Auteursrechten Workstate software niet overgedragen aan PayingIT
Rb. Amsterdam 27 september 2023, IEF 21709; ECLI:NL:RBAMS:2023:5923 (PayingIT c.s. tegen gedaagden). Workrate is een bedrijf dat de software ‘Workmate’ in 2008 heeft ontwikkeld (later: Usemate). Uiteindelijk werd een koopovereenkomst gesloten waarbij aandelen in Usemate B.V. en auteursrechten op de software werden verkocht aan PayingIP. In de voorwaarden van de overeenkomst stond opgenomen dat Workrate de auteursrechten van de Usemate-software over moest dragen aan PayingIP zonder beperkingen. Daarnaast behield Workrate het recht om de software te blijven gebruiken voor de uitoefening van haar bedrijf en zijn non-concurrentieclausules opgenomen waarbij partijen geen vergelijkbare software mochten ontwikkelen. Partijen, waaronder PayingIP. gaven uitvoering aan de afspraken door de aandelen in Usemate B.V. te leveren, waarna zij werd hernoemd tot PayingIT. Na de overeenkomst ontstonden conflicten over wie welke software mocht ontwikkelen. In een kort geding vonnis [zie IEF 21423] werd Workrate veroordeeld tot de overdracht van auteursrechten van de Usemate-software aan PayingIT. De rechtbank deed dit met de toezegging dat Workrate de beveiligingssoftware Workstate mag gebruiken, ook al zijn deze applicaties onderdeel van het beschermde softwarepakket. Zowel PayingIT als Workrate hebben appel ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Nationaal Reclamerechtcongres 2023 | donderdag 14 december
Heeft u het al in de agenda staan? Het Nationaal Reclamerechtcongres op donderdag 14 december, in Hotel Jakarta te Amsterdam. Met onder meer het jaarlijkse overzicht van hot topics en de jaarlijkse updates van de ACM en RCC, onder de inspirerende begeleiding van dagvoorzitters Ebba Hoogenraad (Hoogenraad & Haak) en Willem Leppink (Ploum).
We zijn er klaar voor. Bent u er ook (weer) bij? Houd de website in de gaten voor meer informatie en het volledige programma. Meteen aanmelden is mogelijk, dit kan via deze link.
Virtueel wapen Colt wordt afgewezen als merk
EUIPO 13 september 2023, IEF 21707; R 275/2023-4 (Colt tegen EUIPO). Colt, een bekende vuurwapenfabrikant, heeft een beeldmerk ingediend bij het EUIPO van een virtueel wapen voor virtuele goederen of diensten. Het EUIPO heeft de merkaanvraag afgewezen onder vermelding dat men virtuele vuurwapens niet op zal vatten als merk. Ook wordt in de afwijzing aangegeven dat de consumenten een gemiddeld tot hoog aandachtsniveau hebben, omdat het relevante publiek bestaat uit mensen die over het algemeen geen verstand hebben van vuurwapens. Het EUIPO zegt dat het het teken ontbreekt aan onderscheidend vermogen en wijst de inschrijving van het merk af. Colt is tegen deze afwijzing in beroep gegaan.
Verwarring handelsnaam Zwartgoud
Rechtbank Limburg 28 september 2023, IEF 21705; ECLI:NL:RBLIM:2023:5815 (Verzoekster tegen Zwartgoud Heerlen). Verzoekster exploiteert sinds 2020 een tattoo shop in Heerlen. Belanghebbende exploiteert het café Zwartgoud sinds 2023. Verzoekster stelt dat belanghebbende met zijn café inbreuk maakt op haar bedrijfsnaam. Verzoekster eist staking van het gebruik van de handelsnaam en domeinnaam met ‘zwartgoud’, omdat deze slechts in geringe mate afwijkt van haar eigen handelsnaam. Hoewel sprake is van een andere branche, liggen de bedrijven te dicht bij elkaar waardoor verwarring ontstaat. Verweerder stelt dat hij vooraf onderzoek heeft gedaan bij de notaris naar de beschikbaarheid van zijn bedrijfsnaam en dat hij mocht vertrouwen op de resultaten hiervan. Daarnaast heeft verweerder toegezegd zijn handelsnaam en domeinnaam aan te passen met de woorden ‘grand café’ ervoor.
Bosch oppositie tegen Bocchi slaagt
BOIP 26 september 2023, IEF 21696, 2017969 (Bosch tegen Bocchi). BOSCH is een bekende onderneming actief in de sectoren consumentenproducten, industriële technologie, etc. Het merk geniet dan ook enorme bekendheid volgens opposant en heeft hierdoor een groot onderscheidend vermogen. Opposant beroept zich in deze procedure op verwarringsgevaar wegens zowel overeenstemmende tekens als waren en diensten. Door opposant wordt aangevoerd dat sprake is van visuele overeenstemming en dat het ontbreken van de letter ‘S’ in BOCCHI onvoldoende is om de deze weg te nemen, omdat verder vier van de vijf letters identiek zijn. Deze overeenstemming wordt versterkt door de vergelijkbare lettertypen die worden gebruikt. Tevens kan sprake zijn van auditieve overeenstemming indien het Nederlandstalig publiek ‘BOCCHI’ uitspreekt als ‘Boschi’. De toevoeging van de letter ‘i’ heeft geen auditieve relevantie voor het Nederlandse publiek, waardoor het merk en het teken auditief sterk overeenstemmen. Ook zijn het merk en het teken ingeschreven voor dezelfde klassen waren en diensten. Opposant betoogt daarnaast dat Bosch een groot onderscheidend vermogen bezit, omdat het een fantasiebenaming is en niet naar de goederen of diensten verwijst die zij aanbiedt. Opposant vindt het aannemelijk dat verweerder mee wil liften op het onderscheidend vermogen van BOSCH en dat verweer zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel uit dit gebruik trekt en alsmede afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen en reputatie van het merk BOSCH.
Inbreuk op octrooi Stöbich afgewezen en octrooi deels nietig
Rechtbank Den Haag 12 juli 2023, IEF 21700; ECLI:NL:RBDHA:2023:11721 (Stöbich tegen Hoefnagels). Stöbich is een Duitse partij die zich bezighoudt met het ontwikkelen van brandwerende producten. Hoefnagels is een Nederlandse onderneming die brandwerende afsluitingen produceert en verkoopt. Eén van de producten die Hoefnagels verkoopt, is een brandwerend rolgordijn met de naam ‘Firescreen Temperature’. Stöbich is sinds 2014 octrooihouder in Nederland van een brandwerende afsluiting in de vorm van een gordijn. Uitvinding GB 310, waarin een brandwerende barrière wordt beschreven, behoorde voor het octrooi van Stöbich reeds tot de stand van de techniek. In GB 310 wordt een brandwerende barrière beschreven met daarin ‘zakken’, waarbij het binnenste materiaal in de zakken uit kan zetten doordat de naden van de zakken desintegreren bij hitte.
Beschrijvende handelsnaam kan geen verwarringsgevaar opleveren
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 25 september 2023, IEF 21695; ECLI:NL:RBMNE:2023:5040 (Eiser tegen gedaagde). Eiseres heeft in 2017 een mondhygiënistenpraktijk overgenomen en is de handelsnaam blijven gebruiken die daarvoor gold. Zij wil haar praktijk verhuizen naar een andere vestigingsplaats. In deze vestigingsplaats zijn gedaagden actief sinds 2022 en zij hebben hierbij gekozen voor een handelsnaam die volgens eiser sterk overeenkomt met haar handelsnaam. Zij vordert een verbod aan gedaagden de betreffende handelsnaam te gebruiken.
Ingezonden door Allard van Duijn, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.
Inbreuk op octrooi langwerkende testosteron-samenstelling ondanks buitenlandse nietigheidsoordelen
Rechtbank Den Haag 3 oktober 2023, IEF 21701; ECLI:NL:RBDHA:2023:14813 (Grünenthal tegen Teva). Grünenthal is houdster van EP 1 457 208 B9 (EP 208), een Europees octrooi op werkwijzen en farmaceutische samenstellingen voor het betrouwbaar tot stand brengen van aanvaardbare testosterongehaltes in serum. Een door EP 208 beschermd product is een testosteronundecanoaat-samenstelling voor intramusculaire injectie, door Grünenthal op de markt gebracht onder de merknaam Nebido®. Teva is voornemens om met een generieke versie van Nebido (Testosteron Teva) de Nederlandse markt te betreden. De voorzieningenrechter heeft Teva eerder bij [zie IEF 21697] bevolen om haar marktintroductie in elk geval met één maand uit te stellen (door niet in de G-Standaard van oktober te verschijnen). In dit eindvonnis heeft de voorzieningenrechter Teva in de hoofdzaak verboden om directe dan wel indirecte inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 208. Teva’s nietigheidsverweren op grond van gebrek aan inventiviteit en/of nawerkbaarheid falen. Daarmee komt de voorzieningenrechter tot een andere uitkomst dan twee buitenlandse bodemrechters. Immers, eerder is het Duitse deel van EP 208 vernietigd in een bodemprocedure voor het Duitse Bundespatentgericht vanwege gebrek aan inventiviteit. Vervolgens is ook het Engelse deel van EP 208 vernietigd in een bodemprocedure voor het High Court of Justice van Engeland en Wales (Patents Court). Alhoewel de Engelse rechter (Meade J) EP 208 inventief bevond, oordeelde hij het octrooi alsnog nietig vanwege gebrek aan plausibiliteit (nawerkbaarheid). De voorzieningenrechter overweegt onder meer dat de plausibiliteitstoets die in Engeland werd gehanteerd niet dezelfde is als de toets die in Nederland geldt na de beslissing G2/21 en verwijst naar het recente arrest van het Hof Den Haag inzake BMS/Sandoz [zie IEF 21629].
Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, LAWNCH, en Bert Gravendeel, Fruytier Lawyers in Business.
Geschil na beëindiging licentieovereenkomst voor InVitria
Rb. Den Haag 6 september 2023, IEF 21704 LS&R 2223; C/09/599367/ (Sharpsight B.V. tegen Medical Workshop B.V.) Vervolg in de bodemprocedure op eerder tussen partijen in eerste aanleg bij de Rechtbank Den Haag [zie IEF 18810 en IEF 18761) en in hoger beroep bij hof Den Haag [zie IEF 19679] gevoerde kort geding procedure. De kern van het geschil in de bodemprocedure draait om het recht op het merk 'InVitria', waarbij ook wordt gestreden over auteursrechten met betrekking tot de naam. De rechtbank oordeelt over octrooi-inbreuk door Medical Workshop, gemeenschappelijk eigendom van octrooirechten en de beëindiging van een licentieovereenkomst en de gevolgen daarvan. Bovendien vordert Sharpsight een schadevergoeding, die wordt toegekend zonder verwijzing naar een schadestaatprocedure. In reconventie vordert Medical Workshop een veroordeling van Sharpsight tot vergoeding van goodwill.
Kleine toevoegingen wijzigen het onderscheidend vermogen van makelaarslogo niet
Vzr. Rechtbank Overijssel 27 september 2023, IEF 21694; ECLI:NL:RBOVE:2023:3796 (Eisers tegen gedaagde). Eisers verrichten diensten op het gebied van makelaardij. Eiseres 2 is merkhouder van merk 1, wat ingeschreven is in 2015. Eiseres 1 is merkhouder van merk 2, wat gedeponeerd is in 2022. Tot eind december 2022 hebben eisers samengewerkt met gedaagde, waarbij gedaagde gebruik heeft gemaakt van de merken. Na beëindiging van de samenwerking bleef ook gedaagde actief in de makelaardij. Eisers komen na beëindiging van de samenwerking met gedaagde op tegen inbreuk op hun twee beeldmerken met woordelementen. Bij de voorzieningenrechter eisen zij staking van het maken van inbreuk op beide merken. Gedaagde voert aan dat merk 1 niet normaal wordt gebruikt. Merk 2 heeft slechts kleine toevoegingen ten opzichte van merk 1, waardoor het gebruik van merk 2 het onderscheidend vermogen van merk 1 niet wijzigt. Het gebruik hiervan door merkhouders valt onder normaal gebruik van het merk volgens de voorzieningenrechter. Gedaagde verweert zich daarnaast door te stellen dat zij een geldige reden heeft om gebruik te maken van de merken, omdat zij de merken groot heeft gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit geen geldige reden voor gebruik oplevert.