Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
20.046 artikelen gevonden
IEF 1023

Sturende vragen

Met dank aan De Brauw Blackstone Westbroek: Rechtbank Amsterdam, 6 oktober, KG 05-1716 SR. Tele2 tegen KPN Telecom. Nog een vergelijkende-telecomreclamezaak (zie hieronder KPN-Pretium), met het verschil dat dit kort geding wel een vrij duidelijke winnaar heeft.

Het is niet de eerste keer dat partijen onenigheid hebben over de correcte beantwoording van de vraag wat wel en niet mag in vergelijkende reclame. Deze keer is het Tele2 die bezwaar maakt, en wel tegen dagbladadvertenties en 1 op 1 reclame waarin KPN aanbood om een bel-analyse te doen om zo het voor de consument meest voordelige belpakket samen te stellen. Het voornaamste bezwaar van Tele2 tegen de campagne was dat KPN zou suggereren dat zij een analyse in vergelijking met andere aanbieders zou maken.

Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Tele2 een uitgebreid marktonderzoek overgelegd. De Voorzieningenrechter overweegt echter dat de verweren van KPN dat de opzet en verslaglegging van dit onderzoek onbetrouwbaar zijn en de vragen sturend, niet zonder meer kunnen worden gepasseerd en dat daarom een nader onderzoek naar de feiten nodig is, waarvoor het kort geding zich niet leent. Tele2 maakte verder bezwaar tegen de verwijzing in de dagbladadvertenties naar een vergelijkend onderzoek van de Consumentenbond. Volgens de Voorzieningrechter was deze verwijzing niet onjuist en ook niet onvolledig omdat KPN de bron van het onderzoek had vermeld en de mededelingen voor de consument dus controleerbaar waren. Lees vonnis hier.

IEF 1022

Dubbele Octrooiering

Kamerstuk 29 874 (R 1777) Nr. 15. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van  het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van  artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van  Europese octrooien. Gewijzigd amendement van het lid Hessels over het voorkomen van dubbele octrooiering (ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 15. Ontvangen 6 oktober 2005).

Het vierde lid van artikel 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 is een zogenoemde collisiebepaling en strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Ingevolge het thans nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 behoort de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen tot de stand van de techniek nadat aan twee eisen is voldaan. Uit het voorgestelde artikel 4, vierde lid, (zie artikel II, onderdeel D, onder 1) blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvragen en voor octrooien die voor de inwerkingtreding zijn verleend een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen.


De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:


Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

Op een octrooiaanvraag die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, alsmede op een voor dat tijdstip verleend octrooi blijft artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 respectievelijk 54, vierde lid, van het Europees Octrooiverdrag van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.
  
Toelichting

Het vierde lid van artikel 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 is een zogenoemde collisiebepaling en strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Ingevolge het thans nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 behoort de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen tot de stand van de techniek nadat aan twee eisen is voldaan, t.w. “(…), mits het Koninkrijk in de gepubliceerde aanvrage is aangewezen en het voor de aanwijzing verschuldigde bedrag is betaald”. Uit het voorgestelde artikel 4, vierde lid, (zie artikel II, onderdeel D, onder 1) blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvragen en voor octrooien die voor de inwerkingtreding zijn verleend een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen. De situatie is analoog voor verleende Europese octrooien waarvoor het huidige vierde lid van artikel 54 van het Europees Octrooiverdrag, waarin bepaald was dat een colliderende Europese octrooiaanvraag alleen tot de stand van de techniek behoorde indien “in de latere aanvrage aangewezen Verdragsluitende Staat tevens was aangewezen in de gepubliceerde eerdere aanvrage” komt te vervallen. Om te voorkomen dat op zulke octrooiaanvragen en octrooien het nieuwe regime van artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet en het nieuwe regime van artikel 54, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag bij de inwerkingtreding ervan onmiddellijk van toepassing wordt – onder het nieuwe regime is de stand van de techniek uitgebreider waardoor een uitvinding minder gauw nieuw is dan onder het huidige regime – is het noodzakelijk een overgangsrechtelijke voorziening te treffen. Artikel IIA strekt daartoe. Dit artikel heeft zowel betrekking op lopende rijksoctrooiaanvragen als op reeds verleende rijksoctrooien en Europese octrooien.

Hessels

IEF 1021

Prägetheorie genegeerd

Arrest HvJ , 6 oktober 2005, zaak C-120/04.  Medion AG tegen Thomson (Eerder bericht hier).

De Duitse "Prägetheorie" (theorie van de kenmerkende indruk) wordt door het Hof van Justitie van tafel geveegd, althans volledig genegeerd. Volgens deze theorie moet "bij de beoordeling van de overeenstemming van het bestreden teken worden uitgegaan van de totaalindruk die elk van de twee tekens oproept, en worden onderzocht of het identieke deel voor het samengestelde teken zodanig kenmerkend is dat de overige elementen in de gewekte totaalindruk grotendeels naar de achtergrond verdwijnen. Er is geen sprake van verwarringsgevaar wanneer het identieke element slechts medebepalend is voor de totaalindruk die het teken oproept. Of het merk dat in de samengestelde teken wordt overgenomen, daarin een zelfstandige onderscheidende plaats ("kennzeichende Stellung") heeft behouden, speelt geen rol."

Medion die op basis van het merk LIFE ingeschreven voor consumentenelektronica opkwam tegen het merk THOMSON LIFE ving bot bij het Landgericht Dusseldorf. Volgens de Prägetheorie zal er sprake zijn van verwarringsgevaar, aangezien het merk LIFE een zelfstandige onderscheidende plaats in het teken THOMSON LIFE behoudt. Het Oberlandesgericht Dusseldorf vraagt het Hof van Justitie hierover om uitleg. Het Hof oordeelt: "Voor de constatering dat er sprake is van verwarringsgevaar kan niet als voorwaarde worden gesteld dat het deel van het samengestelde teken dat uit oudere merk bestaat, de door dat teken opgeroepen totaalindruk domineert.

Hof blijft trouw aan haar eigen theorie die zij voor alle duidleijkheid nog even kort samenvat: "Artikel 5, lid 1, sub b Merkenrichtlijn dient aldus te worden uitgelegd dat er bij het publiek verwarring tussen dezelfde waren en diensten kan bestaan, wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt." Lees arrest hier.

IEF 1020

Vreemde bedgenoten (3)

Speciaal voor Mireille van Eechoud en Dirk Visser (zie eerdere berichten hier): Kamerstuk 30 188, nr. 5. Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

"Volgens de regering in de memorie van toelichting (bladzijde 8) kan veel auteurs-, nabuur- en databankrechtelijk beschermde, openbare overheidsinformatie al worden hergebruikt zonder dat daartoe een verzoek dient te worden gedaan. Op welke overheidsinformatie wordt hier gedoeld, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Als het auteursrecht, het naburig recht of het databankenrecht op overheidsinformatie is voorbehouden, dan zal eerst toestemming moeten worden gevraagd om de desbetreffende informatie te kunnen hergebruiken.

De overheid beschikt daarbij over een betrekkelijk grote discretionaire bevoegdheid om een afweging te maken tussen de verschillende betrokkenen en hun belangen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader in te gaan op de reikwijdte van deze bevoegdheid. Leidt deze niet tot onduidelijkheid en dus tot onnodige geschillen, zo vragen deze leden.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie, op welke termijn de Kamer een kabinetsstandpunt over de aanbevelingen in het evaluatierapport over de Wet openbaarheid van bestuur tegemoet kan zien. Wat is het resultaat van het onderzoek naar de wenselijkheid om de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) uit te bouwen tot een Algemene wet toegankelijkheid overheidsinformatie, zoals toegezegd bij de begrotingsbehandeling in 2002 (28 600 VII, nr. 5, blz. 3–4)?  Het voorstel artikel 15b van de Auteurswet 1912 aan te passen zodat de richtlijn alleen van toepassing is op stukken waar de overheid zelfde maker of rechthebbende van is, baart de leden van de PvdA-fractie zorgen. Externen schrijven soms rapporten, nota’s en beleidsstukken al dan niet in opdracht van de overheid. Hoe zit het met de rechten op deze documenten? Mogen zij verder worden verspreid? Deze leden hechten sterk aan de gratis informatievoorziening aan het publiek." Lees document hier.

IEF 1019

duidelijk leesbare voetnoten

Rechtbank Haarlem, 6 oktober 2005, KG ZA 05-460, KPN Telecom tegen Pretium Telecom (Met dank aan Bird & Bird voor het aanleveren van het vonnis, eerder bericht hier). Niet heel spannend, wel interessant voor liefhebbers van vergelijkende telecomreclame.

Bij dit soort zaken weet je het nooit zeker, is de rechtzaak nou een gevolg van een reclamecampagne of onderdeel van een reclamecampagne? Hoe dan ook, een lamp zullen ze er geen van beiden mee winnen. Een script van 20 pagina’s waarin de hoofdpersonen hun uiterste best doen om op ieder slakje, hoe minuscuul ook, zoveel mogelijk zout te leggen is nu eenmaal geen goede basis voor een reclameklassieker. Zeker als het ook nog eens min of meer eindigt met een gelijkspel.

De rechter wijst de vorderingen in conventie en reconventie gedeeltelijk toe en af. Pretium heeft zich o.a.  in haar reclame-uitingen gedeeltelijk misleidend gedragen en gedeeltelijk niet, KPN informeert o.a. haar abonnees soms onvolledig, maar maakt zich niet schuldig aan het gestelde bedrog en uitlokking van een strafbaar feit. Pretium moet wat staken en rectificeren en KPN wordt veroordeeld tot het plaatsen van een aantal “duidelijk leesbare voetnoten.” Omdat partijen over en weer op enkele punten in het gelijk en in het ongelijk worden gesteld dienen zij ieder hun eigen kosten dragen.

Opmerkelijk is weldat Pretium in reconventie ook de advocaat van KPN in persoon het verwijt maakt dat hij zelf onrechtmatige uitlatingen zou hebben gedaan, door in de aanloop naar het geding in de media te stellen dat ‘de laagste kostengarantie van Pretium slechts een holle kreet is.’ Gelukkig gaat de rechter hier niet in mee en oordeelt: “De uitlatingen van mr. Hustinx zijn gepubliceerd in het kader van de berichtgeving van het onderhavige kort geding. Mr. Hustinx geeft daarin het standpunt  weer dat zijn cliënte KPN in deze procedure zou innemen. Dat is toegestaan, ook al zouden de gewraakte uitlatingen niet juist zijn.(…) Een verbod om dergelijke uitlatingen te doen zou een onaanvaardbare beperking van de vrijheid van meningsuiting inhouden.” Zo wordt een gelijkspel in ieder geval  nog een kleine overwinning voor de vrijheid van meningsuiting.  Lees vonnis (met bijlagen!) hier.

IEF 1018

het bakstenen logo

Vznr. Rb Arnhem 12-08-05, LJN: AR 3111 en Rb. Arnhem 28-09-2005, Ashlar tegen Disaro / Vellum Benelux. (met dank aan Van der Steenhoven voor het aanleveren van het vonnis.)

Ashlar produceert software onder de naam en het 'bakstenen logo' Vellum (maar heeft de naam niet als merk in Europa geregistreerd(!)) en distribueert dit via Vellum GmbH in Duitsland en Vellum's dochter Vellum Benelux B.V. In de distributieovereenkomst is licentie onder Ashlars (toekomstige) IE-rechten opgenomen. Vellum GmbH en Vellum Benelux registreren vervolgens in 1992 het woord/beeldmerk Vellum in de Benelux en bij het WIPO.

Partijen gaan in 2001 uit elkaar en Ashlar deponeert zowel bij het BMB als het OHIM een (niet op Vellum's Benelux) gelijkend Vellum beeldmerk. Vervolgens worden verschillende procedures opgestart waarin uitgemaakt moet worden aan wie de Vellum merken toebehoren. Zowel de Vznr. als de Rb. oordelen dat Ashlar aanspraak kan maken op de merken.

Vznr: ro. 5. "Ashlar maakt sedert 1989 gebruik van de naam “Vellum” en het bakstenen logo voor haar software. Voldoende aannemelijk is dat Ashlar de naam “Vellum” en het bakstenen logo heeft geïntroduceerd, althans met betrekking tot computersoftware, ook door het aangaan van distributieovereenkomsten in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, in Europa (onder meer) met Vellum Software GmbH en Vellum Benelux. Ook is voldoende aannemelijk dat het opnemen van het woord “Vellum” in de naam van beide laatst genoemde vennootschappen verband houdt met het feit dat zij zijn opgericht voor de distributie van de software van Ashlar. Uit het vorenstaande volgt genoegzaam dat Ashlar eerder gebruik maakte van de naam “Vellum” en het bakstenen logo dan Vellum Benelux en Vellum Software GmbH. Ashlar was daarom niet te kwader trouw toen zij na beëindiging van de distributieovereenkomst het woord “Vellum” en het bakstenen logo als merken liet inschrijven."

6. Het vorenstaande brengt mee dat Ashlar zich jegens Vellum Benelux mag beroepen op haar woordmerk “Vellum” en op het bakstenen logo. Dit leidt ertoe dat Vellum Benelux, doordat zij na de beëindiging van de distributieovereenkomst het bakstenen logo en het woord “Vellum” is blijven gebruiken, onder meer op de software die zij verkoopt, en het woord “Vellum” handhaaft in haar domein- en handelsnaam, op grond van artikel 13A lid 1 sub a BMW en artikel 5a van de Handelsnaamwet onrechtmatig handelt jegens Ashlar.

Ashlar stelt vervolgens in een bodemprocedure dezelfde vorderingen als in kg in. Heeft zij hier nog wel wel belang bij? Ja, oordeelt de Rb.

"Zonder het tijdig instellen van een bodemprocedure bestaat immers de mogelijkheid dat Disaro (de nieuwe naam van Vellum Benelux) een verklaring indient als bedoeld in art. 260 lid 1 Rv, in welk geval de bij het kg-vonnis getroffen voorzieningen hun kracht verliezen. Disaro heeft weliswaar gesteld dat zij berust in het kg-vonnis en niet voornemens is de aanduiding Vellum nog voor haar onderneming en producten te gebruiken (...), maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat Disaro daarmee ondubbelzinnig van haar rechten uit hoofde van art. 260 lid 1 heeft afgezien."

Bovendien oordeelt de Rb. dat Disaro inbreuk maakt op de auteursrechten op de software van Ashlar (die zij ook na het uiteengaan van partijen bleef verhandelen) en onrechtmatig handelt door een (overigens niet als auteursrechtelijke werk geachte) slagzin te gebruiken. Van de 19 (!) vorderingen kent de Rb. er 12 toe; de hoogte van de schade dient uitgemaakt te worden in een schadestaatprocedure.

Lees hier kort geding vonnis en hier vonnis in bodemprocedure

IEF 1017

Krabben waar het jeukt

Persbericht Consumentenbond: "Het beschermen van de auteursrechten op muziek en films slaat door. Ook consumenten die zich keurig aan de wet houden, hebben daar steeds meer last van. Dat moet een halt worden toegeroepen, zo stelt de Consumentenbond dezer dagen op een congres over auteursrechten in Londen.

Op het congres over 'Creatieve Economie' in Londen (hier) dat nog tot en met vrijdag 7 oktober duurt staat het onderwerp intellectueel eigendomsrecht op de agenda. Grote platenmaatschappijen en filmstudio's willen dat de overheid en de entertainmentbranche steeds meer maatregelen nemen om het auteursrecht op cd's, dvd's, muziek en films te beschermen. Consumenten hebben in toenemende mate last van deze maatregelen.

Zo zien we steeds meer cd's en dvd's die een kopieerbeveiliging hebben waardoor je geen kopietje voor eigen gebruik meer kunt maken. En je kunt muziek die tegen betaling gedownload is via internet, niet op alle spelers en bijvoorbeeld een computer of auto-cd-speler afspelen. 

De Consumentenbond pleit ervoor om deze ontwikkeling een halt toe te roepen. In onze ogen zijn de beschermingsmaatregelen waar de grote muzieklabels en filmstudio's voor pleiten kortzichtig. Het is niet goed voor de economie en de winst van de bedrijven om de bescherming van auteursrechten te versterken ten koste van consumenten. Daardoor worden consumenten dus steeds meer beperkt in hun gebruiksmogelijkheden. Voor de economie zou het juist goed zijn als cd's en dvd's zo aantrekkelijk mogelijk zijn en legale muziek en films via internet op allerlei manieren te beluisteren en te bekijken zijn. Op die manier blijven het aantrekkelijke producten voor consumenten." Lees persbericht ook hier.

IEF 1016

Eerst even voor jezelf lezen

Arrest HvJ , 6 oktober 2005, zaak C-120/04.  Medion AG tegen Thomson (Life / Thomson Life, prägetheorie). Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, dient aldus te worden uitgelegd dat er bij het publiek verwarring tussen dezelfde waren en diensten kan bestaan, wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt. Lees arrest hier.

IEF 1015

Die kant op

Volgens dit ronkende persbericht weet de WIPO weer hoe het verder moet. Dat de bezielende leiding van roerganger Dr. Kamil Idris hierbij een zeer belangrijke rol speelde spreekt voor zich: "The Assemblies of the member states of the World Intellectual Property Organization (WIPO) concluded on Wednesday, October 5, 2005, following a review of activities over the past year and agreement on the agenda of the Organization for the next year.

Ambassador Manalo thanked delegations for their active participation in the work of the General Assembly and welcomed the spirit of cooperation that characterized the talks, which had "produced a rich harvest." He said "To me, perhaps the most significant achievement of this year’s General Assembly has been its resolve to preserve WIPO’s tradition of decision-making by consensus." Ambassador Manalo thanked the Director General, Dr. Kamil Idris, for ensuring the Assemblies were a success.

At the end of the meeting, Dr. Idris said that he was very pleased with the outcome of the Assemblies which had taken place in a positive and constructive atmosphere. He welcomed the spirit of consensus that had led to important decisions on the future work program of the Organization. Dr. Idris said that he looked forward to working closely with member states in implementing the decisions that have been taken by the Assemblies. Lees volledige persbericht hier.

IEF 1014

Fijne Dierendag (2)

De volgende, uit wetenschappelijke kring afkomstige, spitsvondige aanvulling op de IE-dierendaglijst (zie hier) verdient het om nog even separaat vermeld te worden:

Tobias Cohen Jehoram
Herman Cohen Jehoram
Okke Delfos Visser
Pieter Haringsma
J.Th. de Vlieger