreuk op het genoemde octrooi. Primus c.s. heeft gevraagd om een grensoverschrijdend verbod voor alle vennootschappen. De Nederlandse rechter heeft zich hier in eerste en tweede aanleg bevoegd toe geacht. Roche c.s. hebben cassatie ingesteld, onder meer om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van de niet-nederlandse inbreuk van de niet-nederlandse vennootschappen te betwisten.

Bij tussenarrest heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over vrijwel alle cassatiemiddelen (LJN: AF9714, arrest gepubliceerd op rechtspraak.nl), met uizonderling van de bevoegdheid ten aanzien van vennootschappen die buiten Nederland, doch binnen EEX-verdragstaten zijn gevestigd. Voor deze bevoegdheid heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld bij het Europese Hof, die uitspraak heeft gedaan in juli 2006 (IEF 2334).

De kern uit de uitspraak van het Hof is als volgt:

"Artikel 6, punt 1, van het [EEX-]Verdrag (….) moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is in het kader van een geschil ter zake van inbreuk op een Europees octrooi waarbij onderscheiden, in verschillende verdragsluitende staten gevestigde vennootschappen zijn gedagvaard voor feiten die zij zouden hebben begaan op het grondgebied van een of meer van deze staten, zelfs niet wanneer deze vennootschappen tot eenzelfde concern behoren en op dezelfde of nagenoeg dezelfde wijze hebben gehandeld overeenkomstig een gemeenschappelijk beleidsplan dat is uitgegaan van slechts een van hen."

Uit dit antwoord blijkt dat het onderdeel terecht is voorgesteld ten aanzien van de medegedaagden van Roche Nederland in eerste aanleg die zijn gevestigd in een bij het EEX-Verdrag of EVEX aangesloten land. Nu Primus c.s. hun in 4.2.4 van het tussenarrest bedoelde beroep op art. 18 EEX-Verdrag in hun nadere schriftelijke toelichting hebben ingetrokken, kan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter tot kennisneming van de vorderingen tegen de Roche-vennootschappen 3 tot en met 9 niet uit het EEX-Verdrag of het EVEX volgen. Teneinde verdere vertraging te voorkomen van de mogelijkheid voor Primus c.s. elders in Europa inbreukvorderingen tegen de bedoelde Roche-vennootschappen aanhangig te maken, zal de Hoge Raad die onbevoegdheid uitspreken.

Ten aanzien van een beweerde octrooi-inbreuk door de in de Verenigde Staten gevestigde Roche Diagnostic Systems wordt het volgende overwogen. De door het Hof van Justitie voor de in art. 6 lid 1 EEX-Verdrag en art. 6 lid 1 EVEX geformuleerde eis van samenhang geldt niet voor het in deze zaak nog van toepassing zijnde art. 126 lid 7 (oud) Rv., ongeacht of Roche Diagnostic Systems inbreuk op het Nederlandse deel of op een buitenlands deel van het Europese octrooi wordt verweten.

Voor zover het hof Roche Diagnostic Systems heeft verboden inbreuk te maken op een buitenlands deel van het Europese octrooi, dient evenwel rekening te worden gehouden met hetgeen het Hof van Justitie heeft beslist in zijn GAT/Luk-arrest. In dat arrest heeft het Hof beslist dat, indien in een octrooi-inbreukprocedure de geldigheid wordt betwist van het ingeroepen octrooi art. 16.4 van het EEX-Verdrag toepassing dient te vinden. Dit betekent dat bij uitsluiting de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan het octrooi is geregistreerd, bevoegd zijn omtrent die geldigheid te beslissen.

De Hoge Raad dient voor gevallen als hier bedoeld terug te komen van zijn oordeel, neergelegd in 4.11.5 van het tussenarrest. De Nederlandse rechter is jegens de andere verdragsluitende staten van het EEX-Verdrag aan die bevoegdheidsbeperking gebonden en dient dan ook in iedere te zijnen overstaan gevoerde procedure, ongeacht de vraag waar de partijen woonplaats hebben, art. 16.4 van dat verdrag toe te passen, indien de geldigheid van het octrooi wordt aangevochten.

In het arrest GAT/LuK heeft het Hof van Justitie geen uitsluitsel gegeven over de vraag welke de gevolgen zijn voor de inbreukvordering ingeval de verweerder in een inbreukprocedure de geldigheid van een ingeroepen, in een der andere lidstaten geldend octrooi, respectievelijk van een buitenlands gedeelte van een Europees octrooi aanvecht. Nu het Hof niet heeft beslist dat de bevoegdheidsbepaling van art. 16.4 ook de inbreukvraag als zodanig treft, moet worden aangenomen dat een rechter, tot oordelen geroepen over een octrooi-inbreukvordering die met een nietigheidsverweer of -vordering wordt begroet, door die enkele omstandigheid zijn bevoegdheid ter zake van de inbreukvordering niet verliest. Hij mag echter eerst tot een oordeel omtrent de inbreuk komen, indien de ingevolge art. 16.4 bevoegde rechter omtrent de geldigheid van het octrooi heeft beslist. Het staat de rechter daarom vrij de inbreukprocedure aan te houden in afwachting van het door een partij uit te lokken oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter, doch slechts indien de eisende partij dat wenst, nu die immers, hangende de procedure, gelet op art. 21 EEX-Verdrag (thans art. 27 EEX-Verordening) de mogelijkheid mist in het land van de ingevolge art. 16.4 (onderscheidenlijk 22.4) bevoegde rechter de inbreuk te bestrijden. Indien eiser geen aanhouding wenst, dient de rechter de vordering af te wijzen, nu hij de bevoegdheid mist te oordelen over een voor toewijzing van de inbreukvordering noodzakelijk geschilpunt.

Of de rechter, niettegenstaande een nietigheidsverweer of -vordering, de inbreukprocedure mag voortzetten indien hij van oordeel is dat de verweerder te kwader trouw handelt en aldus misbruik van procesrecht maakt, zoals door de Advocaat-Generaal Geelhoed bepleit, kan thans in het midden blijven, nu Primus c.s. een degelijke stelling in dit geding niet hebben betrokken.

De Hoge Raad vernietigt de arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 februari 2001 en 27 juni 2002; vernietigt het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 1 oktober 1997, voor zover gewezen in de zaak tegen eiseressen tot cassatie 3 tot en met 9, verklaart de rechtbank onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen deze Roche-vennootschappen; en verwijst het geding wat de zaak tegen eiseressen tot cassatie 1 en 2 betreft naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing. De kostenveroordeling is volgens de oude methode, omdat de zaak 1 mei 2007 aanhangig is gemaakt.

Lees het arrest hier.

IEF 5206

Een nogal ruime strekking

nq.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 14 november 2007, Nokia tegen Qualcomm, zaaknummer/rolnummer: 287058/HA ZA 07-1470

Octrooirecht. Wel gemeld, nog niet besproken. Geen uitputting. De door Nokia gevorderde verklaring voor recht van uitputting is te ruim en onvoldoende bepaald. De rechtbank acht zichzelf slechts internationaal bevoegd ten aanzien van de vorderingen die op Nederland zien.

Nokia en Qualcomm hadden een licentieovereenkomst gesloten (“de SULA”)  waarin Qualcomm aan Nokia een licentie verleend met betrekking tot octrooien van Qualcomm op het gebied van WCDMA-technologie. Na de looptijd van de SULA is Nokia doorgegaan met het gebruik van de onder de SULA verleende rechten zonder daarvoor aan Qualcomm een vergoeding te betalen. Qualcomm heeft tevens een overeenkomst met Texas Instruments Inc. gesloten waarin zij hebben toegezegd niet in rechte te zullen optreden tegen elkaars productie en verkoop van chips en chipsets op grond van de hen toekomende octrooirechten. In Duitsland en Italië lopen er eveneens procedures tussen Nokia en Qualcomm.

Kort gezegd vordert Nokia een verklaring voor recht dat alle octrooirechten van Qualcomm met betrekking tot chips en chipsets zijn uitgeput voor Nederland. Verder stelt zij dat door de uitputting in Nederland de octrooirechten tevens zijn uitgeput in de EU en de gehele EER. Hieraan legt zij ten grondslag dat de chips of chipsets die Nokia van Texas Instruments heeft gekocht door Texas Instruments met toestemming van Qualcomm op de Europese markt zijn gebracht. Qualcomm heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd en beroept zich incidenteel op onbevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van de vorderingen van Nokia.

Ten eerste beroept Qualcomm zich op de nietigheid van de dagvaarding omdat deze onduidelijk en onvoldoende concreet zou zijn. Het beroep op de nietigheid slaagt niet. De rechtbank oordeelt:

“4.2 Hoewel aan Qualcomm kan worden toegegeven dat de dagvaarding een nogal ruime strekking kent, zijn daarin wel voldoende duidelijk de eis en de gronden daarvoor opgenomen, zodat voldaan is aan artikel 111 lid 2 Rv. (…) Blijkens haar verweer in de conclusie van antwoord en ten pleidooie heeft Qualcomm integendeel de kern van het betoog van Nokia kennelijk goed kunnen begrijpen. De (mogelijk te) ruime strekking van het door Nokia gevorderde, is een vraag die moet worden beantwoord in het kader van de bespreking van de toewijsbaarheid van die vorderingen, waarover hierna.”

Met betrekking tot de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van Nokia oordeelt de rechtbank allereerst dat de vordering van Nokia een zuiver beroep op artikel 53 ROW 1995 inhoudt:

“4.5 (…) Deze verklaring voor recht komt tegen de achtergrond van de stellingen van Nokia materieel gezien overeen en kan op één lijn worden gesteld met een verklaring voor recht dat bepaalde handelingen, namelijk het verhandelen van mobiele telefoons waarin Texas Instruments chips zijn verwerkt, niet strijdig zijn met in Nederland geldende octrooirechten van Qualcomm.”

Bovendien oordeelt de rechtbank dat een vordering tot verklaring voor recht van niet inbreuk niet gelijkgesteld kan worden met een verbodsvordering om met octrooien te ‘wapperen’. (zie r.o.v. 4.5)

De rechtbank oordeelt voorts dat zij slechts internationaal bevoegd is voor zover de vordering op Nederland ziet en dat deze bevoegdheid niet grensoverschrijdend van aard is. De stelling van Nokia dat uitputting in Nederland als gevolg heeft dat dit tevens uitputting voor de EU en de EER oplevert wordt niet gevolgd door de rechtbank:

“4.10 (…) Aan bepalingen van het EG-verdrag of artikel 94 Grondwet kan geen internationale (grensoverschrijdende) bevoegdheid worden ontleend. (…)De vaststelling of andere dan de hiervoor genoemde octrooirechten zijn uitgeput, dient – bij gebreke van andere aanknopingspunten – plaats te vinden door de rechter van het land van het buitenlandse octrooirecht (waar het schadebrengende feit zich voordoet). De Nederlandse rechter heeft te dien aanzien geen bevoegdheid.”

Ook het beroep van Qualcomm op onbevoegdheid op grond van artikel 27 EEX-Vo slaagt niet daar de buitenlandse procedures (Duitsland en Italië) zien op andere octrooien dan wel op vorderingen die een ander onderwerp betreffen en op een andere oorzaak berusten.

De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot verklaring voor recht van uitputting in Nederland te ruim en onvoldoende bepaald is geformuleerd:

“4.15(…) In de gebezigde formulering (“octrooien van Qualcomm die worden verwezenlijkt door middel van deze chip”, zie r.o. 3.2. onder b.) valt niet vast te stellen of uitputting heeft plaatsgevonden.
(…)
Nokia heeft voorts niet gespecificeerd welke concrete producten in het vrije verkeer van goederen zouden worden gebracht en wat de exacte configuratie is van deze producten, noch waar het de chips van Texas Instruments betreft, noch waar het haar eigen mobiele telefoons betreft.

Nokia specificeert evenmin hoe deze producten werken en wat de functionaliteit is van de chips in relatie tot andere, mogelijk van derden afkomstige, componenten in of buiten de mobiele telefoons, zoals de software die op de chip geladen wordt.

Nokia heeft ook niet gespecificeerd welke kenmerken van welke octrooi(en)(conclusies)
zouden lezen op welke onderdelen van de chips of mobiele telefoons. (…) Gelet op het vorenstaande is onduidelijk welk type conclusies in relatie tot welke producten mogelijk zouden zijn uitgeput. Daarbij komt nog dat het ook van het type conclusie zal afhangen of er al dan niet (impliciete) toestemming door de octrooihouder is gegeven voor het in het verkeer brengen van de producten, zo de TI Patent portfolio agreement al dergelijke toestemming zou inhouden, hetgeen Qualcomm gemotiveerd heeft bestreden. Reeds daarom zijn de vorderingen in de door Nokia gekozen algemene formulering niet toewijsbaar.”

Tot slot de proceskosten. Hoewel Nokia als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure zijn deze kosten conform het liquidatietarief begroot nu Qualcomm de gevorderde proceskostenveroordeling onvoldoende zou hebben onderbouwd. Qualcomm heeft namelijk nagelaten een specificatie van de werkelijk gemaakte kosten in het geding te brengen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5184

Eerst even voor jezelf lezen

1- Hoge Raad, 30 november 2007, LJN: BA9608, Roche Nederland B.V. c.s. tegen  Verweerders 1 & 2

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Europees octrooi; grensoverschrijdend inbreukverbod bij verweerders in en buiten EEX-gebied; vervolg op HR 19 december 2003, RvdW 2004, 10 en HvJEG 13 juli 2006, zaak nr. C-539/03. Internationale bevoegdheid; toepassing art. 6 sub 1 EEX-Verdrag/EVEX, eis van samenhang; exclusieve bevoegdheid art. 16.4 EEX-Verdrag/EVEX, reikwijdte; gevolgen inroepen nietigheid; gedeeltelijke onbevoegdverklaring, HR doet zelf zaak af.”

Lees het arrest hier

2- Gerechtshof Amsterdam, 30 oktober 2007, LJN: BIEF134, Gaba B.V. tegen Glaxosmithkline Consumer Healthcare B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “In het vonnis waarvan beroep zijn de eerste en tweede TV-commercial beoordeeld en beide als misleidend aangemerkt. Over het misleidend karakter van de eerste TV-commercial zijn partijen het eens (tegen het oordeel van de voorzieningenrechter is door GSK althans geen grief gericht), terwijl de grief tegen het oordeel van de voorzieningenrechter omtrent de tweede TV-commercial niet kan slagen. De overige reclameuitingen die GSK met betrekking tot Proglasur heeft gehanteerd, zijn noch in eerste aanleg, noch in het onderhavige hoger beroep misleidend geoordeeld. Gelet hierop is juist dat slechts rectificatie via de televisie van de (twee) uitgezonden reclamespots is bevolen. Gelet op onder meer de mate van misleiding in die reclamespots, de intensiteit van de gevoerde campagnes en de belangen die voor Gaba op het spel stonden, acht het hof rectificaties als door de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep (onder 5.3) gegeven, passend. Tegen de klacht van Gaba dat de rectificaties tijdens een voetbalwedstrijd zouden zijn uitgezonden – zodat sprake was van een minder grote kijkdichtheid – heeft GSK gesteld dat dit slechts een van de twee rectificaties betrof en dat de doelgroep vooral vrouwen betrof waarvan een grote groep in elk geval geen voetbal zal hebben gekeken, welke stellingen door Gaba niet althans onvoldoende zijn weersproken. Dit betekent dat grief 7 in het principaal appèl en grief 2 in het incidenteel appèl evenmin slagen.”

Lees het arrest hier.