IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 22209
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (II)

 
IEF 22208
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (I)

 
IEF 5284

Puur toeval

kpng.gifVzr. Rechtbank Amsterdam, 29 november 2007, KG ZA 07-1991, Koninklijke KPN N.V. en Getronics Pinkroccade Nederland B.V. tegen Jack de Vries Beheer B.V. (met dank aan Richard van Schaik, DLA Piper).

Vonnis in kort geding met betrekking tot de domeinnaam kpngetronics.nl. Inbreuk op merkrechten KPN en Getronics, gedaagde dient domeinnaam over te dragen aan KPN.

Op 16 maart 2007 verschenen berichten in de pers over een mogelijke verkoop van Getronics aan KPN. Drie dagen later heeft broer van Jack de Vries, de domeinnaam kpngetronics.nl geregistreerd. Aan sommaties van KPN om deze domeinnaam over te dragen werd geen gehoor gegeven. In augustus 2007 heeft gedaagde de woordmerken KPNGETRONICS en KPNG gedeponeerd voor waren in klasse 9. Hiertegen is oppositie ingesteld door eiseressen. Op 22 augustus 2007 heeft Jan de Vries de gewraakte domeinnaam overgedragen aan gedaagde.

KPN en Getronics eisen onder meer dat gedaagde ieder gebruik en/of registratie van de woorden KPN en/of GETRONICS of daarmee overeenstemmende tekens - waaronder het gebruik/registratie van de domeinnaam kpngetronics - staakt en gestaakt houdt, en deze domeinnnaam overdraagt aan KPN.

De voorzieningenrechter is niet onder de indruk van het verweer van gedaagde. Dit verweer houdt onder meer in dat er een geldige reden zou zijn voor het gebruik van de domeinnaam omdat  de afkorting KPN zou staan voor de bedrijfsbenaming van gedaagde: Pinautomaten en Kassa’s Nedpin, en getronics slechts de gebruikelijke benaming zou zijn voor ‘electronische gemaksapparatuur’.  De voorzieningenrechter acht het ook ongeloofwaardig dat de registratie van de domeinnaam die overeenkomt met de merken van eiseressen vlak na de bekendmaking van een mogelijke overname van Getronics door KPN ‘puur toeval’ is. Illustratief is dat gedaagde ook combinaties als rtltalpa, barclaysabnamro en essentnuon als domeinnaam heeft geregistreerd. De vorderingen van KPN en Getronics worden dan ook toegewezen, met veroordeling van gedaagde in de volledige proceskosten (€17.311,99).

Lees het vonnis hier.

IEF 5283

Ontsluiting van de 20e eeuw

vvalogo.gifDe eerstvolgende ledenvergadering van de VvA vindt plaats op vrijdagmiddag 18 januari 2008 bij de Openbare Bibliotheek Amsterdam aan de Oosterdokskade 143 in Amsterdam.

De vergadering begint om 13.30 uur met het huishoudelijk gedeelte. Het onderwerp van het wetenschappelijk gedeelte is:  “Belemmert het auteursrecht de ontsluiting van de 20e eeuw?”.

- 14.00 - 14.45 uur Juridische aspecten digitalisering van archieven, Mirjam Elferink (CIER) en Stef van Gompel (IViR)
- 14.45 uur – 15.15 uur: Praktijkcase Project Databank Digitale Dagbladen Koninklijke Bibliotheek,  Astrid Verheusen, projectmanager KB
- 15.15 uur – 15.45 uur: pauze
- 15.45 - 16.00: Praktijkcase Instituut voor Beeld en Geluid, Edwin van Huis, directeur Instituut voor Beeld en Geluid                                                    
- 16.00 – 16.15 uur: het FOBID Manifest, Nol Verhagen, bibliothecaris UB Amsterdam, voorzitter juridische commissie FOBID
- 16.15 – 17.00 uur Zaal- / paneldiscussie onder leiding van Michel Frequin (VvA-bestuurslid). Panel bestaande uit de sprekers, aangevuld met Andre Beemsterboer, directeur Cedar BV
- 17.00 - 18.00 Borrel
 
Voor leden van de VvA bestaat de mogelijkheid om, voorafgaand aan de ledenvergadering, een rondleiding door het gebouw te krijgen. De rondleiding duurt circa een uur en start, zoals het er nu uitziet, rond 11.30 uur. In verband met de reserveringen is het noodzakelijk om te weten hoeveel belangstelling er is voor de rondleiding en de ledenvergadering.

Website VVA hier.

IEF 5282

Luchtpermeabele openingen

vwgen.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 12 december 2007, HA ZA 06-1570, Agripa Holdings Ltd. tegen Roland International B.V. c.s.

Octrooirecht. Vernietiging van het Nederlandse deel van het Europese octrooi van Agripa wegens gebrek aan inventiviteit. Het octrooi ziet op een “werkwijze en inrichting voor het afbeelden van reclame op een voertuig” met het kenmerk dat het “wapperen” van een reclamepaneel tegen de zijkant van de vrachtauto wordt voorkomen door gebruik te maken van geweven kunststof maasmateriaal die luchtdoorgang toelaat.

De rechtbank oordeelt dat de gemiddelde vakman op grond van de prior art zonder inventieve denkarbeid tot een dergelijke oplossing zou komen. Bij de beoordeling van de nieuwheid en inventiviteit van een conclusie dienen de niet-technische maatregelen buiten beschouwing te worden gelaten. Het octrooi is in zijn geheel nietig.

Agripa is houdster van een Europees octrooi dat ziet op een “werkwijze en inrichting voor het afbeelden van reclame op een voertuig”. Dit reclamepaneel omvat een vel met het kenmerk dat het “een vel van geweven kunststof maasmateriaal is dat van openingen is voorzien die luchtdoorgang daardoorheen toelaten.” Agripa vordert o.a. een inbreukverbod tegen Roland, een producent in dekzeilen en schuifzeilen voor het internationale goederentransport, omdat Roland inbreuk zou maken door in Nederland gebruik te maken van voertuigen met een reclamepaneel dan wel in Nederland reclamepanelen levert en aanbiedt aan derden die inbreuk zouden maken op het octrooi. Roland voert hiertegen gemotiveerd verweer en stelt o.a. dat het octrooi nietig is, vanwege gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. In reconventie vordert zij vernietiging van het octrooi

Beide partijen zijn het eens dat de meest nabije stand van de techniek wordt gevormd door een ouder Europees dat ziet op een “advertising device for detachably attaching a flexible bill sheet”. Voorts oordeelt de rechtbank dat: “4.3 (…) het objectief technische probleem waarvoor de uitvinding beoogt een oplossing te bieden betreft het op alternatieve wijze voorkomen van ‘wapperen’ van het flexibele materiaal tegen de zijkant van de vrachtauto, zonder dat daarvoor een gecompliceerde bevestiging moet worden gebruikt “.

Het octrooi lost dit probleem – anders dan het oudere Europese octrooi – op door gebruik te maken van een doek met luchtpermeabele openingen waardoor de luchtdruk aan beide kanten van het doek gelijk blijft en dus niet gaat “wapperen”. De Rechtbank wijst echter op het feit dat de Japanse octrooi-aanvrage JP 8190355 (“Masao”) de inventiviteit van het octrooi wegneemt, omdat in Masao voor het “wapperprobleem” eenzelfde oplossing als in het octrooi wordt geopenbaard door gebruik te maken van “a sheet configuration having a lot of gaps (…) which comprises a structure provided by knitting threads or wires” waardoor het reclamedoek ””can keep pressure from wind as little as posible”.

Het verweer van Agripa dat het in Masao zou gaan over het “billowen” (opblazen, opbollen) van reclamedoeken op gebouwen en dat het Octrooi zou zien op het voorkomen van “wapperen” van reclamedoeken op rijdende voertuigen is voor de rechtbank  geen reden om aan te nemen dat het octrooi inventief zou zijn. Volgens de rechtbank gaat het immers in beide gevallen om het voorkomen van het probleem van “wapperen” dat ontstaat door een externe invloed die op het reclamedoek wordt uitgeoefend. Conclusie 1 is derhalve nietig.

Voorts oordeelt de rechtbank dat de conclusies 2 t/m/ 21 afhankelijk zijn van conclusie 1 en dus eveneens nietig zijn. Tot slot oordeelt de rechtbank dat hoewel de onafhankelijke conclusie 22 ten dele technisch van karakter is zij toch nietig is, daar de technische maatregelen van conclusie 22 zien op aanpassingen van een voertuig om deze in overeenstemming te brengen met de nietig geachte conclusies 12 en 15. Met verwijzing naar een drietal uitspraken van de Technical Board of Appeal oordeelt de rechtbank dan ook dat de nieuwheid en inventiviteit van conclusies (die ten dele technisch van karakter zijn) slechts kan worden gebaseerd op de technische maatregelen van de conclusies.

Het Nederlandse deel van het octrooi wordt zowel in conventie als in reconventie nietig geacht. Het overige in conventie wordt afgewezen. Agripa wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier. Eerder vonnis in geschil tussen dezelfde partijen: IEF 982.

IEF 5281

Eerst even voor jezelf lezen

1-Vzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007, KG ZA 07-633, Sport Direct B.V. c.s. tegen Sports Direct International B.V.(met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Merk- en handelsnaamrecht. “De grens van bescherming van beschrijvende handelsnamen wordt echter bereikt als de gevraagde bescherming zou leiden tot monopolisering van alegemeen beschrijvende woorden, zodanig dfat anderen ze niet meer zouden kunnen gebruiken als aanduiding vanhun onderneming. In het onderhavige geval staat het SDI dan ook vrij om de beschrijvende woorden “Sports” en “Direct te gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

2-Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, KG ZA 07-1393, Abol B.V. tegen Postelmans Beheer B.V. & De Bandengids B.V.

Handelsnaam/domeinnaamrecht. “4.4. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat Abol enerzijds en De Bandengids anderzijds een internet-winkel voor banden zijn gaan voeren waarvoor zij als handelsnaam ‘bandenwinkel.nl’, respectievelijk ‘debandenwinkel.nl’ gebruiken. Het verschil in deze handelsnamen is zo gering dat gevaar voor verwarring te duchten is. Het publiek zal immers niet verwachten dat ‘bandenwinkel.nl’ naar een andere onderneming verwijst dan ‘debandenwinkel.nl’. Nu het gebruik door De Bandengids van ‘debandenwinkel.nl’ van latere datum is dan het gebruik van ‘bandenwinkel.nl’ door Abol dient het gebruik door De Bandengids van de jongere, verwarringwekkende, handelsnaam te worden gestaakt.”

Lees het vonnis hier

3-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-3850, Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Octrooirecht. "4.1. De rechtbank volhardt bij al hetgeen in het tussenvonnis van 25 juli 2007 is geoordeeld en beslist. Kort gezegd achtte de rechtbank in dat vonnis conclusie 5 (en de daarvan afhankelijke conclusies) nieuw en inventief maar heeft zij partijen verzocht zich nader uit te laten over de geldigheid van conclusies 1 en 8 en de daarvan afhankelijke conclusies. Meer specifiek was een nadere toelichting geïndiceerd omdat Aker Kvaerner zich in het kader van het door Nexans gestelde gebrek aan nieuwheid en uitvindingshoogte van de conclusies heeft beroepen op de maatregel van het geheel opnemen en omgeven van de kanalen/kabels door de langwerpige kanaalelementen (“final enclosure”), welke maatregel, anders dan bij conclusie 5, evenwel niet in conclusies 1 en 8 en daarvan afhankelijke conclusies lijkt te zijn terug te vinden.”

Lees het vonnis hier.

4-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-2209, Stichting De Thuiskopie tegen Crios Holding B.V. c.s.

Auteursrecht. “4.4. Daarmee staat vast dat er blanco gegevensdragers zijn verkocht op de stand gehuurd door Crios waarover geen thuiskopievergoeding is afgedragen. Namens Crios is voorts bevestigd dat zij de verkoop verzorgde zodat zij opgaveplichtig is te achten in de zin van artikel 16ga Aw. Bij deze stand van zaken en nu voorts niet op enige manier is opgehelderd voor welke gegevensdragers wel een vergoeding zou zijn afgedragen, dient Crios over haar gehele voorraad zoals door Stichting de Thuiskopie berekend aan de hand van de constatering en de beslaglegging de thuiskopievergoeding te voldoen en daarover rekening en verantwoording af te leggen.”

Lees het vonnis hier.

5-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 05-681 & HA ZA 06-1589, Fleuren Presspack B.V. tegen V.O.F. Handelsonderneming Ruvo en vice versa

Octrooirecht. “2.5. EP 133 heeft eerder ter toetsing voorgelegen. (…) In die procedure waren de feiten (documenten) en gronden - met uitzondering van een ontvankelijkheidsverweer - dezelfde als in de onderhavige procedures. De procedure tussen Ruvo en Ceres heeft geleid tot een arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006 (rolnummer 03/1269). Daarin heeft het hof, onder verwijzing naar JP 59- 191596, conclusie 1 van het Nederlandse deel van EP 133 vernietigd wegens het ontbreken van inventiviteit.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5279

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Breda, 5 oktober 2007, KG ZA 07-401, Nederlands Vakantie- en Vrijetijdsonderzoek B.V. c.s. tegen Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme B.V. (met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Vragenlijsten zijn te beschouwen als eenvoudige geschriften, maar geschriftenbescherming komt slechts toe aan de gegevensverzameling als geheel en kan niet worden ingeroepen tegen het letterlijk overnemen van een zeer beperkt aantal vragen (8 van de ruim 20 vragen). Geen auteursrecht op onderzoeksmethode, dat ook niet langs contractuele weg kan worden gemonopoliseerd. Dreigende databankinbreuk niet aannemelijk gemaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 5278

Commentaren

1- Kamiel Johan Koelman, Bousie: Noot bij GvEA 17 September 2007, zaak T-201/04 (Microsoft). Gepubliceerd in AMI 2007, p. 186-187.

“Als deze interpretatie juist zou zijn – omdat Microsoft heeft aangekondigd geen beroep te zullen instellen, zal het nog wel even duren voordat we daarover uitsluitsel krijgen – zou het ‘nieuw product-vereiste’ wellicht nog maar weinig I.E.-dwanglicenties in de weg staan. Alléén als de beoogde licentienemer het product van de licentiegever een-op-een gaat namaken, en er dus niets aan verandert, verbetert of innoveert, zou de dwanglicentie niet kunnen worden uitgevaardigd.”

Lees hier meer.

2- E.J. Dommering, IViR: Nieuwe visies op intellectuele vrijheid, producten van de geest en privacy: Het Instituut voor Informatierecht, gepubliceerd in: M. Polak, J. Sevink & S. Noorda (red.), Over de volle breedte: Amsterdams universitair onderzoek na 1970, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2007, p. 173-197.

“Na de opmerkelijke initiatieven die aan de basis van het IViR stonden, is het stil gebleven. De formatie van de vaste staf is in de periode van zijn bestaan rond de vijf à zes plaatsen blijven schommelen. Groei en verjonging heeft het IViR in de betrokken periode alleen uit tweede en derde geldstroom kunnen realiseren, zodat er gemiddeld twintig mensen bij het IViR werkzaam zijn. De ratio van deze vaste formatie is dus - gelet op het aantal gerealiseerde promoties, de wetenschappelijke output en de omvang van tweede en derde geldstroom - uitzonderlijk hoog. Het gespecialiseerde NWO-programma Informatietechnologie en recht heeft een belangrijke impuls kunnen geven, maar is inmiddels beëindigd. Nieuwe, gerichte NWO-impulsen ontbreken. (…)Terugkijkend naar de synergie waaruit de oprichting van het IViR voortkwam is er plaats voor een nieuwe gerichte impuls.”

Lees hier meer.

3- Ashwin van Rooijen, IViR:  Annotatie bij Vzr. Rb. Amsterdam 14 juni 2007 (Groenendaal / Wij Vertrouwen Stemcomputers niet) en Vzr. Rb. Haarlem 15 juni 2006 (Inter IT / Webcash).  Gepubliceerd in AMI, 2007-6, nrs. 21 en 22, p. 192-194.

“Ofwel: een computerprogramma is beschermd want genoemd in art. 10 Aw, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Deze conclusie is uiteraard onjuist. Art. 10 Aw bevat slechts een niet-uitputtende opsomming van werken die in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Of een concreet programma ook inderdaad een werk is in de zin van de Auteurswet, is een rechtsvraag die in beginsel slechts beantwoord kan worden aan de hand van de (bron)code.”

Lees hier meer.

4- Michael Gerrits, De Gier & Stam: Portretrecht en proceskostenveroordeling. "Maar nog los van deze eerdere uitspraken van de Rechtbank Amsterdam, ben ik van mening dat het oordeel van de Rechtbank Amsterdam in de Van Basten-zaak, voor wat betreft de volledige proceskostenveroordeling, onjuist is en onderschrijf ik volledig de mening van Prof. Dirk Visser, geventileerd in een eerdere discussie tussen laatstgenoemde en Albert Ploeger op IEForum.nl naar aanleiding van de eerdergenoemde Rozenstraat-uitspraak."

Lees hier meer.

5- Evert van Gelderen, De Gier & Stam: Playlogic – Visionvale. “De Rechtbank legt niet uit hoe een geldige bepaling er uit dient te zien. Ik denk dat er specifieker in de overeenkomst had moeten staan dat de game-uitgever de intellectuele eigendomsrechten middels de ontwikkelovereenkomst (terug) overdraagt aan de gameontwikkelaar, in het geval (de voorwaarde intreedt) dat de die overeenkomst is/wordt ontbonden en/of anderszins beëindigd. Voor het geval deze bepaling niet voldoende is, zou ik willen aanraden om tevens in de overeenkomst te bepalen dat de gameontwikkelaar (eventueel op straffe van een bepaalde boete) verplicht is mee te werken aan het (terug) overdragen van de rechten aan de gameontwikkelaar.”

Lees hier meer.

IEF 5277

Chairman of the Board of Appeal

Paul-van-der-Kooij-k.gifThe Secretariat of the Board of Appeal of the CPVO [Communautair Bureau Voor Plantenrassen – IEF] would like to inform you about the appointment, on 17 December 2007 by the Council of Ministers, of Mr Paul van der Kooij as Chairman of the Board of Appeal for a term of 5 years. Mr Timothy Millett has been appointed as alternate to the Chairman.

Paul van der Kooij is onder andere verbonden aan de Universiteit Leiden en co-auteur het handboek `European Community Plant Variety Protection. “A systematic approach to the Community plant variety protection system. The book covers the world's largest system for plant variety protection, and will be the only comprehensive up-to-date resource on Community Plant Variety Rights.” (Amazon.com) “(…) a handsome and informative book (...) congratulates all the contributors and the publishers for the effort they have expended and for the very high quality of the resulting work.' (IPkat).

Website CPVO hier. Bestel het boek hier ('Only 1 left in stock--order soon (more on the way)').

IEF 5276

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 december 2007, KG ZA 07-1224, English Heritage Buildings Ltd tegen Heritage Nederland B.V.

“4.8. Het voorgaande leidt, ook na het beperkte onderzoek in deze procedure, tot het oordeel dat zodanig aannemelijk is dat de op het handelsnaamrecht en het auteursrecht gebaseerde vorderingen in een bodemprocedure toewijsbaar geacht zullen worden dat, ondanks het stilzitten van English Heritage, voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van die vorderingen in kort geding kan worden aangenomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5275

Een op de overdracht gericht stuk

sprt.gifRechtbank Amsterdam, 11 oktober 2007, KG ZA 07-1768 OdC/EH, Playlogic International N.V. tegen Visionvale Ltd.

Stukgelopen samenwerking uitgever en ontwikkelaar. Geschil over het auteursrecht op het computerspel “Sparta – Ancient Wars”. Contractuele bepaling dat auteursrecht bij bepaalde omstandigheden weer wordt teruggegeven is onvoldoende. “In deze bepaling worden immers mogelijke gevolgen onder bepaalde voorwaarden contractueel tussen partijen geregeld. Van een op de overdracht gericht stuk is hier echter geen sprake.”

Playlogic is uitgever van computerspellen. Visionvale en Burut zijn ontwikkelaars van computerspellen. In 2005 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen Playlogic en Visionvale C.S. op grond waarvan Visionvale c.s. het spel "Sparta - Ancient Wars" voor Playlogic heeft ontwikkeld. Op grond van de overeenkomst heeft Playlogic de rechten op het spel. Visionvale stelt echter dat de overeenkomst is ontbonden en dat het auteursrecht op grond van een bepaling in de overeenkomst daardoor weer zou zijn (terug)overgedragen aan Visionvale. 

De voorzieningenrechter concludeert echter dat de feitelijke vraag of de overeenkomst is opgezegd in dit kort geding niet kan worden beantwoord, maar voegt daar wel een ten overvloede aan toe dat van een automatische terugkeer van de auteursrechten sowieso geen sprake is.

“4.3 (…) Omtrent de feitelijke vraag of Visionvale c.s. binnen de termijn van 30 dagen de gewraakte  aanschrijvingen heeft gedaan, verschillen partijen van mening, zodat op dit punt een nader onderzoek nodig is, waartoe dit kort geding zich niet leent. Op de vraag of het contract is beëindigd, kan dus in dit stadium geen antwoord worden gegeven, zodat ook niet kan worden uitgegaan van de toepasselijkheid van de tweede alinea van artikel 13.2.2. van de overeenkomst. 

4.4. . Maar ook indien er wel van zou worden uitgegaan dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en artikel 13.2.2. van toepassing is, kan niet gezegd worden dat de auteursrechten automatisch naar Visionvale C.S. zijn teruggekeerd. Met Playlogic wordt geoordeeld dat niet is voldaan aan de daaraan in de tweede alinea van artikel 13.2.2. gestelde twee voorwaarden: dat Visionvale c.s. een nieuwe uitgever voor het spel heeft gevonden en dat terugbetaling aan Playlogic heeft plaatsgevonden. Alleen al om deze reden kan Visionvale C.S. geen auteursrechten geldend maken. Ook ontbreekt een akte tot (terug-)overdracht van de auteursrechten als voorgeschreven in artikel 2 lid 2 van de Auteurswet 1912. De tweede alinea van artikel 13.2.2. van de overeenkomst kan niet worden aangemerkt als een daartoe bestemde akte. In deze bepaling worden immers mogelijke gevolgen onder bepaalde voorwaarden contractueel tussen partijen geregeld. Van een op de overdracht gericht stuk is hier echter geen sprake. 

4.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Playlogic rechthebbende is op de auteursrechten en dat Visionvale c.s. haar mededelingen aan de afnemers en distributeurs van Playlogic zal moeten staken en rectificeren. Daarbij wordt aangetekend dat Playlogic ter zitting heeft meegedeeld dat zij met de vordering niet heeft beoogd ook de landen van de voormalige Sovjet Unie te bestrijken en dat evenmin is bedoeld Visionvale c.s. te verbieden officiële uitlatingen in rechte te doen en haar aldus te hinderen in het instellen van een eventueel hoger beroep tegen dit vonnis, maar dat het uitsluitend gaat om brieven aan zakenrelaties en uitlatingen op internet.  

Lees het vonnis hier. (via Evert van Gelderen, De Gier & Stam)