Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.956 artikelen gevonden
IEF 11216

In latere procedure niet alsnog 1019h Rv vragen

Rechtbank Utrecht 18 april 2012, LJN BW3580 (Roucar Gear Technologies B.V. tegen gedaagde)

In navolging van IEF 10462. Octrooirecht, proceskostenveroordeling. Verzet in de exequaturprocedure. De rechtbank constateert dat in de eerder beschikking al een beslissing is gegeven over de proceskosten, namelijk door deze conform het liquidatietarief toe te wijzen. Gedaagde had aanspraak willen maken op volledige proceskostenveroordeling conform artikel 1019h Rv, dat heeft hij evenwel (kennelijk) nagelaten. In deze latere procedure kan hij daarom niet alsnog vergoeding van de kosten op grond van artikel 1019h Rv vragen.

De rechtbank volgt Roucar c.s. niet in zijn verweer dat artikel 1019h Rv alleen van toepassing is op zaken waarin sprake is van een vordering strekkende tot staking van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht. Uit het bepaalde in artikel 1019 Rv blijkt dat artikel 1019h Rv van toepassing is op alle zaken waarin de handhaving van rechten van intellectuele eigendom aan de orde is. In de Franse procedure strekte de vordering van [gedaagde] er kennelijk toe om hem als enig eigenaar aan te wijzen van een aantal patentaanvragen en om vervolgens de schade te vergoeden die hij heeft geleden doordat Roucar c.s. hem verhinderd heeft om de registratie van internationale uitbreidingen van de aanvragen en het zoeken van partners voor de ontwikkeling van de uitvindingen en hun toepassingen normaal uit te voeren (r.o. 2.8).

Daarmee is dat een zaak die ziet op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 18 oktober 2011, C-406/09, geldt dit oordeel vervolgens ook voor de uit die zaak voortvloeiende exequaturprocedure. Octrooirechten behoren tot de intellectuele eigendomsrechten waarvoor een proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv kan worden gevraagd, omdat deze rechten onderdeel uitmaken van de opsomming van de intellectuele eigendomsrechten in artikel 1019 Rv. De gevraagde proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv is derhalve in beginsel toewijsbaar.

2.9. Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde kosten overweegt de rechtbank als volgt. De onderhavige zaak betreft een octrooizaak en valt derhalve niet onder de landelijk vastgestelde indicatietarieven in IE-zaken, zodat de hoogte van de opgevoerde kosten niet aan die tarieven kan worden getoetst. Wel dienen de kosten te voldoen aan het vereiste van artikel 1019h Rv dat deze redelijk en evenredig zijn, en voorts dienen de kosten gemaakt te zijn met betrekking tot de onderhavige procedure. De rechtbank constateert dat een deel van de opgevoerde kosten, die [gedaagde] heeft gespecificeerd door overlegging van productie 4, ziet op kosten die dateren van vóór het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 27 juli 2011. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat die kosten zien op de onderhavige procedure, zodat die kosten buiten beschouwing dienen te blijven. Voor zover de kosten zien op de afgifte van de uitvoerbaarverklaring (bij beschikking van 13 juli 2011), geldt bovendien dat in die beschikking al een beslissing over de daarvoor gemaakte proceskosten is gegeven. [gedaagde] aanspraak had willen maken op volledige proceskostenveroordeling conform artikel 1019h Rv en/of nakosten, had hij dat in die procedure moeten vorderen. Dat heeft hij evenwel (kennelijk) nagelaten.

2.10. Anders dan Roucar c.s. stelt, kan de reistijd van de advocaat van [gedaagde] vanuit Brussel naar Utrecht voor het bijwonen van de zitting in de onderhavige procedure niet als onredelijk worden aangemerkt, nu het aan een partij zelf is om te beslissen of zij haar procesadvocaat naar een zitting wil sturen, of haar behandelend advocaat. Voor het overige kunnen de gespecificeerde kosten, ook indien in aanmerking wordt genomen dat de onderhavige procedure min of meer een herhaling vormt van de procedure die is geëindigd met de beschikking van 26 oktober 2011, niet als onevenredig of onredelijk worden aangemerkt.

IEF 11215

Overzichtsartikel verslagen TPB zitting

Vanwege de grote interesse, hieronder enkele verslagen van de zitting van afgelopen donderdag van de Stichting BREIN tegen UPC e.a. over de blokkering van de website van The Pirate Bay.

Stichting BREIN: verslag zitting to block or not to block, verslag zitting BREIN / UPC, KPN, Tele2 en T-Mobile mbt blokkering toegang tot The Pirate Bay
De zitting betrof dan ook een herhaling van zetten, extra langdurig doordat de ISP's vertegenwoordigd door drie advocatenkantoren met elk meerdere advocaten tenminste drie keer min of meer hetzelfde verhaal hielden. Zij zijn allen fel gekant tegen de van hen verlangde blokkering van toegang tot The Pirate Bay. De door hen verwoordde angst is dat van hen verlangd zal worden dat zij ook allerlei andere onrechtmatige en strafbare sites blokkeren, hetgeen in menig andere EU lidstaat al gemeengoed is. Overigens blokkeren ook Nederlandse access providers al volop zoals met name spam.

Webwereld: verslag: BREIN vs. KPN, UPC, Tele2, T-Mobile
Zo bleek dat de rechtbank had geblunderd met statistieken van filesharende Ziggo- en XS4ALL-abonnees. Ook is het causale verband tussen het delen van bestanden met een torrentclient en bezoek aan de Pirate Bay onduidelijk. Vooraanstaande juristen kwamen met meer fundamentele juridische kritiek op de proppen.

PCM Web: Brein overweegt zwaardere maatregelen tegen providers
Uit een onderzoek van de UVA zou ook blijken dat blokkade van de populaire site weinig effect sorteert. Joris van Manen, advocaat van Brein, zegt als de blokkade van The Pirate Bay niet werkt, er zwaardere maatregelen zullen worden overwogen. Van Manen vermeldt niet wat de maatregelen zouden kunnen zijn. De providers waren unaniem van mening dat ze niet de aangewezen partij zijn om auteursrechtinbreuk te voorkomen.

Tweakers: Providers: blokkade The Pirate Bay is zinloos
Hij noemt The Pirate Bay de 'grootste auteursrechtinbreuk in de geschiedenis van de mensheid'. Volgens UPC staat echter allerminst vast dat de blokkade auteursrechtinbreuk heeft helpen te voorkomen.

IEF 11214

Om in zijn levensonderhoud te voorzien

Rechtbank Utrecht 12 maart 2012, LJN BW3491 (opzetheling, valse merkkleding voor levensonderhoud)

Strafrecht en IE. Veroordeling voor heling en verkopen van valse merkkleding.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1 een gewoonte heeft gemaakt van opzetheling; Feit 2: opzettelijk binnen Nederland valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken heeft verkocht, terwijl hij dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend, meermalen gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij handelt in valse merkkleding om in zijn levensonderhoud te voorzien. Verdachte heeft bij zijn handelen slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling en de handel in valse merkkleding. Niet alleen wordt met valse merkkleding de rechthebbenden van de intellectuele eigendomsrechten op deze waren, schade toegebracht, maar tevens wordt bonafide bedrijven die wel aan hun verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. Verdachte heeft bij zijn handelen slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

(...)

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in 2007 eerder is veroordeeld tot een geldboete voor handel in valse merkkleding en tevens in 2007 een transactie heeft betaald voor heling. De rechtbank is daarom van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf niet aan de orde is. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een werkstraf een passende straf is voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal een iets lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij niet tot een bewezenverklaring komt van opzetheling van de laptop.

Op andere blogs:
Mode-recht (Strafrechtelijke vervolging voor de handel in namaakkleding in China en Nederland)
Nederlandsch Octrooibureau (Straf voor handelen in valse merkkleding)

IEF 11213

Niet het internet, maar het auteursrecht is het probleem

Een bijdrage van de Piratenpartij in reactie op SOS Internet  [IEF 11206].

Het internet is een netwerk gebaseerd op het principe dat men van ieder willekeurig punt naar een ander willekeurig punt verbonden, en ook doorverbonden, kan worden. Dat het destructief voor het netwerk is om in een dergelijk netwerk de route naar een eindbestemming te verbieden is evident, zoals Steunfonds Open en Stabiel internet (SoS) recentelijk ook aangaf in een artikel in de Volkskrant van donderdag j.l. [ook ingezonden IEF 11206].

Het jagen op een eindbestemming in dit netwerk is eveneens onbegonnen werk, maar het staat stichting BREIN natuurlijk wel vrij om te doen. Wel dient hierbij de notitie gemaakt te worden, dat deze eindpunten zich dan dus verplaatsen naar het buitenland, naar gebieden waar BREIN en haar internationale zusterorganisaties geen jurisdictie hebben. Deze landen krijgen vervolgens de innovatie die deze platformen met zich meebrengen. De westerse wereld schiet zichzelf hiermee gerechtelijk in de voet.

Dit is een breder probleem wat zich onder het gehele zogenaamde ‘intellectueel eigendom’ voordoet. De wetgever geeft met deze wetten een monopoliepositie uit handen die bij de rechter afgedwongen kan worden. Evenwel voorziet deze wet er niet in dat deze monopoliepositie misbruikt kan worden. Of we kijken naar BREIN, die met deze wet in de hand de digitale markt neerschutterd, of de patentoorlogen van telefoonproducenten. Deze rechten zijn geworden tot een wapen om de dominante marktpositie via de rechter af te dwingen.

Het beeld van massale verliezen door ‘piraterij’, dat door BREIN wordt geschetst, is dan ook apert onjuist. Vele onderzoeken hebben al uitgewezen dat piraterij geen schade toebrengt aan de culturele markt als geheel. Mensen hebben een bepaald budget voor culturele uitgaven, en de vraag is slechts waar dit geld aan uitgegeven wordt. Een tussenpersonen-industrie die haar plaats in de waardeketen slechts bij de rechter kan opeisen heeft geen bestaansrecht. Eens te meer omdat ze daarmee een deel van dat culturele budget op eist, wat nu dus niet naar artiesten zelf gaat. De gemiddelde artiest is er sinds het begin van al dat downloaden dan ook immens, en aantoonbaar, op vooruit gegaan.

Het idee van de ‘digitale flitspaal’, zoals geopperd door SoS internet, brengt verder ernstige risico’s met zich mee. Dit is een zeer verregaande vorm van controle. Deze controle schendt de privacy van de gebruikers, daar het geen openbare snelweg controleert maar de in beginsel private communicatie tussen mensen. Ook criminaliseert het de gebruiker, er ontstaat een omgekeerde bewijslast. Omdat u mogelijk wat upload wat onder het huidig auteursrecht niet mag, wordt alles op voorhand gecontroleerd. Dit is natuurlijk ontoelaatbaar, dit is big brother ten voeten uit!

Uit de woorden van stichting BREIN van in het proces tegen de overige providers valt op te maken dat zij ook dit soort ingrepen niet zal schuwen, zo ze ermee weg komt. Ook betekend dit dat ze de individuele gebruikers op deze wijze zouden willen aanpakken. Hiermee komen ze terug op een eerdere belofte dat het niet ging om de individuele gebruiker, maar om de grote aanbieders. Een individuele aanpak met draconische boetes als gevolg kan dus binnenkort ook in Nederland werkelijkheid worden. Het ‘sluitstuk’ van BREIN’s aanpak was providers TPB af te laten sluiten, en is nu volgens BREIN nog slechts het begin.

De oplossing van SoS negeert daarmee dat het afdwingen van auteursrechten in de digitale omgeving niet slechts snijdt met iedere notie van netwerkneutraliteit, maar nog veel belangrijker, met een grote greep uit de fundamentele mensenrechten. Dit opdat een overbodige industrie de wetten van de vrije markt kan overleven met een corporatistische repressie die zijn weerga niet kent. Het echte probleem ligt niet bij het downloaden, of onze burgerrechten, maar bij het huidige auteursrecht. Het huidige auteursrecht is een opgelapt relikwie uit 1912 en niet meer van deze tijd. De enige oplossing voor de huidige situatie is een radicale hervorming van het auteursrecht, waarin het delen en creëren van kennis en cultuur wordt gestimuleerd en niet wordt belemmerd.

MVG,

Piratenpartij Nederland

IEF 11212

Overzicht ontwerpverdragen, voortgangsoverzicht EU dossier

Overzicht van ontwerp-verdragen (verdragen in voorbereiding)
Peildatum 31 maart 2012

- Besluit van de Raad van de EU houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de EG van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het gemeenschapsoctrooi EU (Europese Unie) REF: 010891 (hier)
- Gemeenschappelijke rechtsgang; protocol EOO (Europese Octrooi Organisatie) REF: 010191
- Harmonisatie van materieel octrooirecht WIPO (Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom) REF: 010282
- Overeenkomst tegen handel in namaakproducten; Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) REF: 012520
- Rechten van omroeporganisaties WIPO (Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom) REF: 010606
- Verdrag inzake bescherming audiovisuele voorstellingen WIPO (Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom), Partijen bij verdrag REF: 012749
- Protocol inzake illegale handel in tabaksproducten WHO (Wereld Gezondheidsorganisatie) REF: 012149
Overzicht van ontwerp-verdragen , Bijlage bij kamerstukken II 23 530, nr. 93.
Voortgangsoverzicht EU dossiers
Auteursrecht, intellectueel eigendom, interne markt en digitale agenda

- Richtlijn Collectief rechtenbeheer: Muziekrechten - onlinemuziek (auteursrecht) Verwacht in 2012 Algemene regels en transparantie die gelden voor alle auteursrechtenorganisaties en specifieke regels voor licentiëring van onlinemuziek, om de digitale markt te stimuleren en meer grensoverschrijdende diensten aan te bieden aan klanten in de hele EU.

- Billijke compensatie voor reproductie van beschermde werken door natuurlijke personen voor privégebruik (thuiskopieheffing, auteursrecht) Verwacht in 2013
Bepalen dat regelingen voor billijke compensatie in het kader van de richtlijn zodanig functioneren dat rechthebbenden de verschuldigde inkomsten ontvangen zonder dat het functioneren van de interne markt voor elektronische media en uitrusting daardoor wordt belemmerd.

- Herziening van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk en van de richtlijn betreffende de aanpasssing van het nationale merkenrecht Verwacht in 2012
Het doel is de EU-verordening en de EU-richtlijn, waar passend, te verbeteren, te stroomlijnen en te moderniseren en nauwere samenwerking tot stand te brengen tussen het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt (BHIM) en de merkenbureaus in de lidstaten, zodat het handelsmerkenstelsel in Europa als geheel effectiever, efficineter en samenhangender wordt.

- Handhaving van intellectuele eigendomsrechten Verwacht in 2012
De hoofddoelstelling zou zijn Richtlijn (2004/48/EG) aan te passen aan de uitdagingen van vandaag om ervoor te zorgen dat de intellectuele-eigendomsrechten in de EU daadwerkelijk en eenvormig kunnen worden beschermd, met name in een digitale omgeving.

- Online-gokken in de interne markt Verwacht in 2012
Mededeling als follow-up van het groenboek "Online-gokken in de interne markt" over het naast elkaar bestaan van nationale toezichtsmodellen en initiatieven op nationaal en EU-niveau.

- e-Justitie Verwacht in 2012
Dit initiatief zal e-Justitie-project versterken als instrument om groei en rechtszekerheid op de interne markt te bevorderen.

- Voorstel voor een richtlijn inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (auteursrecht)  COM (2011) 289 
Behandeling in Raadswerkgroep, EP Het voorstel beoogt harmonisatie van de omgang met verweesde werken bij digitalisering en online beschikbaarstelling van auteursrechtelijk beschermde werken (tekst, beeld en audiovisueel) door bibliotheken, educatieve instellingen, archieven, musea en publieke omroepen. Verweesde werken zijn werken waarvan de rechthebbende niet bekend of niet te traceren is.

Voortgangsoverzicht EU dossiers Veiligheid, Justitie, Asiel en Migratie , bijlage kamerstukken II 32 317, nr. 116.

IEF 11211

Jurisprudentie 843a Rv: comfort letter waardoor geen rechtsbetrekking

Hof 's-Gravenhage 17 februari 2009, zaaknr. 105.001.165 (Princo tegen Koninklijke Philips Electronics N.V.)

Uitspraak ingezonden door Frank Eijsvogels, Hoyng Monegier LLP.

Voorafgegaan door IEF 8290, IEF 4060. Nog niet eerder gepubliceerd, maar belangrijk voor de 843a Rv-jurisprudentie. Een onrechtmatige daad is een rechtsbetrekking.Vanwege een door de Europese Commissie aan Philips toegezonden comfort letter is daarvan in dit geval geen sprake. Afwijzing vordering.

Tussen partijen geldt een standaard licentieovereenkomst de "CD-WO/MO Disc Agreement" om CD-R's in Taiwan te produceren en wereldwijd te verkopen. In dit incident heeft Princo een exhibitievordering ingesteld waarbij hij, zo gesteld, "een rechtmatig belang bij de gevraagde informatie [heeft], omdat deze relevant is voor de beoordeling van het onderhavige geschil (...) terwijl het gaat om een (post)contractuele verhouding tussen partijen."

Princo legt aan haar vordering ten grondslag dat Philips deelt in de licentieopbrengsten en dat het licentieprogramma veelvuldig onderwerp van gerechtelijke procedures is geweest. Daarin ging het om de overeenstemming van het licentieprogramma met het mededingingsrecht.

Artikel 843a Rv spreekt over inzage in bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking, hieronder valt ook de onrechtmatige daad. Aangezien de Commissie aan Philips een comfort letter heeft gezonden, is er geen sprake van strijd met het mededingingsrecht en dus is er geen sprake van een onrechtmatige daad. Voorts is het onvoldoende duidelijk gemaakt waar Princo een afschrift van wenst. Aldus de minister van Justitie bij de behandeling art. 843a en 843b Rv: "slaat op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet in haar bezit heeft." Het Hof wijst de vordering van Princo af en veroordeelt Princo in de kosten.

5. Het hof merkt op dat in het hoofdgeding weliswaar de hoogte van de  licentievergoedingen aan de orde is, maar dat de vorderingen, de stellingen en het verweer niet zien op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten als bedoeld in de Handhavingsrichtlijn. Derhalve zal worden uitgegaan van artikel 843a Rv zonder de wijziging van artikel 1019a Rv.

Bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij is
8. (...) Tussen Princo en Philips heeft een contractuele verhouding bestaan. Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, dat heeft geleid tot artikel  1019a in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, valt onder "rechtsbetrekking in artikel 843a Rv tevens onrechtmatig handelen van een partij. zoals hierboven onder 6 is overwogen is aan Philips een comfort letter gezonden. Bij deze stand van zaken gaat het hof er thans van uit dat naar het oordeel van de Commissie geen sprake van handelen van Philips in strijd met het Europese mededingingsrecht en dus ook niet van onrechtmatig handelen van Philips.
(...)
In dit geval is voorts naar het oordeel van het hof slechts sprake van een vermoeden van Princo (...); voor deze situatie is artikel 843a Rv niet bedoeld. Mitsdien is naar 's hofs oordeel aan het vereiste onder a) niet voldaan.

Bepaalde bescheiden
8. Princo heeft de brieven waarvan inzage althans een afschrift wenst niet met name (of met data) maar slechts met een kenmerk aangeduid. Princo heeft, gelet op de genoemde publicaties, onvoldoende duidelijk gemaakt welke licenties hij op het oog heeft en heeft ook de periode (volgens hem tot 9 februari 2006) niet duidelijk omschreven. Uit vorenstaande publicaties volgt immers dat reeds een comfort letter is verzonden eind juli 2003 na het intrekken van de klachten. Bovendien wordt aangenomen dat artikel 843a Rv geen ruimte biedt voor een "fishing expedition". Dit volgt uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot artikel 843a Rv en ook uit de mededeling van de minister van Justitie bij de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel, waarbij de minister erop heeft gewezen dat de exhibitieplicht van art. 843a en 843b Rv: "slaat op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet in haar bezit heeft." Derhalve is aan het vereiste onder c) [red. bepaaldheid van bescheiden] niet voldaan.

IEF 11210

Merkenrecht voor games vertegenwoordigt nog steeds een waarde

Rechtbank Arnhem 12 april 2012, LJN BW3327 (X tegen Belastingdienst)

Verzoek om teruggave omzetbelasting van belasting geheven over een niet-betaald deel van merkenrechtelijke licentieprijs.

Eiseres ontvangt een deel van de koopsom voor een licentie op een merkenrecht niet van de afnemer. Zij stuurt een creditfactuur voor dit deel van de koopsom en zegt de licentieovereenkomst op. De afnemer stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst niet kan worden beëindigd, stuurt de creditfactuur terug en blijft het merkenrecht gebruiken. Na een mislukte faillissementsaanvraag besluit eiseres om niet naar de civiele rechter te gaan. Wel dient zij een verzoek in tot teruggaaf van omzetbelasting op grond van de creditfactuur. Dit verzoek wordt, zo vindt de rechtbank ook terecht, afgewezen. De vergoeding is namelijk niet verminderd. Er is geen sprake van een onvoorwaardelijke kwijtschelding van het restant van de koopsom. Ook is niet aannemelijk dat de vergoeding niet zal worden ontvangen. De beroepsgronden falen.

4. beoordeling van het geschil  - Teruggave van omzetbelasting

(...) Uit de opmerkingen van gemachtigde en van de heer [C] ter zitting volgt dat eiseres via de opzegging van de licentieovereenkomst het in licentie gegeven merkenrecht wil terugkrijgen, zodat zij dit zelf kan exploiteren. Er is geen sprake van dat tussen eiseres en [O] is afgesproken om de hoogte van de koopsom voor de licentie te verlagen. Dit blijkt ook wel uit het feit dat [O] de creditfactuur heeft geweigerd. Ook is het niet zo dat eiseres haar rechten op het restant van de koopsom onvoorwaardelijk heeft prijsgegeven. Gelet op de toelichting die door eiseres en door [D] is gegeven op de creditfactuur van 28 november 2008, is het prijsgeven van het bedrag van € 6.500.000 verbonden aan de opzegging van de overeenkomst wegens wanprestatie aan de zijde van [O]. Omdat [O] de wanprestatie heeft betwist en zij de opzegging ongeldig acht, heeft zij de creditfactuur geweigerd. Zij heeft het prijsgeven van het bedrag van € 6.500.000 dus ook afgewezen. Zo lang niet door de civiele rechter is beslist wie het gelijk aan zijn zijde heeft wat betreft de opzegging, heeft de creditfactuur dus feitelijk geen werking. Eiseres heeft echter om financiële redenen ervoor gekozen de zaak niet aan de civiele rechter voor te leggen. Gelet op die situatie zal de belastingrechter ervan moeten uitgaan dat de creditfactuur niet de belichaming vormt van een vermindering van de vergoeding en derhalve als zodanig geen recht op teruggave van omzetbelasting heeft doen ontstaan in het tijdvak vierde kwartaal 2008.

(...)

Gemachtigde en de heer [C] hebben ter zitting voorts opgemerkt dat zij er vanuit gaan dat het merkenrecht [K] voor games, zoals in licentie gegeven aan [O], nog steeds een waarde vertegenwoordigt en te gelde kan worden gemaakt. Eiseres wil dit merkenrecht daarom terug en is niet bereid om het niet betaalde deel van de vergoeding onvoorwaardelijk, dat wil zeggen met behoud van het licentierecht van [O], kwijt te schelden.

Deze feiten en omstandigheden, in hun onderling verband bezien, leiden tot het oordeel dat per ultimo 2008 niet aannemelijk was dat de resterende vergoeding niet meer zou worden betaald. Zo lang niet door de civiele rechter is vastgesteld dat de licentieovereenkomst is geëindigd of ontbonden, moet de belastingrechter er gezien de stand van zaken tussen eiseres en [O] namelijk vanuit gaan dat deze overeenkomst nog bestaat. Dit betekent dat de waarde die het merkenrecht kennelijk nog heeft, te gelde kan worden gemaakt door [O]. Als gevolg daarvan zou zij op een later moment in staat kunnen zijn om het resterende deel van de koopsom te betalen. Gelet op het gestelde omtrent het vermogen van de eigenaar van [O], is niet zonder meer aannemelijk dat [O] nooit meer zal (kunnen) betalen. Het feit dat er bij de faillissementsaanvraag kennelijk geen steunvorderingen waren, levert evenmin steun aan de stelling van eiseres.

Nu blijkens het vorenoverwogene niet aannemelijk is dat [O] het in geding zijnde deel van de vordering niet zal betalen, faalt het beroep van eiseres op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Goldsmiths.

IEF 11209

Atoomstroom en nucleaire opwekking

College van Beroep 17 april 2012, dossiernr. 2011/01170 (Atoomstroom)

Misleidende merknaam ATOOMSTROOM: suggestie dat alle geleverde stroom nucleair is.

Atoomstroom levert een zogenaamde handelsmix die in 2010 slechts uit 4 á 5% uit kernenergie bestond, zo volgt uit het stroometiket. Ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle geleverde stroom nucleair is. De zogenaamde Garanties van Oorsprong (GvO) konden tot 2009 slechts uitgegeven worden voor 100% groene electriciteit. Vanaf maart 2012 zal dat ook voor nucleaire energie worden bijgehouden door CertiQ. Door een bestaand overaanbod worden nucleaire GvO’s gekocht en afgeboekt. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van het merk ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is.

In citaten:

De Adverteerder: De SWAP-methode is in het leven geroepen bij gebrek aan nucleaire zogenaamde ‘Garanties van Oorsprong’ (GvO’s). GvO’s zijn de (enige) certificaten waarmee leveranciers van groene stroom er voor zorgen dat de door hen geleverde elektriciteit het label ‘100% groen opgewekt’ mag dragen. Sinds 2009 zijn er wel nucleaire GvO’s verkrijgbaar.

De Commmissie:

(...) Namens Atoomstroom is meegedeeld dat nucleaire GvO’s tot maart 2012 zullen worden geadministreerd op de wijze waarop dat voorheen -voordat CertiQ bestond- in het geval van groene GvO’s gebeurde, maar dat de administratie binnenkort via CertiQ zal verlopen.
Voorts heeft adverteerder meegedeeld dat er een overaanbod is van nucleaire GvO’s en dat voor alle stroom die Atoomstroom levert nucleaire GvO’s worden gekocht en afgeboekt. De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededelingen in twijfel te trekken.
Het enkele feit dat de administratie van nucleaire GvO’s op dit moment nog niet via CertiQ verloopt, leidt niet tot het oordeel dat de mededeling “100% Atoomstroom” en mededelingen van diezelfde strekking in de bestreden uitingen misleidend zijn.

Ad 3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 is het bezwaar tegen het merk “Atoomstroom” eveneens ongegrond. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van dat merk in de bestreden uitingen ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is.

Ad 3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 is het bezwaar tegen het merk “Atoomstroom” eveneens ongegrond. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van dat merk in de bestreden uitingen ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is.

Het College...

...wijst de klacht af voor zover het betreft de bestreden reclame-uitingen die in 2008, 2009 en 2010 zijn gepubliceerd.
Het College stelt Atoom­stroom in de gelegenheid het stroometiket voor 2011 over  te leggen zodra dat beschikbaar is en door de Ener­gie­ka­mer/ NMA is beoordeeld.
Houdt in afwachting daarvan ten aanzien van de reclame-uitingen die in 2011 zijn gepubliceerd elke verdere beslissing aan.
IEF 11208

Opening Speech of EPO President Benoît Battistelli

Opening Speech of EPO President Benoît Battistelli, International Patent Forum 2012, 18th April 2012, London, United Kingdom.

Inhoudsopgave:
I. Introduction
II. The EPO: Recent developments
A. Strategic orientations
B. Enhancing quality
C. Enhancing efficiency
III. The EPO and the Unitary Patent
IV. Conclusion

(...) However, owing to the lack of agreement among member states on the location of the central patent court, the signing ceremony for the unitary patent system, scheduled for December 2011 in Warsaw, was cancelled.

Being a French President of a European Organisation based in Münich and addressing a qualified audience in London, you will easily understand that I will stay silent on this issue.

But I would like to give a warning anyway: whatever will be the decision on the location of the Court, please take it quickly. A great deal of energy has been engaged to obtain the current result which is positive or at least acceptable for a lot of us. Of course, it is always possible to improve but the better is the enemy of the good.

Earlier this year, the European Parliament already postponed its First Reading and the vote on the creation of the new system to an "indefinite time" in the future. Substantive misgivings are still being voiced in some quarters about the European Patent Court and the litigation arrangements, which are a fundamental element of the proposed system.

In my opinion, it is a mistake to believe that a general agreement is now reached and we can afford endless discussion on the last remaining issues.

(...)
My personal conviction is that we must move forward to the completion of the European patent system, with a unitary patent and a centralised, specialised patent court.

This, in my view, is an economic imperative. With Europe's fragmented market in innovation and IP, we are at risk of losing out to the world's other superpowers. It is time that we set aside our differences. We must focus on our needs as Europeans, and re-shape the European patent system accordingly.

IEF 11207

Handelaar met 06-nummer aanwijzen als leverancier

Rechtbank 's-Gravenhage 18 april 2012, HA ZA 11-372 (Gaastra c.s. tegen X)

Sterk vergelijkbaar met andere Gaastra-jurisprudentie. Tussenvonnis met bewijsopdracht en bevel tot toesturen van alle beschikbare bewijsstukken.

Gaastra c.s. heeft geconstateerd dat er onder de namen ‘Ricardo’ of ‘Richard Vxxxxxxx’ namaak Gaastra en McGregor kleding op internet (via Marktplaats.nl en picturetrail.com) werd aangeboden. Gaastra c.s. draagt de bewijslast van haar gemotiveerde stelling dat X aan de onderzoeker van Goorts kleding uit de opslagboxen te koop heeft aangeboden.

X heeft verweer gevoerd dat de verklaringen van de handelaren bij wie namaak-Gaastra en -McGregorkleding is aangetroffen onbetrouwbaar zijn, omdat de handelaren mogelijk hun eigen leveranciers beschermen door de handelaar met het inmiddels inactieve telefoonnummer 06-XXXXXxXX als leverancier aan te wijzen.

Gaastra c.s. wordt toegestaan haar stellingen te bewijzen dat het telefoonnummer heeft geleid naar de opslagboxen van X. De rechter bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen.

4.5. X heeft daarnaast het verweer gevoerd dat uit het rapport van Goorts niet blijkt dat er vanuit de opslagboxen werd gehandeld in namaak Gaastra en McGregor kleding en dat de in 2.8 tot en met 2.10 weergegeven verklaringen van de handelaren bij wie namaak Gaastra en McGregor kleding is aangetroffen onbetrouwbaar zijn, omdat die mogelijk hun eigen leverancier(s) beschermen door de handelaar met het telefoonnummer 06-XXXXxXX als leverancier aan te wijzen. De rechtbank overweegt dat daar tegenover staat dat de webpagina www.picturetrail.com/kleding2009, waarin het bewuste telefoonnummer is vermeld, in meerdere verklaringen is genoemd als bron van aangetroffen namaak Gaastra en McGregor kleding, dat dat telefoonnummer de onderzoeker van Goorts heeft geleid naar de opslagboxen en dat uit de foto’s bij de verklaring van C blijkt dat er, na een beslag door de politie, in februari 2011 kleding voorzien van het Gaastra merk in opslagruimtes in Mini Opslag Twente aanwezig was. Uit dat beeldmateriaal blijkt evenwel niet dat er in februari 2011 ook kleding voorzien van de McGregor merken aanwezig was.

Uit't dictum: De rechtbank
- bepaalt dat, indien Gaastra c.s. het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, Gaastra c.s. dit binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de griffie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven;
- bepaalt dat alle partijen – indien zij dat wensen – uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;