Reclamerecht  

IEF 1726

Kernelement

Even over het hoofd gezien, speciaal voor leden van de VvRr: HvJ, 23 februari 2006, zaak C-59/05, Siemens AG tegen VIPA Gesellschaft für Visualisierung und Prozeßautomatisierung mbH.

Duitse prejudiciële vragen met beterkking tot misleidende reclame en misbruik van bekendheid van onderscheidend kenmerk van concurrent. Siemens heeft een vordering ingesteld tegen VIPA wegens misbruik van de bekendheid van haar producten.

Met zijn vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende Duitse rechter in wezen te vernemen of een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een onderscheidend kenmerk van een fabrikant, namelijk een in vakkringen bekend bestelnummersysteem voor zijn producten, oneerlijk voordeel trekt uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk in de zin van artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450, en of bij deze beoordeling rekening moet worden gehouden met het voordeel dat een dergelijk gebruik voor de consumenten en de adverteerder oplevert.

Siemens vervaardigt en verkoopt onder meer programmeerbare besturingssystemen onder de benaming „Simatic”. Voor deze systemen en hun aanvullende componenten introduceerde zij in 1983 een bestelnummersysteem, bestaand uit een combinatie van verscheidene hoofdletters en cijfers. VIPA vervaardigt en verkoopt onder meer componenten die met de „Simatic”-besturingssystemen compatibel zijn, waarvoor zij sinds 1988 een identificatiesysteem gebruikt dat nagenoeg overeenkomt met dat van Siemens. Zo verkoopt VIPA bijvoorbeeld onder bestelnummer „VIPA 928-3UB21” de component die overeenstemt met het originele Siemens-product met bestelnummer „6ES5 928-3UB21”.

Krachtens artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450 is vergelijkende reclame geoorloofd zolang zij, onder meer, geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende producten.

Volgens de rechtspraak van het Hof kan een adverteerder kan niet worden geacht oneerlijk voordeel te trekken uit de bekendheid van de onderscheidende kenmerken van de producten van zijn concurrent, indien een verwijzing naar deze kenmerken de voorwaarde is voor een daadwerkelijke concurrentie op de betrokken markt.

Het Hof heeft overigens reeds geoordeeld dat het gebruik van een merk door een derde een oneerlijk voordeel kan opleveren of afbreuk kan doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, bijvoorbeeld doordat bij het publiek een verkeerde indruk wordt gewekt over de relatie tussen de adverteerder en de merkhouder.

Nagegaan moet worden of het gebruik van het desbetreffende kernelement bij het publiek waarop de reclame van VIPA is gericht, associaties kan wekken tussen de fabrikant van de betrokken besturingssystemen en hun aanvullende componenten en de concurrerende leverancier, doordat dit publiek de reputatie van de producten van deze fabrikant gaat toeschrijven aan de producten van de concurrerende leverancier.

Wat het voordeel van de identieke overneming van een onderscheidend teken voor de adverteerder en de consument betreft, heeft het Hof enerzijds reeds geoordeeld dat vergelijkende reclame de consumenten de mogelijkheid beoogt te bieden, zo veel mogelijk profijt van de interne markt te trekken, aangezien reclame een zeer belangrijk middel is om overal in de Gemeenschap voor alle goederen en diensten reële afzetmogelijkheden te scheppen. Anderzijds blijkt uit de tweede overweging van richtlijn 97/55 dat vergelijkende reclame ook tot doel heeft, in het belang van de consument een stimulans te vormen voor de concurrentie tussen de leveranciers van goederen en diensten.

Bijgevolg moet het voordeel van de vergelijkende reclame voor de consumenten stellig in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het oneerlijk voordeel dat de adverteerder trekt uit de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent. Daarentegen kan het voordeel van de vergelijkende reclame voor de adverteerder, dat wegens de aard van dit soort reclame hoe dan ook evident is, op zich niet beslissend zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het gedrag van deze adverteerder.

In casu zouden de gebruikers, wanneer VIPA het kernelement van de bestelnummers van haar aanvullende componenten voor de besturingssystemen van Siemens veranderde, de bestelnummers van de overeenkomstige producten van Siemens in een vergelijkende lijst moeten opzoeken. Dat zou, zoals de verwijzende rechter vaststelt, nadelen voor de consumenten en VIPA opleveren. Een beperkend effect op de mededinging op de markt van aanvullende componenten voor Siemens-besturingssystemen is dus niet uit te sluiten.

Gelet op de voorgaande overwegingen dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450 aldus moet worden uitgelegd dat een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, in omstandigheden als die van het hoofdgeding geen oneerlijk voordeel trekt uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk.

Lees het arrest hier.

IEF 1723

Vereniging voor Reclamerecht

Ook het reclamerecht heeft sinds deze week een eigen vereniging. De Vereniging voor Reclamerecht (VvRr) heeft tot doel het bevorderen van de kwaliteit van wetgeving, rechtspleging en beroepsuitoefening door leden op het gebied van het reclamerecht.

Het bestuur wordt gevormd door Ebba Hoogenraad (Steinhauser Hoogenraad, voorzitter), Willem Leppink (Simmons & Simmons, secretaris), Jan Pieter Hustinx (De Brauw, Blackstone Westbroek, penningmeester), Prof. Jan Kabel (IVIR), Jacqueline Schaap (Klos Morel Vos & Schaap) en Klaas Evelein (Unilever).

De oprichtingsbijeenkomst van VvRr vindt plaats op 25 april 2006, vanaf 13.30 uur, om 14.00 uur gevolgd door een symposium over het thema "Is de Consument Gek?" De locatie zal nader bekend worden gemaakt. 

Paneldiscussie en inleidingen met medewerking van o.a.  Prof. Fred van Raaij (Universiteit Tilburg),  Prisca Ancion-Kors (Stichting Reclame Code), A.J. van der Meer (Vice-president  Rechtbank Haarlem) Ronald van der Vorst (They Marketing), Geraldine Huyssoon (Consumentenbond), Bernardine Trompenaars (Min. EZ). De dagvoorzitter is Prof. Jan Kabel.

Voor nadere informatie en opgave secretariaat VvRr: willem.leppink@simmons-simmons.com

IEF 1714

Botcement

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 16 februari 2006, LJN: AV2919. Heraeus Kulzer GmbH tegen Biomet Nederland B.V.

Botcementzaak. Presentatie als identiek product, misleidende reclame en merkinbreuk door ex-afnemer. Nagenoeg identieke verpakking  mag wel gebruikt blijven worden. Vonnis met heel veel (r)-etjes.

Heraeus is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de ontwikkeling, productie en distributie van botcement. Botcement wordt gebruikt bij het vastzetten van bijvoorbeeld heup- of knieprotheses in het bot. Het belangrijkste botcement van Heraeus betreft het door haar geproduceerde botcement REFOBACIN(r) PALACOS(r) (hierna: PALACOS). Biomet is een toeleverancier van orthopedische producten. Sinds april 2001 heeft Biomet botcement producten van Heraeus afgenomen en deze op een niet-exclusieve basis in Europa verhandeld tot februari 2005.

Heraeus heeft op 10 februari 2005 aan Biomet c.s. en andere afnemers medegedeeld dat zij de distributierelatie beëindigde en de rechtstreekse levering van PALACOS aan artsen en ziekenhuizen per 31 augustus 2005 ter hand zou nemen. Biomet heeft vervolgens besloten om een eigen botcement te ontwikkelen en op de markt te brengen onder de naam REFOBACIN(r)BONE CEMENT R.

Reclame: Heraeus vindt de reclamecampagne van Biomet voor REFOBACIN(r)BONE CEMENT misleidend en daarmee onrechtmatig. (…) Heraeus heeft gesteld dat Biomet in haar reclame uitingen met zoveel woorden heeft medegedeeld dat het nieuwe product dat Biomet op de markt brengt "identiek" zou zijn aan het door Heraeus vervaardigde product, terwijl het in werkelijkheid er duidelijk van verschilt. Ter terechtzitting heeft Biomet echter uitdrukkelijk erkend dat beide producten niet identiek zijn. De rechter neemt dit dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling van dit geschil.

De rechter maakt echter voorshands op dat Biomet kennelijk wel eerder op enig moment in haar reclamecampagne te kennen heeft gegeven dat de producten, in zoveel woorden, identiek zijn, zoals als ook min of meer wordt erkend in de pleitnota van Biomet. En ook uit de door Heraeus overgelegde "sales organiser", welke kennelijk enkel en alleen bedoeld was voor intern gebruik voor medewerkers van Biomet en welke bedoeld is als instructiemap waarin de marketing materialen voor het nieuwe Biomet product zijn opgenomen en verder tot doel had de verkopers van Biomet te instrueren hoe zij het nieuwe product in de markt dienden aan te prijzen, blijkt voorshands dat de gehele strategie van Biomet er op gericht is (geweest) om afnemers de boodschap mee te geven dat het hetzelfde product betreft, met slechts een nieuwe naam. Letterlijk wordt in dit kader als strategie voor de lancering van het nieuwe product gekozen voor: "business as usual".

Ook is genoegzaam aannemelijk geworden dat Biomet in ieder geval in andere Europese landen gebruik maakt van reclameposters waarbij de naam van PALACOS is doorkruist en met een pijl verwezen wordt naar de nieuwe naam BONE CEMENT R. Naar het voorlopig oordeel van de rechter past ook dit in dezelfde lijn van (Europees) campagne voeren door Biomet, waarbij op zijn minst de indruk wordt gewekt dat sprake is van een identiek product.

Tenslotte schept ook het feit dat Biomet voor haar nieuwe product gebruik maakt van dezelfde productnummers als die voorheen gebruikt werden bij het product van Heraeus, bij afnemers de verwachting dat sprake is van een identiek product.

Voorshands dient derhalve te worden aangenomen dat Biomet misleidende reclame heeft gemaakt voor haar product.

Verpakking: De vordering van Heraeus om Biomet te verbieden gebruik te maken van de verpakking van REFOBACIN(r)BONE CEMENT R dient naar het oordeel van de rechter te worden afgewezen. Weliswaar is de rechter het met Heraeus eens dat de verpakkingen nagenoeg identiek zijn. Echter, in de omstandigheid dat Heraeus sinds jaar en dag zonder bezwaren heeft ingestemd met het gegeven dat haar product werd verkocht in een verpakking van (de rechtsvoorgangers van) Biomet en in de standaard huisstijl van (de rechtsvoorgangers van) Biomet, ziet de rechter aanleiding de vordering  af te wijzen. Niet betwist is dat de verpakking van het product van Biomet in lijn is met de verpakkingen voor de gehele productgroep.

Merkgebruik: Volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, betreffende de uitleg van artikel 6 lid 1 sub c Merkenrichtlijn (richtlijn 89/104), kan het gebruik van een merk nodig zijn in de zin van dit artikel wanneer het in de praktijk het enige middel is om het (relevante) publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over de bestemming van een product. Bij het onderzoek of andere middelen kunnen worden gebruikt om dergelijke informatie mee te delen, moet onder meer rekening worden gehouden met het eventuele bestaan van technische standaarden of van normen die gewoonlijk worden gebruikt voor het type van het product dat door de derde in de handel wordt gebracht en bekend zijn bij het publiek waarvoor dit type van product is bestemd. Er is echter wel sprake van een loyaliteitsverplichting tegenover de legitieme belangen van de merkhouder. Het gebruik van een merk is met name dan niet in overeenstemming met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel, wanneer:
- het merk aldus wordt gebruikt dat de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de derde en de merkhouder bestaat;
- dit gebruik de waarde van het merk aantast doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan;
- de goede naam van dit merk wordt geschaad of kleinerende uitlatingen over dit merk worden gedaan;
- of de derde zijn product voorstelt als een imitatie of namaak van het product voorzien van het merk waarvan hij niet de houder is.

Onbetwist is dat Heraeus de rechthebbende is op het Beneluxmerk PALACOS(r). Voorts staat vast dat Biomet, zonder daarvoor toestemming te hebben verkregen van Heraeus, in ieder geval in haar brief van 24 augustus 2005 gebruik heeft gemaakt van de merknaam PALACOS(r), als ook dat zij in campagnes in andere Europese landen gebruik heeft gemaakt van posters met daarop de merknaam PALACOS(r). Gezien ook hetgeen is overwogen en het feit dat Biomet het merk PALACOS(r) van Heraeus heeft gebruikt om haar eigen product te promoten in het economisch verkeer, is de rechter voorshands van oordeel dat Biomet daarmee een ongerechtvaardigd voordeel heeft getrokken uit de reputatie van het merk PALACOS(r). De vordering onder ligt derhalve eveneens voor toewijzing gereed.

Naast rectificatie en dwangsommen e.d. gebiedt de voorzieningenrechter Biomet met onmiddellijke ingang elk gebruik van mededelingen dat REFOBACIN(r)BONE CEMENT R, in zoveel woorden, identiek is aan REFOBACIN(r)PALACOS en mededelingen en/of mededelingen van gelijke strekking, althans enigerlei vorm van betrokkenheid bij dit soort uitlatingen, te staken en gestaakt te houden en overigens te verbieden misleidende mededelingen openbaar te (doen) maken terzake van de producten onder het merk REFOBACIN(r)BONE CEMENT R, in Nederland en daarbuiten.

Gebiedt Biomet al het reclame materiaal waarin reclame wordt gemaakt met - vergelijkbare versies van - de kernboodschap dat BIOMET BONE CEMENT en PALACOS(r)botcement identieke producten met een andere naam zouden betreffen binnen veertien dagen na de datum van het ten dezen te wijzen vonnis door haar vertegenwoordigers bij de betreffende artsen en apothekers te doen terughalen;

Beveelt Biomet o.a. om binnen veertien dagen na het ten dezen te wijzen vonnis ieder gebruik van het merk PALACOS(r) alsmede alle andere merken van Heraeus in de Benelux, dan wel ieder onrechtmatig handelen van de in de dagvaarding bedoelde aard in Nederland, met onmiddelijke ingang te staken en gestaakt te houden. Dit verbod geldt niet voor de voorraden die Biomet op basis van de overeenkomst uit 1993 nog onder haar heeft.

Lees het vonnis hier.

IEF 1701

Netjes Handhaven

Vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl: Gerechtshof 's-Gravenhage, 10 november 2005, LJN: AV2646, 05/969. De Staat Der Nederlanden Tegen Diverse tabaksfabrikanten. Hoger beroep in deze zaak. Procesrechtelijk heel interessant, nu alleen even de reclamerechtelijke overwegingen.

“Van het in artikel 5, lid 1 van de Tabakswet gegeven algemene verbod van elke  vorm van reclame of sponsoring van tabaksproducten zondert artikel 5, lid 3, sub b  uit: "de reguliere presentatie van de te koop aangeboden tabaksproducten door middel van het tonen daarvan in een gesloten verpakking tegen een neutrale achtergrond en de  normale prijsaanduiding daarvan in tabaksverkooppunten (...)" 

Het hof leest in de bepaling, in samenhang met de daarbij gegeven toelichting,  dat niet verboden is tabaksproducten in tabaksverkooppunten te presenteren,  indien dat maar geschiedt in een gesloten verpakking, tegen een neutrale  achtergrond en met een normale prijsaanduiding, en zolang die presentatie  regulier is, dat wil zeggen dat die niet afwijkt van de gebruikelijke presentatie  in de afgelopen jaren.

Agio c.s. hebben met door de Staat niet bestreden fotomateriaal van  presentaties van sigarendoosjes op dispensers in de periode vóór, zowel als in  de periode na de invoering van de nieuwe Tabakswet, voldoende aannemelijk  gemaakt dat die vorm van presentatie na de invoering van de wet niet is  gewijzigd, zeker niet in de zin dat die wervender zou zijn dan tevoren.

De Staat  heeft niet gesteld dat het hier gaat om "rare stuntachtige uitstalmethode". Het hof  acht daarom het (met materiele strafsancties) handhavend optreden tegen die  presentatie in strijd met de Tabakswet en dus onrechtmatig. 

Dat het door de Staat behartigde belang van de volksgezondheid zwaar weegt is  uiteraard juist maar even vanzelfsprekend is dat de Staat dat belang niet kan  behartigen door een handhavingspraktijk die strijdig is met de wet.” Lees het arrest hier.

IEF 1659

Reclame

- De PvdA wil dat 'agressieve' reclamespots voor leningen moeten worden verboden. De Partij bepleit dat in een aanvalsplan tegen schulden dat morgen wordt gelanceerd. Lees hier meer (Trouw)

-Het ANP bericht dat de KNSB onder druk van NOC-NSF een reclamespotje uit de ether heeft gehaald. Volgens de sportkoepel overtreedt de schaatsbond de marketingregels van het internationaal olympisch comité IOC. De KNSB probeerde met de spot sponsors te werven en gebruikte daarbij de naam 'olympisch'. Een woordvoerder van de schaatsbond liet weten dat er van opzet geen sprake was en dat onmiddellijk gehoor wordt gegeven aan de wens van NOC-NSF. ‘Iedereen vindt het vervelend dat dit is gebeurd, maar de zaak is opgelost.’ Lees hier meer. Eerdere Olympische berichtgeving hier.

- Kamerstuk 30 186, nr. 21, Wet marktordening gezondheidszorg, amendement Van Het Lid Schippers, Ontvangen 20 februari 2006.  De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In paragraaf 4.2 wordt na artikel 36 een artikel ingevoegd dat luidt:
 
Artikel 36a

  1. Zorgaanbieders dragen er zorg voor dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie terzake van een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en niet misleidend is.
  2. De zorgautoriteit kan regels stellen betreffende de informatievoorziening, bedoeld in het eerste lid, met het oog op de doeltreffendheid, juistheid, inzichtelijkheid en vergelijkbaarheid daarvan.
  3. De in het tweede lid bedoelde regels worden gesteld in overeenstemming met het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
 
Toelichting
 
 Reclame van zorgaanbieders zal voornamelijk betrekking hebben op zorg. De IGZ toetst die zorg op grond van kwaliteitswetgeving. Het ligt voor de hand dat ook de IGZ het toezicht op reclame van zorgaanbieders ter hand neemt. Dat is ook in lijn met het toezicht van IGZ op reclame geneesmiddelen. Vanwege de herkenbaarheid is gekozen voor een afzonderlijk artikel.
 
Schippers

IEF 1649

Amendementen

- Kamerstuk 29359, nr. 49, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement om directe en actieve toezicht op geneesmiddelenreclame weer bij de inspectie te leggen.
 
- Kamerstuk 29359, nr. 50, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement over het stellen van nadere regels aan gunstbetoon en reclame.

- Kamerstuk 29359, nr. 49, 2e Kamer.  Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement om directe en actieve toezicht op geneesmiddelenreclame weer bij de inspectie te leggen
 
Amendement van het lid Kant. Ontvangen 15 februari 2006 De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Na artikel 81 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 81a Met het toezicht en actieve opsporing op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde omtrent geneesmiddelenreclame zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Toelichting Met dit amendement wordt beoogd het directe en actieve toezicht op de geneesmiddelenreclame weer bij de inspectie te leggen in plaats van dit aan zelfregulering over te laten. De zelfregulering treedt te passief op en de stichting Reclame Code heeft nauwelijks of geen sanctiemogelijkheden. Beter is het actieve toezicht weer aan de inspectie over te laten. Hier gaat – zo bleek uit de jaren dat de sector reclametoezicht op deze manier functioneerde – een zeer preventieve werking van uit. Daarbij hoort ook een centraal meldpunt voor alle klachten over marketingactiviteiten. Kant

- Kamerstuk 29359, nr. 50, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement over het stellen van nadere regels aan gunstbetoon en reclame

Amendement van het lid Kant. Ontvangen 15 februari 2006 De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Na artikel 91 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 91a Bijof krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven betreffende reclame en gunstbetoon. Toelichting Met dit amendement wordt beoogd per amvb nadere regels te kunnen stellen aan gunstbetoon en reclame. Zoals nadere bepalingen over wat binnen de perken (bedragen) is bijgiften, bijeenkomsten of manifestaties; dat gastvrijheid zich niet mag uitstrekken tot andere dan beroepsbeoefenaars; dat manifestaties geaccrediteerd horen te zijn door erkende wetenschappelijke verenigingen; dat er transparantie moet zijn over financiële banden en dat er geen directe banden mogen tussen sprekers en industrie bijmanifestaties. Ook kunnen hierin nadere regels worden gesteld om seeding trials tegen te gaan. De circulaire van de minister inzake beleidsregels nadere invulling begrip gunstbetoon van 5 maart 2003, zou hierbijals grondslag kunnen dienen. Kant

IEF 1636

Niet verbeurd

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 februari 2006, LJN: AV1600. Novartis Pharma B.V. tegen Sanofi Winthrop Bristol- Myers Squibb V.O.F.

Executiegeschil. Oorspronkelijk geschil betrof een aan Novartis opgelegd verbod (CGR en Rechtbank Den Bosch) om bepaalde reclame-mededelingen te doen met betrekking tot het geneesmiddel Diovan.
 
Kort samengevat: In KG wordt in eerste aanleg een verbod met dwangsommen opgelegd. Dwangsommen kunnen pas verbeurd worden nadat de uitspraak waarbij zij zijn opgelegd is betekend aan de veroordeelde. Dit is gebeurd. Tegen het KG-vonnis wordt hoger beroep ingesteld. In hoger beroep wordt de veroordeling met dwangsom in eerste aanleg inhoudelijk bekrachtigd, maar wordt de dwangsomveroordeling, met een kleine wijziging, in het dictum opnieuw geformuleerd (dus ipv een simpele bekrachtiging van het vonnis in eerste aanleg).

De vraag is nu of dit arrest voor de verbeurte van dwangsommen ook weer had moeten worden betekend. Bij een pure bekrachtiging is dit niet nodig, maar omdat in dit geval volgens het Hof sprake is van een nieuwe dwangsomveroordeling, had dit arrest wél betekend moeten worden. Dwangsommen zijn dus niet verbeurd. Lees het arrest hier.

IEF 1617

Reclame

"De Verkeersopleidingen Associatie Nederland (VAN) pakt rijscholen aan die misleidende reclame maken over hun tarieven. In het uiterste geval zal de VAN een rijschool voor de rechter brengen. Het gaat om rijscholen die reclame maken met lage tarieven, maar daarbij niet vermelden dat de les minder dan een uur duurt. Volgens de VAN staat de wet dat niet toe." Lees hier iets meer (Telegraaf).

"Moeten isp's nu wel of niet bij hun adsl/bel-pakketten vermelden dat klanten ook een bedrag aan KPN moeten betalen? De Reclame Code Commissie vindt van wel. Wanadoo vermeldde in zijn reclames niet dat de klant naast de kosten voor Wanadoo ADSL Family + telefonie ook nog de abonnementskosten aan KPN moet voldoen. Dit was voor Tele2 reden om naar de Reclame Code Commissie te stappen. Deze heeft nu Tele2 in het gelijk gesteld: de uiting van Wanadoo was misleidend." Lees hier meer (Webwereld).

IEF 1592

Uit de lucht

Rechtbank Almelo, 3 februari 2006,  LJN: AV1009. Eiseres tegen Gedaagde. Veel dwangsomprocesrecht na mislukte make-over inbreukmakende website.

Eiseres en Gedaagde houden zich bezig met de exploitatie van een paragliding school. Het doel van partijen is opleidingen en reizen voor paragliding organiseren. Om belangstellenden van informatie te voorzien geven beide partijen een informatiefolder uit en hebben zij een website die voor iedereen toegankelijk is. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 22 december 2005 is Eiseres veroordeeld om haar folder niet meer te gebruiken en te verspreiden met ingang van de dag na betekening van de uitspraak. Daarnaast is zij veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis haar website offline te schakelen en geschakeld te houden zolang deze website in strijd is met het auteursrecht van Gedaagde.

Eiseres heeft haar website offline geschakeld, aangepast en de aangepaste website online geschakeld. Op 23 januari 2006 heeft zij haar website weer offline geschakeld. Dit als gevolg van het aan haar op die datum betekende exploot waarbij Gedaagde aan haar heeft aangezegd dat zij een dwangsom van in totaal €5.000,-- heeft verbeurd.

Eiseres ontkent dat zij dwangsommen heeft verbeurd. Zij stelt dat er in het geheel geen sprake is van een inbreuk van het auteursrecht.  De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de vorderingen van Eiseres moeten worden afgewezen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan van een feitelijke of juridische misslag niet worden gesproken. Voorts is niet gebleken dat zich na het wijzen van het vonnis van de voorzieningenrechter feiten hebben voorgedaan die meebrengen dat de executie plaatsvindt onder omstandigheden die de voorzieningenrechter niet heeft kunnen voorzien en waarbij deze bij het geven van zijn beslissing redelijkerwijs geen rekening heeft kunnen houden.

In deze procedure is vervolgens aan de orde de vraag of het online schakelen van de aangepaste website van Eiseres is aan te merken als een overtreding van de veroordeling bij vonnis om de website offline te schakelen en geschakeld te houden zolang deze website in strijd is met het auteursrecht van Gedaagde en of Eiseres hierdoor dwangsommen heeft verbeurd.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook de gewijzigde site nog te veel overeenstemmende elementen vertoont met de site van Gedaagde. Weliswaar heeft Eiseres haar website op onderdelen gewijzigd, echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de wijzigingen niet van dien aard dat niet gezegd kan worden dat het totale beeld van de site van Eiseres zodanig afwijkt van het totale beeld van de site van Gedaagde dat geen sprake meer is van onrechtmatig handelen.

De omstandigheid dat Eiseres aan haar website een openingspagina heeft toegevoegd maakt dit oordeel niet anders. De lay-out van beide sites vertonen ook nu nog teveel overeenstemmende elementen. Ook na de wijzigingen wordt nodeloos verwarring gesticht door na te bootsen op punten waar dat voor de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de website niet nodig is.

De voorzieningenrechter wijst Eiseres nogmaals op de twaalf sites in dezelfde beroepsgroep van partijen om aan te geven dat het gebruik van de overeenstemmende elementen op de manier waarop Eiseres dit ook nu weer doet, voor de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de website niet nodig is.

De stelling van Eiseres dat de gelijkenis van beide websites op toeval berust, acht de voorzieningenrechter ongeloofwaardig. De discussie over wie het auteursrecht toekomt kan in deze procedure niet opnieuw worden gevoerd. Daarvoor is de appelprocedure bij het gerechtshof in Arnhem de aangewezen weg.

Dit alles houdt in dat Eiseres over de periode van 19 tot en met 23 januari 2006 vijfmaal een dwangsom heeft verbeurd tot een bedrag van in totaal € 5.000,-- en Gedaagde aldus een vorderingsrecht heeft op Eiseres. In de omstandigheid dat de appelrechter mogelijk anders oordeelt dan de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 22 december 2005 ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de executie van de dwangsommen te schorsen. Lees hiet vonnis hier. En lees hier een bericht over de eerdere zaak op de website van Gedaagde.

IEF 1589

De kwaliteit van de openbare ruimte

Raad van State, 1 februari 2006,LJN: AV0905. Winkelier tegen Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid. Zeer lokaal reclamerecht. Voor de liefhebber.

"Voorts heeft de rechtbank, volgens appellante, ten onrechte geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen. Dit welstandsadvies is volgens appellante gebaseerd op de kleur van de gevel, die in het kader van de beoordeling van de reclame geen rol had mogen spelen, aldus appellante. Lees het vonnis hier.