 Een bijdrage van Stefan Van Camp, time.lex.
Een bijdrage van Stefan Van Camp, time.lex. 
 Het Europese Hof van Justitie velde op 3 juli een belangrijk principe-arrest betreffende de draagwijdte van de communautaire uitputting van het distributierecht inzake software [red. IEF 11521]. Het arrest werd gewezen na een prejudiciële vraag van het Duitse Bundesgerichtshof in een geschil tussen Oracle en UsedSoft.
 Het principe van communautaire uitputting is voornamelijk gekend in het kader van de verkoop van merkproducten en het auteursrecht. Het is een regel van Europees recht die de belemmering van het vrij verkeer van goederen in de EU (en bij uitbreiding de EER) tegengaat. Het beginsel komt er kort gezegd op neer dat de houder van een intellectueel eigendomsrecht zich niet op dit recht kan beroepen om zich te verzetten tegen de invoer en de verkoop van een product dat door hemzelf of met zijn toestemming rechtsgeldig op de markt werd gebracht in een andere EER-lidstaat. De verkrijger van een product kan het na een eerste verkoop in de EER vrij doorverkopen aan anderen en aldus een parallelle markt of tweedehandsmarkt creëren.  De uitputtingsregel werd ook uitdrukkelijk opgenomen in art. 4 van de Softwarebeschermingsrichtlijn van 1991 (artikel 4, lid 2 van de huidige Softwarebeschermingsrichtlijn  2009/24): “De eerste verkoop in de EU van een kopie van een programma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de EU, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren van het programma of een kopie daarvan”. Deze bepaling werd in vrijwel gelijke termen opgenomen in art. 5 c  van de Belgische Softwarebeschermingswet van 30 juni 1994. De tekst verwijst naar de eerste “verkoop” van een kopie van een programma in de EER, maar vereist geen verkoop van een materiële drager zoals een CD-ROM of DVD (wat wel vereist wordt in de gelijkaardige bepaling van de algemene Auteursrechtrichtlijn 2001/29). Het is reeds lange tijd onduidelijk of een licentieverlening kan gelijkstaan met een verkoop, en of er al dan niet sprake moet zijn van een verkoop van een materiële drager.
     
    
        De feiten
 De feiten van het geschil spelen zich af tussen Oracle en UsedSoft.  Oracle is de producent en auteursrechthebbende van de bekende  client-server databasesoftware onder hetzelfde merk, die voor 85%   aangeschaft wordt via downloading van het internet.  De klant kan een  kopie van de software rechtstreeks van een site van Oracle naar zijn  computer downloaden. Hij onderschrijft een licentie die het  gebruiksrecht beschrijft en die hem het recht verleent om de kopie  permanent op een server te houden en een bepaald aantal gebruikers  toegang tot de software te geven via een opslag in het geheugen van hun  workstation computers. Updates (patches) kunnen gedownload worden via  een onderhoudscontract. Het gebruiksrecht wordt niet beperkt in de tijd,  doch permanent toegekend, wat een belangrijk gegeven is in deze zaak.  Het gebruiksrecht wordt in de licentie ook omschreven als  niet-overdraagbaar.  UsedSoft, anderzijds, verkoopt ‘tweedehands’  gebruikte softwarelicenties, waaronder de betreffende Oracle licenties.  In 2005 voerde UsedSoft een campagne met een bijzonder Oracle aanbod;  daarbij werd o.a. gepromoot dat het onderhoudscontract dat bij de  licenties hoorde, nog steeds kon gelden. Na de aanschaffing van een  licentie via UsedSoft konden de kopers de betreffende software  rechtstreeks downloaden van de Orcale website. Oracle voerde in  Duitsland (München) een gerechtelijke procedure tegen deze praktijken.   Het bekwam een verbod, dat bevestigd werd in beroep. Uiteindelijk werd  de zaak voorgelegd aan het Bundesgerichtshof dat de prejudiciële vragen  stelde aan het Hof van Justitie.
 Het belang van het begrip “verkoop”
 Het Hof boog zich over de vraag of het downloaden van een kopie van een  computerprogramma van het internet, aldus ter beschikking gesteld door  de auteursrechthebbende, kan leiden tot de uitputting van het  distributierecht van die kopie in de EU, zoals bedoeld in art. 4, lid 2  van de Softwarebeschermingsrichtlijn.  Het Hof antwoordde dat moet  onderzocht worden of de contractuele relatie die ontstaat door de  handeling van het downloaden, moet beschouwd worden als een “eerste  verkoop”. Volgens Oracle is het geen verkoop, aangezien zij tegen een  prijs slechts licenties verschaft die het recht geven om de software te  downloaden en te gebruiken. Een licentie impliceert geen  eigendomsoverdracht, wat toch het voornaamste kenmerk is van de koop.  Het Hof van Justitie volgde deze argumentatie echter niet. Vooreerst  stelde het Hof dat het begrip ‘verkoop’ op een autonome en  uniforme  wijze in de EU moet uitgelegd worden, en niet volgens de regels van één  of ander nationaal recht. Volgens het Hof veronderstelt het begrip  “verkoop van een kopie” (“sale of a copy”)  de overdracht van een  eigendomsrecht op die kopie (“the transfer of the right of ownership in  that copy”).
 Het belang van de vraagstelling
 Dat een eigendomsrecht op een materiële drager van een kopie van  software, klassiek een CD-ROM of DVD,  kan verkregen worden, wordt (en  werd) grotendeels aanvaard. Dat eigendomsrecht op de drager betekent  niet dat men een eigendomsrecht verwerft op het immateriële werk dat,  als een kopie,  in die drager vervat ligt. Om dit principe te  illustreren wordt klassiek het voorbeeld aangehaald van de aankoop van  een boek: men aanvaardt algemeen dat een boek, als drager van een  immaterieel werk (bv. een roman), wordt gekocht en eigendom wordt van de  koper; deze mag het boek gebruiken en doorverkopen, maar hij verkrijgt  geen rechten op het immateriële werk zelf. Hij verkrijgt bv. geen  rechten op de vertaling of verfilming, en beschikt ook slechts over een  beperkt reproduktierecht voor eigen privé-gebruik.
 De vergelijking gaat echter niet geheel op, vermits software ter  beschikking wordt gesteld met een gebruikslicentie, die de modaliteiten  van het gebruik ervan definieert en beperkt. Naast een auteursrechtelijk  aspect, is er dus ook een contractueel aspect.  Volgens de  softwareproducent moet deze licentie, de EULA, aanvaard worden vooraleer  de verkrijger de software mag gebruiken. De eindgebruiker die de  software installeert zal overigens door het aanvinken van een vakje  uitdrukkelijk moeten bevestigen dat hij de gebruikslicentie, met haar  beperkende regels, aanvaardt. De licentie bevat typisch een aantal  gebruiksbeperkingen: er kan bv. bepaald worden dat de software slechts  op 3 computers mag gebruikt worden; een groepslicentie of een  netwerklicentie voor een organisatie kan bepalen dat de software slechts  door 25 gelijktijdige gebruikers van de organisatie mag gebruikt  worden, etc. Een studentenlicentie voor een goedkopere versie van  software kan bepalen dat de software alleen door studenten mag  aangekocht worden enz. De licentie kan ook ruwweg bepalen dat zij  “niet-overdraagbaar” is, zonder meer.
 Aangezien volgens het  uitputtingsprincipe de doorverkoop van “tweedehandse” software na een  eerste verkoop in de EER niet kan verboden worden, is het spanningsveld  met de licentie en haar gebruiksbeperkingen duidelijk. Indien deze  beperkingen de doorverkoop van een kopie van de software   quasi-onmogelijk zouden maken, dan wordt het principe van de vrije  doorverkoop gemakkelijk uitgehold. Dit is duidelijk het geval voor  software die volgens de licentie “niet overdraagbaar” is, en dit kan  eventueel het geval zijn voor software die alleen “bestemd” is voor een  gebruik door studenten, hospitalen, beroepsfotografen, kleuterscholen,  of alleen door inwoners van Duitsland… Anderzijds zou het toch  merkwaardig zijn om vast te stellen dat een licentienemer die een  licentie overdraagt aan een nieuwe verkrijger, méér rechten aan die  verkrijger zou kunnen toekennen dan hijzelf had verkregen.
 Volgens art. 5, lid 1 van de Softwarebeschermingsrichtlijn kan de  “rechtmatige verkrijger” van software de software reproduceren en zelfs  aanpassen zonder de toestemming van de rechthebbende, wanneer deze  handelingen voor hem noodzakelijk zijn om het programma te kunnen  gebruiken voor het beoogde doel. Het downloaden van de software naar een  computer is een daad van reproductie, die mogelijk moet zijn voor een  rechtmatige verkrijger. De vraag is dan of een persoon die gebruikte  licenties koopt een rechtmatige verkrijger is, die op die basis een  onaantastbaar recht heeft om de betreffende software te downloaden en te  installeren?
 Het principiële standpunt van het Hof van Justitie – de verkoop en de licentie
 Het Hof van Justitie legt sterk de nadruk op het feit dat de eerste  verkrijger van een kopie van de Oracle software, die een licentie  ‘koopt’, een niet in de tijd beperkt gebruiksrecht heeft van die kopie  (“for an unlimited period”). Hij verkrijgt een permanent gebruiksrecht  in ruil voor de betaling van een prijs die aan Oracle, de rechthebbende,  een vergoeding verschaft die overeenstemt met de economische waarde van  de kopie van het werk (met andere woorden, een lump sum vergoeding).  Indien Oracle de doorverkoop van de kopie afhankelijk kan stellen van  een nieuwe licentie, dan zou dat  betekenen dat zij ingeval van  doorverkoop een tweede keer zulke vergoeding bekomt, en dit is geen  toelaatbare reden om het vrije verkeer van het product te beperken.  Het  downloaden van een kopie en het verkrijgen van een licentie voor het  gebruik van die kopie moet volgens het Hof beschouwd worden als een  ondeelbaar geheel, aangezien het loutere downloaden van de software  zonder een licentie zinloos ( “pointless”) is. (In casu verkocht Oracle  in feite eerst de licenties, die recht gaven op het downloaden van de  kopie van de software). Volgens het Hof impliceren de geschetste  operaties, “onder deze omstandigheden” en in hun geheel beschouwd, de  overdracht van het eigendomsrecht op de kopie van het bewuste  computerprogramma. Het is irrelevant of de kopie digitaal ter  beschikking wordt gesteld via een download of via een materieel medium  zoals een CD-ROM of DVD, de regel geldt zowel voor software embedded in  hardware als voor immateriële (“intangible”) kopies van de software.  Aangezien er sprake is van een “eerste verkoop van een kopie”, zal de  uitputtingsregel toepasselijk zijn op daaropvolgende wederverkopen van  die kopie.  Wanneer de kenmerken van een verkoop voorhanden zijn, kan  men het betreffende contract niet eenvoudigweg een “licentie” noemen om  het principe van de uitputting te omzeilen.
 Online diensten en mededeling aan het publiek
 Overweging 29 van de preambule van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29  stelt dat er geen sprake is van uitputting in het kader van online  diensten. Meestal oordeelt men op deze basis dat de  terbeschikkingstelling van software via het internet niet leidt tot  uitputting van het distributierecht. Dit lijkt duidelijk voor software  die slechts tijdelijk ter beschikking wordt gesteld, zoals de  applicaties die in een cloud worden geleverd (SaaS). Dat wordt ook  impliciet door het Hof bevestigd, waar het Hof het begrip “verkoop”  duidelijk koppelt aan een gebruiksrecht van onbeperkte duur. Anderzijds  kan software online ter beschikking worden gesteld via een download en  daaropvolgende installatie, zoals in de voorliggende zaak, en het Hof  weigert om de uitzondering voor online diensten toe te passen op deze  situatie.  Als argument wordt gesteld dat de  Softwarebeschermingsrichtlijn de regel inzake online services niet  bevat, en dat de richtlijn een bijzondere wetgeving inhoudt die voorrang  heeft boven de algemenere Auteursrechtrichtlijn.
 Bovendien  zegt het Hof dat de terbeschikkingstelling van de kopie van software via  het internet aanleiding geeft tot de uitputting van het  distributierecht van die kopie, ook al zou de terbeschikkingstelling  kunnen aanzien worden als een “mededeling aan het publiek” . Dit is een  technische passage in het arrest die een antwoord geeft op een  belangrijk argument van de tegenstanders van de uitputting van online  software. De beschikbaarstelling van (kopies van) auteursrechtelijk  beschermde werken op het internet moet immers aanzien worden als een  “mededeling aan het publiek” (art. 3,1 van de Auteursrechtrichtlijn  2001/29). Hierbij werd in de eerste plaats gedacht aan muziek- en  filmfiles die beschikbaar zijn op het internet. Het principe van de  uitputting slaat slechts op het distributierecht en doet geen afbreuk  aan het exclusieve recht van de auteursrechthebbende om een werk mede te  delen aan het publiek; aldus zou de rechthebbende de doorverkoop van  zulke files toch kunnen verbieden. Volgens sommigen gold dit principe  ook voor software die online ter beschikking wordt gesteld. Dit argument  wordt echter verworpen: volgens het Hof leidt de overdracht van het  eigendomsrecht in een kopie (volgens de criteria van de onbeperkte duur  van het gebruik en de overeenstemmende prijs) ertoe dat een handeling  van mededeling aan het publiek gewijzigd wordt in een handeling van  distributie, en het recht van distributie wordt uitgeput.
 Ook  het feit dat in de voorliggende zaak een onderhoudscontract gekoppeld is  aan de kopie, verhindert volgens het Hof niet dat het distributierecht  uitgeput wordt. Integendeel : het uitputtingsrecht geldt zelfs voor de  integrale kopie, zoals die ge-updated en gecorrigeerd is ingevolge het  onderhoudscontract.
 Reproductie - onbruikbaar maken van bestaande kopie
 De uitputting slaat op het distributierecht ten aanzien van een  bepaalde, concrete, kopie.  De reproductie van de software blijft  verboden (zoals ook de wijziging en de decompilatie, tenzij in de  wettelijke uitzonderingsgevallen). Dit betekent dat de houder van de  kopie, die deze wil doorverkopen, zijn eigen kopie onbruikbaar moet  maken op het ogenblik van de doorverkoop. Indien hij dat niet doet,  heeft hij van één kopie twee of meer kopies gemaakt, en dus zou hij zich  bezondigen aan een niet-toegelaten reproductie van de software.  Concreet zal het eigen, geïnstalleerde,  exemplaar, maar ook backups en  veiligheidskopiën, moeten verwijderd worden. In de praktijk is het voor  de rechthebbende uiteraard erg moeilijk om te verifiëren dat de houder  van software die de software doorverkoopt, zijn eigen exemplaar  vernietigd of onbruikbaar gemaakt heeft. Om dit probleem te ondervangen  kan de digitale of de klassieke distributeur van de software gebruik  maken van een ruim gamma van middelen, waaronder technische  beschermingsmiddelen zoals product keys, registratie- en  activeringstechnieken, maar ook een recht van audit.
 Geen splitsing van licenties
 UsedSoft verhandelde niet alleen licenties in hun geheel, maar  verhandelde ook Oracle licenties voor meerdere gebruikers, die ze  gesplitst had in verschillende delen, bestemd voor een bepaald aantal  gebruikers.  Een licentie die initieel voor 50 gebruikers gold, maar  niet ten volle wed gebruikt; werd dan gesplitst in bv. 2 licenties voor  25 gebruikers, en het ongebruikte gedeelte werd dan doorverkocht. Het  Hof van Justitie veroordeelde deze praktijk : de licentienemer is niet  gerechtigd om de licenties te splitsen en te bestemmen voor een door hem  bepaald aantal gebruikers.  Dit zou immers een verboden reproductie  impliceren.
 Rechtmatige verkrijger
 Het Hof bevestigde dat de opeenvolgende verkrijgers van een kopie van de  software “rechtmatige verkrijgers” zijn in de zin van art. 5, 1 van de  Softwarebeschermingsrichtlijn (zie hoger). Aldus heeft de verkrijger een  recht om de kopie van de software via de download te reproduceren,  aangezien dit noodzakelijk is om hem in staat te stellen het programma  te gebruiken overeenkomstig het beoogde doel.  Het Hof stelt in  overweging 82 uitdrukkelijk dat de rechtmatige gebruiker niet  noodzakelijk een licentie moet aanvaard hebben. Dit is een belangrijk,  en tevens een riskant standpunt, waarvan de exacte draagwijdte niet  geheel duidelijk is.  In een extreme interpretatie zou dit betekenen dat  de verkrijger van software een EULA zou mogen opzijzetten, met haar  modaliteiten en beperkingen, bv. wat het aantal toegelaten gebruikers  betreft. Wellicht mogen alleen de bepalingen van een licentie die de  doorverkoop de facto onmogelijk maken, opzijgezet worden. Deze beperkte  interpretatie vindt steun in de daaropvolgende  overweging  (ov. 83),  waarin het Hof stelt dat het principe van de uitputting niet mag  uitgehold worden door middel van licentiebepalingen. In die  interpretatie zouden modaliteiten zoals het aantal toegelaten gebruikers  en eventueel zelfs een exclusieve categorie van gebruikers zoals  “alleen voor studenten” geldig blijven.
 E-books en muziekbestanden ?
 Het Oracle arrest heeft betrekking op de online distributie van  computerprogramma’s. Het is niet helemaal duidelijk of het Hof van  Justitie deze principes geheel wil doortrekken naar de online  distributie van e-books en digitale muziekfiles. Ook bij de online  verkoop van e-books en musicfiles kan er sprake zijn van een  eigendomsoverdracht op de kopie. Die kan tot gevolg hebben dat het recht  van “mededeling aan het publiek”, dat niet vatbaar is voor uitputting,   gewijzigd wordt in een “distributie”, waarvoor uitputting wel mogelijk  is. Anderzijds verwijst de algemene Auteursrechtrichtlijn 2001/24 wel  uitdrukkelijk naar een eerste verkoop van een materiële drager opdat het  distributierecht zou uitgeput zijn. Dit blijft voorlopig een open  vraag.
 Conclusies
 Er kan sprake zijn van een verkoop van een kopie van software wanneer  een gebruiksrecht wordt toegekend dat onbeperkt is in de tijd, tegen een  vergoeding die overeenstemt met de economische waarde van de kopie (wat  in de praktijk neerkomt op een lump sum betaling). Zulke verkoop leidt  tot een uitputting van het distributierecht in de EER, en dus een recht  om de kopie door te verkopen, ook al wordt het gebruiksrecht verkregen  met een licentie. Of de kopie online kan verkregen worden of op een  materiële drager is daarbij niet relevant. Wanneer het gebruiksrecht  slechts tijdelijk wordt toegekend, en de vergoeding navenant is (bv.  betaald wordt in functie van de werkelijk gebruikte tijdseenheden of met  een tijdelijk abonnement) is er eerder sprake van een huur of een  service dan een verkoop, en dan geldt het principe van uitputting niet.  SaaS blijft dus buiten schot. Een softwareproducent die de doorverkoop  van zijn product wil vermijden, zal dus mogelijk overschakelen naar een  systeem van kortlopende licenties, ofwel SaaS. Wie software doorverkoopt  mag geen reproductie maken van de software, en moet het eigen (al dan  niet geïnstalleerde) exemplaar onbruikbaar maken. De  softwaredistributeur mag gebruik maken van alle middelen, ook technische  beschermingsmiddelen, om dit te verzekeren.  Hierbij kan men denken aan  activeringscodes, registratietechnieken, product keys die software in  werking stellen of het gebruik onmogelijk maken na het verstrijken van  de beperkte gebruiksduur. Softwareproducenten kunnen als reactie ook de  support van de software strikter verbinden aan een afnemer die een  supportcontract aanvaardt, en de support niet zozeer verbinden aan de  software zelf. Hoe dan ook moet een bepaalde support geleverd worden, want  de “rechtmatige verkrijger” heeft recht op software die functioneert.
 Opeenvolgende  verkrijgers van de kopie zijn rechtmatige verkrijgers van die kopie van  de software, zonder dat zij noodzakelijkerwijze een licentie moeten  aanvaarden. Het is duidelijk dat beperkende licentievoorwaarden die de  doorverkoop van de software zouden belemmeren, ongeldig zijn. Het Hof  zegt echter niet dat alle beperkende licentiebepalingen, o.m.  betreffende het aantal toegelaten gebruikers of categorieën toegelaten  gebruikers zoals “enkel studenten”, zonder meer kunnen opzij gezet  worden. Ons inziens blijft het principe volgens dewelke een  licentiehouder niet meer rechten kan overdragen dan hij zelf had,  bestaan, voor zover het principe van uitputting niet wordt uitgehold. De  mate waarin licentievoorwaarden jegens opeenvolgende verkrijgers  behouden blijven, blijft onduidelijk.