IEF 22289
9 oktober 2024
Artikel

Lustrum Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht

 
IEF 22288
9 oktober 2024
Uitspraak

Partijen krijgen allebei deels gelijk in zaak over al dan niet onrechtmatige uitingen

 
IEF 22287
9 oktober 2024
Uitspraak

Merkinbreuk door handel in vervalste zegels voor gasflessen

 
IEF 7747

Geen Sanitas Per Aqua

GvEA, 25 maart 2009,  zaak T-21/07, L’Oréal SA tegen OHIM / Spa Monopole, compagnie fermière de Spa SA/NV (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar) 

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder Beneluxwoordmerk SPA (voor mineraalwater) tegen aanvraag voor gemeenschapswoordmerk SPALINE (door L’Oréal voor cosmetica). Gerecht verwerpt het beroep van L’Oréal. Ongerechtvaardigd profiteren van de bekendheid van het oudere woordmerk SPA; geen geldige reden.

Overeenstemming tussen de merken SPA en SPALINE. Volgens het gerecht zal de consument meer aandacht hebben voor het element “spa”, het eerste gedeelte van het merk, dan voor het element “line”. Daar komt volgens het gerecht bij dat het Engelse woord “line” in de cosmeticabranche vaak wordt gebruikt om daarmee te wijzen op een reeks, een lijn, van producten (punten 24-26). 

L’Oréal meent dat het woord “spa” beschrijvend en algemeen is voor cosmetica. Het gerecht verwerpt dit en neemt aan dat de term “spa” eventueel een beschrijvende en algemene aanduiding vormt voor waterkuuroorden, zoals Turkse baden of sauna’s, doch niet voor cosmetica. Het gegeven dat cosmetica worden gebruikt in het kader van waterkuuroorden doet daar niets aan af (punten 28, 29 en 31).

Het feit dat het merk SPALINE één woord betreft, is volgens het gerecht niet relevant: “(…) the word created by the combination of the two elements ‘spa’ and ‘line’ does not have a meaning independent from that of its component parts.” Evenmin gaat het gerecht mee in het betoog van L’Oréal dat het woord “spa” meerdere betekenissen heeft (als acroniem van ‘Sanitas Per Aqua’). Volgens het gerecht zal de gemiddelde consument in de Benelux het element “spa” als eerste associëren met het mineraalwater van Spa Monopole (punten 33-34).
 
Het gerecht meent dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen de merken SPA en SPALINE en overweegt daarbij dat cosmetica en bronwater gelijksoortig zijn: bronwater en cosmetische producten worden gezamenlijk gebruikt voor de huid en schoonheidsbehandelingen. Het mineraalwater en de minerale zouten in het water kunnen worden gebruikt bij de productie van zepen en andere cosmetische producten. Daar komt bij dat mineraalwaterproducenten soms cosmetica verkopen op basis van mineraalwater (punt 35).

“39. Moreover, it must also be pointed out that the stronger the link which the relevant public can make between the two marks, the greater will be the risk that the use of the mark applied for will take unfair advantage of the reputation of the earlier mark.”

“40. The risk of such a transfer has been established in the present case. First, as was noted in paragraph 21 above, the two marks target the same type of public, which, in so far as the earlier mark is registered in the Benelux countries, consists of average consumers in those Member States. Second, it has been shown in paragraph 35 above that the goods covered by the mark applied for are not so different from those covered by the earlier mark. Finally, the image of the earlier mark and the message that it conveys relate to health, beauty, purity and mineral richness. That image and that message can apply also to the goods in respect of which registration has been sought by the applicant, since they are used to preserve and improve health or beauty. Consequently, the applicant could take unfair advantage of the image of the earlier trade mark and the message conveyed by it in that the goods covered by the trade mark applied for would be perceived by the relevant public as bringing health, beauty and purity. Accordingly, the risk of a free-riding transfer of the advertising effort made by the proprietor of the earlier mark to the mark applied for has been established (…)”

Volgens L’Oréal dient rekening te worden gehouden met het feit dat zij op haar beurt een onbetwiste bekendheid geniet op het gebied van cosmetica. Maar het gerecht gaat daar niet in mee: “(…) Suffice it to observe in that regard that the applicant’s business name (L’Oréal, IEF) is not part of the mark applied for, which precludes the relevant public from associating that mark with that ostensibly well-known name.” (r.o. 41).

Het beroep van L’Oréal op een geldige reden faalt eveneens. Het gerecht acht het gebruik van het woord “spa” niet noodzakelijk voor de marketing van cosmetica. 

Lees het arrest hier

IEF 7746

Substantiële verlaging

De Europese Commissie heeft aangegeven dat de geplande kostenreductie van 40% op de registratie van Gemeenschapsmerken begin mei 2009 zal worden geïntroduceerd. Het systeem van separate depottaksen en registratietaksen zal worden losgelaten en worden vervangen door één taks van €900,- voor een online depot (€1.050,- voor een ‘papieren’ depot).
 
Het voorstel voor de kostenreductie zal binnenkort aan de Commissie worden voorgelegd. De dag volgend op de publicatie zullen de nieuwe tarieven in werking treden. In hoeverre een dergelijk substantiële verlaging zal bijdragen aan de populariteit van het Gemeenschapsmerk (en wellicht een vermindering van nationale depots in de Europese landen) en het aantal ingediende opposities, valt nog te bezien.
 
Lees hier meer.

IEF 7745

De geografische omvang van het handelsnaamrecht

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 maart 2009, 329321 / KG ZA 09-115, X Horeca Beheer B.V., Einstein Exploitatie B.V. en X tegen IJssalon Van Bokhoven h.o.d.n. Café Einstein, Y en Z.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Partijen worden gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. Vorderingen voor het overige afgewezen. Dominerende bestanddelen samengesteld merk. 

Geen van de afzonderlijke bestanddelen als zodanig is dominant: geen sprake van een grote mate van visuele overeenstemming "enkel en alleen omdat in de tekens van Van Bokhoven het woordbestanddeel Einstein terugkomt." Geografische omvang van het handelsnaamrecht. Vordering tot vergoeding van € 102,00 ter zake van ‘honorarium secretariaat’ berust op een vergissing. Veroordeling in de kosten van de procedure ad € 6.530,21.

Niet ontvankelijkheid:

4.3 (…) Dat verweer slaagt. Einstein heeft in reactie op het verweer ter zitting slechts gesteld dat X Beheer en Einstein Exploitatie een ‘gebruiksrecht’ hebben, doch niet gebleken is dat er door X een licentie is verstrekt aan beide vennootschappen in de zin van artikel 2.32 BVIE.

4.12 Ook hier heeft Van Bokhoven het verweer gevoerd dat, nú, X en X Beheer niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen aangezien de handelsnamen Einstein en Etablissement Einstein slechts worden gevoerd door Einstein Exploitatie. Ook dit verweer slaagt aangezien alleen laatst genoemde vennootschap daadwerkelijk bedoelde handelsnamen voert. Dat X Beheer volgens de stellingen van Einstein voorheen wel de handelsnamen voerde, doet aan het bovenstaande niet af.

De vorderingen voor zover gebaseerd op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE worden afgewezen:

4.8 (…) Nu geen van de afzonderlijke bestanddelen als zodanig dominerend zijn, kan niet gezegd worden dat sprake is van een grote mate van visuele overeenstemming, enkel en alleen omdat in de tekens van Van Bokhoven het woordbestanddeel Einstein terugkomt. Een samengesteld merk, zoals hier aan de orde, kan immers slechts worden geacht overeen te stemmen met een ander teken, dat gelijk is aan of overeenstemt met één van de bestanddelen van het samengestelde merk, indien dit het dominerende bestanddeel is in de totaalindruk die door het samengestelde merk wordt opgeroepen. Dat sprake is van een zekere auditieve en begripsmatige overeenstemming, doet er naar voorlopig oordeel niet aan af dat slechts in beperkte mate sprake is van overeenstemming.

Ook het beroep op artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE faalt:

Kennelijk in verband met dat eerste heeft X gesteld dat Van Bokhoven in een telefoongesprek met de raadsman van X heeft verklaard dat zij bekend was met Etablissement Einstein in Leiden voordat zij haar handelsnaam Café Einstein ging voeren, doch deze stelling, die door Van Bokhoven ter zitting gemotiveerd is betwist, wordt gepasseerd. Immers, ook als met Einstein zou moeten worden aangenomen dat Van Bokhoven heeft gekeken naar het merk van Einstein, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat zij daarvan voordeel heeft genoten en al helemaal niet dat dit ongerechtvaardigd was. Ook vermag de voorzieningenrechter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom met de door Van Bokhoven gebruikte tekens voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het beeldmerk.

De voorzieningenrechter gaat ook in op de geografische omvang van het handelsnaamrecht

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De geografische omvang van het handelsnaamrecht wordt bepaald door de omvang van het gebruik dat van de handelsnaam wordt gemaakt. Van Bokhoven heeft betwist dat Einstein Exploitatie buiten Leiden voldoende beschermingswaardige bekendheid geniet. (…) Ten aanzien van het gestelde gebruik van de handelsnaam van Einstein Exploitatie op de domeinnaam einstein.nu, geldt dat, anders dan bijvoorbeeld in het geval dat een website die blijkens de inhoud daarvan daadwerkelijk is gericht op het verwerven van klanten in geheel Nederland of in het geval van online verkopen op een website, dat gebruik bij lokale horecagelegenheden, niet wezenlijk bijdraagt aan de bekendheid van de handelsnaam buiten de eigen locatie. De aard van een horeca-onderneming brengt immers met zich dat zij in beginsel een lokaal verzorgingsgebied zal hebben. Het feit dat de horeca-gelegenheden van partijen beide op restaurant-sites als www.iens.nl en www.dinnersite.nl worden genoemd, doet aan het vorenstaande niet af.

Lees het vonnis hier.

IEF 7744

Een reeks hexagonale coin pushers

Treasure IslandRechtbank Groningen, 25 maart 2009, HA ZA 08-576, VDW International SPRL-BVBA tegen Bosman (met dank aan Douglas Mensink, Dorhout Advocaten). 

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Kermisattracties. Vonnis in bodemprocedure tussen exploitanten van pushers. Inbreuk op auteursrecht afgewezen. Geen sprake van slaafse nabootsing en ook voor het overige aanbieden niet onrechtmatig. Na beslaglegging en kort geding opheffing beslag nu een inhoudelijk oordeel in bodemprocedure welke weer in het voordeel uitpakt van beweerdelijke inbreukmaker. Geen inbreuk op het auteursrecht, geen slaafse nabootsing en ook voor het overige niet onrechtmatig. Proceskostenveroordeling 'gematigd' tot € 25.000,- :'Voor een IE zaak is het een beetje een gemiddeld geval'.

De pusher  "Fun City" van eiser ligt in het verlengde van oudere coin pushers, en heeft daarom geen eigen oorspronkelijk karakter, het is er "één in de traditie van coin pushers" . De pusher 'Treasure island'  geen slaafse nabootsing, ondanks de gelijkenis. 

4.3.2.  De rechtbank moet het ervoor houden dat de onderscheidene coin pushers – ondanks de vanwege functionaliteit geboden grote mate van gelijkenis, zie hiervoor – door potentiële kopers afdoende zijn te onderscheiden. Nu het enkel aanbieden van een goedkopere variant van een in hoge mate vergelijkbaar product niet onrechtmatig is, kan de vordering van eiseressen ook niet slagen op de grondslag dat ook om andere redenen dan dat inbreuk op een auteursrecht wordt gemaakt, het op de markt brengen van de ‘Treasure Island’ jegens haar onrechtmatig is.

Lees het vonnis hier. Zie voor kort geding: Vzr. Rechtbank Groningen 27 augustus 2008, IEF 7020.

Afbeelding Fun City hier. Treasure Island hier. Prior art hier.

IEF 7743

Haar verzameling productomschrijvingen

De Roode Roos - De RooijRechtbank Arnhem, 25 maart 2009, HA ZA 08-1325, De Roode Roos B.V. tegen Reform- en Vitaminecentrum De Rooij B.V. (met dank aan Kees van Dijk, Van Veen Advocaten).

Auteursrecht. Databankenrecht. Eerst even voor jezelf lezen. Eiser de Roode Roos (orthomoleculaire voedingssupplementen) constateert dat gedaagde De Rooij foto’s en teksten toont op haar website die volgens haar identiek zijn aan de foto’s en teksten op haar eigen website. Interessant vonnis voor webwinkeliers.

Bij vonnis in kort geding (Vzr. Rechtbank Arnhem 22 mei 2008, IEF 6164) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank De Rooij veroordeeld om elk gebruik van de foto's en de teksten die zij heeft ontleend aan De Roode Roos te staken en gestaakt te houden. De voorzieningenrechter heeft deze veroordeling niet gegrond op auteursrechtinbreuk of inbreuk op een databankenrecht, maar op onrechtmatig handelen van De Rooij in de zin van artikel 6: 162 B W. De gevorderde betaling van een voorschot op schadevergoeding is afgewezen.

De bodemrechter concludeert dat er weliswaar sprake is van auteursrecht op de gegevensverzameling, maar niet van inbreuk. Geen auteursrecht op de productfoto’s en de productinformatie. Geen beschermde databank  (een investering in een webwinkel valt niet onder de doelomschrijving van de rechtbank). Wel geschriftenbescherming. Wel strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Lees het vonnis hier.

IEF 7742

Onder het rechterlijk bevel

ElsantaRechtbank ’s-Gravenhage, 25 maart 2009, HA ZA 08-1080, Plant Research International B.V. (PRI) tegen Europe Fruit Trade B.V. (EFT)

Kwekersrecht. PRI is houdster van Nederlands kwekersrecht voor het aarbeienras Elsanta. In het onderhavige geschil PRI vordert, samengevat, dat de rechtbank voor recht verklaart dat EFT door de verkoop van planten van het ras ELSANTA aan Darby, het in een eerder kort geding vonnis gegeven bevel heeft geschonden (zie Vzr. Rechtbank  's-Gravenhage, 26 oktober 2006, IEF 2806 en Rechtbank 's-Gravenhage, 11 juni 2008, IEF 6253). Vorderingen toegewezen. Gestelde lastgeving doet niets af aan de verplichting van EFT om het rechterlijk verbod na te leven. Betaling dwangsommen €120.000,00, + wettelijke rente. 1019h proceskosten €16.188,23.

4.6. De rechtbank is met PRI van oordeel dat de verkoop en levering van de ELSANTA planten aan Darby vallen onder het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod. Het verbod omvat namelijk (onder meer) het te koop aanbieden, in het verkeer brengen, verder verhandelen en uitvoeren van Elsanta planten. Het verkopen en leveren van de planten aan een buitenlandse partij valt daaronder.

4.7. Het verweer van EFT dat zij bij voornoemde handelingen is opgetreden als lasthebber van Simart, en meer specifiek dat Simart haar heeft opgedragen de handelingen onder eigen naam maar voor rekening van Simart te verrichten, kan niet leiden tot een andere conclusie. Daargelaten dat PRI uitdrukkelijk betwist dat er sprake is van lastgeving, doet de gestelde lastgeving niets af aan de verplichting van EFT om het rechterlijk verbod na te leven. Afhankelijk van de afspraken met Simart brengt de lastgeving hooguit mee dat EFT de nadelige gevolgen die nakoming van de last meebrengt (zoals het verbeuren van dwangsommen), op Simart kan verhalen. Dat de handelingen op last van Simart zouden zijn verricht, rechtvaardigt echter geen schending van het rechterlijk verbod.

Lees het vonnis hier.

IEF 7741

Bodem bodyscanner

Rechtbank Amsterdam, 25 maart 2009, HA ZA 07-3221, Adani tegen Odmedical B.V. (met dank aan Hidde Koenraad, Vondst Advocaten)

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Merkenrecht. Bodem in geschil over vaststellingsovereenkomst in merken- en auteursrechtelijk geschil m.b.t. de CONPASS bodyscanner van eiser Adani (zie (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 2 augustus 2007, IEF 4469). 

Overtreding vaststellingsovereenkomst inz. merk- en auteursrechtelijk geschil leidt tot boete ad € 575.000. Merk- en auteursrechtinbreuk aangenomen. Geen geldige reden voor gebruik CONPASS door ODMedical. Volledige proceskostenvergoeding ad € 25.301,68, aangezien geschil ging over vaststellingsovereenkomst waarvan de kern bestaat uit de bescherming van intellectuele eigendomsrechten.

Ter beëindiging van hun geschil over het merk CONPASS en de auteursrechten op de bodyscanner van Adani hebben Adani en ODMedical in 2006 een vaststellingsovereenkomst afgesloten waarin is bepaald dat Adani exclusief merkhouder is en de auteursrechten bezit van de Bodyscanner “CONPASS”. Na ondertekening van de overeenkomst past ODMedical de door haar verhandelde bodyscanner aan en brengt deze op de markt onder de nieuwe naam SOTER RS security bodyscan. ODMedical blijft echter documenten verspreiden waarin het merk CONPASS en foto’s van de CONPASS bodyscanner gebruikt worden. In 2007 wijzigt ODMedical de naam van haar scanner in DRS CONPASS.

Adani is van mening dat ODMedical inbreuk maakt op de auteurs- en merkenrechten en bovendien de vaststellingsovereenkomst niet nakomt.

ODMedical voert in conventie de volgende verweren aan:

1. Er is geen sprake van inbreuk op het merkenrecht, omdat ODMedical sinds het tekenen van de vaststellingsovereenkomst geen producten op de markt heeft gebracht of gepromoot onder de naam CONPASS. Tevens betwist ODMedical dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht.

2. Er is geen sprake van misleidende reclame of onrechtmatig handelen. ODMedical heeft voor de promotie van de nieuwe bodyscanner slechts afbeeldingen gebruikt die niet zijn gemaakt met de CONPASS bodyscanner.

3. Er is niet in strijd gehandeld met de artikelen 4 en 8 van de vaststellingsovereenkomst. Wegens het feit dat er geen tekortkoming is, kan Adani ook geen aanspraak maken op de boete die op grond van artikel 12 kan worden toegewezen. Subsidiair stelt ODMedical dat er sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis.

 Ad 1. Inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 BVIE: ODMedical stelt dat er geen sprake van merkgebruik is, maar van gebruik anders ter onderscheiding van waren (artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE). Zij stelt hiervoor een geldige reden te hebben. Bodyscanners moeten voldoen aan bepaalde (veiligheids)eisen. Hiervoor had ODMedical oude documenten nodig.

De rechtbank oordeelt dat er voor ODMedical niet een zodanige noodzaak bestond om het beschermde merk van Adani te gebruiken, dat van haar in redelijkheid niet verlangd kon worden zich van dat gebruik te onthouden. Het enkele feit dat ODMedical niet op tijd over de oude documenten kon beschikken, was geen reden om zonder toestemming van Adani diens testrapporten en certificaten te gebruiken (7.3.). Merkinbreuk aangenomen.

ODMedical heeft geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd met betrekking tot de vermeende inbreuk op het auteursrecht van Adani en de hierop betrekking hebbende vordering wordt ook toegewezen (7.4.).

Ad 2. Misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW: De rechtbank oordeelt dat er sprake is van misleidende reclame. Misleiding ontstaat met name doordat via de testrapporten, certificaten en afbeeldingen eigenschappen van de bodyscanner van Adani toegekend kunnen worden aan de nieuwe bodyscanner van ODMedical. Ook het gebruik van de link op de website kan misleidend zijn in de zin van 6:194 BW.

Ad 3. Schending van de vaststellingsovereenkomst: ODMedical heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3, 4 en 8 van de vaststellingsovereenkomst volgens de rechtbank. Dit omdat zij heeft nagelaten de aanvraag voor het gemeenschapsmerk over te dragen aan Adani. Bovendien heeft zij een link op haar website met informatie over de bodyscanner 60 dagen laten staan (7.5.).

Adani kan aanspraak maken op het boetebedrag ad € 575.000. De rechtbank ziet geen reden dit bedrag te matigen aangezien zij het niet aannemelijk acht dat de boete in deze omstandigheden leidt tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat, waartegen de billijkheid zich zou verzetten (7.7.).

In reconventie heeft de rechtbank het volgende overwogen: Er is geen sprake van onrechtmatige publicatie geweest van Adani (of haar distributeur) aan het Amerikaanse Consulaat in Frankfurt en aan de douane in Vietnam en Dubai. Voor onrechtmatige publicatie is schade vereist. ODMedical heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van de publicatie schade heeft geleden (8.3.).

Geen sprake van vervallenverklaring wegens non-usus op grond van artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE aangezien de gebruikstermijn van de merken van Adani nog niet zijn verstreken (8.4.).

Lees het vonnis hier.

IEF 7739

Er zat een technisch gebrek in de AMvB

Webwereld bericht: “Volgens Justitie is morrelen aan de thuiskopieheffing zinloos. Er is een fout gemaakt, maar die wordt -met terugwerkende kracht- hersteld. Het ministerie verzekert dat de ophef over mogelijk nieuwe heffingen totaal overbodig is, omdat de fout die is gemaakt in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) met terugwerkende kracht wordt hersteld. Daarmee heeft de ministerraad afgelopen vrijdag ingestemd, zo bevestigt een woordvoerder van Justitie tegenover Webwereld.

"Er zat een technisch gebrek in de AMvB. Er werd terugwerkende kracht verleend aan een bepaling die per 1 januari 2009 al was vervallen. Daardoor zou er geen lijst meer bestaan met voorwerpen en heffingen, terwijl die er wel is", verklaart de zegsman. "Maar de bedoeling van de wetgever is duidelijk, en een reparatie-AMvB is onderweg. Nieuwe heffingen zijn dus niet aan de orde. Want die worden achterhaald door de nieuwe AMvB die in juni wordt gepubliceerd en met terugwerkende kracht per 1 januari 2009 geldt."

Lees hier meer.

IEF 7738

Toestemming vereist

Rechtbank Utrecht, 25 maart 2009, KG ZA 09-183. Karel Appel Stichting tegen Kunsthandel Juffermans c.s. (Met dank aan Ricardo Dijkstra en Herwin Roerdink, Van Doorne)

Auteursrecht. Kunsthandel Juffermans wil een boek uitbrengen over het oeuvre van Karel Appel. In dat boek zijn circa 1000 afbeeldingen van werken van Karel Appel opgenomen. De Karel Appel Stichting, die de auteursrechten van Karel Appel beheert, heeft voor dit gebruik geen toestemming gegeven en vordert  in kort geding met succes een verbod.

Juffermans voert de volgende weren aan:

- De stichting beschikt niet over alle auteursrechten van Karel Appel.
- Het plaatsen van verkleinde afbeeldingen is geen verveelvoudiging of openbaarmaking in de zin van art 1 Aw.
- Het gebruik valt onder het citaatrecht van artikel 15a Aw.
- Het gebruik is toegestaan op grond van artikel 23 Aw dat de eigenaar van een werk toestaat het werk te verveelvoudigen om de verkoop te bevorderen.
- Het gebruik mag op grond van artikel 10 EVRM niet worden verboden.
- De stichting maakt misbruik van recht (artikel 3:13 BW)

Ad a. de stichting als auteursrechthebbende: Juffermans stelt dat de auteursrechten deels bij anderen dan de stichting rusten. Deze stelling is niet nader onderbouwd. De stichting heeft in het geding gebracht een akte waarbij Appel al zijn rechten overdraagt aan de stichting alsmede het testament van Appel waarbij hij al zijn rechten, voor zover die niet zijn overgedragen, aan de stichting nalaat. De rechter passeert derhalve dit verweer.

Ad b. geen verveelvoudiging/openbaarmaking: Juffermans beroept zich op de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 16 maart 2006 (Zoek alle huizen, IEF 1781) waarin werd geoordeeld dat het plaatsen van verkleinde foto’s van huizen op een website was geoorloofd omdat de auteursrechtelijke trekken van de foto, zoals belichting, afstand en de gekozen hoek, door de verkleining geheel verloren waren gegaan. De rechtbank oordeelt dat deze uitspraak – “daargelaten of deze als juist moet worden geoordeeld” – niet van toepassing is op de onderhavige feiten. Het gaat hier immers om het overnemen van kunstwerken op een wijze waardoor het gehele kunstwerk kerkenbaar, met alle auteursrechtelijk relevante trekken, wordt weergegeven.

Ad c. Citaatrecht: Juffermans beroept zich op het citaatrecht met de stelling dat het in het maatschappelijk verkeer gangbaar is dat dergelijk overzichtswerken worden uitgegeven zonder toestemming van de rechthebbende. De voorzieningen rechter wijst dit verweer af wegen gebrek aan feitelijke onderbouwing.

Voorts meent de voorzieningenrechter, anders dan Juffermans, dat het boek gen zuiver wetenschappelijk karakter heeft. Het zal volgens de rechter in hoge mate gebruikt worden ten dienste van de handel in grafische werken en multiples van Karel Appel en heeft dus in belangrijke mate een commercieel doel.

Daarnaast beroept Juffermans zich op de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 1992 inzake Damave / Trouw. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat het overnemen een afbeelding om een indruk te geven van het werk een toelaatbaar citaat vormde indien het redelijkerwijs als een geheel kan worden beschouwd met de tekst. De voorzieningenrechter wijst erop dat het in Damave / Trouw de overname betrof van een enkele illustratie uit een boek om een indruk van dat boek te geven. De omstandigheden zijn daarom niet vergelijkbaar.

Ten slotte wijst de rechter erop dat het uitbrengen van de catalogus door Juffermans, wezenlijk afbreuk doet aan de exploitatiemogelijkheden van de stichting.

Ad d. De verkoopexceptie: Het beroep op de verkoopexceptie van artikel 23 Aw slaagt evenmin. Van de in dat artikel genoemde doelbegrenzingen is in het onderhavige geval geen sprake.

Ad e. Informatievrijheid: De voorzieningenrechter geeft aan dat niet uit te sluiten is dat er omstandigheden zijn waarbij artikel 10 EVRM aan een beroep op het auteursrecht in de weg staat. In het onderhavige geval is daarvan echter geen sprake. De stelling van Juffermans dat haar catalogus een algemeen belang dient dat zwaarder weegt dan het belang van de stichting gaat niet op. Daarbij is van belang dat de informatievoorziening omtrent de werken van Appel voldoende is gewaarborgd door de activiteiten van de stichting. Van omstandigheden als in het door Juffermans aangehaalde arrest inzake Scientology / Spaink van het hof Den haag van 4 september 2003 is geen sprake. De catalogus stelt geen misstanden of andere ernstige feiten aan de kaak.

Ad  f. Misbruik van recht: Anders dan Juffermans, meent de rechter dat er in casu geen onevenredigheid van belangen bestaat waardoor de stichting niet in redelijkheid tot de uitoefening van haar rechten kan komen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7737

In feite dranken met mout

GvEA, 25 maart 2009, zaak T-191/07, Anheuser-Busch, Inc. tegen OHIM  / BudÄjovický Budvar

Eerst even voor jezelf lezen. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BUDWEISER. Oudere internationale woord- en beeldmerken BUDWEISER en Budweiser Budvar. Normaal gebruik van ouder merk. Schending van rechten van verdediging. Motivering. Niet-tijdige overlegging van documenten. Beoordelingsvrijheid verleend bij artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94. Oppositie toegewezen.

Lees het arrest hier.