DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 3906

DNA-sequenties

aku.gifAndrás Kupecz: Toepassingsgebonden bescherming van DNA-sequenties in het licht van de biotechnologie richtlijn. Herpublicatie met uitdrukkelijke toestemming van de auteur, eerder verschenen in  BIE 2006, nr. 3. Kupecz won met dit artikel de VIE-prijs 2007 (eerder bericht: IEF 3646 (15 maart 2007)).

Uit het juryrapport: “Kupecz heeft een artikel geschreven dat een voor niet specialisten moeilijk toegankelijke materie goed te begrijpen maakt. Na een heldere inleiding over wat DNA-sequenties zijn en wat het belang van DNA-sequenties is, bespreekt Kupeez de biotechnologie richtlijn en met name de bepaling dat de industriële toepasbaarheid van een sequentie in de aanvrage dient te worden vermeld en de overweging dat een louter DNA-fragment dat geen aanwijzing voor een functie bevat, geen technische informatie bevat en dus geen octrooieerbare uitvinding vormt.“

Lees het volledige artikel hier.

IEF 3899

A well coordinated text is feasible

verkade.JPGKorte speech D.W.F. Verkade ter gelegenheid van een “conference dedicated to the 15th anniversary of establishment of the arbitration courts system of the Russian Federation and of  the private law research center under the president of the Russian Federation, Moscow, April 25, 2007.” 

Het congres stond in het teken van het nu volledig in werking getreden nieuwe Russische Burgerlijk Wetboek (waarbij Nederland met haar nieuwe BW van 1992 een belangrijke klankbordfunctie kon vervullen). Het gehele Russische nieuwe BW is in 15 jaar tijd gereed gekomen: Boek IV, over IE, was het laatste boek en trad dit jaar in werking. Verkade benadrukt het belang van een codificatie van het IE-recht in het Burgerlijk Wetboek en verwijst daarbij naar het ooit geplande Nederlandse IEForum en het uiteindelijk gerealiseerde IEForum.

 “Mr. Chairman, Dear Professor Makovskiy,

 May I first express my gratitude for having been invited to attend this magnificent conference. On behalf also of several colleagues from The Netherlands who have been involved in dialogue with the drafters of the Russian Civil Code, I would like also to express our congratulations to the organizers of this conference on the occasion of the 15th Anniversaries of both the Supreme Arbitration Court of the Russian Federation, and the Private Law Research Center under the President of the Russian Federation. And also: on the achievement of Part IV of the new Civil Code.

Between the Dutch jurists who have been invited to exchange ideas on the various Parts of the Civil Code, I am a modest member. Professor Ferry Feldbrugge, Judge Dr Wouter Snijders, and others, have been far more involved than I. I render to you their greetings and congratulations, and the same from the part of the Center for International Legal Cooperation (CILC), that implemented the Dutch-Russian cooperation programs together with the Moscow Private Law Research Centre.

My involvement has been restricted to Part IV, the Intellectual property part of your Civil Code. It was a great honour and a big pleasure to me, to be invited to discuss with the Russian scholars on three occasions during the past 10 years.

I would like to stress my threefold admiration for your Part IV.

First, of course, the fact that a modern legislation on intellectual property rights in a very broad sense has been enacted indeed. Part IV reflects of course the many international Treaties in this field.

Second, the fact that it has been incorporated in the Civil Code, and not in separate statutes. Although one might think that it would make no difference to have the same specific rules enacted either in separate statues or in the Civil Code, there are important differences indeed. Unlike the major part of other legislations in the world, your country has stressed the quality of intellectual property rights as a part of private individual rights – rights in non tangibles - by implementing them in the Civil Code. And, more important, your Civil Code has stressed the potential applicability of general principles of civil law on these rights, as far as the specific IP-rules in the Code do not indicate the contrary.

Third: By incorporating them in the Civil Code, at the same time the rules on intellectual property have been brought narrower to each other the rules on Patents, on Copyright and neighbouring rights, trade marks, etc. Of course there are big differences between patent rights, copyrights, trade mark rights, etc. However, many aspects of these rights can be organized in common rules for the separate IP rights, and, if this is possible, should be ruled in common rules. In the major part of other legislations in the world, with separate statutes for the various IP rights, this feature has been forgotten. Your Part IV, starting with Chapter 69, clearly shows that a well coordinated text is feasible and that intellectual property rights have sufficient features in common to make such a coordination fruitful. And, back to my 2nd point of admiration: It was certainly wise to transfer the whole matter to the Civil Code, withdrawing it from the eventual influence of different ministries, who might have difficulties to come to a common solution, as practise in so many other countries shows: including my own country.  

As said, Chapter 69 of part IV shows that it is possible indeed to formulate general provisions on those rights, for instance as part of the patrimonium of the owner, transfer, pledge, succession, arrest and on the enforcement of those rights. Separate laws on intellectual property rights in practice often lead to unnecessary differences between provisions in fact regulating the same problem, causing confusion.

Your Part IV, chapter 69, has found elegant solutions for formulating general rules which apply on all or most intellectual property rights. Two examples more are: the provisions on  the different kinds of licenses, and those on personal non property rights, which are in the Russian system extended beyond the area of copyright.

Part IV of your Civil Code strikes a beautiful balance between the concept of these rights as a part of private law in general and their special nature, linked to their international aspect. During its finalization in 2006, is has drawn immediately the attention in Germany. The German Association for Intellectual Property happened to discuss the desirability of a General Part, your chapter 69, in May 2006, at its annual Conference.

Your Part IV and particularly your Chapter 69 have achieved what has been approached, as of 1956, in The Netherlands, but thus far, 50 years later, still without result. It should have been our ‘Book 9’, but it is still under construction. Perhaps your Russian Federation achievement may cause new inspiration in The Netherlands, like it did in Germany.

Coming to the end of my comment, it is both funny and important to tell you that nevertheless some ‘Book 9’ is existent in The Netherlands, as of 2004. However, it is not a part of the Civil Code, but a website: www.IEForum.nl. It is a wonderful website. It is unofficial, it is sponsored by law firms, and supported also by University Professors and Governmental people. However: independent. Every professional in IP matters is reading it if not every day, at least once a week. Many professionals, including judges, are contributing to it, week in week out. All news on important court decisions, legislative steps in our country and at the EU-level are reported daily, preceded by witty introductions and nice illustrating artwork. It is great! You cannot read Dutch, but you can see the format and enjoy the illustrations, so link in to www.ie-forum.nl. I wish you to have a similar www.Part4.ru soon.

Thank you for your kind attention !”

IEF 3883

een volkomen nieuw terrein

NRC Handelsblad, zaterdag 21 april, Hollands Dagboek, Konrad Boehmer, componist, muziekcriticus en muziekfilosoof verbleef een week in Noord-Korea voor het bijwonen van een muziekfestival.

Woensdag 18 april: ”De telefoon rinkelt mij letterlijk het bed uit. Een hoge ambtenaar van het Noord-Koreaanse ministerie voor Cultuur wil mij spreken. Het hand is recentelijk toegetreden tot de Berner Conventie, de grondwet  van wereldwijde bescherming van auteursrechten. Ze hebben in hun ministerie een afdeling opgericht om  het project verder te ontwikkelen. Terwijl bij mijn vorige bezoek ministers of hoge ambtenaren langdradig de lof op de Grote Leider zongen omdat in de KVDR alles beter is, hoor ik nu volledig andere taal. Ze weten totaal niet hoe ze de zaak moeten aanpakken en vragen om hulp. 

Ik geef een geïmproviseerd college over de beginselen en de praktische inrichting van het auteursrecht, vertel uitvoerig over hoe wij liet bij BUMA doen en hoe het internationaal geregeld is. De ambtenaar stelt sommige vragen zelfs drie keer: hij betreedt een volkomen nieuw terrein.  Het is het allereerste gesprek dat Noord-Korea in deze materie met een buitenlander voert. Ik beloof ze alle hulp, geef de nodige adressen en druk ze nog eens op hun hart dat liet auteursrecht het  recht van de individuele auteur is. Ook tijdens deze lange ontmoetingen geen woord propaganda. Alweer heb ik het goede gevoel dat het land bezig is om zich in kleine stappen van binnenuit te openen.”

IEF 3879

Voor iedereen

pvi.bmpHet boek “Portretrecht voor iedereen”  van Gerard Schuijt en Dirk Visser gaat zijn titel waarmaken. Met dank aan de auteurs ligt voor iedere borrelaar op de IEForum.nl Wereld IE Dag een gratis exemplaar van deze handige portretrechtpocket klaar (zolang de voorraad strekt etc.). Auteur Dirk Visser zal aanwezig zijn en uw exemplaar desgevraagd signeren en voorzien van een persoonlijk stempel.

Wel graag even aanmelden voor de borrel, voor wie dat nog niet heeft gedaan.

IEF 3877

Meest Recente Publicaties IViR

CLIP (a group of scholars in the fields of intellectual property and private international law) Comments on the European Commission's Proposal for a Regulation on the Law Applicable to Contractual Obligations ("Rome I") and the Legal Affairs' Draft Report. The Group recommends the following approach:

1- The European legislator should not introduce a rule on the law applicable to contracts relating to intellectual property rights in Art. 4 of the future Rome I-Regulation.

2- Should the European legislator prefer to insert such a rule in Art. 4, this rule should be drafted as a presumption and not as a fixed rule. Therefore, the future Art. 4 (1) (f) should rather be based on the European Parliament’s Rome I-Draft Report and not on the Commission’s Rome I-Proposal. The presumption should be refined in this case. Art. 4 (1) (f) should be drafted as follows:

“(f) a contract having as its main object the transfer or license of an intellectual or industrial property right shall be presumed to be most closely connected with the law of the country in which the person who transfers or licenses the rights has his habitual residence, unless the transferee or licensee has accepted a duty to exploit the rights.”

Lees hier meer.

CLIP Suggestions for amendment of the Brussels I regulation with respect to Exclusive jurisdiction and cross border intellectual property (patent) infringement.

“In consequence of ECJ judgments C-4/03 – GAT v. LuK and C-539/03 – Roche Nederland v. Primus, handed down on 13 July 2005, it appears no longer feasible for a national court to allow for consolidation of claims against a person infringing parallel intellectual property rights registered in different Member States, and/or to accept a joinder of claims against multiple defendants engaged in concerted actions. It is feared that this will entail considerable impediments for an efficient enforcement of intellectual property rights, in particular of patents.”

Lees hier meer.

S.J. van Gompel: Audiovisual Archives and the Inability to Clear Rights in Orphan Works, l, IRIS plus (Supplement to IRIS - Legal Observations of the European Audiovisual Observatory), 2007-4.

"Irrespective of whether a solution would be sought at the European or national level, it would in any event be desirable that a uniform approach be taken in the different European countries. If a solution were introduced at the national level, states would at least need to agree to mutually recognise the permitted use of orphan works under any legal mechanism established in another state. Such an agreement would attend to the licensing difficulties that may occur in case of a cross-border exploitation of orphan works. Hence, if the orphan works problem were to be dealt with at national level, this would require additional measures, or at least a coordinated approach, at European level. The orphan works issue can only be effectively addressed, if thisprecondition is fulfilled."

Lees hier meer.

Lees alle IViR publicaties hier.

IEF 3875

26 januari jl.

Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade, bericht dat het Ministerie van Economische Zaken naar aanleiding van verschillende vragen o.a. heeft gemeld:

"Bij Rijkswet van 17 november 2005 is onder andere uitvoering gegeven aan de bekrachtiging van het EOV voor de Nederlandse Antillen. De onderdelen die hierop betrekking hebben zijn bij besluit van 26 januari jl. inwerking getreden, te weten op 1 april jl.

• Dit betekent dat alle Europese octrooien met bescherming in het Koninkrijk die op of na 1 april 2007 zijn verleend direct en onverkort gelden voor de Nederlandse Antillen.

• Met betrekking tot de reeds verleende en op 1april 2007 geldende Europese octrooien met bescherming in het Koninkrijk geldt ook dat zij vanaf die datum ook gelding hebben op de Nederlandse Antillen."

IEF 3802

Doorpompen

kk2.gifKamiel Koelman (Bousie advocaten): Noot bij HvJ EG 7 december 2006, zaak C-306/05 (SGAE/Rafael Hoteles). Eerder gepubliceerd in AMI 2007, p. 50.

“Met de Auteursrechtrichtlijn is het recht van openbaar maken een Europese aangelegenheid geworden. Dit is de eerste uitspraak van het HvJEG over de inhoud van het recht van immateriële openbaarmaking van artikel 3 van de richtlijn. (…) In termen van Europees recht wordt openbaar maken ‘mededelen aan het publiek’ genoemd. Volgens het HvJEG moet dit begrip ruim worden opgevat, zodat snel sprake is van ‘mededelen’ en van ‘publiek’.

(…) Het HvJEG oordeelt dat het via tv’s aan de gasten doorgeven van het signaal daarentegen wel als een ‘mededeling’ kan worden gekwalificeerd en dat het hotel daarom openbaar maakt. Heeft het Hof hiermee de werking van het statement en de overweging uitgeschakeld voor internettussenpersonen? Van de apparatuur die zij hebben geïnstalleerd – bijvoorbeeld zogenoemde ‘routers’ – kan eveneens worden gezegd dat zij actief werken doorgeeft. Kunnen deze intermediairs daarom naar Europees recht voortaan wél als openbaarmakers worden beschouwd? Of zou een tussenpersoon op internet die met zijn apparatuur beschermd materiaal ‘doorpompt’ niet ‘mededelen’, terwijl een hotelexploitant die via tv-toestellen werken doorgeeft dat wel doet, ook al is op beide activiteiten dezelfde bepaling van de richtlijn van toepassing?”

Lees de gehele noot hier.

IEF 3689

Stijl, verknoedeling en een exit strategie (2)

djgv-ts.gifDirk Visser: Verwatering, ’verknoedeling’ en verandering van wezenlijke waarde: reactie op het artikel van prof.mr. H. Cohen Jehoram. (Eveneens verschenen in BIE 2007/1, 12-1).

BIE polemiek nu ook integraal op IEForum.nl. Kritisch reactie van Dirk Visser op het hieronder (zie; IEF 3688 (21 maart 2007)) en in de BIE gepubliceerde artikel van Herman Cohen Jehoram naar aanleiding van het Elwood arrest. Enkel citaten: 

“De ’verwatering van werken’ wordt gekwalificeerd als een ’uniek monstrum’. Daarmee wordt ’verwatering van werken’ toegevoegd aan de rij van andere door Cohen Jehoram gepercipieerde ’unieke monstra’ waarmee Nederland weer eens ’de risee dreigt te worden van Europa en de rest van de wereld’, zoals: de geschriftenbescherming, de formulering van art. 13a Aw, het niet opnemen van de driestappentoets in de Auteurswet en, meest recent, de erkenning van de geur als werk.”

“In een ideale IE-wereld zou Cohen Jehoram gelijk hebben dat verwatering van werken anathema is. (…) Zo werkt het in de echte wereld dus niet. Quaedvlieg heeft in zijn artikel de realiteit en het probleem blootgelegd dat het goed mogelijk is dat name trendsettende ontwerpen ruim voor 2031 en zeker voor 2131 kunnen zijn ’verwaterd’ tot een onbeschermde stijl.”

“Asser en Verkade merken als A-G resp.als annotator bij Decaux/Mediamax op dat het niet alleen voor studenten, maar ook voor rechtzoekenden, advocaten en rechters misschien handig zou zijn als zij in dezelfde casus ongeacht het toepasselijke juridische regime zoveel als mogelijk voorzien zouden worden van dezelfde beoordelingscriteria. Grosheide  haakt daarbij aan in zijn artikel over zwakke werken, waarin ook een verhelderende schets wordt gegeven van de echte wereld.”

“Daar lijkt mij niet veel bezwaar tegen kunnen bestaan, integendeel. CohenJehoram maakt wel bezwaar: dat is verknoedeling! ’Verknoedeling’ is evenwel niet meer dan een kwalificatie (met een kennelijk door Cohen Jehoram bedoelde negatieve bijklank). In Leiden leerde ik evenwel dat kwalificaties geen argumenten zijn, en de juistheid van die les wordt voor mij door de stellingname van Cohen Jehoram weer eens bewezen.”

'"Als er in Nederland al een ’uniek monstrum’ is dat daadwerkelijke harmonisatie en het Europese vrije verkeer van goederen in de weg staat dan is het de slaafse nabootsingsbescherming en de manier waarop deze momenteel in Nederland weer zeer liberaal wordt toegepast. Een eventuele beperking van de beschermingsomvang van ons ’schroeven en moeren’-auteursrecht door tijdsverloop valt daarbij in het niet."

"Tot slot iets over wat het Benetton-G-Star-arrest wél belangrijk maakt. (…) Het betekent dat ’de aantrekkingskracht van de desbetreffende vorm door de bekendheid daarvan als onderscheidingsteken’ (volgens de HR) dus iets anders is dan het onderscheidend vermogen zelf. Nu is bekendheid een belangrijke factor (bij het verwerven) van onderscheidend vermogen. Maar kennelijk moet de bekendheid nu uit het onderscheidend vermogen geïsoleerd worden."

Lees de gehele reactie hier.

IEF 3688

Stijl, verknoedeling en een exit strategie

hcjt3.gifHerman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): De Hoge Raad erkent verwatering van auteursrecht door merkenrechtelijke verwording van een werk tot onbeschermde stijl. Een uniek monstrum en een nieuw obstakel voor het Europese vrij verkeer van goederen.(Uitgebreide versie van een artikel, verschenen in BIE 2007/1, 12-16).

Kritisch artikel over het ‘onbezonnen’ Elwood-arrest van de Hoge Raad, de Auteursrechtelijk onbeschermde stijl en het trendsetterprobleem, de verknoedeling van auteurs- en merkenrecht en de positie van Nederland in Europa en een voorstel voor een ‘exit strategy’ voor de Hoge Raad. Enkele citaten:

 “De Hoge Raad heeft met zijn Elwood-arrest een totaal nieuwe vorm van tenietgaan van auteursrecht geïntroduceerd, merkenrechtelijke ‘verwatering’ door ‘verwording van een werk tot onbeschermde stijl’. Dit is in strijd met de Auteurswet en alle auteursrechtelijke verdragen, die alleen tenietgaan van auteursrecht erkennen door afloop van de beschermingstermijn. Dit monstrum is dan ook een internationaal unieke vondst.”

“De in het arrest geknede betreurenswaardige knoedel van auteurs- en merkenrecht is een slechts voorlopig eindpunt van bepaalde ontwikkelingen in de literatuur uit de laatste jaren met betrekking tot twee onderwerpen, de auteursrechtelijk onbeschermde stijl en de ‘verknoedeling’ van i.e.-rechten. Hieraan zijn vooral de namen verbonden van de schrijvers Grosheide en Quaedvlieg."

“Met een ‘integratie’ van rechtsgebieden komt men zo inderdaad altijd wel tot het ‘beoogde resultaat’. Dit verraadt een uiterst instrumentele opvatting van het recht.(…) Deze benadering is wellicht verleidelijk voor een volijverige advocaat die bereid is de belangen van zijn cliënt met ieder argument te verdedigen, maar niet voor een rechter, wetenschapper of wetgever. Deze dient ertegen te waken de glibberige weg af te glijden naar het historische en infame principe ‘Recht ist was dem Volke nützt.’”

“Zal de Hoge Raad bezwijken voor deze verdere verlokking van het fenomenologische sirenenlied? (…) Eén wankel, doch net voldoende gezicht reddend, middel hiertoe zou kunnen zijn een nieuwe redenering van de Hoge Raad dat hij het in het Elwood-arrest niet zo slecht bedoeld heeft als het er staat. Dat hij slechts hypothetischerwijs is ingegaan op de suggestie van Benetton dat merkenrechtelijke verwording bij analogie kan worden toegepast op het auteursrecht, en dat de Raad slechts bedoeld heeft uit te drukken dat ook binnen deze analogie Benetton geen been heeft om op te staan. Met een dergelijke ‘exit strategy’ zou de Hoge Raad ons allen, met uitzondering dan van de twee hier zo veelvuldig aangehaalde schrijvers, en hun volgelingen Verkade en Visser, alsnog gelukkig kunnen maken.”

Lees het volledige artikel hier. Reactie Dirk Visser: IEF 3689 (21 maart 2007).

IEF 3645

Boekenweek

ppn.gif“Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda. Gedegen studie over het pijpenmerk en de ontwikkeling van het merkenrecht gedurende drie eeuwen. Heldere samenvatting per hoofdstuk. Tevens een compleet naslagwerk met informatie over de Goudse pijpenmakers per merk met hun datering. Hèt instrument voor de determinatie van pijpvondsten tot op de maker. Ruim 1000 merken uit de periode 1600-2000, afgebeeld in meer dan 1700 illustraties, 5 registers voor efficiënt naslaan.”

Lees hier meer.