Octrooirecht  

IEF 5725

Een rechtsvordering het octrooi betreffende

Raad van State, 27 februari 2008, LJN: BC5238, Hollandsche Beton Groep N.V. tegen het Bureau voor de Industriële Eigendom, dat de naam Octrooicentrum Nederland voert.

Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het Octrooicentrum Nederland afwijzend besloten op het verzoek van appellanten om inschrijving in het octrooiregister van een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi NL 1016026 voor een "werkwijze voor het aanbrengen van een verharding alsmede verharding". Het OCN heeft het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en vervolgens heeft de rechtbank 's-Gravenhage het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt i.c. de uitspraak van de rechtbank.

“2.2. Aan de in bezwaar gehandhaafde weigering om de door appellanten aangeboden akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi in te schrijven, heeft OCN ten grondslag gelegd dat op 4 oktober 2005 op verzoek van verzoeker te [plaats] een dagvaarding tot nietigverklaring van het octrooi in het octrooiregister is ingeschreven. OCN stelt zich op het standpunt dat, gelet op artikel 63, tweede lid, van de ROW 1995, slechts met toestemming van verzoeker aan het verzoek van appellanten tot inschrijving van een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi kan worden voldaan. Nu deze toestemming ontbreekt, kan het verzoek van appellanten volgens OCN niet worden ingewilligd.

2.3. Appellanten bestrijden het oordeel van de rechtbank dat een dagvaarding tot nietigverklaring dient te worden beschouwd als een rechtsvordering het octrooi betreffende als bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de ROW 1995.

2.4. Met de rechtbank wordt overwogen dat geen grond bestaat voor de door appellanten voorgestane beperkte uitleg van het begrip "rechtsvorderingen het octrooi betreffende" in artikel 63, tweede lid, van de ROW 1995. De tekst van deze bepaling is duidelijk. Een dagvaarding tot nietigverklaring van een octrooi is een rechtsvordering het octrooi betreffende. Anders dan de rechtbank, ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding tot beoordeling van hetgeen appellanten hebben aangevoerd met betrekking tot de wijze waarop bedoeld begrip volgens hen dient te worden uitgelegd.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 5718

De kennelijk ingeroepen rechtsregel

Rechtbank Zwolle, 2 oktober 2007, LJN: BC5305, Octrooibureau [A] B.V. tegen Gedaagde.

Geen IE, maar IE-praktijkvonnis. Gedaagde wil eiseres niet betalen voor door eiseres geleverde diensten op gebied van octrooiaanvragen (de werkwijze voor het in het haar vastmaken van een streng en een kapperstoel). Eiseres zou wanprestatie dan wel onrechtmatige daad hebben gepleegd. Rechtbank passeert dit verweer nu gedaagde aan zijn stelling geen rechtsgevolgen heeft verbonden: hij heeft niet gesteld schade te willen verhalen, zich niet op verekening beroepen en ook geen ontbinding ingeroepen en nakoming van ongedaanmakingsverbintenissen verlangd.

De door gedaagde kennelijk ingeroepen rechtsregel dat in geval van wanprestatie of onrechtmatige daad van de wederpartij, diens vorderingen niet (meer) behoeven te worden voldaan, kent het Nederlands recht niet. Niet aannemelijk dat gehanteerd uurtarief ongebruikelijk is. 

Lees het vonnis hier.

IEF 5688

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, HA ZA 07-2409. Hoff tegen Rooijakkers c.s.

Kwekersrecht. “4.2. De onder I en II gevorderde verklaringen voor recht kunnen worden toegewezen. Rooijakkers c.s. betwist niet (langer) dat vermeerdering en of verhandeling van Double Price en/of Double Pleasure inbreuk maakt op het voor Miss Lucy verleende communautaire kwekersrecht en dat dergelijk handelen een onrechtmatige daad oplevert jegens Hoff. (…)”.

Lees het vonnis hier

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, HA ZA 06-3244. Acco Brands USA LLC tegen Noble Enterprise LTD. c.s.

Octrooirecht. Bevoegheidsincident. “4.2. Een op artikel 6, aanhef en onder e Rv gebaseerde bevoegdheid is volgens vaste rechtspraak niet grensoverschrijdend van aard, zodat de rechtbank niet bevoegd is van vorderingen van Acco kennis te nemen voor zover deze zien op andere door het Europees octrooi gedesigneerde landen dan Nederland. (…)”.

Lees het vonnis hier

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, HA ZA 05-3152. Lactona Corporation T/A Lactona USA tegen Diamond White Nederland B.V. c.s.(met dank aan Thomas Berendsen, Banning)

Merkenrecht. “4.7. (…) Zelfs indien het oudere merk LACTONA enkel bescherming zou genieten voor de waren in de klassen 8 en 21, is derhalve vanwege de nauw verwante bestemming van de betrokken waren en het complementaire karakter daarvan, sprake van soortgelijke waren. Dat de mate van soortgelijkheid wellicht beperkt is, is voor de beoordeling van het verwarringsgevaar niet doorslaggevend. Omdat sprake is van identieke tekens en het oudere merk van Lactona een algemeen bekend merk is, volstaat een geringe mate van soortgelijkheid van de waren om verwarringsgevaar te doen ontstaan. Daarvan is in het onderhavige geval dan ook sprake.”

Lees het vonnis hier

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 26 februari 2008, HD103.004.245. Get Nosed B.V. tegen St. Nicholas Music Inc.(met dank aan Anne Marie Verschuur, Nauta Dutilh)

Auteursrecht. “4.9.(…) St. Nicholas baseert haar vorderingen tegen Get Nosed op de stelling dat zij exclusief rechthebbende is met betrekking tot het auteursrecht op de tekst van het liedje ‘Rudolph the red-nosed reindeer’en op de titel ‘Rudolp the red-nosed reindeer’ (punt 1 inl.dagv.). Door Get Nosed is zowel het één als het ander thans in hoger beroep gemotiveerd betwist. De vraag is derhalve aan de orde in hoeverre St. Nicholas tegenover die gemotiveerde betwisting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij auteursrechthebbende is op (de tekst van) het liedje en/of de titel ervan, kortom op ‘Rudolph the red-nosed reindeer’. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft St. Nicholas dit niet voldoende aannemelijk gemaakt.”

Lees het arrest hier

Beschikking Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 26 februari 2008,  EX RK 07-155. Realchemie Nederland B.V. tegen Bayer Cropscience A.G.(met dank aan Marjanka Vermunt, Brinkhof)

Beschikking in een procedure ex artikel 43 EEX-Verordening over de erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland van een Duitse beslissing (ex parte; “einstweilige Verfügung”) ter zake van octrooi-inbreuk.

Lees de beschikking hier

Rechtbank Haarlem, 22 februari 2008, KG ZA 08-39. Datatronix Zegers Holding B.V. tegen S.I.SV.EL. S.P.A.(met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey)

Beslissing op vordering tot opheffing beslag op partij MP3 spelers die onder de beschermingomvang vallen van octrooien op MP3 technologie. “4.10. Zolang niet vast staat of sprake is van inbreuk op de octrooirechten, doordat de goederen zonder licentie zijn vervaardigd, kan – gezien de gerede twijfel daaromtrent – van vrijgeven van de partij MP3 spelers op voorhand geen sprake zijn. (…)”.

Lees het vonnis hier

Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, KG ZA 07-1448. Mennen c.s. tegen W.A. Benecke Beheer B.V. c.s.(met dank aan Hester Overbeek, Van Diepen Van der Kroef)

Octrooirecht, drijfblokken. “4.10. Wat er evenwel verder zij van de goederenrechtelijke en licentieverhoudingen, in dit kort geding is onvoldoende komen vast te staan dat octrooiinbreuk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt door Homan Mylos. Laatstgenoemde heeft erkend dat zij Arhimedes drijfblokken op de Nederlandse markt brengt, maar uitdrukkelijk betwist dat deze vallen onder beschermingsomvang van het octrooi – en zulks bij gebrek aan wetenschap, omdat eisers terzake niet aan hun stelplicht hebben voldaan.”

Lees het vonnis hier

IEF 5655

En nog meer verse rechtspraak...

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/669, Meadwestvaco Packaging Sytems LLC. Tegen A & R Carton B.V.(met dank aan Ricardo Dijkstra, Van Doorne).

Octrooirecht, doos met een aantal blikken. “25. Uit het voorgaande volgt dat in conclusie 1 van het verleende octrooi een in de oorspronkelijke aanvrage als essentieel omschreven kenmerk is weggelaten en dat mitsdien het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de ingediende aanvrage. Het octrooi is daarom nietig (dient vernietigd te worden). Dc door A & R nog gestelde vernietigbaarheid wegens gebrek aan inventiviteit behoeft hierna niet meer behandcld te worden.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/1466, Ranbaxy U.K. Ltd. c.s. tegen Warner-Lambert Company(met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek).

Octrooirecht, ABC farmaoctrooi. “25. Uit het voorgaande vloeit voort dat het onderhavige octrooi EP 0.247.633 B1 terecht als basisoctrooi is ingeroepen, zodat het ABC (ook) voldoet aan het bepaalde van artikel 3, aanhef en onder a, Verordening en derhalve niet nietig is. Dit brengt mee dat in het principale beroep de grieven 1-7 niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. Grief 8 in het principale beroep heeft naast voormelde grieven geen zelfstandige betekenis.”

Lees het arrest hier.

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 21 februari 2008, KG ZA 08-31 Odc/PvV, Sanoma Uitgevers B.V. tegen Wegter Consumenten B.V.(met dank aan Wim Maas, Howrey).

Merkenrecht, “4.3. Niet in geschil is echter dat het woord- en beeldmerk VT Wonen buiten de Benelux niet door Sanoma als merk is geregistreerd, hetgeen tot gevolg heeft dat het Wegter - evenals een ieder ander - in beginsel is toegestaan om het VT Wonen woord- en beeldmerk buiten de Benelux te gebruiken. Daarnaast is niet gebleken dat het Wegter in de op 4 september 2006 gesloten licentieovereenkomst, dan wel in de nadere aanvulling daarop van 21juni 2006, expliciet is verboden om het woord- en beeldmerk VT Wonen buiten de Benelux te gebruiken. Anders dan door Sanoma gesteld, kan evenmin uit artikel 1.2 van de Licentieovereenkomst (impliciet) een dergelijk verbod worden afgeleid. Dat, zoals in artikel 1.2 is vermeld, de licentie uitsluitend betrekking heeft op de Benelux betekent voorshands niet meer dan dat de overeenkomst en de daarin neergelegde afspraken van toepassing zijn in het Benelux gebied. Dit houdt dus geen verbod in voor Wegter het merk VT Wonen buiten de Benelux te gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

HvJ EG, 21 februari 2008, zaak C-328/07, Commissie tegen Luxemburg.

Luxemburg berispt wegen niet-implementeren Handhavingsrichtlijn. “En n’ayant pas pris, dans le délai prescrit, les dispositions législatives, réglementaires et administratives nécessaires pour se conformer à la directive 2004/48/CE du Parlement européen et du Conseil, du 29 avril 2004, relative au respect des droits de propriété intellectuelle, le Grand-Duché de Luxembourg a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu de celle-ci.”

Lees het arrest hier(alleen beschikbaar in het Frans).

Rechtbank Assen, 30 januari 2008, LJN: BC4878, Eiser tegen Gedaagde.

Namaakzaak, maar geen IE-zaak. Niet is bewezen dat schilderijen vals/niet authentiek zijn “2.2.  De rechtbank is van oordeel dat de in deze procedure overgelegde rapporten weliswaar twijfels oproepen over de authenticiteit van de schilderijen. Echter, op basis van die rapporten kan naar het oordeel van de rechtbank niet voor juist worden gehouden dat de schilderijen daadwerkelijk vals/niet authentiek zijn. De rapporten zijn, mede in het licht van het door [gedaagde] gemotiveerd gevoerde verweer, onvoldoende helder en consistent gemotiveerd om die conclusie te kunnen dragen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5653

Bacardi/Anker, Jugiaans/De Jager, Excell / Brakel, Luba/Hannay, X/De Staat

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 07-180, Bacardi and Company Ltd. Tegene Anker Dranker B.V.(met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Drank & uitputting. “4.16 De omstandigheid dat, zoals Anker heeft aangevoerd, aan sommige etiketten op Bacardi-producten niet te zien is dat ze bestemd zijn voor de markt buiten de EER, betekent niet dan Anker hieruit mag concluderen dat Bacardi c.s. toestemming heeft gegeven voor verhandeling binnen de EER. Ook de aanwezigheid van het flessenbak-logo rechtvaardigt, zoals Bacardi c.s. terecht heeft gesteld, niet de conclusie dat Bacardi c.s. toestemming zou hebben verleend voor verhandeling binnen de EER.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Alkmaar, 14 februari 2008, KG ZA 07-411, Holding Jungiaans Instituut B.V. tegen De Jager (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. “4.4. Ten aanzien van het CADT-spel is voldoende aannemelijk dat, zoals De Jager c.s. betoogt, de elementen van het spel zich in beginsel lenen voor afzonderlijke auteursrechtelijke beoordeling. Zo kunnen de kaarten en het bord afzonderlijk van elkaar worden getoetst. Ook kunnen de verschillende onderdelen van het bord zelf van elkaar worden gescheiden, in die zin dat zij afzonderlijk beoordeeld zouden kunnen worden op hun auteursrechtelijke merites. Zo valt niet uit te sluiten dat bijvoorbeeld de afbeeldingen van mensfiguren afzonderlijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen. Dit laatste kan ook gelden voor de layout en de teksten. Omdat elementen van elkaar te scheiden zijn, is niet voldaan aan het vereiste voor het kunnen aannemen van een gemeenschappelijk werk.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-2133, BRS Excell Glass B.V. tegen Portal S.A. & Brakel/Atmos B.V.

Octrooirecht. “4.22. De vakman waar het hier om gaat is een persoon die een ruime ervaring heeft met het beglazen van bouwwerken. Deze persoon is bekend met de noodzaak van het vastzetten van beglazingen in bouwwerken en de wijze waarop dat kan geschieden. Hij begrijpt dat een naar de stand van de techniek koud gebogen glasruit eenvoudig in die gebogen stand kan worden gehouden door toepassing van de onder alle omstandigheden (ook bij vlakke beglazingen) noodzakelijke vasthoudmiddelen en dat het gebogen kozijn het gebogen vlak biedt waarover de ruit kan worden gebogen. De techniek van het koud buigen en vastklemmen van thermisch gehard (niet-gelaagd) glas is de vakman bekend uit EP 468.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, KG ZA 07-1518, Luba Groep B.V. c.s. tegen El Hannay.

“4.12. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het ontbreken van verwarringsgevaar tussen het woordmerk LUBA en het woord/beeldmerk Luba Uitzend Buro enerzijds en het teken Lunajob anderzijds, heeft te gelden dat bij het publiek evenmin verwarring is te duchten tussen de genoemde merkenrechten en de handelsnamen Luba Uitzend Buro BV en Luba Uitzenddiensten BV enerzijds en de handelsnaam Lubajob anderzijds. El Hannay heeft met de handelsnaam Lunajob voldoende afstand genomen van de merkenrechten en de handelsnamen van Luba. De vorderingen van Luba dienen daarom ook in zoverre te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-1310, X. tegen De Staat der Nederlanden (Binnenlandse Zaken)

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. “4.7. Deze auteursrechtelijke claim van X moet falen. Het auteursrecht op de ontwerpen voor de ten processe bedoelde applicaties berust, als gezegd, ingevolge art. 7 Aw bij de Staat als toenmalige werkgever van X. Dat de applicaties grotendeels in vrije tijd en thuis zouden zijn ontwikkeld, zoals X ten slotte nog stelt, maar de Staat betwist, is bovendien – zo al relevant, gelet op de vaststaande (incidentele) opdracht – onvoldoende aannemelijk gemaakt door X. Voor zover nog bewijsbaar na te gaan, is het betreffende werk in ieder geval ook en wel in substantiële mate verricht op de werkplek van X bij CAS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5611

Zilveren procedure

Hoge Raad, 15 februari 2008, C06/021HR, & C06/093, Rockwool International A/S tegen Benfried Techniek, Koop & Saint-Gobain Glass Benelux (met dank aan Howrey LLP).

Twee arresten in wat waarschijnlijk de langstlopende octrooizaak tot op heden is (25 jaar). HR verwerpt het beroep, werkwijze van St Gobain (Isover) valt niet binnen het bereik van het octrooi van Rockwool.

Lees de arresten hier en hier. Inmiddels ook op rechtspraak.nl, met conclusies AG: hier (inbreuk) en hier (nietigverklaring).

IEF 5606

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 februari 2008, HA ZA 07-1689, Merck Sharp & Dohme Manufacturing tegen Ratiopharm Nederland B.V.

“5.2. Ook het betoog van de Generieken dat sprake zou zijn van ontoelaatbare "dubbele octrooiering" faalt. Merck voert terecht aan dat de herroeping van EP 292 terugwerkende kracht heeft, zodat formeel thans geen sprake meer is van het gelijktijdig van kracht zijn van twee octrooien die dezelfde uitvinding onder bescherming stellen. In het vigerende octrooirechtstelsel is het primair een taak van de verlenende instantie, in dit geval het EOB, om te waken tegen dubbele octrooiering. Het gevaar van dubbele octrooiering heeft in het onderhavige geval overigens bepaald bestaan, nu het EOB de vrijwillig afgesplitste aanvraag voor EP 904 ondanks verscheidene third party observations die wezen op verboden dubbele octrooiering in verband met EP 292, desalniettemin in behandeling heeft genomen, onder naar het wil voorkomen rechtens onjuiste verwerping van dit bezwaar.

Lees hier meer.

HvJ EG, 14 februari 2008, C-244/06, Dynamic Medien Vertriebs GmbH tegen Avides Media AG

“Artikel 28 EG verzet zich niet tegen een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, houdende een verbod op de verkoop en de overdracht per postorder van beelddragers die niet door een hoogste autoriteit van het Land of een nationale instantie voor zelfregulering zijn gekeurd en geclassificeerd met het oog op de bescherming van de minderjarigen en waarop geen van deze autoriteit of instantie afkomstige vermelding is aangebracht van de leeftijd vanaf welke de beelddragers kunnen worden bekeken, tenzij blijkt dat de bij de betrokken regeling vastgestelde procedure voor keuring en classificatie van en het aanbrengen van een vermelding op beelddragers niet gemakkelijk toegankelijk is of niet binnen een redelijke termijn kan worden afgesloten, dan wel dat tegen het besluit tot weigering niet in rechte kan worden opgekomen.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 14 februari 2008, zaak T-189/05, Usinor SA tegen OHIM/Corus UK Ltd.

Oppositie nationaal woordmerk GALVALLIA tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage GALVALLOY.

“71. In the present case, since the goods in question are identical and there are significant visual, phonetic and conceptual similarities between the marks at issue, it cannot be ruled out that even an attentive public, such as the relevant public in this case, could be led to believe that the goods in question come from the same undertaking or economically-linked undertakings, despite the limited distinctiveness of the earlier mark. That is particularly so as the mark applied for contains an element, ‘alloy’, which is even less distinctive than the element that is common to the marks at issue, ‘galva’; the market is oligopolistic; and the mark applied for may appear to be a simple translation of the earlier mark.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar). 

GVEA, 14 februari 2008, zaak T-378/04, Orsay GmbH tegen OHIM / José Jiménez Arellano.

Oppositie ouder woord/beeldmerk D’ORSAY tegen Gemeenschapswoord/beeldmerkaanvrage Orsay.

“45. Die Beschwerdekammer hat daher zu Recht das Bestehen von Verwechslungsgefahr bejaht und folglich dem Widerspruch gegen die Eintragung der Wortbildmarke „Orsay“ für die Waren „Bekleidungsstücke; Stiefel, Schuhe und Hausschuhe; Kopfbedeckungen“ der Klasse 25 unter Bestätigung der Widerspruchsentscheidung stattgegeben.”

Lees het arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar).

GVEA, 14 februari 2008, zaak T-39/04, Orsay GmbH tegen OHIM / José Jiménez Arellano, SA.

Oppositie ouder woord/beeldmerk D’ORSAY tegen Gemeenschapswoord/beeldmerkaanvrage ‘O Orsay’

“55. Die Beschwerdekammer hat daher zu Recht das Bestehen von Verwechslungsgefahr bejaht und folglich dem Widerspruch gegen die Eintragung der Wortbildmarke „O orsay“ für die Waren „Bekleidungsstücke; Stiefel, Schuhe und Hausschuhe; Kopfbedeckungen“ der Klasse 25 unter Bestätigung der Widerspruchsentscheidung stattgegeben.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).

GVEA, 14 februari 2008, T-146/06, Sanofi-Aventis SA tegen OHIM / GD Searle LLC.

Oppositie ouder nationaal woordmerk URION tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage ATURION.

“73.  Dans ces conditions, et eu égard aux circonstances de l’espèce, il y a lieu de considérer que, selon une appréciation globale, il n’existe pas de risque que le public pertinent soit amené à croire que les produits revêtus de la marque verbale ATURION proviennent de l’entreprise titulaire de la marque verbale antérieure URION ou d’une entreprise économiquement liée à cette dernière. C’est donc à bon droit que la chambre de recours a conclu à l’absence de risque de confusion entre ces marques, au sens de l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 40/94.”

Lees het arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar). 

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 31 januari 2008, rolnr. 06/971, Holierhoek tegen Rob Hauwer Film & TV Producties B.V. c.s. (met dank aan  Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

“Ook indien rekening wordt gehouden met de in de latere arresten van toepassing geachte Haviltex-maatstaf is het naar het oordeel van het hof de bedoeling van partijen geweest dat Holierhoek zich heeft verbonden alle rechten over te dragen betreffende alle tegenwoordige en toekomstige (exploitatie)vormen, systemen van de cinematografie, hun toepassingsmogelijkheden, met inbegrip van het recht van overbrenging of uitzending per draad, door radio en televisie, de vergunning tot publieke ontvangst en het recht van overbrenging/exploitatie op videocassette/beeldplaten en heeft hij deze rechten overgedragen, waarbij wordt opgemerkt dat de term ‘etc’ klaarblijkelijk ziet op beeld/geluiddragers die door de voortgeschreden technische ontwikkeling in de plaats van de videocassette komen.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 ebruari 2008, KG C0700233/RO, Driessen tegen Europochette(met dank aan Diederik Stols Diederik Stols, DLA Piper).

“4.7. Driessen heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de uiterlijke kenmerken van de Europochette uitsluitend door de technische functie worden bepaald. Ook dat standpunt verwerpt het hof. Reeds uit het enkele feit dat - zoals uit de producties van Driessen blijkt - er andere bestekhouders, dan die waarvoor Europochette haar modelrecht verkreeg, op de markt zijn die voor hetzelfde gebruik geschikt zijn, doch een andere vorm hebben, volgt dat de vormgeving van de bestekhouder van Europochette niet noodzakelijk is voor het bereiken van het technische effect (het op gemakkelijke, snelle en smaakvolle wij ze presenteren van bestek, al dan niet tezamen met een servet). Blijkens die producties zijn vele variaties en mogelijkheden denkbaar, zoals een ander maatvoering, andere lengte/breedteverhouding, gesloten modellen (waarin het bestek geheel verdwijnt) of juist geopende (waarbij het bestek uitsteekt), de wij ze waarop het voor- of onderblad zijn afgesneden en het al dan niet omvouwbaar maken van het onderblad. Het valt dan ook niet in te zien dat het slaapzakmodel met een recht afgesneden voorblad, waarop Europochette het modelrecht houdt, noodzakelijk is voor het verkrijgen van bovenomschreven technisch effect en dat het model op die grond geen bescherming zou genieten.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Utrecht, 13 februari 2008, KG ZA 07-1271, Verbond van Verzekeraars c.s. tegen Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn(Met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

“4.26. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de Verzekeraars onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het publiek aan de confrontatie met de naam ‘PGGM’een onjuist indruk op het gebied van de aard, het karakter, de betekenis of de voortbrengselen van de onderneming zal overhouden en daardoor zal worden misleid.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5493

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 29 november 2007, LJN: BC2996, Goossens Meubelen B.V. tegen Montis Desing B.V.

Stoelen. Verval auteursrecht bij verstrijken geldigheidsduur van de inschrijving van het modeldepot. Artikel 21 lid 3 BTMW (oud) ook van toepassing wanneer het model niet aan de nieuwheidseis voldeed doch geen nietigverklaring op die grond was gevorderd en in rechte was uitgesproken (oud recht).

Lees het arrest hier.

Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2007, LJN: BC3113, De Staat der Nederlanden tegen Gedaagden.

Reisbureau Rita. Vordering van een verbod spandoeken te verwijderen totdat er een definitieve strafrechtelijke veroordeling is. In de gegeven omstandigheden geen ruimte voor een inbeslagname van de poster op de voet van artikel 96 Sv. Toetsing aan artikel 10 EVRM.

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 31 januari 2008, C-32/07, Europese Commissie tegen Koninkrijk Spanje.(Geen Nederlandse versie beschikbaar).

Het Koninkrijk Spanje is, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

Lees het arrest hier.

GvEA, 30 januari 2008, zaak T-128/06, Japan Tobacco, Inc tegen OHIM /  Torrefacção Camelo Lda.(Geen Nederlandseversie beschikbaar).

Oppositieprocedure op basis van nationale woord- en beeldmerken „CAMEL” , voor sigaretten,  tegen aanvrage Gemeenschapsmerk bestaande uit beeldelementen (kameel, piramiden, palmbomen) en de naam CAFÉ TORREFACTO CAMPO MAIOR CAMELO CAFÉ ESPECIAL PURO Torrefacção Camelo Lda CAMPO MAIOR-PORTUGAL, voor koffie. Oppositie afgewezen.

“C’est donc à bon droit que la chambre de recours a considéré dans la décision attaquée que la requérante n’avait pas démontré que l’enregistrement de la marque demandée était susceptible de permettre à l’intervenante de tirer indûment profit du caractère distinctif et de la renommée de la marque antérieure.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 31 januari 2008, zaak T-95/06, Federación de Cooperativas Agrarias de la Comunidad Valenciana tegen Communautair Bureau voor plantenrassen (CBPR)

Kwekersrecht. “In de eerste plaats zij opgemerkt dat de Spaanse en de Italiaanse taalversie van artikel 68 van de basisverordening bepalen dat wie „directa y personalmente” respectievelijk „direttamente e personalmente” wordt geraakt, beroep kan instellen. De Engelse, de Duitse, de Portugese, de Deense, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Zweedse en de Griekse taalversie stemmen echter overeen met de Franse taalversie, waarin de woorden „directement et individuellement” worden gebruikt. Het vereiste van een eenvormige uitlegging van de gemeenschapsverordeningen brengt met zich mee dat zij in geval van twijfel worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere officiële talen.”

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 31 januari 2008,  Conclusie Advocaat-Generaal P. Mengozzi in zaak C-533/06, O2 Holdings Limited & O2 (UK) Limited tegen Hutchison 3G UK Limited.

“67.      Gelet op een en ander, geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Court of Appeal (England and Wales) te beantwoorden als volgt:

„1)      Het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ingeschreven merk van een concurrent, in het kader van reclame waarin de kenmerken van de door deze concurrent onder dit merk aangeboden waren of diensten worden vergeleken met die van de door de adverteerder aangeboden waren of diensten, wordt uitputtend geregeld door artikel 3 bis van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, en valt niet binnen de werkingssfeer van artikel 5, lid 1, sub a of b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten.

2)      Artikel 3 bis van richtlijn 84/450 dient niet aldus te worden uitgelegd dat het gebruik in vergelijkende reclame van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ingeschreven merk van een concurrent, enkel is toegestaan wanneer dit gebruik noodzakelijk is ter aanduiding van de concurrent of van zijn waren of diensten.”

Lees de conclusie hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 januari 2008, KG ZA 07-1450, Les Laboratoires Servier S.A. tegen Katwijk Farma B.V.

Octrooirecht. “In het licht van de universal seeding hypothese en de theorie van de verdwijnende polymorf (is eenmaal de meest stabiele polymorf gesyn-thetiseerd, dan kan het verschijnsel optreden dat het zelfs niet eens meer mogelijk is om de thermodynamisch minder stabiele polymorfen te synthetiseren) is voorshands onwaarschijn lijk te achten dat niet alle perindopril erbuminezoutkristallen deze stabielste polymorf zijn geweest.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Leeuwarden, 23 januari 2008, KG ZA 07-397. Nederlandse Hartstichting tegen Bumblebeecards B.V.(met dank aan Koen de Bont, Houthoff Buruma). 

“Anderzijds wettigen de meldingen wel het vermoeden dat Bumblebee niet, zoals zij stelt, na 5 februari 2007 geen verkoopactiviteiten met de wenskaarten van het Kinderhartenfonds meer heeft ondernomen, te meer daar de laatste partij wenskaarten de niet geringe omvang had van 31 260 pakjes en Bumblebee geen inzicht heeft gegeven in de distributie van deze kaarten Gevoegd bij de door Bumblebee toegegeven merkinbreuk door het gebruik van de merken van de Hartstichting op haar website, rechtvaardigt dit vermoeden naar het oordeel van de voorzieningenrechter het hierna in het dictum te vermelden verbod op verdere merkinbreuken door Bumblebee.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5489

De afgifte van een ABC

Rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, derde afdeling, meervoudige kamer, 22 oktober 2007, AWB 06/6520, AHP Manufacturing B.V. tegen Octrooicentrum Nederland

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bestuursrechtzaak over de afgifte van een ABC. Rechtbank stelt prejudiciële vragen aan het HvJ. Meerdere basisoctrooien voor een geneesmiddel: moeten de ABC’s gelijktijdig worden aangevraagd?

AHP heeft bij het Octrooicentrum een aanvraag ingediend voor afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat voor het geneesmiddel Enbrel. Het Octrooicentrum heeft deze afgifte geweigerd op grond van een puur tekstuele uitleg van artikel 3 aanhef en onder c van Vo. 1768/96. Kort gezegd moest volgens het Octrooicentrum de aanvrage worden afgewezen, omdat er op het moment van indiening van de aanvraag door AHP al drie certificaten voor het geneesmiddel waren verleend.

Volgens het Octrooicentrum maakt het geen verschil dat deze drie certificaten ten behoeve van drie andere octrooihouders en met betrekking tot andere basisoctrooien zijn verleend. AHP is van mening dat deze strikt tekstuele uitleg in strijd is met de leer van het arrest van het HvJEG in de Biogen-zaak, waaruit blijkt dat er geen voorkeursbehandeling mag zijn tussen octrooihouders. AHP is derhalve tegen het besluit van het Octrooicentrum in beroep gekomen bij de rechtbank Den Haag, sector bestuursrecht.

De rechtbank geeft duidelijk de voorkeur aan de doelmatige uitleg van AHP welke in lijn is met het Biogen-arrest, maar ziet desalniettemin reden om de volgende prejudiciële vragen te stellen met betrekking tot het vereiste van artikel 3 aanhef en onder c van Vo. 1768/92.

1- Verzet artikel 3 aanhef onder c van Vo. 1768/92 zich ertegen dat een certificaat wordt verleend aan de houder van een basisoctrooi voor een product waarvoor op het moment van indiening van de aanvraag voor het certificaat reeds één of meer certificaten zijn verleend aan één of meer houders van één of meer andere basisoctrooien? 

2- Leidt Vo. 1610/96, meer specifiek overweging 17 en artikel 3 lid 2 tweede volzin daarvan, tot een ander antwoord op vraag 1?

3- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang of de laatst ingediende aanvraag, net als de eerdere aanvraag of aanvragen, binnen de termijn van artikel 7 lid 1 van Vo. 1768/92, dan wel binnen de termijn van artikel 7 lid 2 van Vo. 1768/92 is ingediend?

4- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang of de bij de verlening van een certificaat geboden beschermingsduur op hetzelfde moment dan wel op een later tijdstip afloopt dan op grond van één of meer reeds voor het betreffende product verleende certificaten het geval is?

5- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang dat in Vo. 1768/92 niet is bepaald op welke termijn de bevoegde autoriteit de aanvraag voor een certificaat in behandeling moet nemen en uiteindelijk verlenen, waardoor een verschil in behandelingssnelheid van de betreffende autoriteiten in de Lidstaten tot onderlinge verschillen kan leiden in de mogelijkheid tot verlening van een certificaat?

Lees het vonnis hier.

IEF 5479

Niet rechtsreeks en ondubbelzinnig

Rechtbank. 's-Gravenhage, 16 januari 2008 HA ZA 07-1473, Wobben tegen Vestas Wind Systems A/S, Vestas Benelux B.V. en Vestas Offshore Applications B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Versnelde bodemprocedure. Octrooizaak. Octrooien worden vernietigd vanwege het ontbreken van nieuwheid en toegevoegde materie.

Zowel Wobben als Vestas zijn actief in de windenergiesector. Wobben is houder van twee Europese octrooien met betrekking tot een windenergie-inrichting en een werkwijze voor het bedienen van een windenergie-inrichting.

Wobben beschuldigt Vestas van inbreuk op genoemde octrooien. Vestas stelt dat zij geen inbreuk pleegt en stelt bovendien dat de octrooien vernietigd moeten worden omdat die octrooien niet nieuw zijn, niet inventief zijn, niet nawerkbaar zijn en toegevoegde materie bevatten.

De rechtbank wijst de vorderingen van Wobben af omdat de octrooien die Wobben in conventie ten grondslag legt aan zijn vorderingen worden vernietigd.

De rechtbank oordeelt dat als niet, althans onvoldoende weersproken vaststaat dat alle maatregelen uit de conclusies 1 en 8 van EP 691, en de conclusies 3, 4, 5 en 9 voor zover die afhankelijk zijn van conclusies 1 en 8, bekend zijn uit een presentatie van Wobben op een DEWEK conferentie in 1996 en uit een artikel van M. Daubner in een uitgave Wind-Kraft Journal van maart/april 1996. EP 691 voldoet volgens de rechtbank derhalve in zoverre niet aan het nieuwheidsvereiste en komt voor vernietiging in aanmerking.

Voorts overweegt de rechtbank dat Vestas terecht heeft aangevoerd dat de vakman de maatregel dat – samengevat – het door de windturbine aan het net afgegeven vermogen wordt gereduceerd na het onderschrijden van een specifieke waarde van de netspanning, die voorkomt in conclusies 2 en 8 van EP 691, niet rechtsreeks en ondubbelzinnig kan afleiden uit de aanvrage zoals die oorspronkelijk is ingediend, en dat dit aspect van het onderwerp van het octrooi derhalve in strijd met art. 123 lid 2 EOV en artikel 75 lid 1 sub c ROW niet wordt gedekt door de inhoud van die aanvrage. Aangezien de conclusies 3, 4, 5 en 9 (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van conclusies 2 en 8, geldt hetzelfde voor het onderwerp van die conclusies.

Dezelfde conclusie wordt door de rechtbank getrokken ten aanzien van een maatregel die voorkomt in conclusie 1 en 3 van EP 564 en conclusie 6 van EP 691. Ook die maatregel wordt volgens de rechtbank niet genoemd in de tekst van de conclusies en de beschrijving van de oorspronkelijke aanvrage en staat op gespannen voet met de wel daarin opgenomen leer. Hetzelfde geldt voor het onderwerp van conclusie 2 van EP 564 en conclusie 3, 4, 5 en 7 van EP 691, die (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van conclusies 1 en 3 van EP 564, respectievelijk conclusie 7 van EP 691.

De rechtbank concludeert dan ook tot vernietiging van de octrooien. Wobben heeft niet gesteld dat in gewijzigde vorm de octrooien wel in stand gelaten hadden kunnen worden en voor zover hij dat wel heeft bedoeld te stellen, had het op zijn weg gelegen om gewijzigde conclusies te formuleren, hetgeen hij heeft nagelaten.

Partijen zijn onderling overeengekomen dat de proceskosten op EUR 175.000,- zullen worden bepaald. Wobben wordt dan ook in deze proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.