DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 5340

Opruiming

vuilnis.gifStaatscourant 2008, 5, pag. 26. Vaststelling selectielijst neerslag handelingen Minister van Economische Zaken beleidsterrein Economische Mededinging en Industrieel Eigendom vanaf 1946 (vrijwel identieke documenten bestaan voor diverse andere ministeries).

"De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Economische Mededinging en Industrieel Eigendom over de periode vanaf 1946’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld."

Bovenstaande komt er op neer dat de minister van Economische Zaken het archief van Economische Zaken vanaf 1946 op de beleidsterreinen mededinging en industrieel eigendom gaat selecteren (bewaren of vernietigen op termijn), zoals dat is vastgelegd in de bijbehorende selectielijst.

Lees de vaststelling hier.

IEF 5336

Hard & Snel

bsch.gifBjorn Schipper (Bousie): De kunst van het clearen, het verkrijgen van toestemming voor het gebruik van samples (gepubliceerd in Muziekwereld 2007/4)

“Het is nu juist de huidige wijze waarop in de muziekpraktijk invulling wordt gegeven aan het clearing proces welke aan heroverweging toe is. Naast “één loket” kan wellicht een oplossing worden gevonden in het hanteren van een soort “sampling gedragscode” die voor de praktijk als leidraad zou kunnen dienen om aan te geven wanneer sprake is van toestemmingsgebonden gebruik van samples en welke standaard (licentie) voorwaarden daaraan zijn verbonden. Aan de hand van enkele “hard and fast rules” zou het voor de gebruikers van samples bijvoorbeeld snel duidelijk moeten kunnen worden welk kostenplaatje aan het gebruik van de betrokken sample(s) kleeft.”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 5278

Commentaren

1- Kamiel Johan Koelman, Bousie: Noot bij GvEA 17 September 2007, zaak T-201/04 (Microsoft). Gepubliceerd in AMI 2007, p. 186-187.

“Als deze interpretatie juist zou zijn – omdat Microsoft heeft aangekondigd geen beroep te zullen instellen, zal het nog wel even duren voordat we daarover uitsluitsel krijgen – zou het ‘nieuw product-vereiste’ wellicht nog maar weinig I.E.-dwanglicenties in de weg staan. Alléén als de beoogde licentienemer het product van de licentiegever een-op-een gaat namaken, en er dus niets aan verandert, verbetert of innoveert, zou de dwanglicentie niet kunnen worden uitgevaardigd.”

Lees hier meer.

2- E.J. Dommering, IViR: Nieuwe visies op intellectuele vrijheid, producten van de geest en privacy: Het Instituut voor Informatierecht, gepubliceerd in: M. Polak, J. Sevink & S. Noorda (red.), Over de volle breedte: Amsterdams universitair onderzoek na 1970, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2007, p. 173-197.

“Na de opmerkelijke initiatieven die aan de basis van het IViR stonden, is het stil gebleven. De formatie van de vaste staf is in de periode van zijn bestaan rond de vijf à zes plaatsen blijven schommelen. Groei en verjonging heeft het IViR in de betrokken periode alleen uit tweede en derde geldstroom kunnen realiseren, zodat er gemiddeld twintig mensen bij het IViR werkzaam zijn. De ratio van deze vaste formatie is dus - gelet op het aantal gerealiseerde promoties, de wetenschappelijke output en de omvang van tweede en derde geldstroom - uitzonderlijk hoog. Het gespecialiseerde NWO-programma Informatietechnologie en recht heeft een belangrijke impuls kunnen geven, maar is inmiddels beëindigd. Nieuwe, gerichte NWO-impulsen ontbreken. (…)Terugkijkend naar de synergie waaruit de oprichting van het IViR voortkwam is er plaats voor een nieuwe gerichte impuls.”

Lees hier meer.

3- Ashwin van Rooijen, IViR:  Annotatie bij Vzr. Rb. Amsterdam 14 juni 2007 (Groenendaal / Wij Vertrouwen Stemcomputers niet) en Vzr. Rb. Haarlem 15 juni 2006 (Inter IT / Webcash).  Gepubliceerd in AMI, 2007-6, nrs. 21 en 22, p. 192-194.

“Ofwel: een computerprogramma is beschermd want genoemd in art. 10 Aw, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Deze conclusie is uiteraard onjuist. Art. 10 Aw bevat slechts een niet-uitputtende opsomming van werken die in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Of een concreet programma ook inderdaad een werk is in de zin van de Auteurswet, is een rechtsvraag die in beginsel slechts beantwoord kan worden aan de hand van de (bron)code.”

Lees hier meer.

4- Michael Gerrits, De Gier & Stam: Portretrecht en proceskostenveroordeling. "Maar nog los van deze eerdere uitspraken van de Rechtbank Amsterdam, ben ik van mening dat het oordeel van de Rechtbank Amsterdam in de Van Basten-zaak, voor wat betreft de volledige proceskostenveroordeling, onjuist is en onderschrijf ik volledig de mening van Prof. Dirk Visser, geventileerd in een eerdere discussie tussen laatstgenoemde en Albert Ploeger op IEForum.nl naar aanleiding van de eerdergenoemde Rozenstraat-uitspraak."

Lees hier meer.

5- Evert van Gelderen, De Gier & Stam: Playlogic – Visionvale. “De Rechtbank legt niet uit hoe een geldige bepaling er uit dient te zien. Ik denk dat er specifieker in de overeenkomst had moeten staan dat de game-uitgever de intellectuele eigendomsrechten middels de ontwikkelovereenkomst (terug) overdraagt aan de gameontwikkelaar, in het geval (de voorwaarde intreedt) dat de die overeenkomst is/wordt ontbonden en/of anderszins beëindigd. Voor het geval deze bepaling niet voldoende is, zou ik willen aanraden om tevens in de overeenkomst te bepalen dat de gameontwikkelaar (eventueel op straffe van een bepaalde boete) verplicht is mee te werken aan het (terug) overdragen van de rechten aan de gameontwikkelaar.”

Lees hier meer.

IEF 5253

Alsnog te voltooien met een Boek 9(2)

tsoutsanis.gifAlexander Tsoutsanis (Klos Morel Vos & Schaap): The codification of intellectual property law: the legacy of E.M. Meijers and recent trends in Europe’

De roep om een nieuw IEForum wordt steeds luider. Tegelijk met de oproep daartoe door Prof. Mr. Th.C.J.A. van Engelen in zijn oratie aan de Universiteit Utrecht, verscheen er op 13 november 2007 ook een bijdrage daarover van Alexander Tsoutsanis (Universiteit Leiden en advocaat te Amsterdam).

“Although after Meijers’ proposal in 1953 the chances of creating a single charter of industrial property law in the Netherlands have diminished because of the fact that the majority of Dutch industrial property law (trade marks and designs) is now governed by uniform Benelux law precluding any legislative changes on a national level, incorporating a single charter on the aforementioned common rules in the Dutch Civil Code is certainly a feasible possibility.”

De bijdrage is verschenen in een feestbundel naar aanleiding van het tienjarig bestaan van het E.M. Meijers Instituut voor Rechtswetenschappelijk Onderzoek van de Universiteit Leiden. Naast de voorstellen van Prof. E.M. Meijers wordt o.a. ook ingegaan op het recente Russische Burgerlijk Wetboek, waarbij naast Prof. D.W.F.  Verkade ook andere Nederlandse juristen waren betrokken, zoals Prof. Feldbrugge, Prof. W. Snijders en Prof. F.W. Grosheide.

Lees het artikel hier. Eerdere berichten voor een nieuw IEForum hier en hier. E.M. Meijers Instituut hier.

IEF 5251

Commentaren

Lex Bruinhof (Wieringa Advocaten): Jaap.nl wint hoger beroep op vormfout. “Ik houd overeind dat wat Jaap.nl doet auteursrechtelijk niet mag. Alleen BIEH kon er in de thans gehanteerde vorm geen vordering tegen instellen. Dit schreeuwt natuurlijk om een vervolg (en dat zal er ook wel komen). Zo moeilijk is het niet: zet een aantal makelaars bij elkaar die niet voor de methode Jaap.nl zijn, neem ze met naam en toenaam als eisers op in de dagvaarding en begin opnieuw.”

Lees hier meer.

Willem Hoorneman (CMS Derks Star Busmann): Europees Octrooiverdrag gewijzigd. “Het gewijzigde EOV is ook bekend onder de naam EPC 2000 en zal hierna ook als zodanig worden aangeduid. De belangrijkste wijzigingen voor de rechtspraktijk worden hieronder kort aangestipt. (…) De herziening van het EOV in de EPC 2000 heeft het Europese Octrooisysteem voor wat betreft de verleningsprocedure en uitleg van het octrooi duidelijk meer up-to-date gemaakt. Helaas kan dit nog niet gezegd worden over de rechtshandhaving van het Europees octrooi. Hier is van harmonisering (of modernisering) nog geen sprake en is de rechthebbende overgeleverd aan rechtshandhaving op nationaal niveau binnen de EU.”

Lees hier meer.

IEF 5127

Gering Gebruik

apg.gifMr. Arnout P. Groen (CIER, WODC, DBBW): De Minimis-Regelingen In Het Auteursrecht. Een rechtsvergelijkende quickscan naar de artikelen 5 lid 3 sub i en 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn en (aspecten van) het openbaarmakingsbegrip,.

Officiële samenvatting: “In deze quickscan is onderzocht in hoeverre het internationaal-rechtelijk en communautair-rechtelijk kader op het gebied van het auteursrecht/naburige rechten aanknopingspunten bieden voor nadere regelgeving (in de zin van vrijstelling) voor gevallen waarin er sprake is van naar aard en/of omvang gering of ondergeschikt gebruik van het auteursrechtelijk werk. Het onderzoek is begrensd tot de beperkingen van artikel 5 lid 3 sub i Auteursrechtrichtlijn (incidentele verwerking) en artikel 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn (grandfatherclause), en (aspecten van) het openbaarmakingsbegrip. Met name zijn niet onderzocht de (meer casuïstische) mogelijkheden waarbij de bevoegdheden van de auteursrechthebbende op andere wijze worden begrensd , zoals door beperkingen buiten het auteursrecht (bv. informatievrijheid, mededinging, misbuik van recht, redelijkheid & billijkheid, etc.)

Gebleken is dat de beperking van artikel 5 lid 3 sub i Auteursrechtrichtlijn (incidentele verwerking) huidige Nederlandse recht weinig tot geen toegevoegde waarde bieden om te komen tot een nadere normering voor de geringe aard en omvang van het gebruik dat derden van auteursrechtelijk beschermd materiaal maken.

De richtlijnbepaling is reeds geïmplementeerd in de Nederlandse wet (in artikel 18a Auteurswet) en zij heeft een beperkt, althans betrekkelijk nauw omlijnd toepassingsgebied. Uit het onderzoek blijkt ook niet dat andere landen gebruik hebben gemaakt van een ruimere interpretatie van deze beperking. De beperking van artikel 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn (grandfather clause) biedt evenmin aanknopingspunten voor een nadere "de minimis"-regulering. Deze richtlijnbepaling is blijkens haar totstandkomingsgeschiedenis uitdrukkelijk opgenomen om de ten tijde van de totstandkoming van de Auteursrechtrichtlijn bestaande beperkingen te handhaven. De Nederlandse wetgever heeft van deze mogelijkheid reeds (maximaal) gebruik gemaakt.

Ten slotte is onderzocht of een beperking van het begrip publiek mogelijk is (waardoor bepaalde vormen van gering gebruik minder snel onder het openbaarmakingsrecht van de auteur vallen). Ten aanzien van het begrip “publiek” blijven de grenzen van het geharmoniseerde recht nog onduidelijk. Met betrekking tot het geharmoniseerde begrip “communication to the public” heeft het HvJEG het begrip “pubiek” verduidelijkt (“publiek” = “een onbepaald aantal potentiële [televisie]kijkers”), maar een ondergrens is niet gegeven.

Het staat de Nederlandse regering (binnen de grenzen van de Berner Conventie) vrij tot een nadere normering te komen voor die delen van het openbaarmakingsrecht die niet tot het Europese geharmoniseerde recht behoren. Het gaat daarbij om het zogenaamde uitvoeren in het openbaar (waarbij de 'bron' en de 'consument' in dezelfde ruimte bijeen zijn). De Nederlandse overheid kan kiezen te komen tot een beperkter uitleg van het begrip publiek, waardoor breder gebruik (dan thans het geval is) binnen een beperkte kring kan worden vrijgesteld van het auteursrecht. Het onderzoek wijst uit dat in enkele omringende landen (zoals met name België, en ook de Verenigde Staten) het begrip “publiek” beperkter wordt ingevuld dan in Nederland.”

Lees hier meer.

IEF 4880

Het imagoprobleem van de bladmuziekpolitie

bsch.gifBjorn Schipper (Bousie): Het imagoprobleem van de bladmuziekpolitie. Musicopy en collectief rechtenbeheer bij (her)gebruik van bladmuziek. (Eerder gepubliceerd in Muziekwereld 2007-3)

“Recentelijk zijn de incasso activiteiten van de stichting Musicopy in media en politiek onder vuur komen te liggen. Orkesten en koren stonden op hun achterste benen nadat men door Musicopy aangeschreven was terzake vermeend illegaal (her)gebruik van bladmuziek. In de Tweede Kamer zijn hierover kamervragen gesteld. Nadat Musicopy onlangs na een gesprek met de Minister van Justitie beterschap heeft beloofd, lijkt de storm nu weer te zijn gaan liggen. In deze bijdrage sta ik stil bij de juridische aspecten van het (her)gebruik van bladmuziek en de activiteiten van stichting Musicopy en zet ik de meest recente ontwikkelingen voor u nog eens op een rij.”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 4876

Een ontaarde ruzie over postzegels

mwk.gifMichael W. Kellogg: Ook een ontaarde ruzie over postzegels kent zijn grenzen!Opiniërend artikel naar aanleiding van de conclusie van de Advocaat Generaal van het Europese Hof van Justitie in de zaak Promusicae/Telefonica. (Michael Kellogg is werkzaam als bedrijfsjurist bij het Corporate Intellectual Property Office van KPN B.V. Dit stuk is op persoonlijke titel geschreven.)

“Je moet het de Stichting Brein nageven. Het financieren van de juridische procedure van de (valselijk?) beschuldigde postzegelhandelaar Pessers bij de Hoge Raad tegen Internet Service Provider (hierna “ISP”) Lycos , heeft haar geen windeieren gelegd.

De advocaten van Lycos waarschuwden de Hoge Raad nog voor de mogelijke negatieve “spill over effects” van het arrest van het Hof op andere (internet)-rechtsgebieden dan de specifieke hosting-situatie, waar het hier om ging. De Hoge Raad overwoog hieromtrent in het arrest Lycos/Pessers  dat “het Hof zijn oordeel (heeft) toegesneden op het onderhavige geval en zich over andere gevallen van buitencontractuele mededelingsplichten niet (heeft) uitgelaten”.

Als men de recente uitspraken van Voorzieningenrechters in de zaken Brein/UPC , en Brein/KPN  beziet, lijkt dit arrest mutatis mutandis toegepast te zijn op mere conduit-situaties. De vooruitziende blik van de (cassatie)-advocaten van Lycos lijkt dus toch scherper te zijn geweest dan dat van de Hoge Raad.

(…) Het (technische) toepassingsgebied van  Lycos/Pessers lijkt nu echter toch wel degelijk juridisch te moeten worden ingeperkt, tenminste als het Europese Hof van Justitie de conclusie van Advocaat Generaal Julianne Kokott van 18 juli jl. zal volgen in de zaak Promusicae/Telefonica (zaak C-275/06).”

Lees het volledige artikel hier. Promusicae/Telefonica hier. Lycos/Pessers hier.

IEF 4563

Senior onderzoek

Twee relatief nieuwe parallelle publicaties van senior onderzoeker Mireille van Eechoud, op de website van het IVIR:

Het communautair acquis voor auteursrecht en naburige rechten: zeven zonden of zestien gelukkige jaren? (Eerder gepubliceerd in AMI, 2007-4, p. 109-117).

“In dat kader achtte de Europese Commissie (DG Markt) de tijd rijp voor een kritische en integrale analyse van de zeven verschillende richtlijnen die sinds 1991 het licht zagen op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten. Na een openbare aanbesteding1 kreeg het Instituut voor Informatierecht de opdracht te rapporteren over ‘The Recasting of Copyright & Related Rights for the Knowledge Economy’. In deze bijdrage komen de belangrijkste bevindingen aan bod.

Lees het artikel hier. Besproken rapport IVIR hier

Noot bij Rechtbank Den Haag 17 januari 2007 (Garmin/Tomtom) (Eerder gepubliceerd in IER 2007-3, nr. 52).

“Bovenstaande casus werpt de vraag op hoe de verhouding tussen Gemeenschapsmodelverordening en EEX-Vo precies is. Een belangrijk verschil tussen de EEX-Vo en de Gemeenschapsmodelverordening is dat de EEX-Vo primair rechtsmacht ten aanzien van personen regelt, en de GmodV uitsluitend ten aanzien van zaken, namelijk geschillen over bestaan/geldigheid en omvang van een gemeenschapsmodel. De EEX-Vo bepaalt de internationale rechtsmacht over gedaagden die in een Lidstaat zijn gevestigd. De regels van het GmodV zijn van toepassing onafhankelijk van de vestigingsplaats van partijen.”

Lees de noot hier. Lees het vonnis hier.

IEF 4558

Terug op HBS/Danestyle?

JB.gifJoost Becker (Dirkzwager): Voorschot op schadevergoeding in kort geding: komt de Hoge Raad terug op HBS/Danestyle?

Artikel over de spoedeisendheid in kort geding van het voorschot op schadevergoeding in IE-inbreukzaken.

“Nu nemen rechters in feitelijke instanties in IE-inbreukzaken (vrijwel) altijd aan dat er een spoedeisend belang is bij de hoofdvordering, gezien de aard ervan. Brengt de Hoge Raad binnen de soort nevenvorderingen dan nog een nadere differentiatie aan voor de verzwaarde motiveringseisen? De veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten heeft naar mijn mening niet een wezenlijk andere aard dan een toewijzing van een voorschot op schadevergoeding.  Het zijn beide immers geldvorderingen, met het daarbij behorende restitutierisico. Mijns inziens zouden deze vorderingen dus niet verschillend beoordeeld moeten worden. Als ik het arrest op dit punt juist lees, kan dit mogelijk gevolgen hebben voor de spoedeisendheid van alle gevorderde voorschotten tot betaling van geldvorderingen, waaronder ook het voorschot op schadevergoeding.”

Lees het artikel hier.