Artikel eerder verschenen in IER 2023/32, p. 295-307. In het merkenrecht speelt de mate van overeenstemming tussen een merk en een teken een grote rol voor het al dan niet aannemen van merkinbreuk. De mate van overeenstemming is belangrijk bij zowel de vraag of sprake is van verwarringsgevaar tussen een merk en een teken (artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE) als de vraag of sprake is van associatiegevaar met een bekend merk (artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE). Uit de rechtspraak komt duidelijk het beeld naar voren dat wanneer een grote mate van overeenstemming tussen een merk en een teken wordt vastgesteld door de rechter, de voortekenen goed zijn voor de merkhouder: vaker wel dan niet wordt in een dergelijk geval merkinbreuk aangenomen. Om sturing te geven aan de vaststelling van de mate van overeenkomst tussen merk en teken, zijn in de rechtspraak verschillende uitgangspunten en regels ontwikkeld. De meest algemene uitgangspunten en regels zijn geformuleerd door het HvJ EU. In de lagere rechtspraak zijn vervolgens meer specifieke regels en toepassingsmethoden ontwikkeld, die bij zowel de rechtbanken en hoven in Nederland als het Europese Gerecht (vanaf nu: het Gerecht) vaste rechtspraak zijn. Het zijn voor de IE-jurist diep ingeburgerde en gewortelde regels. Zo zal elke merkenrechtjurist u kunnen vertellen dat volgens vaste rechtspraak consumenten een vaag herinneringsbeeld hebben, in beginsel meer letten op het begin van het woord dan op het einde van een woord, en meer aandacht hebben voor de bestanddelen die merk en teken gemeen hebben dan voor hun verschillen.