Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
20.078 artikelen gevonden
IEF 4908

Guttapercha

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000117 (TRIFLEX tegen TRIDEX).

De tekens zijn in hun geheel zowel op visueel vlak als op auditief vlak in grote mate
overeenstemmend. Begripsmatig vertonen de tekens slechts een beperkte mate van overeenstemming.

“Verder bestaat het ingeroepen recht van opposant uit het woordelement “flex” dat vandaag de dag een gangbare afkorting is van flexibel. Het tweede deel van het bestreden teken (“dex”) heeft geen verdere betekenis in de Benelux-talen. Het staat echter niet vast dat het in aanmerking komend publiek, wanneer het geconfronteerd wordt met het ingeroepen recht, deze betekenissen onmiddellijk zal waarnemen, mede omdat rekening dient te worden gehouden met de totaalindruk die door de merken in hun geheel worden opgewekt. Op begripsmatig vlak is het Bureau dan ook van oordeel dat er slechts een beperkte mate van overeenstemming bestaat tussen de tekens in kwestie.”(44-46)

Verweerder stelt verder dat hij reeds merkhouder was van het woordmerk TRIDEX op 9 juni 1994, maar door een vergetelheid dit merk vervallen is en zodanig de opposant, die pas na 1994 inschrijving bekwam voor zijn merk, te kwader trouw ageert. Het Bureau wijst deze stelling af, in het kader van de oppositieprocedure kan geen rekening worden gehouden met een ouder merk dat vervallen is.

Slotconclusie is dat er sprake is van een grote mate van overeenstemming op visueel en auditief vlak en een beperkte overeenstemming op begripsmatig vlak. De waren zijn deels identiek, deels soortgelijk en deels niet soortgelijk. Het Bureau is dan ook van oordeel dat er voor de waren die identiek, dan wel soortgelijk zijn, sprake kan zijn van gevaar voor verwarring.

Lees de beslissing hier.

IEF 4907

Het oorspronkelijke rebelse karakter van rockmuziek

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000439 (ROCK & REPUBLIC tegen REBEL & REPUBLIC).

De tekens ROCK & REPUBLIC tegen REBEL & REPUBLIC stemmen visueel en fonetisch meer dan gemiddeld overeen. Op begripsmatig vlak zijn ze gemiddeld overeenstemmend.

“44. Het oorspronkelijke rebelse karakter van rockmuziek volstaat echter niet om de woorden “ROCK” en “REBEL” als overeenstemmend te beschouwen. Men kan louter overwegen dat de connotatie van het woord ROCK door sommigen als rebels werd en wordt beschouwd. 45. Het Bureau is van oordeel dat in hun totaliteit de tekens een gemiddelde begripsmatige overeenstemming vertonen.”

Met betrekking tot de soortgelijkheid van waren stelt de opposant o.a. dat de waren waarvoor zijn merk is ingeschreven, zoals onder andere juwelen, horloges, lederwaren en kledingstukken, soortgelijk zijn aan de waren in klasse 3 van het betwiste teken, aangezien deze nauw verbonden zijn met de mode- en kledingindustrie. Maar omdat volgens het Bureau niet kan worden vastgesteld dat de waren in klasse 3 [reinigingsmiddelen, zepen, parfumerieën]  van het betwiste teken onontbeerlijk of belangrijk zijn voor het gebruik van de andere waren en dat de consumenten het gebruikelijk en normaal vinden om deze waren samen te gebruiken, is het Bureau van mening dat er in casu geen sprake is van esthetische complementariteit, noch soortgelijkheid.

De enerzijds deels identieke, deels niet soortgelijke waren en anderzijds meer dan gemiddelde visuele en auditieve overeenstemming en gemiddelde begripsmatige overeenstemming van de tekens, leiden het Bureau ertoe te oordelen dat er sprake is van een gevaar voor verwarring en de oppositie wordt gedeeltelijk toegewezen.

Lees de beslissing hier.

IEF 4906

Trots op het Benelux-merkenrecht

ton.gifHet AD bericht: “Het CDA schakelt een merkenrechtdeskundige in om stappen te ondernemen tegen Rita Verdonk en haar nieuwe politieke beweging Trots op Nederland. Het CDA voerde vorig jaar campagne met de slogan ’ Ik ben trots op Nederland ’ (afbeelding CDA website). De website met die titel is eigendom van het CDA. „We zijn niet vooraf geraadpleegd en waren dan ook verrast door de keuze van Verdonk," zegt CDA-woordvoerder Michael Sijbom.”

Lees hier meer.  Bekijk het merkdepot van Verdonk hier (o.a. diensten van een politieke beweging bestaande uit de behartiging van de zakelijke en politieke belangen van burgers).


 

IEF 4905

In de vorm van zelfpromotie

HvJ EG, 18 oktober 2007, zaak C-195/06, Prejudiciële vragen in de procedure  Kommunikationsbehörde Austria (KommAustria) tegen Österreichischer Rundfunk (ORF).

Reclamerecht, televisieomroepactiviteiten: Begrippen ‚telewinkelen’ en ‚televisiereclame’.

“45. Door zijn inhoud zou het spel echter erin kunnen bestaan de verdiensten van de programma’s van de omroeporganisatie indirect te bevorderen, met name indien de aan de kandidaat gestelde vragen betrekking hebben op zijn kennis van de overige uitzendingen van die organisatie en zij mogelijke kandidaten er dus toe aanzetten deze te volgen. Dat zou ook het geval zijn indien de te winnen prijzen zouden bestaan in afgeleide producten die voor de promotie van die programma’s dienen, zoals beelddragers. In die omstandigheden zou de boodschap in die uitzending of in dat onderdeel van de uitzending kunnen worden geacht televisiereclame in de vorm van zelfpromotie te zijn. De boodschap zou voorts kunnen worden geacht televisiereclame te zijn indien de als te winnen prijzen aangeboden goederen en diensten het voorwerp zouden zijn van voorstellingen of promoties die bestemd zijn om de kijkers ertoe aan te zetten die goederen en diensten te verkrijgen.”

47. Gelet op het voorgaande, moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 1 van richtlijn 89/552 aldus moet worden uitgelegd dat bij een uitzending of een onderdeel van een uitzending waarin een omroeporganisatie de kijkers de mogelijkheid biedt om door het rechtstreeks kiezen van een betaalnummer en dus tegen betaling deel te nemen aan een spel waaraan een prijs verbonden is, sprake is van

– telewinkelen in de zin van artikel 1, sub f, indien in die uitzending of dat onderdeel van de uitzending werkelijk diensten worden aangeboden, rekening houdend met het doel van de uitzending waarin het spel plaatsvindt, met het belang van het spel binnen de uitzending in termen van tijd en gehoopte economische resultaten in vergelijking met die welke van die uitzending in haar geheel worden verwacht, en met de soort vragen die aan de kandidaten worden gesteld;

–  televisiereclame in de zin van artikel 1, sub c, indien dat spel, wegens het doel en de inhoud ervan en wegens de omstandigheden waarin de te winnen prijzen worden voorgesteld, bestaat in een boodschap die de kijkers beoogt aan te zetten tot het verkrijgen van de als te winnen prijzen voorgestelde goederen en diensten, of die beoogt de verdiensten van de programma’s van de betrokken organisatie indirect in de vorm van zelfpromotie te bevorderen.

Lees het arrest hier.

IEF 4904

Een loutere versiering

AMS.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-425/03, AMS Advanced Medical Services GmbH tegen OHIM/ American Medical Systems, Inc.

Vrij simpele oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk AMS Advanced Medical Services, oppositie op grond van oudere nationale woordmerken AMS.

AMS is het dominante (overeenstemmende) bestanddeel, Het louter decoratieve beeldelement en de niet onderscheidende uitdrukking „advanced medical services” van het aangevraagde merk dragen onvoldoende bij aan het onderscheidende vermogen van het aangevraagde merk. De  litigieuze waren en diensten zijn soortgelijk: ze betreffen alle de medische sector en zijn bestemd om in het kader van een therapeutische behandeling te worden gebruikt.

Verder is alleen de volgende procesrechtelijke overweging het vermelden waard:

"29. De omstandigheid dat verzoekster voor de kamer van beroep de overeenstemming van de conflicterende merken niet heeft betwist, kan derhalve geenszins als gevolg hebben dat het BHIM niet langer de vraag hoeft te behandelen of deze merken overeenstemmen of gelijk zijn. Een dergelijke omstandigheid kan dus evenmin als gevolg hebben dat verzoekster het recht wordt ontzegd, binnen de grenzen van het juridische en feitelijke kader van het geschil voor de kamer van beroep op te komen tegen het oordeel van deze instantie op dit punt (zie in die zin arrest HOOLIGAN, punt 27 supra, punten 24 en 25)."

Lees het arrest hier.

IEF 4903

Breek de dag

mega.gifVzr. Rechtbank Alkmaar, 18 oktober 2007, LJN: BB5938, Eiercentrale West-Nederland B.V. tegen E.V.H. Eierhandel Visser Hoorn.

Eierdozenzaak. Geen auteursrechtinbreuk, wel onrechtmatig handelen door gedaagde.

Eiercentrale West-Nederland (EWN) is groothandelaar in eieren en verkoopt en levert aan derden, waaronder Lidl, onder meer scharreleieren onder de productnaam: “Mega Active Scharreleieren”. EWN is merkhouder van het woordmerk “Mega Active” voor eieren en eiproducten. Verpakkingsfirma Huhtamaki heeft een tekening en beeld gemaakt voor de zogenaamde grote plaksticker op de eierdozen van het merk Mega Active. Dit heeft geleid tot een verpakking voor zes eieren, die EWN daadwerkelijk is gaan gebruiken voor verkoop. Daarop en daarin zijn teksten opgenomen over de verpakte eieren.

E.H.V. Eierhandel Visser Hoorn, eveneens groothandelaar in eieren, heeft eieren in eierdozen verkocht waarop en waarin bijna dezelfde tekst is te vinden als op en in de verpakking van EWN. In een door EVH aan Lidl uitgebracht offerte biedt zij haar producten aan als “Mega Active scharreleieren”.

Na enkele overwegingen te hebben gewijd aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk “Mega Active” voor eieren en eiproducten oordeelt de Voorzieningenrechter dat vooralsnog met een onvoldoende mate van zekerheid een oordeel kan worden gegeven over het onderscheidend vermogen van het merk.

Ten aanzien van het auteursrecht staat volgens de Voorzieningenrechter vast dat Huhtamaki rechthebbende is, omdat EWN de opdracht tot het maken van een tekening of beeld aan haar heeft gegeven en omdat ook op grond van de algemene voorwaarden van Huhtamaki aannemelijk is dat de auteursrechten bij Huhtamaki liggen. Voorts is niet gebleken van enige overdracht. Daarbij komt nog dat uit de dagvaarding blijkt dat EWN zich bewust is van het feit dat Huhtamaki meent auteursrechthebbende te zijn. De auteursrechtelijk vorderingen op grond van een licentie worden ook afgewezen.

Wél slaagt de vordering op grond van de onrechtmatige daad. “Gelet op voormelde in het oog springende overeenkomsten en in verband met de hiervoor omschreven zeer geringe tekstuele verschillen, is voldoende aannemelijk geworden dat EVH het gebruik van de verpakking door EWN heeft nagebootst. Wellicht is dit mede te verklaren door het feit dat beide verpakkingen afkomstig zijn van Huhtamaki, maar in dit verband is van belang dat niet gesteld of gebleken is dat EVH genoodzaakt was om bij haar verpakking dezelfde kleurstelling, tekst en vormgeving te hanteren ten einde te voorkomen dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de verpakkingen afbreuk gedaan zou worden. Gelet hierop is onbegrijpelijk dat EVH niet voor bijvoorbeeld een andere kleurstelling, andere tekst en andere afbeelding had kunnen kiezen.”

De vordering van EWN tot volledige proceskostenveroordeling wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4902

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 11 oktober 2007, rolnummer 1183/06, Gavita AS tegen Puutarhaliike Helle Oy & Agro Technical Supplies B.V.  + Rechtbank Amsterdam, 8 maart 2006, HA ZA 05-0236, Gavita AS tegen Puutarhaliike Helle Oy & Agro Technical Supplies B.V(met dank aan Alma Theunissen, JPR).

“3.5. Gelet op hetgeen met betrekking tot de ruimte voor eigen creatieve inbreng door de beide deskundigen is vastgesteld en door het hof ook zelf is waargenomen en ter zitting door partijen aan de hand van de desbetreffende armaturen nader is toegelicht en gedemonstreerd, is het hof van oordeel dat - anders dan Gavita onder meer in de toelichting op haar eerste grief betoogt (en de rechtbank heeft aangenomen) - het uiterlijk zo zeer het resultaat is van een keuze die technische uitgangspunten beperkt is, dat de GAN-armatuur niet als auteursrechtelijk beschermd werk kan worden aangemerkt. Dat de door de ontwerper indertijd gekozen oplossingen ook qua uiterlijk tot een vernieuwend resultaat hebben geleid doet hier niet aan af.”

Lees het arrest hier, lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 18 oktober 2007, LJN: BB5938, Eiercentrale West-Nederland B.V. tegen E.V.H. Eierhandel Visser Hoorn.

Eierdozenzaak. Geen inbreuk op auteursrecht van eiseres, omdat aannemelijk is dat een derde auteursrechthebbende is. Wel onrechtmatig handelen door gedaagde. “Gelet op voormelde in het oog springende overeenkomsten en in verband met de hiervoor omschreven zeer geringe tekstuele verschillen, is voldoende aannemelijk geworden dat EVH het gebruik van de verpakking door EWN heeft nagebootst. Wellicht is dit mede te verklaren door het feit dat beide verpakkingen afkomstig zijn van Huhtamaki.”

Lees het vonnis hier

IEF 4901

Vet zuur

omega.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-28/05, Ekabe International SCA tegen OHIM/ Ebro Puleva, SA. (alleen beschikbaar in het Bulgaars, het Frans en het Sloveens).

Oppositiezaak. Na donuts blijkt het Spaanse publiek ook ‘Omega 3’ als fantasiewoord te beschouwen. Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk OMEGA 3. Oppositie op grond van ouder Spaans woordmerk PULEVA-OMEGA 3. OHIM en Gerecht wijzen de oppositie toe. Het dominante bestanddeel van beide merken is Omega 3 en Omega 3 is voor het relevante Spaanse publiek een onderscheidend fantasiewoord.

“57. Si le public ciblé ne considère pas l’élément « omega 3 » comme étant descriptif des produits concernés, cet élément sera perçu par le public pertinent comme présentant un caractère fantaisiste et intrinsèquement distinctif.

58. Étant donné qu’il en va de même de l’élément « puleva », il y a lieu de considérer que ces deux éléments ont un pouvoir attractif équivalent à l’égard du public pertinent et que, accolés ensemble dans l’expression « puleva-omega 3 », ils seront perçus par ce public comme dominants à parts égales, sans que l’élément « omega 3 » perde son caractère distinctif.

59. Dans ces circonstances, c’est à bon droit que la chambre de recours a conclu que les marques en conflit, considérées chacune dans son ensemble en tenant compte, notamment, de leurs éléments distinctifs et dominants, étaient similaires.”

Lees het arrest hier.

IEF 4900

Over het hoofd gezien (4)

dor.gifGvEA 23 mei 2007, T 342/05, Henkel KGaA tegen OHIM/ Serra Y Roca, SA.

Oppositiezaak. Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk COR. Oppositie op grond van ouder Duits woord-/beeldmerk DOR. Beide merken betreffen reinigingsmiddelen (klasse 3). Oppositie afgewezen door OHIM en Gerecht.

Het aardige argument dat het oudere merk zo oud is dat het Gotische schrift als gewoon schrift moet worden gezien en het hier dus geen beeldmerk maar een woordmerk betreft, gaat niet op:

"44. Das Argument der Klägerin, dass die Frakturschrift der älteren Marke den deutschen Verkehrskreisen geläufig sei, da die betreffenden Schriftzeichen in Deutschland bis 1941 gewöhnlich verwendet worden seien, geht ins Leere, da der Zeichenvergleich, wie das HABM zu Recht festgestellt hat, unter Berücksichtigung der zum Zeitpunkt des Widerspruchsverfahrens und nicht der in einem früheren Stadium herrschenden Wahrnehmung zu ziehen ist. Darüber hinaus hat die Tatsache, dass die Frakturschrift bis 1941 in Deutschland die amtliche Schrift war, deshalb keine Auswirkung, weil sich die bei der älteren Marke verwendeten Schriftzeichen, wie die Klägerin anerkannt hat, von denen der erwähnten amtlichen Schrift unterscheiden."

De rest van het arrest brengt weinig nieuws, het Gerecht is het kort egzegd eens met het OHIM:

"55. Im Lichte der vorstehenden Erwägungen ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer mit ihrer Feststellung, dass keine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 vorliege, keinen Beurteilungsfehler begangen hat."

Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4899

Over het hoofd gezien (3)

olijf.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-363/04, Koipe tegen OHIM/Aceites del Sur (La Española).

Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeld ‚La Española’. Oppositie door houder van nationale en communautaire beeldmerken ‚Carbonell’. Oppositie afgewezen door OHIM maar toegewezen door Gerecht.

“103. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van elementen die de twee betrokken merken gemeen hebben, een globale visuele indruk van grote overeenstemming creëert, omdat het merk La Española de kern van de boodschap van het merk Carbonell en de erdoor opgeroepen visuele indruk nauwkeurig reproduceert: de vrouw met een karakteristieke rok, die op een bepaalde manier dichtbij een olijftak zit, met een olijfgaard op de achtergrond, waarbij het geheel bijna eenzelfde schikking heeft wat betreft de ruimtes, de kleuren, de plaatsen waar de namen worden geschreven en de wijze waarop dit laatste gebeurt.

104. Volgens het Gerecht doet deze globale overeenstemmende indruk bij de consument onvermijdelijk gevaar voor verwarring van de conflicterende merken ontstaan.

105. Dit verwarringsgevaar wordt niet afgezwakt door de aanwezigheid van een verschillend woordelement. Zoals reeds werd geoordeeld, heeft het woordelement van het aangevraagde merk immers een zeer zwak onderscheidend vermogen omdat het verwijst naar de geografische herkomst van de waar.”

(…) “110. In dit opzicht dient te worden opgemerkt dat, gelet op de afstand waarop en de snelheid waarmee de consument de conflicterende merken bekijkt wanneer hij in een supermarkt de gezochte waren kiest, de verschillen tussen de conflicterende tekens moeilijker te onderscheiden zijn en de overeenstemmingen meer in het oog springen, aangezien de gemiddelde consument het merk waarneemt als een geheel en niet let op de verschillende details ervan.

111. Ten slotte dient ermee rekening te worden gehouden dat gelet op de overeenstemming van de conflicterende tekens en het zwakke onderscheidend vermogen van het woordelement van het aangevraagde merk, de consument dit merk kan opvatten als een submerk dat verbonden is met het merk Carbonell, ter aanduiding van een olijfolie waarvan de kwaliteit verschilt van die van dit laatste merk (zie in die zin arrest CONFORFLEX, reeds aangehaald, punt 61). Zoals blijkt uit het dossier, wordt het sinds 1904 in Spanje aanwezige merk Carbonell immers gelijkgesteld met olijfolie op de Spaanse markt en de gebruikte afbeelding identificeert automatisch dit merk.

112. Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat elke mogelijkheid van verwarring van de conflicterende merken uitgesloten was (punt 24). Integendeel blijkt uit het geheel van de door het Gerecht verrichte vaststellingen dat er gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.”

Lees het arrest hier.