IEF 22286
11 oktober 2024
Uitspraak

Schorsing octrooigeschil in afwachting van uitspraak TKB

 
IEF 22292
10 oktober 2024
Artikel

Nog een paar plekken voor de Midnight Marauders tour tijdens ADE

 
IEF 22282
10 oktober 2024
Uitspraak

Conclusie A-G: strafvermindering in zaak waarbij opzettelijk inbreuk werd gemaakt op auteursrecht

 
IEF 4196

De maatschap is een advocatenkantoor

vws.gifRechtbank Groningen , 23 mei 2007, LJN: BA7149. Versteeg Wigman Sprey tegen Martix B.V.

Maatschap beroept zich op merkrecht op domeinnaam van haar afkorting te bemachtigen, vws.nl, maar slaagt daar niet in. Onderscheidend vermogen lettercombinaties. Merk niet nietig, geen inbreuk, geen afbreuk, geen kwade trouw, geen onrechtmatige daad. Wel beroep op, maar geen veroordeling in de  werkelijke proceskosten.

Versteeg Wigman Sprey heeft een Benelux-registratie van het woordmerk VWS, voor diensten in de klasse 35 (het verlenen van zakelijke en administratieve diensten) en in de klasse 42 (advocatuur en verlenen van juridische diensten in de meest ruime zin). Gedaagde Martix heeft de domeinnaam vws.nl teruggekocht nadat deze in juni 2005 was opgeheven en uitgegeven aan een derde. De maatschap heeft conservatoir beslag gelegd onder Martix op de domeinnaam vws.nl en vindt dat Martix ieder gebruik van het merk VWS, waaronder het gebruik van dit merk in de domeinnaam vws.nl, onmiddellijk dient te staken. De Rechtbank Groningen oordeelt anders.

Nietigheid

“4.9. (…) De rechtbank is, gelijk de maatschap heeft betoogd, van oordeel dat “VWS” niet een soortnaam is voor de diensten ter onderscheiding waarvan zij door de maatschap is ingeschreven en wordt gebruikt (zakelijke, administratieve en juridische diensten). Evenmin kan gezegd worden dat het merk ieder onderscheidend vermogen mist. Het enkele gegeven dat de lettercombinatie vws ook door anderen dan de maatschap wordt gebruikt (denk aan het ministerie van VWS) heeft nog niet tot gevolg dat het merk “VWS” onderscheidend vermogen mist. Het is voorts niet een teken of benaming die in het normale taalgebruik of het handelsverkeer gebruikelijk is geworden. (…) De rechtbank zal dit verweer dan ook passeren.

(…) Met betrekking tot de door Martix opgeworpen stelling dat het merk nietig is omdat het depot te kwader trouw zou zijn verricht overweegt de rechtbank als volgt. (…) Martix houdt zich bezig met het plaatsen van aanbiedingen op de elektronische snelweg. Gelijk partijen hebben betoogd, is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van gebruik van het merk voor soortgelijke waren of diensten. Bovendien heeft Martix feiten noch omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de maatschap bekend was met het “voorgebruik” van het merk door Martix, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Het depot wordt dan ook geacht niet te kwader trouw te zijn verricht.  De rechtbank komt al met al tot de conclusie dat zij geen grond aanwezig acht om het merk nietig te verklaren.”

Afbreuk onderscheidend vermogen of de reputatie

“4.13.2. Nu de maatschap zich uitdrukkelijk niet op het standpunt stelt dat Martix ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het gebruik van het teken, behoeft de rechtbank enkel te beoordelen of door het gebruik van het teken als domeinnaam afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

Voor afbreuk aan de reputatie van het merk zal in ieder geval gesteld en, bij gemotiveerde betwisting, bewezen moeten worden dat het overeenstemmende teken op enigerlei wijze een negatieve invloed heeft op het merk. De maatschap heeft echter niet, althans onvoldoende onderbouwd, gesteld op welke wijze het gebruik van de domeinnaam vws.nl door Martix, negatief appelleert aan het merk “VWS”. Dat sprake is van afbreuk aan de reputatie van het merk is derhalve niet aangetoond.

Evenmin valt in te zien dat het gebruik van het teken door Martix afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen van het merk. Weliswaar kan aan de maatschap worden toegegeven dat een domeinnaam een reclamefunctie kan vervullen en dat haar thans de mogelijkheid wordt onthouden om zich op het web te profileren als “VWS”, doch dit betekent nog niet dat afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merk. Anders dan het gerechtshof Amsterdam in Passies/Gaos heeft overwogen (Hof Amsterdam 7 december 2000, Mediaforum 2001,2 met noot D. Visser) is de rechtbank -met genoemde annotator- van oordeel dat het feit dat iemand (in casu de maatschap) nadeel lijdt omdat hij iets niet kan krijgen (in casu de beschikking over de domeinnaam vws.nl niets te maken heeft met het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, noch met enig voordeel trekken daaruit of afbreuk doen daaraan.

Onrechtmatige daad

4.16.1. (…) Het gegeven dat Martix een domeinnaam heeft geregistreerd welke overeenkomt met het merk van de maatschap, hetgeen tot gevolg heeft dat de maatschap geen website kan voeren onder diezelfde domeinnaam, levert echter op zichzelf beschouwd nog geen onrechtmatige daad op. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan grootschalige domeinkaping (…) (of) verwarringsgevaar. (…)  Bijzondere omstandigheden die maken dat sprake is van onrechtmatig handelen zijn niet naar voren gebracht.”

Overigens, het feit dat de maatschap haar merk niet als domeinnaam kan gebruiken betekent niet dat zij belemmerd wordt om zich via het internet te profileren. Zij beschikt immers over de domeinnaam vwsadvocaten.nl waaronder zij een website voert.

Proceskosten

4.18.  Martix heeft veroordeling gevorderd van de werkelijk gemaakte kosten. (…) De maatschap verzet zich tegen toepassing van de Handhavingsrichtlijn omdat de dagvaarding is uitgebracht voor de datum waarop deze geïmplementeerd had moeten zijn.

Daargelaten of de datum van dagvaarding als uitgangspunt moet worden genomen bij bepaling of de Handhavingsrichtlijn richtlijnconform moet worden toegepast, dan wel of de datum waarop de reconventionele vordering is ingesteld bepalend is, ziet de rechtbank, gelet op het feit dat Martix geen kostenspecificatie heeft overgelegd, aanleiding de kosten in zowel conventie als reconventie te begroten middels de gebruikelijke methode. Het liquidatietarief zal gezien de complexiteit van de zaak worden gesteld op tarief IV.

Lees het vonnis hier.

IEF 4162

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2006, gepubliceerd pop 15 juni 2007, LJN: BA7354. Eiseres tegen CU2 B.V.

Kort kantonvonnis. Samenvatting Rechtspraak.nl: “Eiseres, kunstenares, vordert schadevergoeding van gedaagde die eigenaresse is van een website welke gebruikers de gelegenheid geeft een eigen webpagina aan te maken, omdat een gebruiker op zijn/haar webpagina een afbeelding van een schilderij van eiseres heeft geplaatst. De webpagina's op de website van gedaagde hebben veelal een erotisch karakter.

Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat gedaagde zich schuldig heeft
gemaakt aan een onrechtmatige gedraging, of onrechtmatig nalaten jegens eiseres, omdat gedaagde onmiddellijk na de melding van eiseres inhoudende dat de op haar auteursrecht inbreuk makende afbeelding op de website was gezien, deze (link) heeft verwijderd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4161

Sector strafrecht

Rechtbank Utrecht, 11 juni 2007, Sector strafrecht, LJN: BA6897.

Ontnemingszaak. Handelaar in inbreukmakende CD’s en DVD’s dient  € 1.510.394,- te worden ontnomen. Bijlage met berekeningen (hoge) winsten inbreukmaker.

Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, is de veroordeelde in zijn strafzaak veroordeeld ter zake van, onder andere,  het medeplegen van het als beroep of bedrijf uitoefenen van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, meermalen gepleegd in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 16 juni 2001.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde door middel van of uit baten van de genoemde strafbare feiten of soortgelijke feiten voordeel verkregen dat de rechtbank uiteindelijk schat op een bedrag van € 1.510.394,-. De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank tevens dat de inkomsten uit de strafbare feiten of soortgelijke feiten ponds-ponds zijn verdeeld tussen de veroordeelde en medeverdachte B als oprichters, leiders of bestuurders van de criminele organisatie.

In de bijlage van de uitspraak is de erekening wederrechtelijk verkregen voordeel opgenomen. Aardig om eens te zien wat inbreukmaken oplevert. Een voorbeeld:

"Q 1 Crazy Bites dvd:  De rechtbank gaat uit van 12.850 minus 1.750 is in totaal 11.100 stuks die in de handel zijn gebracht tegen een verkoopprijs van fl. 27,50 per stuk. Volgens eigen opgave kreeg [getuige X] voor de Crazy Bytes dvd fl. 2.500,= voor de eerste uitgave, fl. 5.000,= voor de tweede uitgave en voor de nummers 3, 4 en 5 telkens fl. 15.000,=. De kosten bedragen fl. 7,65 per dvd.

Omzet:
fl. 305.250,= (11.100 stuks x fl. 27,50 =)

Kosten: -/-  
fl. 52.500,= (loon [getuige X]: fl. 2.500,= + fl. 5.000,= + 3 x fl. 15.000,=)
fl. 84.915,= (11.100 stuks x fl. 7,65)

________________
Winst: fl. 167.835,="

Lees het vonnis hier.

IEF 4160

Op persoonlijke titel

ae.gifArnoud Engelfriet, octrooigemachtigde bij Philips en beheerder van Ius Mentis, blogt sinds kort ook. Op persoonlijke titel (zie de disclaimer) en onder de noemer “Internetrecht: actualiteiten en commentaar’(de subtitel komt vagelijk bekend voor). ‘Internetrecht’ is een zeer ruim begrip en hopelijk slaagt Arnoud (die alleen al op grond van dit bericht als een aardige jongen  moet worden omschreven) erin het hoofd boven water te houden in de dagelijkse informatiestortvloed.

Lees het blog hier. Bekijk Ius Mentis hier. 

IEF 4159

Snel profijtelijk

“De handel in octrooien wordt snel profijtelijk. De nog niet-ontwikkelde technologische vernieuwingen vinden op veilingen meer kopers, constateert Guus Broesterhuizen, directeur van Octrooicentrum Nederland. ,,Dat ze komende jaren flink geld gaan opleveren, is voor mij duidelijk", zegt Broesterhuizen. „Nederland kan daaraan veel gaan verdienen.” Dit enthousiasme baseert hij op een ,,zeer geslaagde” veiling in de Verenigde Staten en vorige week nog in Londen, waar voor enkele miljoenen werd verdiend. Veilinghuis Ocean Tomo oriënteert zich bovendien op een evenement volgend voorjaar in Amsterdam.”

Lees hier meer (De Financiële Telegraaf).

IEF 4158

Raadsdebat

BN De Stem bericht onder de titel “Ruzie in raad om plagiaat” dat  “Het Terneuzense raadslid Kees van Burg (SGP) in zijn algemene beschouwingen over het Leisurecenter stukken tekst heeft geschreven die bijna letterlijk zijn overgenomen van een artikel van collega-raadslid Cees Freeke (LCF) in de Staatscourant. (…) Van Burg beweert dat hij de tekst niet heeft gestolen. "Ik heb hetzelfde al in januari letterlijk in een commissievergadering gezegd, dus ik denk dat Freeke zelf plagiaat heeft gepleegd."De commissievergaderingen worden op band opgenomen", reageert Freeke. (…) Trouwens, hij heeft niet eens de moeite genomen om de komma's en punten te veranderen."

Lees het artikel hier.

IEF 4157

Auteursrechten geponeerd

Het Brabants Dagblad bericht: “ Stichting Musicopy wil muziekverenigingen strenger controleren op het illegaal kopiëren van bladmuziek. Veel clubs ontduiken auteursrechten. Muziek- en zangverenigingen in de regio Langstraat reageren verontwaardigd, maar zijn niet bang voor de aangekondigde controles. "Wij schrijven onze musicals zelf", reageert Toine van de Wiel, voorzitter van De Notenkrakers uit Waalwijk. "Onze auteursrechten hebben we bij de uitgever geponeerd.”

Lees het artikel hier.

IEF 4156

Stemrecht

1977.gifRechtbank Amsterdam, 14 juni 2007, KG ZA 07-801 AB/MB. Bureau voor Verkiezingsuitslagen J.W. Groenendaal B.V. tegen Stichting  Wij Vertrouwen Stemcomputers Niet

Auteursrecht en openbaar belang. Broncode is niet nodig om software als werk aan te kunnen merken, de stemmachinesoftware valt niet onder art 11 (vanwege de openbare macht openbaar gemaakt), afgifte o.g.v. Wet Openbaarheid van Bestuur is geen openbaarmaking,  eiser heeft bij handhaven auteursrecht i.c. legitiem belang en maakt geen misbruik van recht, vrijheid van meningsuiting/openbaar belang is niet in het geding, ook zonder deze algehele openbaarmaking moet de Stichting in staat zijn haar bevindingen over de software geloofwaardig te maken.

Eiser Groenendaal heeft het computerprogramma ‘Integraal Stem Systeem’ (ISS) ontwikkeld. Het programma wordt met name gebruikt voor stemcomputers. Via de website van de gedaagde Stichting kan iedereen de genoemde software, meer specifiek de programmatuur voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, alsmede de handleiding voor het gebruik van die programmatuur, downloaden. De Stichting heeft deze gegevens zonder toestemming van Groenendaal op haar website geplaatst.

Groenendaal heeft, zich beroepend op zijn auteursrecht,  de Stichting gesommeerd om de 1SS-software van haar website te verwijderen en zich te onthouden van verdere openbaarmaking daarvan. De Stichting heeft daarop geantwoord “na kort beraad” te hebben besloten niet aan deze sommatie te voldoen. De Rechtbank Amsterdam stelt echter vast dat er wel degelijk sprake is van inbreuk. Ook een beroep op het openbaar belang kan daarbij niet baten.

“4.2. Vervolgens hebben gedaagden aangevoerd dat het maar de vraag is of het 1SS-programma een werk is in de zin van de Auteurswet (Aw), aangezien. bij gebreke van de broncodes, niet kan worden vastgesteld dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft met het persoonlijke stempel van de maker. Groenendaal heeft echter terecht gesteld dat ingevolge artikel 10 lid l onder 12 Aw een computerprogramma in beginsel een auteursrechtelijk beschermd werk is. Gedaagden hebben hun standpunt dat dat in dit geval niet zo zou zijn, niet nader toegelicht of gestaafd, behoudens hun beroep op “gebrek aan wetenschap” op dit punt. Dit is onvoldoende om het 1SS-eomputerprogramma niet als werk in de zin van de Aw aan te merken. Zeker nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat de programmatuur kennelijk dermate specifiek is dat anderen moeilijk iets soortgelijks kunnen ontwerpen.

4.3. Gedaagden hebben verder betoogd dat aan her ISS-programma geen auteursrechtelijke bescherming toekomt, op grond van analoge toepassing van artikel 11 Aw. Dit betoog snijdt geen hout, Een computerprogramma dat gebruikt kan worden voor het tellen van stemmen, het verwerken van verkiezingsuitslagen en dergelijke, is een vorm van ondersteunend materiaal, dat niet gelijk gesteld kan worden met ‘wetten, besluiten, en verordeningen door de openbare macht uitgevaardigd’, noch met rechterlijke uitspraken, waarop artikel 11 Aw ziet. 

4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de Stichting de lSS-prograrnmatuur openbaar heeft gemaakt, door die programmatuur, met bijbehorende handleiding, voor een ieder toegankelijk te maken via internet. Toch is volgens gedaagden daarmee geen sprake van inbreuk op een auteursrecht. Zij verwijzen daarvoor naar artikel l5a (citaatrecht), respectievelijk 15h (werken die openbaar zijn gemaakt door de openbare macht) Aw, Een beroep op deze artikelen kan echter alleen slagen, als sprake is van werk dat ‘rechtmatig’ en/of ‘door of vanwege de openbare macht’ openbaar is gemaakt. Anders dan gedaagden hebben betoogd, is dat hier niet aan de orde. Door stemcomputers aan het publiek ter beschikking stellen om zijn stem te kunnen uitbrengen, maken de gemeenten de software niet openbaar. Ook uit de omstandigheid dat de gemeente Wijdemeren en de gemeente Naarden hun stemcomputers aan derden hebben verkocht en uitgeleend volgt niet dat de programmatuur en de daarvoor bestemde handleiding daarmee zijn geopenbaard. Van belang is daarbij dat die gemeenten de computers hebben afgestaan met het oog op (vermeende) ondernemingsraadverkiezingen en om de opkomst te verhogen, dus met het doel deze te gebruiken waarvoor ze bestemd zijn en niet voor derden om de onderliggende software te bestuderen. Dat een handleiding van een eerdere versie van ISS programmatuur in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur aan de Stichting ter beschikking is gesteld, levert ook geen openbaarmaking op van de werken die nu in het geding zijn. Van enige eerdere openbaarmaking is dan ook geen sprake en van een recht om te citeren dus evenmin.

4.5. Ook het betoog dat Groenendaal misbruik van recht maakt, omdat hij het auteursrecht uitoefent met een ander doel, geheimhouding, dan waarvoor het is verleend, gaat niet op. Groenendaal heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat mogelijke concurrenten door de openbaarmaking wezenlijke gegevens aan zijn programma kunnen ontlenen, wat aan een normale, commerciële exploitatie van de rechten van Groenendaal in de weg kan staan. Niet betwist is dat Groenendaal ook programmatuur levert aan landen buiten Nederland. Dat de programmatuur voor potentiële concurrenten niet bruikbaar zou zijn omdat deze helemaal zou zijn toegespitst op de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, hebben gedaagden vooralsnog niet aangetoond. Veeleer is aannemelijk dat er, zoals Groenendaal heeft gesteld, een soort basisprogramma is dat, al naar gelang de aard van de verkiezingen, telkens kan worden aangepast. Groenendaal heeft dan ook een legitiem belang bij het kunnen exploiteren van zijn auteursrecht en het tegengaan van inbreuken daarop.

4.6. Als meest principiële verweer heeft de Stichting aangevoerd dat het mogelijke auteursrecht van Groenendaal in dit geval dient te wijken voor liet recht op vrijheid van meningsuiting (informatievrijheid) van de Stichting. De Stichting heeft daartoe betoogd dat het algemeen belang vereist dat verkiezingen transparant en controleerbaar zin en dat Groenendaal door het geheim houden van zijn programmatuur hieraan in de weg staat, Door de software te publiceren wil de Stichting haar constatering dat deze fouten bevat ondersteunen en geloofwaardig maken. Ook wil zij hiermee derden in staat stellen aanvullend onderzoek te doen.

4.7. Hete in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting kan in hij de wet voorziene gevallen worden beperkt ter bescherming van de rechten van anderen, mits die beperkingen in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. In beginsel is het auteursrecht zo’n toegelaten beperking. De vraag is of dat in dit geval ook zo is.

4.8. Het belang van controle op de deugdelijkheid van stemcomputers staal in dit geding niet ter discussie, De Stichting heeft in dit opzicht baanbrekend werk verricht en heeft daarmee kans gezien het debat over mogelijke risico’s van het gebruik van deze computers te openen en het probleem onder de aandacht te brengen van publiek, pers en overheid. Gezien de instelling van de hiervoor onder 2 genoemde commissies heeft de overheid dit punt ook opgepakt. Integrale openbaarmaking van de volledige ISS-programmatuur, met de mogelijkheid van downloaden, kan echter, mede gelet op de belangen van Groenendaal, niet worden beschouwd als een proportioneel middel voor het verwezenlijken van de gewenste transparantie. Ook zonder deze algehele openbaarmaking moet de Stichting in staat zijn haar bevindingen over de software geloofwaardig te maken, terwijl niet valt in te zien welke willekeurige derden nader onderzoek zouden moeten doen. Het is nu verder aan de overheid om, met inachtneming van de rechten van Groenendaal, ervoor te zorgen dat de verkiezingen daadwerkelijk transparant en controleerbaar zijn.

4.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het Groenendaal vrij staat zich op zijn auteursrechten te beroepen en dat de Stichting, door het op internet zetten van de ISS software en de daarvoor bestemde handleiding inbreuk maakt op die auteursrechten en daarmee onrechtmatig jegens hem handelt.

4,12. Nu de implementatiewet van de Handhavingsrichtlijn inmiddels per 1 mei 2007 in werking is getreden, zal de gevorderde volledige proceskostenveroordeling worden opgevat als een vordering ex artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering . Deze is toewijsbaar, nu de Stichting op een belangrijk punt in het ongelijk wordt gesteld, deze vordering op de Wet steunt, afdoende is aangetoond en onvoldoende inhoudelijk is weersproken door de Stichting.

Lees het vonnis hier. Meer procestukken e.d. op de website van de Stichting.

IEF 4155

Nationale gerechten

lcdc.gifHvJ EG, 14 juni 2007, zaak C-246/05. Armin Häupl tegen Lidl Stiftung & Co. KG.

Prejudiciële beslissing over normaal gebruik van merk en het begrip “ datum waarop ‚de inschrijvingsperiode is voltooid’”

Lidl is houdster van het woord- en beeldmerk „Le Chef De Cuisine”. Het Duitse basismerk geniet sinds 8 juli 1993 bescherming. Het internationale merk – dat ook voor Oostenrijk is ingeschreven – wordt sinds 12 oktober 1993 beschermd en is op 2 december 1993 door het Internationale Bureau gepubliceerd.

Op 13 oktober 1998 heeft Häupl verzocht, het genoemde merk voor het grondgebied van de Republiek Oostenrijk nietig te verklaren op grond dat het niet werd gebruikt. Volgens hem begon de in voormelde bepaling gestelde termijn van vijf jaar te lopen vanaf het begin van de periode van bescherming, namelijk op 12 oktober 1993. Lidl heeft het verzoek om nietigverklaring bestreden. Zij heeft betoogd dat de bedoelde termijn op 2 december 1993 is ingegaan en bijgevolg pas op 2 december 1998 is verstreken.

Op deze laatste datum bood zij producten onder het betrokken merk te koop aan in haar eerste Oostenrijkse supermarkt. Voorts heeft zij benadrukt dat vanaf 1994 aan een uitbreiding naar Oostenrijk was gedacht, maar dat de opening van nieuwe supermarkten in deze lidstaat vertraging had opgelopen door „bureaucratische hindernissen”, in het bijzonder vertragingen bij de afgifte van de exploitatievergunningen.

Om een lang verhaal maar eens kort te houden: Het Hof van Justitie verklaart voor recht dat de vragen voornamelijk nationale aangelegenheden betreffen:

1) De datum waarop „de inschrijvingsprocedure is voltooid” in de zin van artikel 10, lid 1, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet in elke lidstaat worden bepaald op basis van de in die staat ter zake van de inschrijving geldende procedurevoorschriften.

2) Artikel 12, lid 1, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat sprake is van een „geldige reden [...] voor het niet-gebruiken” van een merk bij belemmeringen die een rechtstreeks verband houden met dit merk en het gebruik van dit merk onmogelijk of onredelijk maken, en die zich buiten de wil van de houder van dit merk voordoen. Het staat aan de verwijzende rechter, de feiten van het hoofdgeding tegen de achtergrond van deze aanwijzingen te beoordelen.

Lees het arrest hier.

IEF 4154

Qui désigne le cochon

europig.gifGvEA, 14 juni 2007, T-207/06. Europig SA tegen OHIM (alleen beschikbaar ik het Frans). 

Gemeenschapsmerkaanvrage  woordmerk "EUROPIG" voor waren van de klassen 29 en 30 (kort gezegd: vlees) Het Gerecht concludeert dat de weigering van de inschrijving, omdat deze beschrijvend zou zijn en geen onderscheidend vermogen zou hebben, terecht was. Inburgering is niet aangetoond.

“34 À cet égard, force est de constater que, ainsi que l’a indiqué à juste titre la chambre de recours, le signe EUROPIG consiste en la combinaison de l’abréviation « euro », qui renvoie en une de ces significations potentielles à l’adjectif « européen », et du terme « pig », qui désigne le cochon. Ce signe est ainsi composé exclusivement d’indications pouvant servir à désigner certaines caractéristiques des produits en cause. Associé à ces derniers, ce signe pourra en effet être perçu par le public concerné comme l’indication qu’il s’agit de produits prélevés sur des cochons et de provenance européenne. Cette conclusion n’est pas remise en cause par le fait que, comme l’allègue la requérante, les éléments « euro » ou « pig » peuvent avoir d’autres significations.

35 En outre, le néologisme « europig » ne présente pas une structure inhabituelle, mais courante au vu des règles lexicales de la langue anglaise. La marque demandée ne crée donc pas, auprès du public ciblé, une impression suffisamment éloignée de celle produite par la simple juxtaposition des éléments verbaux qui la composent de nature à en modifier le sens ou la portée.

36 Il s’ensuit que, considéré dans son ensemble, le signe EUROPIG présente un rapport suffisamment direct et concret avec les produits visés par la demande d’enregistrement.

Lees het arrest hier.