Octrooirecht  

IEF 5170

De minimis in het octrooirecht

mdo.gifVoorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage 26 november 2007, Moule d’Or tegen Krijn Verwijs, zaaknummer / rolnummer: 297004 / KG ZA 07-1239 en 296023 / HA RK 07-1087

Gezamenlijke behandeling van een kort geding op grond van octrooi-inbreuk, aanhangig gemaakt door Moule d’Or, en een verzoek tot voorlopige plaatsopneming ex artikel 202 Rv ingediend door Krijn Verwijs. Interessante overwegingen over ‘de minimus’ gebruik van de geoctrooieerde werkwijze, waardoor volgens de voorzieningenrechter van inbreuk (toch) geen sprake is. 

De zaak heeft betrekking op een Nederlands octrooi van Moule d’Or dat ziet op een werkwijze waarbij mosselen gedurende enige tijd in schoon koud zeewater worden gebracht. Moule d’Or stelt dat Krijn Verwijs deze werkwijze toepast. Krijn Verwijs betwist dat van inbreuk sprake is en tracht dit onder meer aan te tonen door een verzoek om voorlopige plaatsopneming van de fabriek van Krijn Verwijs.

In het kader van de inbreuk is aan de orde of in de werkwijze van Krijn Verwijs wordt voldaan aan het kenmerk volgens het octrooi, dat de mosselen na het reinigen, scheiden en/of sorteren, gedurende ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater worden gebracht.

Volgens de voorzieningenrechter is aan deze maatregel in de werkwijze van Krijn Verwijs niet voldaan. Onder ‘enige tijd’ in de zin van het octrooi dient volgens de voorzieningenrechter te worden verstaan een verblijftijd in een bak met schoon koud zeewater van enkele uren. Voor zover het octrooischrift hierover onduidelijkheid is, komt dit voor risico van de octrooihouder. Aan dit ‘enige tijd’ criterium is ‘bij normaal bedrijf’ van de productielijn van Krijn Verwijs niet voldaan, omdat de hoofdsorteringen van de mosselen gemiddeld niet langer dan circa 12 minuten in schoon koud zeewater verblijven. Dat de minder courante sorteringen als regel een aanzienlijk langere verblijftijd hebben, en dat daarbij dus – ook volgens de voorzieningenrechter! - wél de geoctrooieerde werkwijze wordt toegepast, doet niet af aan de conclusie dat Krijn Verwijs geen inbreuk maakt.

Op de stelling van Moule d’Or dat ook ‘een beetje’ inbreuk toewijzing van de door haar gevraagde voorzieningen rechtvaardigt, overweegt de voorzieningenrechter (r.o. 4.13):

“4.13 De vakman die van het octrooi kennis neemt zal evenwel begrijpen dat toepassing van de geoctrooieerde werkwijze alleen het door het octrooi beoogde voordeel oplevert indien de gehele stroom in de productielijn wordt verwerkt met toepassing van de werkwijze. De werkwijze kan niet ‘een beetje’ worden toegepast op een deel van de productie. Het octrooi beoogt immers een werkwijze te bieden die voert tot mosselen met een langere levensduur op het traject naar de eindgebruiker. Volgens de uitvinding wordt die langere levensduur bereikt door de mosselen ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater te laten recupereren. Het is duidelijk dat alle mosselen in de verpakkingseenheid daartoe de gelegenheid moeten hebben gehad. (…)

“4.15 Dat het in haar inrichting principieel mogelijk is de werkwijze van het octrooi toe te passen, is onvoldoende voor de conclusie dat de geoctrooieerde werkwijze ook is toegepast. (…)”

Derhalve worden de inbreukvorderingen van Moule d’Or afgewezen. Het verzoek om voorlopige plaatsopneming van Krijn Verwijs wordt ook afgewezen, omdat de plaatsopneming volgens de voorzieningenrechter niet het geschikte middel is om vast te stellen dat van inbreuk geen sprake is.

Moule d’Or wordt veroordeeld in de (volledige) proceskosten in kort geding. Krijn Verwijs wordt veroordeeld in de proceskosten in de verzoekschriftprocedure. De voorzieningenrechter gaat er daarbij vanuit dat de kosten van partijen in verband met het verzoek tot voorlopige plaatsopneming slechts een fractie (5%) bedragen van de totale proceskosten. Krijn Verwijs wordt daarom veroordeeld tot betaling van 5% van de proceskosten van Moule d’Or in de verzoekschriftprocedure, terwijl om dezelfde reden op de door Moule d’Or te vergoeden proceskosten van Krijn Verwijs een kleine aftrek wordt toegepast.

Lees het vonnis hier. Over hetzelfde octrooi heeft tussen partijen eerder een kort geding plaatsgevonden. Lees dat vonnis hier.

IEF 5168

De minimis in het octrooirecht

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage 26 november 2007, Moule d’Or tegen Krijn Verwijs, zaaknummer / rolnummer: 297004 / KG ZA 07-1239 en 296023 / HA RK 07-1087

Gezamenlijke behandeling van een kort geding op grond van octrooi-inbreuk, aanhangig gemaakt door Moule d’Or, en een verzoek tot voorlopige plaatsopneming ex artikel 202 Rv ingediend door Krijn Verwijs. Interessante overwegingen over ‘de minimus’ gebruik van de geoctrooieerde werkwijze, waardoor volgens de voorzieningenrechter van inbreuk (toch) geen sprake is. 

De zaak heeft betrekking op een Nederlands octrooi van Moule d’Or dat ziet op een werkwijze waarbij mosselen gedurende enige tijd in schoon koud zeewater worden gebracht. Moule d’Or stelt dat Krijn Verwijs deze werkwijze toepast. Krijn Verwijs betwist dat van inbreuk sprake is en tracht dit onder meer aan te tonen door een verzoek om voorlopige plaatsopneming van de fabriek van Krijn Verwijs.

In het kader van de inbreuk is aan de orde of in de werkwijze van Krijn Verwijs wordt voldaan aan het kenmerk volgens het octrooi, dat de mosselen na het reinigen, scheiden en/of sorteren, gedurende ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater worden gebracht.

Volgens de voorzieningenrechter is aan deze maatregel in de werkwijze van Krijn Verwijs niet voldaan. Onder ‘enige tijd’ in de zin van het octrooi dient volgens de voorzieningenrechter te worden verstaan een verblijftijd in een bak met schoon koud zeewater van enkele uren. Voor zover het octrooischrift hierover onduidelijkheid is, komt dit voor risico van de octrooihouder. Aan dit ‘enige tijd’ criterium is ‘bij normaal bedrijf’ van de productielijn van Krijn Verwijs niet voldaan, omdat de hoofdsorteringen van de mosselen gemiddeld niet langer dan circa 12 minuten in schoon koud zeewater verblijven. Dat de minder courante sorteringen als regel een aanzienlijk langere verblijftijd hebben, en dat daarbij dus – ook volgens de voorzieningenrechter! - wél de geoctrooieerde werkwijze wordt toegepast, doet niet af aan de conclusie dat Krijn Verwijs geen inbreuk maakt.

Op de stelling van Moule d’Or dat ook ‘een beetje’ inbreuk toewijzing van de door haar gevraagde voorzieningen rechtvaardigt, overweegt de voorzieningenrechter (r.o. 4.13):

4.13 De vakman die van het octrooi kennis neemt zal evenwel begrijpen dat toepassing van de geoctrooieerde werkwijze alleen het door het octrooi beoogde voordeel oplevert indien de gehele stroom in de productielijn wordt verwerkt met toepassing van de werkwijze. De werkwijze kan niet ‘een beetje’ worden toegepast op een deel van de productie. Het octrooi beoogt immers een werkwijze te bieden die voert tot mosselen met een langere levensduur op het traject naar de eindgebruiker. Volgens de uitvinding wordt die langere levensduur bereikt door de mosselen ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater te laten recupereren. Het is duidelijk dat alle mosselen in de verpakkingseenheid daartoe de gelegenheid moeten hebben gehad. (…)
 
“4.15 Dat het in haar inrichting principieel mogelijk is de werkwijze van het octrooi toe te passen, is onvoldoende voor de conclusie dat de geoctrooieerde werkwijze ook is toegepast. (…)”

Derhalve worden de inbreukvorderingen van Moule d’Or afgewezen. Het verzoek om voorlopige plaatsopneming van Krijn Verwijs wordt ook afgewezen, omdat de plaatsopneming volgens de voorzieningenrechter niet het geschikte middel is om vast te stellen dat van inbreuk geen sprake is.

Moule d’Or wordt veroordeeld in de (volledige) proceskosten in kort geding. Krijn Verwijs wordt veroordeeld in de proceskosten in de verzoekschriftprocedure. De voorzieningenrechter gaat er daarbij vanuit dat de kosten van partijen in verband met het verzoek tot voorlopige plaatsopneming slechts een fractie (5%) bedragen van de totale proceskosten. Krijn Verwijs wordt daarom veroordeeld tot betaling van 5% van de proceskosten van Moule d’Or in de verzoekschriftprocedure, terwijl om dezelfde reden op de door Moule d’Or te vergoeden proceskosten van Krijn Verwijs een kleine aftrek wordt toegepast.

Lees het vonnis hier. Over hetzelfde octrooi heeft tussen partijen eerder een kort geding plaatsgevonden. Lees daarover hier meer.

IEF 5166

Een andere oplossing

RWS.gifWebsite OCN: Convenant.Rijkswaterstaat: nieuwe werkwijze intellectueel eigendom. (…) "Een aannemer die iets nieuws ontdekt tijdens een werk voor Rijkswaterstaat, was voorheen in veel gevallen het intellectueel eigendom kwijt. Als Rijkswaterstaat eisten we vaak het octrooi op, om in de onderhoudsfase niet gebonden te zijn aan één partij. Een logische gedachte, maar het stimuleert de markt niet om vernieuwend bezig te zijn. Daarom hebben we een andere oplossing gevonden." (…) "Stel dat een aannemer een interessante vinding doet tijdens een werk voor Rijkswaterstaat. Dan ´kopen´ we tegen een redelijke vergoeding een licentie voor die vinding, waardoor we de nieuwe techniek of het product mogen toepassen voor het desbetreffende werk of gebied. De aannemer is vervolgens vrij om de vinding ook elders aan te bieden. Zo voorkomen we dat we de hoofdprijs betalen bij het aanleggen en onderhouden van een project."

Zelfde bericht: “Op 1 november j.l. heeft ook CROW, het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte een convenant Intellectueel Eigendom ondertekend, dat het respect voor elkaars vertrouwelijke ideeën, kennis en octrooien bevordert.”

Lees hier meer.

IEF 5161

Octrooibox

Kamerstuk 31206, nr. 15, 2e Kamer, Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008); Tweede nota van wijziging.

“In het wetgevingsoverleg van 16 november 2007 heb ik mijn enthousiasme uitgesproken over het amendement van de leden Jules Kortenhorst en Tang over het uitbreiden van de octrooibox met immateriële activa waarvoor geen octrooi is verleend maar die wel zijn voortgekomen uit een S&O-project.2 Deze uitbreiding bevordert succesvolle innovatie en past dus binnen de doelstelling van de octrooibox. De onderhavige wijziging strekt ertoe het voorstel van de indieners over te nemen.”

Lees de nota van wijziging hier.

IEF 5158

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA, 27 November 2007, zaak T-434/05, Gateway, Inc tegen OHIM / Fujitsu Siemens Computers GmbH(Geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure op grond van oudere Gemeenschapswoord- en beeldmerken Gateway and GATEWAY tegen Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk ACTIVY Media Gateway.

“48. In the present case, the Court finds that both the element ‘media gateway’ and the element ‘gateway’ in the trade mark applied for directly evoke, in the mind of the relevant consumer, the concepts of a media gateway and a gateway, which are commonly used in the computing sector. Those elements of the trade mark applied for are therefore highly descriptive of the goods and services covered by that trade mark. By contrast, since the first element of that mark, ‘activy’, is devoid of any conceptual meaning in the mind of the relevant consumer, the Board of Appeal was lawfully able to consider that it constitutes the dominant element and to conclude that there is no conceptual similarity between the conflicting signs.”

Lees het arrest hier.

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 26 november 2007, KG ZA 07-1239 en HA RK 07-1087, Moule d’or B.V. tegen Krijn Verwijs Yerseke B.V. c.s. en vice versa.

Vonnis, tevens beslissing op verzoek. “Aannemelijk is dat de meerderheid van de minder courante sorteringen wel wordt verwerkt volgens de geoctrooieerde werkwijze. Voor alle sorteringen geldt evenwel dat een gedeelte hoe dan ook niet volgens de geoctrooieerde werkwijze wordt verwerkt. Moule d’Or neemt het standpunt in dat dit op zijn minst ‘een beetje’ inbreuk indiceert en dat ook ‘een beetje’ inbreuk toewijzing van de door haar gevraagde voorzieningen rechtvaardigt. De vakman die van het octrooi kennis neemt zal evenwel begrijpen dat toepassing van de geoctrooieerde werkwijze alleen het door het octrooi beoogde voordeel oplevert indien de gehele stroom in de productielijn wordt verwerkt met toepassing van die werkwijze.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 23 november 2007, KG ZA 07-1219, Granuband B.V. tegen Granuflex Ipari Es Kereskedelmi Kft.

Gemeenschapsmerk Granuflex. 6.2. “De vraag waar het hier om gaat is volgens Granuband of de in 2003 en 2004 afgegeven voorlopige voorzieningen nog van kracht zijn. Granuband meent van wel en Granuflex meent van niet. Bij positieve beantwoording heeft Granuband nog steeds een voor tenuitvoerlegging beschikbare executoriale titel, die ook voorzien is van een Vollstreckungsklausel in Duitsland. Granuband meent om twee redenen dat de voorlopige voorzieningen nog van kracht zijn.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5125

Stormbestendig

snz.gifHet AD bericht: “Paraplugroothandel Impliva uit Mijdrecht haalde vrijdag in de rechtszaal alles uit de kast om aan te tonen dat de stormbestendige paraplu, die het Delftse bedrijf Senz Umbrellas vorig jaar op de markt bracht, helemaal niet nieuw en innovatief is. Drie oud-TU-studenten brachten het asymmetrische model vorig jaar op de markt. Ze kregen de exclusieve rechten voor het ontwerp en de paraplu werd wereldberoemd. Onterecht, zo stelde Impliva vrijdag in het kort geding dat zij aangespannen. (…)  Senz heeft volgens Impliva gewoon een oud idee opgepakt en een modernere versie gemaakt.(…)  Volgens Senz roepen de twee paraplu’s verwarring op bij de consument.

(…) De rechter liet doorschemeren dat hij de Implivaparaplu niet direct als een inbreuk op het Senzmodel beschouwt. Hij wil dat de twee partijen om de tafel gaan. (…) Als Impliva en Senz er niet uitkomen volgt het vonnis op 14 december.”

Lees hier meer.

IEF 5124

This particular issue

"The World Health Organization, which has intensively debated intellectual property rights issues in recent years, has restructured its management of the issues, elevating IP to the director general’s office. “[The restructuring] shows the importance that the director general is giving to this particular issue, and reinforces what WHO is already doing in advising countries on IPR issues based on the existing mandate,” said a WHO official. The official added that intellectual property and innovation issues are now going to be “one single body” dealing with the issue, concentrated in the director general’s office."

Lees hier meer (IP Watch). 

IEF 5119

Octrooiborrel met speed dating

"Octrooicentrum Nederland organiseert in samenwerking met VNO-NCW, MKB Nederland, de Vereniging Samenwerking Nederlandse Universiteiten (VSNU), het ministerie van Economische Zaken en SenterNovem op donderdag 22 november 2007 de Octrooiborrel.

Tijdens deze eerste Octrooiborrel staan de do's en don'ts op het gebied van intellectuele eigendomsrechten bij samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen centraal. U krijgt antwoord op uw vragen rond samenwerking en meer in het bijzonder over de afspraken die gemaakt kunnen worden over het delen, beschermen en exploiteren van de ontwikkelde kennis."

Lees hier meer (speed dating om 17.00 uur) .

IEF 5087

Op geen enkele wijze steekhoudend onderbouwd

cclip.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-216, Exodus Holding B.V. tegen Joyincare B.V.

Equivalente inbreuk op een niet nietig geacht octrooi, waarvan de geldigheid formeel niet is vastgesteld. Verwijzing naar recente zaak HR Lely/DeLaval (wezen).

Exodus is houdster van Nederlands octrooi NL-1.022.487 voor een hijsinrichting voor personen. Conclusie 18 van het (door akte van afstand gewijzigde) octrooi  ziet op een bevestigingsinrichting voor een hijsband met een plaatvormig deel en een sluitelement. Joyincare brengt in Nederland veiligheidsclips bestemd voor hijsinrichtingen op de
markt onder de naam ‘Careclip’. Hiermee maakt Joyincare equivalente inbreuk op conclusie 18.

Joyincare vordert nietigheid van het octrooi wegens gebruik aan nieuwheid, inventiviteit en voldoende duidelijkheid. Deze vordering is onder voorwaarde dat haar niet-inbreukverweer niet slaagt. Desondanks begint de rechtbank met het nietigheidsverweer, omdat inbreuk op een nietig octrooi niet mogelijk is. De slotsom hiervan is dat de nietigheidsverweren niet slagen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat conclusies 18 geldig is te achten.

De formele vraag of het octrooi nietig is beantwoordt de rechtbank niet, omdat Joyincare verzuimd heeft een advies aan het Octrooicentrum Nederland te vragen inzake de geldigheid van het octrooi. Artikel 76(1) ROW 1995 bepaalt dat de eiser niet ontvankelijk is, als dit advies niet bij conclusie van eis in het geding wordt gebracht. Deze bepaling geldt ook ingeval een gedaagde bij wege van reconventie een nietigheidseis instelt.

Volgens Joyincare ontbeert het octrooi nieuwheid in het licht van een octrooi dat betrekking heeft op een "Belt holder for portable phones". De rechtbank meent echter dat het sluitelement van de betreffende "belt clip" afwijkt van de definitie uit het octrooi. Daarnaast is deze belt clip niet geschikt voor een bevestigingsinrichting in gebruik met een hijsinrichting voor invalide personen.

Het inventiviteitsverweer wordt verworpen, omdat het beweerdelijke gebrek aan uitvindingshoogte op geen enkele wijze steekhoudend is onderbouwd. Ook de stelling dat het octrooi niet nawerkbaar is, wordt verworpen. Joyincare voert aan dat één van de elementen uit de octrooiconclusie, een "verbindingsgedeelte", niet beschreven wordt en niet met een referentiecijfer aangeduid wordt in de figuren. De rechtbank meent echter dat de vakman onmiddellijk begrijpt dat het verbindingsgedeelte het gedeelte is tussen, dat wil zeggen (ergens) halverwege, het eerste gedeelte en het tweede gedeelte.

Van letterlijke inbreuk is geen sprake, omdat het sluitelement van de careclip niet nabij een eerste uiteinde een sluitdeel en nabij een tweede uiteinde een bedieningsdeel omvat. Voor de beoordeling van de equivalente inbreuk verwijst de rechtbank onder meer naar het recente arrest van de Hoge Raad inzake Lely/DeLaval (zie IEF 4657). 

De gemiddelde vakman begrijpt uit het octrooi dat de functie van de geclaimde posities van sluit- en bedieningsdeel bestaat uit het voorkomen van het beknellen van vingers. Diezelfde functie wordt verwezenlijkt in de Careclip, alleen bevindt het sluitdeel zich aan een (gedeeltelijk) bovenliggende zijde van het sluitelement. De rechtbank is van oordeel dat het sluitdeel in de Careclip in wezen dezelfde functie vervult als het sluitdeel in het octrooi en dat zij dat op in wezen dezelfde wijze doet, namelijk door het sluitdeel op een ander gedeelte van het sluitelement te situeren dan het bedieningsdeel, met in wezen hetzelfde resultaat, te weten het verschaffen van een gemakkelijk bedienbare bevestigingsinrichting, zodat de kans op het bekneld raken van vingers wordt verkleind. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakman zich bij lezing van het octrooischrift zal realiseren dat de geclaimde situering van het sluitelement geen essentieel kenmerk is van het octrooi, maar als het ware een functionele definitie behelst en dat hetzelfde resultaat op een voor de hand liggende andere wijze kan worden verkregen.

Aldus wordt Joyincare veroordeelt voor equivalente inbreuk, met verbod, bevel om afnemers te verzoeken de producten te retourneren (een beroep op de volksgezondheid faalt), bevel om een lijst van de afnemers te verstrekken, bevel om een opgave van de winst te doen, dwangsommen en vergoeding van geleden schade of afdracht van de gemaakte netto winst. De proceskostenveroordeling is op basis van het liquidatietarief, aangezien Exodus wel om volledige proceskosten heeft gevraagd, maar verzuimd heeft een specificatie in het geding te brengen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5086

EPLA

Kamerstuk  21501-30, nr. 1702007-2008, 2e Kamer. Raad voor Concurrentievermogen ; Brief van de minister van Economische Zaken over de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 22 en 23 november 2007.

“Nederland is van mening dat een zo hoogwaardig mogelijk stelsel van octrooirechtspraak moet worden ontwikkeld dat gebaseerd is op het EPLA model. De sterke punten van het EPLA model zijn kwalitatief goede rechtspraak met technisch deskundige rechters, snelheid in rechtspraak, een beperkt talenregime in de voorgestelde geschilbeslechtingsregeling en eenheid in rechtspraak. Nederland vindt deze elementen deels terug in het door het voorzitterschap ontwikkelde compromis.

Zwak element in het voorzitterschapscompromis is evenwel de mogelijkheid tot nationale invulling in eerste aanleg. Daardoor kunnen ongewenste verschillen in procedure, kwaliteit en inhoud ontstaan. Nederland hecht zeer sterk aan een uniform systeem, zonder splitsing in inbreuk- en nietigheidszaken. Nederland is verder van mening dat in het compromisvoorstel met betrekking tot de geschilbeslechting een te ruimhartig talenregime wordt voorgesteld en is van mening dat de taal van het octrooi (Frans, Duits of Engels) ook de procestaal moet zijn, tenzij partijen anders overeenkomen.

Tegen de achtergrond van het streven naar een gemeenschapsoctrooi op de langere termijn, is Nederland niet principieel tegen een communautair geschilbeslechtingsysteem. Een communautair systeem mag echter niet leiden tot concessies op de kwaliteit van het stelsel.”

Lees het kamerstuk hier.