Vzr. Rechtbank Utrecht 29 februari 2012, LJN BV7359 (Miecmarketing/premium solutions tegen Buurt & Co)
Staking van executie ná IEF 10009.
Staking executie van het format. Auteursrechten vormgeving. Buurt & Co heeft een format ontwikkeld dat zij exploiteert onder de naam BuurtKadoos (hierna: het BuurtKadoos-format). Een onderdeel van het BuurtKadoos-format betreft een doos met vouchers van ondernemers (hierna: de BuurtKadoos), die per post aan nieuwe bewoners in een bepaalde regio wordt gezonden voor advertentie- en acquisitiedoeleinden. Buurt & Co heeft met succes bij de voorzieningenrechter een inbreukverbod tegen de Welkom In Onze Buurt-format van Miec Marketing gekregen.
Miec Marketing legt uit dat niet volledig aan het vonnis is voldaan, aangezien er 119 WIOB-overeenkomsten zijn gesloten en in de opgave vermelding was 118 overeenkomsten. Dit is een dermate geringe afwijking dat geen dwangsommen zijn verbeurt. En Buurt & Co heeft niet direct nadat zij bekend geworden met dit feit dat de opgave niet volledig is geweest Miec Marketing aangesproken en zo het bedrag aan dwangsommen heeft laten oplopen.
Geringe overtreding Uit strijdige verklaringen omtrent de 119e WIOB-overeenkomst volgt - zo de voorzieningenrechter - dat de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet heeft opgezegd en is het afnemer [A] niet verteld dat het om een ander marketingproduct gaat dan de WIOB-doos bij het aangaan van de overeenkomst. Aldus is er geen sprake van een geringe overtreding van het gebod.
Bekendheid Het is niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder bekend was met de onvolledigheid van de opgave, omdat zij op de genoemde datum pas beschikte over de ondertekende WIOB-overeenkomst.
Conclusie Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor de door Miec Marketing c.s. gevorderde staking van de executie en daardoor evenmin voor de door haar gevorderde (terug)betaling van eventueel reeds verbeurde dwangsommen en van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.
4.7. Met in achtneming van het vooromschreven toetsingskader is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de overtreding van het gebod zodanig gering is dat alle omstandigheden in aanmerking genomen geen dwangsommen zijn verbeurd. Voor dit oordeel is het volgende redengevend. Duidelijk is dat de verschillende door partijen overgelegde verklaringen over de gang van zaken met betrekking tot de niet vermelde overeenkomst strijdig met elkaar zijn. Indien de verklaring van [A] van 2 februari 2012 juist is, dan heeft [A] (anders dan Miec Marketing stelt) de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet opgezegd en is [A] op 30 juni 2011 niet verteld dat het nieuwe stuk dat hij moest ondertekenen betrekking had op een ander marketingproduct dan de WIOB-doos. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat Miec Marketing c.s. per vergissing de overeenkomst van 9 juni 2011 niet in de opgave heeft vermeld. Dan is de overtreding van het gebod naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zo gering van aard dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet leiden tot toewijzing van de ingestelde vordering(en). Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat Miec Marketing c.s. - gelet op de verklaring van [A] en de gemotiveerde stellingen van Buurt & Co (zie 4.5.) - voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van een geringe overtreding van het gebod sprake is. Reeds hierom moeten de gevraagde voorzieningen worden afgewezen. De strekking van het gebod in het vonnis van 27 juli 2011 biedt voor een ander oordeel geen aanleiding. De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis het gevorderde gebod tot het verstrekken van de opgave immers toegewezen met het oog op het zwaarwegende belang van Buurt & Co bij die informatie voor het bepalen en beperken van haar schade (zie 2.3.). Door het ontbreken van de besproken overeenkomst in de opgave is het met het gebod beoogde doel niet (volledig) bereikt. Het feit dat Buurt & Co de schadebegroting in de bodemprocedure om haar moverende redenen (onzekerheid met betrekking tot de juistheid van de opgave) niet primair op de opgave baseert, brengt hierin geen verandering.
4.11. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat de Buurt & Co eerder dan op 25 november 2011 beschikte over de door [A] ondertekende WIOB-overeenkomst. Daarmee is dus ook niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder dan deze datum bekend was met de onvolledigheid van de opgave. Miec Marketing c.s. stelt dat [A] tegenover [B] heeft verklaard dat een medewerker van Buurt & Co maximaal twee maanden na 10 juni 2011 de overeenkomst van hem heeft ontvangen. Zij verwijst ter zake naar de als productie 6 overgelegde e-mail van [B] van 29 december 2011 waarin hij daarover aan de heer [D] bericht: “Ook heeft hij (rb: [A]) mij in het gesprek verteld toen ik hem nader toelichtte over het omvang van de rechtszaak dat de mensen van de buurtkadoos de kopie van het origineel wiob contract wat hij nog in het bezit had ,een of maximaal twee maanden later na het cancelen dus 10-06-2011 van het contract bij hem hadden opgehaald dus ergens in juli of augustus 2011.” Deze verklaring wordt echter weersproken in de van de zijde van Buurt & Co als productie 9 overgelegde verklaring van haar medewerker de heer [E] van 3 februari 2012. Hij verklaart ter zake: “Voor zover nodig, bevestig ik u dat ik degene ben geweest die namens Buurtkadoos contact heeft gehad met meneer [A]. Dat was niet in juli of augustus 2011 (toen werkte ik nog helemaal niet voor Buurtkadoos), maar op 25 november 2011. Ik heb de documenten die ik van meneer [A] had gekregen doorgezonden naar mijn werkgever en ik begrijp dat die op zijn beurt alle stukken weer door heeft gestuurd naar onze advocaten.” Nu Buurt & Co de stellingen van Miec Marketing c.s. gemotiveerd heeft betwist, de inhoud van de door beide partijen overgelegde stukken strijdig met elkaar is en nadere bewijslevering onder andere door het horen van getuigen in het kader van dit kort geding niet mogelijk is, staat thans niet vast dat Buurt & Co eerder dan 25 november 2011 het bewijs in handen heeft gekregen van de onvolledigheid van de opgave. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat Buurt & Co in redelijkheid geen gebruik mag maken van haar executiebevoegdheid, gaat de voorzieningenrechter voorshands uit van de rechtmatigheid van de executie.
Lees het vonnis hier (LJN / pdf)