IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4612

Een ontspannen lustrum

IE-programma 11e Lustrum Orde van Advocaten Jaarcongres 2007, 28 september 2007
World Convention Center, Den Haag.  “Een ontspannen, humorvolle, leerzame en interactieve kennismaking met het IE recht”. Met diverse sprekers, stellingen en een mock trial.

Lees het programma hier. Update 10/09/2007: Gewijzigd programma: klik hier.

IEF 4610

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Almelo, 31 augustus 2007, KG ZA 07-166, Stichting Vestia Groep tegen Stichting Vestion Wonen (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Handelsnaamrecht of merkenrecht? “De vorderingen van Vestia dienen te worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechters is er voorshands bij het grote publiek en de gemiddelde consument geen gevaar voor verwarring te duchten ten aanzien van de namen Vestia en Vestion. Dit verwarringsgevaar dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Zutphen, KG ZA 07-231, Doornewaard tegen Air Force Ltd & Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, Rolnr. 03/650, Air Force Ltd. Tegen Smillie Beheer B.V. & Silic Nova B.V.  (Beide uitspraken met dank aan  Marleen van den Horst, BarentsKrans).

Vonnis in de eerder gesignaleerde Zutphense octrooizaak (IEF 4566) en het in hetzelfde artikel genoemde arrest van het hof Den Haag.

“Aangezien de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht slechts kan blijken uit een beoordeling van de vraag over de geldigheid en handhaving van octrooien, is krachtens het bepaalde in artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage in kort geding in Nederland bij uitsluiting bevoegd van de vordering tot opheffing van het onderhavige beslag kennis te nemen.”

Lees het vonnis hier en het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 augustus 2007, Rolnr. 05/436, Nuova Firm SpA tegen Badotherm Procesinstrumentatie B.V. (Met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven).

“Uit de stellingen van Nuova Fima begrijpt het hof dat zij Badotherm verwijt al sedert 1993 of eerder drukmeters te verkopen die door derden zijn gefabriceerd en die aan de buitenkant exacte kopieën lijken van, althans sterke gelijkenis vertonen met de drukmeters van Nuova Fima.”

Lees het arrest hier.

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 31 augustus 2007, A.R. 326/03-H.220/06, &-Eleven Inc. Tegen Laprior(Met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Antillenzaak over normaal gebruik. “De omstandigheid dat sinds 1988 op één van de eilanden van de Nederlandse Antillen een kleine supermarkt wordt gedreven onder de naam 7-Alive (Grocery) met een op 7- Eleven gelijkend beeldmerk, kan niet worden aangemerkt als "geldige reden" om geen normaal gebruik te maken van het merk.”

Lees het arrest hier.

IEF 4609

De Botuline Toxine Methode

btm.gifDiverse media berichten dat Dick Maas is “ aangeklaagd voor ‘botox-gebruik’. Het Amerikaanse farmaceutische bedrijf Allergan klaagt filmmaker Dick Maas aan als hij niet direct de titel van zijn film De Botox Methode verandert. Allergan heeft het middel botox laten registreren en wil niet dat de naam wordt gebruikt in de filmtitel.

Allergan en Maas hebben al een paar maanden overlegd om tot een oplossing te komen, maar tevergeefs. De filmmaker is verbaasd over de actie van Allergan. „Woorden als botox en botoxen maken een wezenlijk onderdeel uit van onze taal”, vindt hij. „Iedereen gebruikt ze en iedereen weet wat ermee wordt bedoeld. Ik vind het hypocriet dat als ik hierover een film maak, ze dat kennelijk ineens niet leuk vinden.” Allergan was maandagavond niet meer bereikbaar voor commentaar.”

Lees hier (Telegraaf.nl ) en hier (debotoxmethode.nl (met alternative titel?)) meer.

IEF 4608

Lucratief

Kamervragen nr.2060724160, Tweede kamer. Vragen van de leden Van Dijk en Kant (beiden SP) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over persoonlijk financieel gewin voor wetenschappelijk onderzoek. (Ingezonden 29 augustus 2007). O.a:

Vraag 3: "Erkent u het risico dat indien universitaire onderzoekscentra en onderzoekers zelf geld gaan verdienen met hun ontdekkingen, zij zich meer en meer zullen gaan richten op lucratieve deals met de industrie en het opzetten van eigen bedrijven? Zo ja, deelt u de mening dat daarmee de financieel belanghebbenden bepalen wat wordt onderzocht en hoe en dat daarmee de open discussie – de basis van de wetenschap – dreigt te verdwijnen?"

Vraag 7: "Deelt u de mening dat met publiek geld gefinancierde ontdekkingen in het publieke domein behoren te blijven en dus voor iedereen beschikbaar dienen te zijn?"

Lees de volledige kamervragen hier.

IEF 4604

Flagrant in strijd met de werkelijkheid

rwr.gifRechtbank Breda, 29 augustus 2007, KG ZA 07-472. Inside Brands B.V. c.s. tegen Brodkorb. (Met dank aan Olaf van Haperen, Lawton)

Zeer snel gewezen vonnis m.b.t. een uit de hand gelopen distributie overeenkomst. Gedaagde beschikt over het Gemeenschapsmerk Rag Wear en heeft beslag laten leggen op de eisers’ handelsvoorraad aan kledingstukken van dit merk.  Bij het verzoekschrift heeft de merkhouder echter verzwegen dat partijen al jarenlang een exclusieve distributie relatie hadden.

De rechtbank ziet in deze “opzettelijke en valselijke voorlichting” al genoeg reden om het beslag op te heffen. Ten overvloede stelt de rechtbank wel dat het beslag anders ook zou zijn opgeheven, nu de voor een vordering tot afgiste op grond van 2.22 BVIE kwade trouw vereist is, terwijl hier een verschil van mening over de uitleg van een vaststellingovereenkomst aan de orde is en kwade trouw niet aannemelijk is.

“3.8 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft gedaagde in het verzoekschrift een volkomen onvolledig beeld gegeven van de juridische situatie door geen melding te maken van de rechtsverhouding die tussen partijen heeft bestaan en middels de vaststellingsovereenkomst op dit moment nog bestaat. Gedaagden moet hebben geweten dat hij aldus feiten en omstandigheden achterwege liet die voor de beoordeling van het verzoekschrift door de rechtbank, waarbij de wederpartij niet wordt gehoord, van zeer wezenlijke betekenis waren. Flagrant in strijd met de werkelijkheid vermeldt het verzoekschrift bovendien dat gedaagde geen toestemming heeft gegeven voor de vervaardiging van deze kledingstukken met zijn merk. Onweersproken en door bewijsmiddelen gestaafd staat vast dat gedaagde zeer nauw betrokken is geweest bij de productie van deze kledingstukken en bij de keuze van de producenten.

Bij deze opzettelijke en valselijke voorlichting van de rechtbank in het verzoekschrift past de onmiddellijke opheffing van het beslag, zelfs zonder verder debat.”

3.9 Ten overvloede geldt dat hei beslag gelet op het inhoudelijk debat op de navolgende gronden behoort te worden opgeheven: Toewijzing van een vordering tot afgifte op grond van art. 2.22 van het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom vereist kwade trouw van de inbreukmaker. Aan de orde is echter een verschil van mening over de uitleg van de vaststellingsovereenkomst en in dit debat is kwade trouw aan de zijde van eiseressen geenszins aannemelijk. De vordering tot afgifte in een bodemprocedure zal dus naar alle aannemelijkheid worden afgewezen.”

Het beslag wordt opgeheven, met veroordeling van gedaagde in de werkelijke kosten van het geding, €15.252,20.

Lees het vonnis hier.

IEF 4593

Ex Parte Deo

nkw.gifRechtbank Amsterdam, 17 augustus 2007, Ex parte bevel in Nike International Ltd tegen Zeeman en STI (Met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan).

Ex parte verzoekschrift ex artikel 1019e Rv aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam d.d. 17 augustus 2007. Bevel tot het staken en gestaakt houden van het verhandelen van cosmeticaproducten (deodorant) voorzien van de aanduiding NIKE (zie het verzoekschrift voor afbeeldingen ).

De in 1019e Rv genoemde ‘onherstelbare schade voor de houder van het recht van intellectuele eigendom’ wordt in het verzoekschrift als volgt gemotiveerd:

“13. Er bestaat een aanzienlijk risico dat gerekwestreerden de Producten nog altijd actief op de markt aanbieden. STI heeft bovendien bevestigd dat zij voornemens is de producten uit te voeren, welke export ex artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE inbreukmakend is. Indien de Producten zouden worden uitgevoerd en worden geleverd aan een derde partij, bestaat bovendien het risico dat de Producten wederom in de Benelux op de markt zullen worden gebracht. Nu reeds een datum is bepaald voor het kort geding waarin zal worden geoordeeld over de vorderingen van Nike, hebben gerekwesteerden ook geen belang bij het uitvoeren van de Producten voordat het vonnis in kort geding is gewezen. Uit het feit dat de houdbaarheidsdatum van de Producten reeds is verlopen, kan overigens de conclusie worden getrokken dat de Producten in het geheel niet meer verhandelbaar zijn, zodat gerekwesteerden reeds daarom geen belang hebben bij het verhandelen van de Producten voordat over dit geschil in kort geding is beslist.”

Termijn voor het instellen van de hoofdzaak (bodemprocedure) wordt bepaald op 3 maanden.

Lees het verzoekschrift hier.

IEF 4592

Diefstal van een octrooi

rm.gifGerechtshof 's-Hertogenbosch, 13 februari 2007, LJN: BB2002. Klager tegen Beklaagde.

Strafzaak. Valsheid in geschrift, (poging tot) oplichting, diefstal van octrooi, overtreding van de Auteurswet en autodiefstal.

Klager stelt dat door hem een uitvinding is gedaan, zijnde een afzuigmond om stofvrij hakken en breken in de bouw mogelijk te maken, waarop hij octrooi heeft gevestigd. Omdat klager daartoe over onvoldoende financiële middelen beschikte, heeft hij met beklaagde in 2001 een BV opgericht. Klager stelt dat hij op enig moment bemerkte dat beklaagde informatie voor hem achterhield en zaken achter zijn rug om deed. Klager heeft vervolgens getracht zijn octrooilicentie uit de BV terug te trekken. Hierop heeft beklaagde een kort geding aangespannen, hetgeen het beginpunt was van een reeks civiele procedures. Klager stelt dat hij er als gevolg van deze civiele procedures achter kwam dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder:

“Diefstal van octrooi: Klager stelt tenslotte dat beklaagde zijn octrooi heeft gestolen. Hij stelt dat beklaagde, door het achterhouden van informatie en het naar de buitenwereld doen voorkomen alsof alles met instemming van klager gebeurde, ervoor heeft gezorgd dat het octrooi bleef berusten bij de BV. Klager stelt dat het beklaagde slechts te doen is om het voor zichzelf houden van het octrooi.

(…) Gelet op het feit dat het octrooi thans feitelijk in handen is van de BV, waarvan beklaagde voor 50% aandeelhouder is, kan er naar het oordeel van het hof geen sprake zijn van wederrechtelijke toe-eigening van het octrooi.”

“Overtreding van de Auteurswet: Ook stelt klager dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de Auteurswet door het door TNO opgestelde rapport te gebruiken voor het tweede haalbaarheidsonderzoek. Volgens klager is het rapport van TNO letterlijk overgenomen in het tweede haalbaarheidsonderzoek, hetgeen volgens klager plagiaat is. Hierdoor vielen de kosten voor dit tweede haalbaarheidsonderzoek veel lager uit dan het subsidiebedrag, waarmee beklaagde zichzelf dus wederom heeft bevoordeeld.

 (…) Gelet op de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, met name nu niet is gebleken dat door TNO enige actie is ondernomen tegen het tweede haalbaarheidsonderzoek, acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat er bepalingen van de Auteurswet zijn overtreden. Het hof acht voorts, zo al bewezen zou kunnen worden dat er bepalingen van de Auteurswet zijn overtreden, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat beklaagde degene is die daarvoor verantwoordelijk is geweest.’

Lees het arrest hier.

IEF 4591

Zodanig verbonden

Rechtbank Almelo, 29 augustus 2007, LJN: BB2560. Peeters tegen B&W gemeente Dinkelland.

Bestuursrecht met heel klein beetje auteursrecht. Is een gedenkteken zodanig verbonden met een rijksmonument dat deze de status van monument verkrijgt waardoor een sloopvergunning moet worden geweigerd?
 
“Dat verzoeker op grond van artikel 25 van de Auteurswet het recht heeft zich te verzetten tegen elke wijziging in het werk levert evenmin een omstandigheid op die noopt tot weigering van de vergunning, wat overigens het eventuele recht van verzoeker als bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet onverlet laat.”

Lees het vonnis hier. Afbeelding op website kunstenaar.

IEF 4590

Met voeten getreden

elvisbadmat.gifRechtbank van koophandel Dendermonde, 26 maart 2007, AR/02/0818 D. N.V. Sogilo tegen EM TV & Wavery B.V. & V.S.A. Elvis Presley Enterprises Inc. (Met dank aan Howrey).

Kort Belgisch vonnis over de nalatenschap van Elvis Presley, wiens 30e sterfdag op 16 augustus j.l nog aanleiding was voor wereldwijde herdenkingen. De achtergronden van de zaak worden in de laatste nieuwsbrief van Howrey uitvoeriger besproken door Patricia Cappuyns, Elvis’ Belgische advocate .

Kort samengevat betreft het geschil stukgelopen licentie-onderhandelingen tussen eiser en de Erven Presley. Na onderhandelingen en toezeggingen voor het tonen van producten met de beeltenis van Elvis op beurzen, besluiten de Erven om toch geen licentie te verlenen, onder meer omdat eiser de beeltenis van Elvis op badmatten wilde laten afdrukken (afbeelding), wat indruist tegen de vaste regel van de Erven dat het gelaat of de persoon van Elvis letterlijk niet met voeten getreden mag worden.  Eiser eist i.c. toch een licentie, maar ziet zich terechtgewezen door de rechtbank.

“Waar de houding van de rechthebbenden over de erfenis van Elvis  Presley soms onbegrijpelijk voorkomt, is het echter duidelijk dat van  meet af aan en zonder hierop terug te komen zij zich het formeel  akkoord voorbehielden om over elk detail en gebruik van de  beeltenissen van Elvis Presley te oordelen.  Het is niet aan ons een waarde oordeel te vellen over de criteria die door  verweerster in tussenkomst wordt gehanteerd. 

Het komt de rechtbank voor dat de heer Kluf als captain of industry en  met kennis van de Amerikaanse handelskaraktertrekken wist of had  moeten weten dat zonder formeel akkoord over ieder detail hij zich op  glas ijs bewoog van zodra hij reeds opdrachten gaf aan derden  vooraleer over de formele goedkeuring te beschikken.”

Lees het vonnis hier. Lees de Howrey Nieuwsbrief (met o.a. artikelen van Willem Hoyng en Fabienne Brison) hier.

IEF 4589

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’S-Gravenhage, 30 augustus 2007, KG ZA 07-871 Present Sieraden B.V. tegen Korse.

“Met het voorgaande is duidelijk dat er een serieuze niet te verwaarlozen  kans bestond (en bestaat) dat het octrooi ongeldig zal blijken, hetgeen Korse had  moeten weten. Dit geldt te sterker nu het slechts een registratieoctrooi betrof. (…) In zijn voornoemde brieven heeft Korse zich tevens op hem toekomende  auteursrechten beroepen. (…) Present Sieraden stelt  terecht dat haar SwitchClickRing en de Beadring van  Korse qua totaalindruk daarvoor te zeer verschillen, in aanmerking genomen dat het  uiterlijk in belangrijke mate wordt bepaald door technisch bepaalde en aldus niet  auteursrechtelijk te beschermen trekken.”  

Lees het vonnis hier.

BBIE, Beslissing in oppositie, 10 augustus 2007, Nº 2000103. Dantherm A/S the Kanex CTM DANTHERM tegen KAN-THERM).

“Aangezien consumenten echter niet overgaan tot een analyse van ieder detail van een merk, maar een merk eerder als een geheel beschouwen, is het Bureau van oordeel dat het in aanmerking komend publiek niet noodzakelijk de link zal leggen tussen DAN en Denemarken.”

Lees de beslissing hier

Rechtbank Amsterdam, 17 augustus 2007, Ex parte bevel in Nike International tegen Zeeman Textiel Textielsupers B.V. (Met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan).

“Er bestaat een aanzienlijk risico dat gerekwestreerden  de Producten nog altijd actief op de
markt aanbieden. SS1 heeft bovendien bevestigd dat zij voornemens is de producten uit tc
voeren, welke export ex artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE inbreukmakend is. Indien de Producten
zouden worden uitgevoerd en worden geleverd aan een derde partij, bestaat bovendien het
risico dat de Producten wederom in de Benelux op de markt zullen worden gebracht.(…)  Wanneer de Producten zouden worden uitgevoerd zal Nike ze uit liet oog verliezen zodat &t voor verzoekster tot onherstelbare schade zal leiden.”

Lees het bevel hier.

Rechtbank Breda, 29 augustus 2007, KG ZA 07-472. Inside Brands B.V. c.s. tegen Brodkorb. (Met dank aan Olaf van Haperen, Lawton)

“3.8 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft gedaagde in het verzoekschrift een volkomen onvolledig beeld gegeven van de juridische situatie door geen melding te maken van de rechtsverhouding die tussen partijen heeft bestaan en middels de vaststellingsovereenkomst op dit moment nog bestaat. Gedaagden moet hebben geweten dat hij aldus feiten en omstandigheden achterwege liet die voor de beoordeling van het verzoekschrift door de rechtbank, waarbij de wederpartij niet wordt gehoord, van zeer wezenlijke betekenis waren. Flagrant in strijd met de werkelijkheid vermeldt het verzoekschrift bovendien dat gedaagde geen toestemming heeft gegeven voor de vervaardiging van deze kledingstukken met zijn merk. Onweersproken en door bewijsmiddelen gestaafd staat vast dat gedaagde zeer nauw betrokken is geweest bij de productie van deze kledingstukken en bij de keuze van de producenten.

Bij deze opzettelijke en valselijke voorlichting van de rechtbank in het verzoekschrift past de onmiddellijke opheffing van het beslag, zelfs zonder verder debat.”

Lees het vonnis hier.