IEF 22288
9 oktober 2024
Uitspraak

Partijen krijgen allebei deels gelijk in zaak over al dan niet onrechtmatige uitingen

 
IEF 22287
9 oktober 2024
Uitspraak

Merkinbreuk door handel in vervalste zegels voor gasflessen

 
IEF 22283
9 oktober 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Ciba Geigy/Oté Optics

 
IEF 7803

Verwijsdomeinnamen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 april 2009, KG ZA 09-200, Bax Beheer V.O.F. tegen X h.o.d.n. Clubsound.

Geschil tussen handelaren in audiovisuele middelen. Eiser Bax, eigenaar van de domeinnaam www.bax-shop.nl constateert dat concurrent Clubsound o.a. de domeinnaam www.baks-shop.nl gebruikt als doorlink naar de eigen site van gedaagde en maakt hiertegen bezwaar. Gedaagde stelt dat echter dat hij onder die naam een blikjesperser (Blikjes Afval Krusher Systeem) aan de man brengt.

De voorzieningenrechter wijst merkenrechtelijke (er is nog geen inschrijving) en de handelsnaamrechtelijke vorderingen af. X gebruikt de domeinnamen niet als handelsnaam, zodat van strijd met artikel 5 Handelsnaamwet geen sprake kan zijn. “Naar voorlopig oordeel is het doorlinken van de betreffende verwijsdomeinnamen naar de eigen website van X, zonder bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, onvoldoende om het voeren van een handelsnaam aan te nemen.”

De vorderingen gebaseerd op onrechtmatig handelen worden wel toegewezen, omdat X de domeinnamen gebruikte voor het trekken van bezoekers naar zijn eigen, met die van Bax, concurrerende website. “Zulks wordt (…) onrechtmatig geoordeeld omdat aldus een gevaar voor verwarring is te duchten, althans door X ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de domeinnaam en onderneming van Bax.”

Spoedeisend belang i.v.m. doorlinken: 4.2. X heeft voorts nog betoogd dat nu bezoekers van de domeinnamen www.baksshop. nl en www.baksshop.nl automatisch worden doorgeleid naar de website www.blikje123.nl en er ‘thans werkelijk geen verbinding of verwijzing meer naar de website van Clubsound’ bestaat, Bax ook om die reden geen spoedeisend belang bij haar vorderingen zou hebben. Dit betoog wordt verworpen. Terecht heeft Bax er op gewezen dat het gezien de voorgeschiedenis maar de vraag is of X zich thans blijvend zal onthouden van het koppelen van de domeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl naar www.clubsound.nl en dat de situatie elk moment weer gewijzigd kan worden, zodat er sprake is van een reële dreiging dat het gestelde inbreukmakende handelen wordt hervat. Ook daarmee is het spoedeisend belang gegeven.

Merkdepot: 4.3. (…) Nu gesteld noch gebleken is dat het depot waarop Bax zich beroept in het register is ingeschreven, zijn de vorderingen op die grond niet toewijsbaar.

Handelsnaam: 4.4. X heeft aangevoerd dat hij de domeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl niet als handelsnaam gebruikt, zodat van strijd met artikel 5 Handelsnaamwet geen sprake kan zijn. Dit verweer slaagt. De verwijsdomeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl worden door X immers slechts gebruikt voor het doorlinken van geïnteresseerden naar zijn eigen website www.clubsound.nl/baks althans, sinds kort, naar www.blikje123.nl. Naar voorlopig oordeel is het doorlinken van de betreffende verwijsdomeinnamen naar de eigen website van X, zonder bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, onvoldoende om het voeren van een handelsnaam aan te nemen. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op het handelsnaamrecht, dienen deze mitsdien te worden afgewezen.

Onrechtmatig handelen:  4.5. Voor zover Bax haar vorderingen evenwel heeft gebaseerd op onrechtmatig handelen, slagen zij wel. Daartoe wordt het volgende overwogen. Desgevraagd heeft X ter zitting erkend dat het doorlinken van de domeinnamen www.baksshop. nl en www.baksshop.nl naar de domeinnaam www.clubsound.nl aanvankelijk (i.e. in 2007 vóór sommatie door Bax) plaats vond zonder dat er überhaupt sprake was van het ter verkoop aanbieden van blikjespersen onder de naam ‘BAKS’. Anders gezegd betekent dit dat X de domeinnamen gebruikte voor het trekken van bezoekers naar zijn eigen, met die van Bax, concurrerende website. Zulks wordt, gelet op enerzijds het feit dat Bax haar onderneming reeds voerde onder de handels- en domeinnaam www.bax-shop.nl voordat X tot registratie van de domeinnamen www.baks-shop.nl en www.baksshop.nl overging, en de anderzijds de domeinnamen van X slechts in zeer geringe mate afwijken van de handels- en domeinnaam van Bax, onrechtmatig geoordeeld omdat aldus een gevaar voor verwarring is te duchten, althans door X ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de domeinnaam en onderneming van Bax.

Lees het vonnis hier.

IEF 7802

Wilde kalkoen (in enkelvoud)

Rechtbank Amsterdam 8 april 2009, HA ZA 05-2461. Austin Nichols & Co. Inc. tegen Stichting Lodestar (Met dank aan Remco van Leeuwen, Van Doorne).

Merkenrecht.Vervallenverklaring wegens niet-normaal gebruik. Bewijsvoering verzending e-mails.

Austin Nichols, producent en distributeur van onder meer whiskey en rechthebbende op het Benelux beeld/woordmerk WILD TURKEY, vordert onder meer de vervallenverklaring van het jongere merk WILD GEESE wegens niet normaal gebruik. Bij tussenvonnis van 30 mei 2007 wordt Lodestar belast met het te leveren bewijs van normaal gebruik van haar merk in de Benelux en laat de rechtbank haar toe nader bewijs hiervan te leveren.

Tevens beroept Austin Nichols zich op de nietigheid van het merk WILD GEESE omdat het volgens haar verwarringwekkend overeenstemt met en het in rangorde dateert van na de inschrijving van het merk WILD TURKEY. Dit beroep wordt afgewezen. "Ook begripsmatig is er onvoldoende overeenstemming. Tegenover elkaar staan immers wilde ganzen (in meervoud) en wilde kalkoen (in enkelvoud), zijde twee verschillende (wilde) dieren. Dat het bij beide merken om gevogelte gaat, wordt onvoldoende geacht. De totaalindrukken van de merken WILD TURKEY en WILD GEESE zijn naar het oordeel van de rechtbank te verschillend om van verwarringwekkende overeenstemming uit te gaan."

Voor het leveren van het voornoemde bewijs heeft Lodestar onder meer een lijst van leveranciers en verkopers overgelegd waaraan namens Lodestar voorafgaand aan een beurs e-mails zijn verzonden waarin zij geïnformeerd werden over de aanwezigheid van Lodestar op die beurs. Lodestar heeft eveneens de bewuste e-mails overgelegd. De rechtbank overweegt in het (tweede) tussenvonnis van 6 februari 2008 dat uit de genoemde e-mails zelf niet kan worden afgeleid dat deze ook daadwerkelijk zijn verzonden aan de diverse geadresseerden en/of dat deze zijn ontvangen door potentiële leveranciers en afnemers van whiskey die zich richten op de Beneluxmarkt. De rechtbank heeft Lodestar de gelegenheid gegeven daarover nader bewijs te leveren.

Bij vonnis van 8 april 2009 oordeelt de rechtbank dat uit de getuigenverklaringen niet valt af te leiden dat de e-mails daadwerkelijk zijn verzonden aan een relevant aantal, zich op de Beneluxmarkt richtende potentiële leveranciers en/of afnemers van whiskey. Gelet daarop komt de rechtbank tot het oordeel dat Lodestar haar merk WILD GEESE niet normaal heeft gebruikt, zodat de door Austin Nichols gevorderde vervallenverklaring en doorhaling toewijsbaar is.

Lees de vonnissen hier.

IEF 7801

Oppositiebeslissingen BBIE

Digel tegen DIGO (Toegew.)
VISIWEB tegen VisiTech (Toegew.)
OE tegen OE organicelements (Toegew.)
FLEXA tegen FLEX WORLD YOUR CHOICE OF SLEEPING (Afgew.)
RUBA  tegen ARUBA (Afgew.)
FIETSPUNT tegen IETSPUNT (Afgew.)
FIETSPUNT tegen POINT VELO (Afgew.)
MILANO tegen MILANO HERENMODE (Afgew.)
FIETSPUNT tegen FIETSPUNT POINT VELO (Afgew.)
INTRUDER tegen INTRUDER OWNERS CLUB HOLLAND (Toegew.)
BEST FRIENDS tegen BEST FOR YOUR FRIEND (Afgew.)
QUANTUM tegen Quantum ICT (Gedeelt.)
MATRIX tegen TRIXX (Afgew.)
GERH STEINBERG tegen CARL STEINBERG (Toegew.)
TOP1TOYS tegen TOYS 2 PLAY (Afgew.)
KNACKI tegen KNAKKER (Afgew.)
Apyral tegen AZYRAL (Toegew.)
HERITAGE BUILDINGS tegen HERITAGE EIKENHOUTEN GEBOUWEN (Toegew.)
Chalou tegen MALOU (Toegew.)
 
Lees de beslissingen hier.

IEF 7800

Bladvoeding

Rechtbank Utrecht, 25 maart 2009, KG ZA 09-143, Filocal Europe B.V. c.s. tegen European Fruitservice Board B.V. (met dank aan Gitta van der Meer, Leidsegracht advocaten en Jan-Marcel van de Riet, Amice advocaten).

Auteursrecht. Merkenrecht. Bladvoedingsproduct Filocal (voorheen Folical). Spoedeisend belang in IE zaken. Bevoegdheid vzr. Utrecht m.b.t. een vordering tot doorhaling of overdracht van een Gemeenschapsmerk. Zekerheidsstelling.

4.1. (…) De rechtsmacht voor wat betreft het gemeenschapsmerk wordt gebaseerd op artikel 90 lid 1 (…) GMVo juncto artikel 2 EEX-Vo. De vordering van Filocal c.s. tot overdracht c.q. doorhaling van het door Kurver geregistreerde gemeenschapsmerk (onder d) betreft immers geen vordering in de zin van artikel 92 GMVo, op grond van welk artikel de rechtbanken voor het Gemeenschapsmerk een uitsluitende bevoegdheid wordt toegekend. Dit betekent ook dat deze rechtbank op grond van artikel 99 lid 1 GMVo (mede) bevoegd is voorlopige en beschermende maatregelen te nemen, nu Kurver c.s. in het arrondissement van de rechtbank Utrecht gevestigd is.

4.2. (…) D e enkele omstandigheid dat de eisendege partij ruime tijd heeft laten verlopen voordat zij in kort geding een tot het verkrijgen van een verbod van de gewraakte handelingen strekkende vordering instelde, behoeft de kortgedingrechter er niet van te weerhouden aan te nemen dat een spoedeisend belang bij de vordering bestaat (vgl. HR 29 juni 2001, NJ 2001,602). Dit toetsingskader in acht genomen, wordt voorshands geoordeeld dat Filocal c.s. voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien er een voortdurende situatie bestaat waarin Kurver c.s. volgens Filocal c.s. inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten van Filocal c.s. De omstandigheid dat Filocal c.s. haar vorderingen ook reeds in 2003 kunnen instellen omdat zij, als gesteld, op dat moment tot de ontdekking kwam dat Kurver c.s. zonder haar toestemming en medeweten een identiek bladvoedingsproduct onder de naam Filocal verkoopt in onder meer Nederland en Duitsland en tot tweemaal toe met een kort geding procedure heeft gedreigd, doet daaraan niet af.

Lees het vonnis hier.

IEF 7797

Geenzins een openbaarmaking

Antwoorden op de schriftelijke kamervragen van het lid F. Teeven, kenmerk 2009Z04606, Ingezonden 13 maart 2009, naar aanleiding van het’iPod op het werk vonnis’, Vzr. Rechtbank Zwolle, 10 december 2008, IEF 7655 (Buma/Suplacon).

“Echter, het gegeven dat de rechter bij het aanwezig achten van een bedrijfsbelang rekening houdt met het feit dat de werkgever het luisteren naar  muziek dusdanig belangrijk acht voor zijn werknemers dat het zelfs is toegestaan dat zij naar iPods of muziekspelers luisteren, brengt geenszins de conclusie met zich dat het luisteren naar de iPods of mobiele telefoons via een koptelefoon als zodanig als een openbaarmaking moet worden beschouwd. Indien anderen niet kunnen meeluisteren, bijvoorbeeld wanneer met gebruikmaking van een koptelefoon via een privé mp3-speler of mobiele telefoon naar muziek wordt geluisterd, is er in het geheel geen sprake van openbaarmaking en zal er dus ook geen sprake kunnen zijn van een vergoedingsplicht.

Dit zou anders kunnen zijn indien de mp3-speler via luidsprekers muziek ten gehore brengt die ook door anderen kan worden beluisterd. In dat geval zal, in lijn met het eerder genoemde arrest van de HR, voorts moeten worden bezien of er sprake is van een beroeps-, bedrijfs- of andersoortig belang, alvorens kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een openbaarmaking waarvoor een vergoeding is verschuldigd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de rechter, gelet op het feit dat hij verwijst naar het eerder genoemde arrest van de HR, een oprekking van het begrip ‘openbaarmaking’ heeft beoogd. Buma heeft in reactie op de uitspraak zelf al aangegeven geen vergoedingen te vragen voor het op individuele basis luisteren naar iPods of mobiele telefoons.

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 7795

Desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zuuradditiezout

Octrooicentrum Nederland, 26 maart 2009, beschikking op verzoek- en bezwaarschrift (artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht) van Synthon B.V. met betrekking tot aanvullend beschermingscertificaat 300107 van Merz & Co GmbH & Co.

Aanvullend beschermingscertificaat. Verordening 1768/92/EEG betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen. Verzoek – en bezwaarschrift van Synthon. Synthon stelt dat Octrooicentrum Nederland (“OCN”) 1) dient vast te stellen dat aanvullend beschermingscertificaat 300107 (het “ABC”) van Merz ten onrechte is verleend, 2) dat het OCN het ABC als vervallen dient te beschouwen dan wel dient in te trekken, 3) dient te bepalen dat het ABC een looptijd heeft van nihil en 4) Merz dient te veroordelen in de kosten van de procedure. OCN verklaart zich niet-ontvankelijkheid OCN in het bezwaar van Synthon en niet bevoegd om vast te stellen dat het ABC ten onrechte is verleend. Het OCN acht zich evenmin bevoegd om vast te stellen dat het ABC als vervallen dient te worden beschouwd, dan wel dient te worden ingetrokken. Op grond van een algemeen beginsel van bestuursrecht heeft het OCN i.c. wel een algemene bevoegdheid om de duur van het certificaat te corrigeren.

Het verzoek- en bezwaarschrift van Synthon richt zich tegen ABC 3001070 dat op 12 december 2002 aan Merz is verleend voor het product “Memantine, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zuuradditiezout, in het bijzonder hydrochloride” op basis van het Europese octrooi 0 392 059.

Ontvankelijkheid in het bezwaar

Het OCN is van oordeel dat het bezwaar van Synthon tegen de verlening van het ABC niet ontvankelijk moet worden verklaard. Op grond van artikel 17 van Verordening 1768/92/EEG staan tegen het besluiten van de nationale octrooiverlenende instantie tot verlening van aanvullende beschermingscertificaten dezelfde rechtsmiddelen open als die waarin de nationale wetgeving tegen soortgelijke besluiten op het gebied van het nationale octrooien voorziet. Aangezien het ABC is verleend onder de Rijksoctrooiwet 1995 was volgens het OCN bezwaar onder de Algemene wet bestuurswet tegen de beslissing tot verlening van het ABC (op 12 december 2002) slechts mogelijk binnen 6 weken daarna (artikel 6:7 Awb). Het bezwaarschrift is echter pas op 8 augustus 2008 en heeft de bezwaartermijn van 6 weken derhalve ruimschoots overtreden.

Bevoegdheid OCN

Volgens het ONC ontbreekt iedere wettelijke grondslag voor OCN om te beslissen op het verzoek van Synthon tot vaststelling dat het ABC ten onrechte is verleend. Het OCN wijst op artikel 18 van Verordening 1768/92 dat bepaalt dat “[N]iettegenstaande de procedurebepalingen die uit hoofde van nationale wetgeving op het desbetreffende basisoctrooi van toepassing zijn kan tegen een afgegeven certificaat geen oppositieprocedure ingesteld worden”. Het OCN merkt op dat het Synthon krachtens artikel 15 van de Verordening vrijstaat een verzoek tot nietigverklaring van het ABC in te dienen bij de Rechtbank ’s-Gravenhage en daarmee nog steeds en rechtsmiddel tot haar beschikking heeft.

Het OCN acht zich evenmin bevoegd te beslissen over het verval van het ABC. Artikel 14 van Verordening bevat een viertal gronden voor het verval van een aanvullend beschermingscertificaat. In tegenstelling tot hetgeen Synthon meent, acht het OCN zich niet bevoegd om op andere gronden dan die genoemd in artikel 14 van de Verordening te beslissen over het verval van het certificaat. Aangezien het verzoek Synthon is gebaseerd op onjuiste gegevensverschaffing bij de aanvraag tot verlening van het ABC, en deze grond in artikel 14 niet wordt genoemd als grond voor verval, verklaart het OCN zich niet bevoegd om te beslissen over het verzoek tot vervallenverklaring van het ABC.

Het OCN acht zich ook niet bevoegd om te beslissen over het verzoek van Synthon om Merz in de kosten van de procedure te veroordelen “nu er geen wettelijke basis voor het toekennen van het gevraagde bestaat”.

Het OCN acht zich wél bevoegd te beslissen op het verzoek van Synthon om de duur van het ABC te corrigeren. Ofschoon deze bevoegdheid zijn basis niet vindt in artikel 17 lid 2 van Verordening 1610/96/EEG, zoals Synthon heeft gesteld, verwijst OCN naar haar eerdere beslissing  (B.I.E. 2003-36, 28 oktober 2002) waarin is beslist “dat een bestuursorgaan op grond van een algemeen beginsel van bestuursrecht wel een algemene bevoegdheid heeft om de duur van een certificaat te corrigeren, indien het bestuursorgaan bij het toekennen van die duur afhankelijk was van door de aanvraagster verstrekte gegevens en die gegevens later onjuist blijken te zijn geweest.”

Het OCN wijst vervolgens het verzoek van Synthon tot het corrigeren van de duur van het ABC áf. Op grond van het verzoek van Synthon zou de beschermingsduur van het ABC tot nihil beperkt moeten worden, omdat de berekening van de duur van het ABC op grond van artikel 13 van Verordening 1768/92 ten onrechte gebaseerd zou zijn op Europese vergunningen met nrs. EU/1/02/219/001 van 15 mei 2002 als de eerste vergunningen voor het in de handel brengen van het geneesmiddel in de Gemeenschap. Volgens Synthon had het OCN uit moeten gaan van de datum van toelating van een geneesmiddel met de handelsnaam Akatinol of Akatinol Memantine in Duitsland zoals dat vóór 1976 krachtens het Arzneimittelgezets 1961 in de handel mocht worden gebracht, c.q. de aansluitende Duitse vergunning uit 1978 krachtens artikel 105 van het Arzneimittelgezets 1976, dan wel de Luxemburgse vergunning voor het geneesmiddel Akatinol uit 1983. Volgens Synthon is voor de berekening van de duur van het certificaat op grond van artikel 13 van de Verordening niet vereist dat de eerste vergunning voor het in handel brengen van het geneesmiddel in de Gemeenschap (i.e. de basis van de duurberekening van een aanvullend beschermingscertificaat) een vergunning overeenkomst Richtlijn 65/65/EEG moet zijn.

Na uitgebreide overwegingen over de uitleg van artikel 13 van Verordening 1768/92 in het licht van strekking en doel van de Verordening concludeert het OCN: “Uit deze overwegingen uit de considerans blijkt dat de wetgever van de Verordening met de Verordening heeft willen voorzien in een systeem van uniforme compensatie voor de periode die verloren gaat door het verplichte onderzoek naar de kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van het geneesmiddel. In deze context zou bij de berekening van de duur volgens artikel 13 dan ook moeten worden uitgegaan van een eerste vergunning afgegeven na controle naar de kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van het geneesmiddel. En dus zijn naar de mening van het Octrooicentrum Nederland in het onderhavige geval de Duitse en Luxemburgse vergunningen niet relevant omdat deze niet na een dergelijk onderzoek zijn afgegeven.”

Na het lezen van de beschikking blijft de prangende vraag aan (de advocaten van) Synthon waarom  de geldigheid van het basisoctrooi van Merz niet is aangevochten als vóór de aanvraagdatum van EP 0 392 059 in Duitsland en Luxemburg al handelsvergunningen zijn verleend voor het op de markt brengen van geneesmiddelen die door het basisoctrooi zijn beschermd.

Lees de beschikking hier.

IEF 7794

Een op voorhand voorzienbaar kansloze procedure

Rechtbank Zwolle, 6 april 2009, LJN: BH9376, “in de zaak van [A] tegen [B] (partijen zullen hierna [C] en [D] genoemd worden)”

1019h Proceskostenveroordeling. Veroordeling in de werkelijke advocaatkosten in plaats van op basis van het liquidatietarief, in verband met onredelijk procesgedrag.

Zaak over het achterhouden van spuitgietmatrijs, bestemd om plastic schijfjes te maken voor het (dwars)fluitkopsysteem. Inhoudelijke komen de begrippen IE en octrooi pas in de overweging m.b.t. de proceskostenveroordeling ter sprake “Er bestaat om deze reden en mede gelet op het feit dat de onderhavige vordering van C. een reactie is op de civielrechtelijke handhaving van D. jegens C. van haar rechten van intellectuele eigendom (octrooirechten), naar billijkheid aanleiding om C. te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten”

4.6.  [C] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [D] heeft in dat verband verzocht om een vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte advocaatkosten in verband met deze procedure.
In het licht van de voornoemde vonnissen en beschikkingen, valt niet in te zien waarom [C] de onderhavige op voorhand voorzienbaar kansloze procedure is begonnen.
Nu bovendien door of namens hem voorafgaand aan de uitgebrachte dagvaarding niet is geprobeerd om in overleg met (de advocaat van) [D] de aanschafkosten van de spuitgietmatrijs te verrekenen met de door hem aan [D] te betalen schade wegens het achterhouden van de spuitgietmatrijs, dient het er voor te worden gehouden dat hij [D] met deze procedure inderdaad bewust op advocaatkosten heeft willen jagen, hetgeen aan te merken valt als onredelijk procesgedrag. Er bestaat om deze reden en mede gelet op het feit dat de onderhavige vordering van [C] een reactie is op de civielrechtelijke handhaving van [D] jegens [C] van haar rechten van intellectuele eigendom (octrooirechten), naar billijkheid aanleiding om [C] te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die [D] in verband met deze procedure heeft gemaakt.

4.7  [D] zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte een gespecificeerde opgave te doen van de advocaatkosten die zij in verband met de onderhavige procedure heeft gemaakt. [C] zal tenslotte in de gelegenheid worden gesteld om zich bij antwoordakte over de kostenspecificatie van [D] uit te laten.

Lees het vonnis hier.

IEF 7792

Passie & Hartstocht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 april 2009, KG ZA 09-315, Restaurant Passie B.V. & Restaurant Hartstocht B.V. tegen Stevinos

Eerst even voor jezelf lezen. Handelsnaamrecht. Passie  tegen La Pasión. Contractsoverneming. Voorgebruik

4.10. Naar voorlopig oordeel maakt Stevinos met het voeren van de handelsnaam La Pasión inbreuk op het handelsnaamrecht van Passie. Vast staat namelijk dat Passie de handelsnaam Passie al voerde voordat Stevinos daarmee begon. Daarnaast moet voorshands worden aangenomen dat op grond van dat handelsnaamgebruik verwarring bij het publiek is te duchten als bedoeld in artikel 5 van de Handelsnaamwet. De handelsnaam La Pasión wijkt immers in slechts geringe mate af van de handelsnaam Passie en wordt gebruikt voor eenzelfde soort onderneming (een restaurant) in dezelfde plaats (Zoetermeer). Daar komt bij dat restaurant La Pasión gevestigd is het pand waarin voorheen een restaurant werd geëxploiteerd door de eigenaars van Passie, de heer en mevrouw Van Leeuwen. Dat gegeven kan de indruk van het publiek dat La Pasión wordt gedreven door een aan Passie gelieerde partij versterken. Het enkele feit dat Passie en La Pasión woorden uit verschillende talen zijn en een andere klank hebben, doet naar voorlopig oordeel onvoldoende af aan een en ander.

4.12. Het verbod zal daarom worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld. Het verbod strekt zich mede uit over het gebruik van die naam in de domeinnaam lapasion.nl aangezien Stevinos onder die domeinnaam een website beheert waarop reclame wordt gemaakt voor het restaurant La Pasión. Onder die omstandigheden moet ook het gebruik van de betreffende domeinnaam worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik.

(…) 4.14. Voor zover Hartstocht heeft bedoeld te betogen dat Stevinos door het gebruik van de naam La Pasión ook inbreuk maakt op haar rechten met betrekking tot de handelsnaam Hartstocht, moet dat reeds worden afgewezen omdat gesteld nog gebleken is dat zij die naam thans (nog) voert. Integendeel, vast staat dat zij het restaurant met de betreffende naam heeft overgedragen aan Stevinos.

4.15. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 1019h Rv is geen grond, reeds omdat partijen die niet hebben gevorderd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7791

Ergonomische software

Rechtbank Zwolle, 20 februari 2009, LJN: BH9291, Wellnomics Limited tegen Ergodirect B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Distributieovereenkomst en IE-rechten ergonomische software. Ontbinding, opschorting. Mededinging Overdracht domeinnamen, verbod verder gebruik software, documentatie en materialen, verbod suggestie wederverkoper te zijn. 

5.21.  In de artikelen 12.2 en 13.2 van de Overeenkomst is, kort gezegd, bepaald dat Ergodirect na het einde van de Overeenkomst de software van Wellnomics Ltd niet zal verkopen en geen vertrouwelijke informatie of intellectueel eigendomsrecht van Wellnomics Ltd zal gebruiken om computer software te ontwikkelen. Deze bepalingen kunnen niet gezien worden als een afspraak tussen Wellnomics Ltd en Ergodirect die de mededinging verhindert. Het enkele feit dat na het einde van de Overeenkomst de software van Wellnomics Ltd niet meer door Ergodirect mag worden gedistribueerd maar door Wellnomics Ltd zelf, althans door Wellnomics B.V., zal worden gedistribueerd, maakt niet dat de mededinging met betrekking tot ergonomische software op de Nederlandse markt wordt belemmerd, verhinderd of vervalst. Integendeel, van ‘Reseller’ van Wellnomics Ltd is Ergodirect potentiële concurrent van Wellnomics Ltd geworden. Het staat Ergodirect, en elke andere onderneming, immers in beginsel en binnen de rechtmatigheidsgrenzen die voortvloeien uit de omstandigheid dat Ergodirect Reseller is (geweest) van Wellnomics Ltd, vrij om zelf (andere) ergonomische software op de markt te brengen. Dat Wellnomics Ltd het intellectuele eigendomsrecht op de door haar ontwikkelde software middels deze bepalingen beschermt, betekent niet dat daaruit een beperking van de mededinging voortvloeit.

Lees het vonnis hier.

IEF 7790

Met een geringe afwijking

Rechtbank Zwolle – Lelystad, 19 maart 2009, LJN: BI0039, BI0046 en BI0049, Strafzaken Viagra / Kamagra

Strafrecht. ‘Merkfraude’. Viagra. Artikel 337 wetboek van Strafrecht, het medeplegen van het opzettelijk binnen Nederland verkopen van wederrechtelijk  vervaardigde merken en nagebootste waren, alsmede waren die valselijk hetzelfde  uiterlijk vertonen als een model waarop een ander recht heeft, terwijl hij daar zijn beroep en/of bedrijf van heeft gemaakt.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt, samen met medeverdachten, aan het handelen in Kamagra-pillen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte niet alleen een wederrechtelijk vervaardigd merk in omloop gebracht maar tevens inbreuk gemaakt op de rechten van [aangever] nu de Kamagra-pillen een sterke gelijkenis vertoonden met Viagra-pillen. Kamagra is een farmaceutische spécialité die in Nederland geen geregistreerd geneesmiddel is. Verdachte heeft dusdoende een ongeregistreerd middel in het verkeer gebracht waartoe hij niet bevoegd was..Verdachte heeft voornoemde activiteiten gedurende een bepaalde periode ontplooid met behulp van het bedrijf [naam eenmanszaak] de eenmanszaak van de [medeverdachte 2]. Mede gezien de verklaring van verdachte dat het handelen in Kamagra zijn voornaamste bron van inkomsten was, is de rechtbank van oordeel dat verdachte beroeps- en bedrijfsmatig heeft gehandeld door de Kamagra-pillen en -sachets in te voeren en te verkopen aan de medeverdachten.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd met dien verstande dat:

1. Hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 25 juni 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk
a.  wederrechtelijk vervaardigde merken, en
d.  waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en
e.  waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een model waarop een ander recht had, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertoonden, te weten pillen en tabletten bevattende de werkzame stof Sildenafil voorzien van het beschermde model- en beeldmerk VGR50 en/of VGR100, dan wel een daarmee slechts ondergeschikt verschillend (woord)merk, in elk geval voorzien van een beschermd woord- en model of beeldmerk heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, uitgedeeld en in voorraad heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders van het plegen van dit misdrijf hun beroep hebben gemaakt en/of vorenbedoelde handelingen als bedrijf hebben uitgeoefend door voornoemde goederen namens de eenmanszaak [naam eenmanszaak] en/of via internet te koop aan te bieden en (vervolgens) die (bestelde) goederen met de post en in persoon te verkopen en af te leveren.

Lees de vonnissen hier, hier en hier.