Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.981 artikelen gevonden
IEF 8977

Alle uitspraken publiceren is verkwisting van belastinggeld

"Den Haag, 13 juli 2010 - Op Rechtspraak.nl staat amper 1 procent van alle uitspraken die rechters jaarlijks doen. Om een betere controle op de rechter mogelijk te maken, pleitten medewerkers van de Universiteit Leiden onlangs voor het publiceren van álle rechterlijke uitspraken op Rechtspraak.nl. Volgens Ronald Philippart, voorzitter van Rechtspraak.nl, leidt dat echter niet tot een betere controle op de rechter, maar tot verkwisting van belastinggeld."

Lees hier meer. IE-uitspraken mogen ten allen tijde gemaild worden aan: redactie@IEForum.nl

IEF 8976

In overwegende mate ingegeven

Rechtbank Groningen, 7 juli 2010, HA ZA 09-349, Nautavorm B.V. tegen Oei (met dank aan Douglas Mensink, MICTA)

Auteursrecht. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing voetenplank van voetsteun (zie ook KG: IEF 8647, Gerechtshof Arnhem, 2 maart 2010: geen auteursrecht, wel slaafse nabootsing). Eiser stelt i.c. dat gedaagde het auteursrecht aan eiser had moeten overdragen o.g.v. een overeenkomst tot aandelenoverdracht en geen licentieovereenkomst met een concurrerende derde (de wederpartij in de genoemde KG procedure) had mogen sluiten. Vorderingen afgewezen, aangezien er geen auteursrecht op de voetsteun rust, waarbij de rechtbank ten overvloede concludeert dat er in het algemeen (i.c. betreft het n.l. geen vergelijk met andere producten) ook geen sprake is van slaafse nabootsing.

4.1 1. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de vormgeving van de onderhavige voetenplank in overgrote mate technisch en functioneel is bepaald, zodat aan die voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat er evenmin sprake is van slaafse nabootsing, nu (ook) de gestelde overstemming tussen de onderhavige voetenplank en de voetenplanken van concurrenten in overwegende mate is ingegeven door de technische en functionele kenmerken waaraan een voetensteun dient te voldoen.

4.12. Het oordeel van de rechtbank dat aan de onderhavige voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt brengt met zich dat de grondslag aan de primaire en de subsidiaire vordering van Nautavorm c.s., te weten de voetenplank is auteursrechtelijk beschermd, komt te ontvallen. Om die reden zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8975

Stoplichten worden ook niet afgeschaft

Persbericht Brein: "Belgische uitspraak blokkering The Pirate Bay lijkt niet op de Nederlandse zaak. Op 8 juli jl. wees de Antwerpse Rechtbank van Koophandel [zie bericht hieronder - IEF] het verzoek van de Belgian Anti-piracy Federation (BAF) tot voorlopige maatregel om The Pirate Bay te blokkeren door middel van een DNS-block af.  De verschillen met de situatie in de zaak BREIN/Ziggo zijn direct duidelijk:

A) BAF heeft– in tegenstelling tot BREIN - nooit zelf rechtstreeks actie ondernomen tegen The Pirate Bay; BREIN heeft eerst tegen The Pirate Bay geprocedeerd en (2x) gewonnen. Omdat The Pirate Bay de vonnissen negeerde, heeft BREIN zich tot Ziggo gewend.

B) Kennelijk heeft BAF haar vorderingen alleen over de boeg van de aansprakelijkheid van ISPs moeten gooien. Die aansprakelijkheid wordt "ernstig betwist" en kennelijk mag de Belgische voorlopige voorzieningenrechter geen uitspraken doen terzake van "ernstig betwiste rechten van partijen". In de BREIN/Ziggo-zaak gaat het juist niet om de aansprakelijkheid van de ISP. Het gaat over een aan de ISP op te leggen verbod, ter voorkoming van verdere schade die door The Pirate Bay wordt veroorzaakt.

C) BAF heeft enkel DNS-blocking gevorderd. De rechter overweegt dat DNS blocking makkelijk te omzeilen is. BREIN heeft naast DNS-blocking ook IP-blocking gevorderd. The Pirate Bay wordt op dit moment in het buitenland succesvol geblokkeerd door middel van IP blocking. Overigens vindt BREIN het omzeilingsverweer onjuist. Stoplichten worden ook niet afgeschaft omdat het makkelijk is om door rood te rijden."

Lees het persbericht hier

IEF 8974

Evenwel in primordiale orde

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, 8 juli 2010, A/10/5374, Belgian Anti-Piracy Federatie (BAF) tegen Telenet & Belgacom (met dank aan John Allen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Belgische zaak die doet denken aan het lopende geschil tussen Brein en Ziggo. Eiser BAF “vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde.”

Vorderingen voorshands afgewezen: “Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.” In citaten:

Eiseres stelt dat acties tegen de oprichters van "Pirate Bay" dan wel de hosting providers (die de problematische gegevens opslaan) onvoldoende en inefficiënt zijn en tracht dus de auteursrechten te beschermen door huidige procedure lastens de internettoegangsleveranciers die de inbreuken mogelijk maken en zij beoogt de toegang tot de websites van "Pirate Bay" onmogelijk te maken;

IN RECHTE


(…) Zij vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde;

2. Ingevolge art. l 9 § 2 Ger.W. kan de rechter een voorafgaandelijke maatregel bevelen teneinde de toestand van partijen voorlopig te regelen maar deze maatregel mag - net zoals in kortgeding - de grond van de zaak niet raken zodat hij geen uitspraak mag doen over de ernstig betwiste rechten van partijen terwijl de maatregel opportuun en proportioneel moet zijn (…);

Verweerders betwisten hun aansprakelijkheid ten gronde op grond van specifieke wetgeving zodat het recht van partijen ten zeerste betwist is: het is hic et nunc volstrekt niet duidelijk in welke mate verweerders gehouden zijn;

Daarnaast rijst, evenwel in primordiale orde, de vraag naar het belang van de gevorderde maatregel;

Inderdaad blijkt dat de gewraakte "Pirate Bay" constructie kennelijk al bestaat sinds 2003, dat sindsdien in verschillende landen (gerechtelijke) acties werden ondernomen tegen het systeem, dat in 2009 besprekingen hebben plaatsgevonden tussen huidige gedingvoerende partijen met het oog op een minnelijke regeling echter zonder resultaat, dat eiseres pas is opgetreden middels dagvaarding dd. l l juni 2010, dat de zaak ten gronde zal worden behandeld in november 2010;

Daarnaast blijkt de gevraagde DNS blocking vrij gemakkelijk technisch te omzeilen (zie besluiten verweerders);

Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres Daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8973

De veroorzaakte onmogelijkheid

Rechtbank Amsterdam, 7 juli 2010, HA ZA 10-401, Indies Film Rights B.V. tegen American Cinema International Inc. c.s.  (met dank aan Rogier Overbeek, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Bevoegdheidsincident. Stukgelopen samenwerking. Eiser, de Nederlandse filmdistributeur/licentienemer Indies Film Rights, ziet af van filmdistributie, nadat is gebleken dat  filmproducent/distributeur/  licentiegever ACI niet beschikt over de toestemming van alle oorspronkelijke rechthebbenden en vorder schadevergoeding. Indies stelt i.c. dat de arbitragebedingen in de distributieovereenkomst niet van toepassing zijn en dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is,  aanegzien het geschil zou zien op onrechtmatige daad in plaats van wanprestatie. Vordering afgewezen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd:

2.6. De vordering van Indies in de hoofdzaak komt er derhalve naar de kern genomen op neer dat Indies vergoeding wenst van schade die zij stelt te lijden vanwege de naar haar mening door ACI c.s. veroorzaakte onmogelijkheid om de rechten die haar in de distributieovereenkomst door ACI c.s. in licentie zijn gegeven, daadwerkelijk uit te oefenen.

2.7. Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering in wezen gebaseerd op een gestelde tekortkoming in de nakoming van de gesloten overeenkomst, maar in ieder geval zodanig verwant met de inhoud en rechtsgevolgen van de distributieovereenkomsten dat de daarin opgenomen arbitragebedingen, zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven, geacht moeten worden mede op vorderingen als deze betrekking te hebben.

Lees het vonnis hier.

IEF 8972

Personalia

Mutaties vennootschap Vereenigde. Per 1 juli 2010 is Martin Hatzmann met pensioen gegaan en uit de vennootschap van Vereenigde getreden. Op dezelde datum zijn Hajo Kraak, Johannes van Melle en Frits Schut als vennoot toegetreden.

Drs. Martin J. Hatzmann is 26 jaar als octrooigemachtigde aan Vereenigde verbonden geweest, waarvan 23 jaar als partner. Van augustus 2007 tot 2010 gaf hij leiding aan de sectie Chemistry and Life Sciences. Zijn vakkennis en toewijding hebben ertoe bijgedragen dat deze sectie een uitstekende reputatie heeft opgebouwd in binnen- en buitenland. Martin blijft als adviseur aan het kantoor verbonden.

Vanaf 1 juli is de vennootschap van Vereenigde uitgebreid met drs. Hajo Kraak, mr.drs. Johannes van Melle en dr. Frits Schut, allen Europees octrooigemachtigden. Hajo en Frits, respectievelijk chemicus en microbioloog, zijn werkzaam bij de sectie Chemistry and Life Sciences. Johannes, die natuurkunde en rechten heeft gestudeerd, is werkzaam voor de sectie Mechanics, Physics and Electronics. Hij is tevens manager van onze vestiging op de High Tech Campus Eindhoven.

Met deze uitbreiding hoopt de onderneming het fundament voor een succesvolle toekomst verder te hebben verstevigd. 

IEF 8970

Geen uitgekristalliseerd leerstuk

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 juli 2010, KG ZA 10-401, Sport Illimitato Group B.V. tegen Diadora S.P.A. c.s.

Merkenrecht. Licentieovereenkomst. Procesrecht. Eiser, licentienemer in Nederland m.b.t. de Diadora sport(kleding)merken, maakt bezwaar tegen de gesteld automatische opzegging van de licentieoverkomst met Diadora.

Vorderingen toegewezen. Bevoegdheid Nederlandse rechter m.b.t. voorlopig maatregelen, ook bij vastgelegde forumkeuze voor Italiaanse rechter. Uitleg overeenkomst naar Italiaans recht: geen automatische opzegging in geval van insolventie. Licentie houder heeft evident een belang bij de inschrijving van zijn licentie.

Derdenwerking van onder Gemeenschapsmerken verleende licenties, mits ingeschreven. ‘Het merkrecht is in dat geval te beschouwen als ‘bezwaard’ met de licentie’. Rechtsverkrijger dient licentieovereenkomst te eerbiedigen. Strijd met de licentie om aan derden licenties te verstrekken.

Bevoegdheid: 4.2. Naar voorlopig oordeel treft dit bevoegdheidsverweer van Diadora c.s. geen doel. Artikel 31 van de Verordening (EG) 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) bepaalt, zo erkennen ook Diadora c.s., dat partijen kunnen vragen om voorlopige maatregelen bij – kort gezegd – een andere dan de op grond van de EEX-Vo bevoegde bodemrechter. Dat geldt ook als in de overeenkomst een forumkeuze is opgenomen.

4.5. (…) Indien het al zo zou zijn dat na het aanhangig zijn van een bodemprocedure slechts bij die rechtbank voorlopige voorzieningen als hier door SIG verzocht zouden mogen worden gevorderd, zoals Diadora c.s. onder verwijzing naar artikel 27 en 28 EEX-Vo betogen, dan bestaat er in deze zaak nog geen aanleiding voor onbevoegdheid van de voorzieningenrechter, reeds omdat onderhavige kort geding procedure eerder aanhangig is gemaakt (…)

Uitleg overeenkomst: 4.17. De slotsom op grond van het voorgaande is dat naar voorlopig oordeel artikel 13.1 van de Overeenkomst moet worden uitgelegd – en met hoge mate van waarschijnlijkheid de bevoegde Italiaanse bodemrechter die bepaling zo zal uitleggen – dat de ene partij het recht heeft de Overeenkomst op te zeggen, zodra de andere partij – kort gezegd – insolvabel wordt. Gegeven deze uitleg van artikel 13.1 kan in het midden kan blijven of de in artikel 13.1 genoemde omstandigheden zich hebben voorgedaan, zoals door Diadora c.s. gesteld, maar door SIG bestreden. Aldus heeft naar voorlopig oordeel geen rechtsgeldige tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst plaatsgevonden met de opzegging door (de liquidatori van) Diadora A.

Derdenwerking na overdracht van merkrechten: 4.22. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vraag of een (ingeschreven) licentie na overdracht van een intellectueel eigendomsrecht derdenwerking heeft geen uitgekristalliseerd leerstuk is. In de literatuur wordt wel uitgegaan van derdenwerking van onder Gemeenschapsmerken verleende licenties, mits ingeschreven. Het merkrecht is in dat geval te beschouwen als ‘bezwaard’ met de licentie. De voorzieningenrechter sluit zich aan bij die in de literatuur breed gedragen opvatting. Naar voorlopig oordeel zal Diadora B daarom de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de in de Overeenkomst neergelegde licentie onder de Gemeenschapsmerken moeten eerbiedigen en SIG behoudt voor de duur en onder de voorwaarden van de Overeenkomst derhalve haar – voor Nederland exclusieve – licentiepositie onder de Gemeenschapsmerken die aan Diadora B zijn overgedragen. Het stond Diadora B derhalve niet vrij terzake de Diadora-Gemeenschapsmerken voor Nederland een licentie te verstrekken aan Overdistribution Ltd.

4.23. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat aan de niet-ingeschreven licentie onder de internationele merkrechten met gelding voor de Benelux eveneens dergelijke derdenwerking toekomt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8969

Geleidelijk voortschreidend

Rechtbank 's-Gravenhage, 7 juli 2010, Alk-Abello A/S v. Stallergenes, HA ZA 08-1445

Octrooirecht. Nietigheid. Niet-nieuwheid. Het Octrooi van Stallergenes (zie ook IEF 7329) heeft betrekking op de behandeling van allergieën. De uitvinding volgens het octrooi is volgens de rechtbank niet nieuw in het licht van de -niet door de examiner, de Oppositie Afdeling en de Technische Kamer van Beroep- in aanmerking genomen publicatie van Hansel uit 1970. De vraag was of Hansel ook het kenmerk 'voor geleidelijk voortschreidende desensibilisatie' openbaart. De rechtbank vindt van wel en verwijst hiervoor naar een handboek van Hansel uit 1975 "waarin net als in de publicatie uit 1970, de overige kenmerken zijn geopenbaard, zodat ook het handboek voor de nieuwheid als vertrekpunt kan worden genomen".

Lees het vonnis hier.

 

IEF 8968

Nabootsing van een woord

Vzr. Rechtbank Zwolle, 19 april 2010, LJN: BN0557, Quaron Cleaning Systems B.V. tegen Ewepo B.V.

Merkenrecht. Slaafse nabootsing. Stukgelopen samenwerking. Reinigingsmiddelen. Eiser QCS stelt dat gedaagde middels de de door haar aangeboden huismerkproducten inbreuk maakt op de merkrechten van QCS en dat er ‘sprake is van onrechtmatige daad wegens ‘slaafse nabootsing.’ Wel merkinbreuk (vergissinggevaar door omstandigheden), geen slaafse nabootsing van de samenstelling van de reinigingsmiddelen, wel onrechtmatige ‘nabootsing van als onderscheidingsmiddel te beschouwen woorden.” De wat minder gebruikelijk formulering van de rechtbank noopt tot een wat langere samenvatting in citaten:

Merkenrecht: 5.4.  QCS is wel houder van het woordmerk ‘Relaxin’ zodat haar uit hoofde daarvan bescherming toekomt. Ewepo heeft één van haar huismerkproducten ‘EW Relaxin’ genoemd. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat door het gebruik van deze naam door Ewepo ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de kring van klanten waaraan Ewepo het product met de naam ‘EW Relaxin’ afzet grotendeels wordt gevormd door klanten die daarvóór, via Ewepo, producten van QCS afnamen. Onder deze omstandigheden is aannemelijk dat de eindgebruiker zich kan vergissen met betrekking tot de herkomst of oorsprong van het door Ewepo aangeboden product met de naam ‘EW Relaxin’ en ten onrechte kan menen dat dit product deel uitmaakt van de (reeks) door QCS aangeboden producten waarbij het bestanddeel ‘Rela’ uit het woordmerk ‘Relaxin’ in de naam verwerkt is. Het voorgaande geldt evenzeer voor het gebruik door Ewepo van het bestanddeel ‘Rela’ in de door haar gebruikte naam ‘Relafood 20’.

5.5. Geconcludeerd moet dan ook worden dat Ewepo door haar gebruik van de namen ‘EW Relaxin’ en ‘Relafood 20’ inbreuk maakt op het merkrecht van QCS.

Slaafse nabootsing:  5.7.  (…) ‘nabootsing’, dat wil zeggen dat een product gelijk is aan het ‘nagebootste’ product of zodanige elementen bevat uit het ‘nagebootste’ product dat moet worden aangenomen dat zij aan het ‘nagebootste’ product zijn ontleend.

(…) 5.9.  Gelet op het voorgaande - en nog daargelaten het feit dat van slechts vier productvergelijkingen een spectrophotoscan is overgelegd - is met de door QCS overgelegde spectrophotoscans onvoldoende aannemelijk geworden dat de huismerkproducten zijn nagebootst.

5.10. (…) Onvoldoende aannemelijk is geworden dat een periode van enkele maanden ontoereikend is voor het ontwikkelen van een beperkt aantal schoonmaakproducten.

5.11. (…)  Dat de omstandigheid dat het concentraat van het gebruikte middel in twee schoonmaakproducten gelijk is tevens moet leiden tot de conclusie dat de producten zelf ook identiek zijn is echter onvoldoende onderbouwd.

(…) 5.13. Nu niet aannemelijk is geworden dat de huismerkproducten van Ewepo gelijk zijn aan de producten van QCS zal de vordering Ewepo te verbieden haar huismerkproducten te verkopen worden afgewezen.

Nabootsing woorden:  5.14.  Nabootsing van een als onderscheidingsmiddel te beschouwen woord kan onrechtmatig zijn indien daardoor gevaar voor verwarring ontstaat.

5.15. Gezien de omstandigheid dat Ewepo tevens dealer is van de producten van QCS en zij haar (vervangende) huismerkproducten levert aan eindgebruikers die zij voorheen voorzag van QCS-producten zullen gelijkenissen in de namen van deze producten relatief snel voor verwarring kunnen zorgen met betrekking tot de herkomst of oorsprong van de huismerkproducten. Dit betekent dat wanneer de door Ewepo gebruikte naam voor haar huismerkproduct (sterk) lijkt op de naam die QCS voor het vergelijkbare product gebruikt - of tot voor kort gebruikt heeft - aannemelijk is dat Ewepo ongerechtvaardigd voordeel kan trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het product van QCS. Dit zal slechts anders zijn als de gelijkenis in de naam slechts betrekking heeft op woorden die geen onderscheidend vermogen hebben omdat zij bijvoorbeeld zeer algemeen zijn dan wel slechts de aard, werking, samenstelling en/of verschijningsvorm van het product beschrijven.

5.15.1. Het voorgaande in aanmerking genomen is het gebruik van de productnamen ‘EW Cetaclean’, ‘EW Pervit Pre’, ‘EW 44 Ovencip’, ‘EW 77 Supermousse’, ‘EW W8 AS’, ‘Bacto Gel’, ‘EW Ovencip’, ‘EW TCU’, ‘EW 15 ontvetter 60’, ‘EW Clean HG’, ‘EW Vertaclean’, ‘EW Deo Breeze’, ‘EW Hypomat’, ‘EW Deo Fresh’ en ‘Episan S’ onrechtmatig jegens QCS. Het betreft hier immers het zonder (geldige) reden gebruiken van - niet algemene - woorden en/of cijfers die tevens voorkomen in de (oude) namen van de ‘corresponderende’ QCS-producten, terwijl deze woorden en/of cijfers niet de aard, werking, samenstelling of verschijningsvorm van het product beschrijven. Aannemelijk is dat Ewepo met het gebruik van deze namen heeft willen aanhaken bij de namen van de producten van QCS en dat Ewepo door het gebruik van deze woorden in de benaming van haar huismerkproducten ongerechtvaardigd voordeel kan trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van de producten van QCS.

5.15.2. Dit geldt niet voor het gebruik van het woord ‘liquide’ in het product met de naam ‘EW liquide’ dat dient ter vervanging van het QCS product met de (oude) naam ‘Diswash liquid’. Het woord ‘liquid’ heeft onvoldoende onderscheidend vermogen omdat het de verschijningsvorm van het product beschrijft. (…)

5.15.3. De woorden ‘Extra en ‘Maxi’ die voorkomen in de namen van de QCS producten ‘Relavit Extra’ en ‘Relavit Maxi’ alsmede in de namen van de huismerkproducten ‘EW Extra’ en ‘EW maxi’ zijn zo algemeen dat zij om die reden onderscheidend vermogen missen.

5.15.4. Het gebruik van het woord ‘Pure’ (…)  is evenmin voldoende onderscheidend te noemen. (…)

5.15.5. Het woord ‘Antifoam’ (…)  moet worden aangemerkt als een beschrijving van de aard en de werking van het product. (…)

(…) 5.16. Gelet op hetgeen is overwogen in de overwegingen 5.5 en 5.15.1 zal de vordering van eiseres het gebruik van de in de vordering genoemde namen te verbieden worden toegewezen voor zover het de in deze overwegingen genoemde namen betreft.

Rectificatie: “De afgelopen maanden heeft EWEPO B.V. 17 producten verkocht onder namen die identiek waren, dan wel sterk leken op namen van producten van Quaron Cleaning Systems B.V. te Mijdrecht. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad is het EWEPO BV verboden deze namen nog langer voor deze producten te gebruiken”

Lees het vonnis hier.