Niet morsdood
Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, 21 september 2006, KG ZA 06-694. Bettacare Limited tegen H3 Products B.V. en Wedeka B.V.
De Nederlandse cross border-praktijk was even in coma, maar is nu toch weer ontwaakt, zij het wellicht in sterk afgeslankte vorm. Morsdood is zij (na GAT/LuK en Primus/Roche) in elk geval niet. In het kort geding tussen Bettacare en Wedeka heeft de voorzieningenrechter een grensoverschrijdend inbreukverbod opgelegd voor Nederland en Duitsland.
Het Engelse Bettacare is houder van Europees octrooi dat ziet op een kinderhekje. Het Nederlandse bedrijf H3 Products B.V. brengt kinderhekjes op de markt die geproduceerd zijn door Wedeka B.V. te Stadskanaal en waarmee volgens Bettacare inbreuk gemaakt wordt op het octrooi. Bettacare vordert in kort geding een inbreukverbod voor alle landen waarvoor het octrooi is verleend. H3 Products en Wedeka betwisten de geldigheid van het octrooi met een beroep op openbaar voorgebruik.
Volgens de voorzieningenrechter is het openbaar voorgebruik niet voldoende aannemelijk gemaakt. Derhalve bestaat geen gerede kans op vernietiging van het octrooi in een bodemprocedure. Octrooi-inbreuk in Nederland en in Duitsland is volgens de voorzieningenrechter wel voldoende aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van H3 Products en Wedeka dat uit GAT/LuK zou volgen dat bij het voeren van een geldigheidsverweer naar Duits recht in kort geding de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegdheid zou verliezen. Uit GAT/LuK volgt volgens de rechter níet dat de krachtens artikel 2 EEX Verordening bevoegde Nederlandse rechter bevoegdheid zou verliezen wegens de exclusieve bevoegdheidsgrondslag van artikel 22 lid 4 EEX Verordening. In kort geding kan namelijk geen definitief oordeel geveld over de geldigheid van het octrooi, maar alleen een voorlopig oordeel in de vorm van en inschatting van de kansen van het betreffende inbreukverweer. Bij bevoegdheid op grond van artikel 2 EEX zijn cross-border verboden in kort geding dus nog steeds mogelijk, ook als een gemotiveerd geldigheidsverweer wordt opgeworpen.
Naast de bevoegdheidsperikelen is het vonnis interessant vanwege de overweging van de rechter over het beweerde openbaar voorgebruik. De voorzieningenrechter overweegt:
“Om in een bodemprocedure openbare toepassing van de uitvinding volgens het octrooi te kunnen aannemen moet aan strikte eisen zijn voldaan. Het tijdstip van de beweerde toepassing moet duidelijk kunnen worden vastgesteld. Ook moet precies kunnen worden geïdentificeerd dat de betreffende toegepaste inrichting dezelfde is als die volgens de uitvinding, met andere woorden nieuwheidsschadelijk is. Tenslotte moeten de omstandigheden waaronder de toepassing heeft plaatsgehad kunnen worden opgehelderd. Met name indien de beweerdelijke openbare toepassing in de eigen sfeer ligt van degene die zich op die toepassing beroept, moet van één en ander volgens de TBA rechtspraak bewijs worden geleverd up to the hilt. In kort geding dient dan ook bezien te worden of een gerede kans bestaat dat in een bodemprocedure zal kunnen worden aangenomen dat aan deze vereisten voor openbare toepassing is voldaan.”
Lees het vonnis hier.
Uit het beschermde vuistje (4)
Journaal Warenwet, editie september 2006, bericht “Registratie Nederlandse Boerenkaas als traditionele specialiteit naderbij". Na een lange weg van protesten, kamervragen en regeringsinspanning, (eerder berichten hier) is het dan bijna zover.
“Termijn om bezwaar aan te tekenen tegen registraties (…). Derde landen en natuurlijke of rechtspersonen met een rechtmatig belang, die in een derde land gevestigd of woonachtig zijn, kunnen direct bij de Commissie tegen het verzoek bezwaar aantekenen (…). In dit verband begint de periode (…) op de dag van publicatie van dit bericht voor het volgende verzoek:
Boerenkaas.
Volgens Journaal Warenwet loopt de bezwarenperiode van een half jaar vanaf 31 maart 2006. Lees de aankondiging in het Publicatieblad hier.
Accuraat gereproduceerd
"The requirement that trade marks in Europe must be "graphically represented" should be scrapped, according to a senior adviser at the Community trade mark office in Alicante.
Vincent O'Reilly, director of IP policy at OHIM, said the requirement – found in Article 2 of the 1988 EU Trade Mark Directive and Article 4 of the 1994 EU Regulation on the Community trade mark – had its roots in the 19th century when trade mark procedure was paper-based. He added that it is less relevant today as registers and bulletins exist electronically rather than in hard copies.
Instead, O'Reilly proposed that there should be a requirement that trade marks be "accurately reproduced". This would mean that, if and when technology becomes available, there would be fewer obstacles to the registration of novel marks such as smells."
Lees hier meer (Managing IP).
Geen reclamestunt
Emerce bericht dat “Het bedrijf Clubmessage (...) zegt binnen enkele weken stappen te zullen ondernemen via advocatenkantoor Arnold & Siedsma tegen Mollie, Mobileweb en Smsgate. Deze drie partijen zouden inbreuk maken op het octrooi dat Clubmessage in 2003 aanvroeg en kreeg bij EZ-afdeling Bureau voor de Industriële Eigendom. Het vermeende eigendomsrecht geldt voor 'de werkwijze en het systeem voor het overbrengen van boodschappen'.
Volgens directeur Gilbert Gooijers betreft dit geen reclamestunt. 'We hebben de technologie om vanuit ieder e-mailprogramma sms te versturen zonder extra softwareinstallatie zelf ontwikkeld. Een rondgang over het web leerde dat steeds meer bedrijven deze technologie inzetten. We hebben niet voor niets een octrooi gekregen. Dat gaan we nu gebruiken.'"
Lees hier meer.
Diverse publicaties
1- A.C. Lagemaat, M.L. Boonk, and M Briet, In: Recht in een virtuele wereld: juridische aspecten van massive multiplayer online role playing games, Chapter 2, pages 21-40. NVvIR, Elsevier, 2006.
Vermogensrechtelijke aspecten. Mede vanwege het toegenomen economisch belang van online gaming en de verhandeling van virtuele objecten die door spelers worden gebruikt in online games, is het belang van de vraag welke juridische status die objecten hebben toegenomen. Lees hoofdstuk 2 hier
2- M.L. Boonk and DF Groenevelt, In: Recht in een virtuele wereld: juridische aspecten van massive multiplayer online role playing games, Chapter 5, pages 81-96. NVvIR, Elsevier, 2006.
Internationaal Privaatrechtelijke aspecten van Virtuele Werelden. Het internet kent vele verschillende toepassingen, waarbij deterritorialisering en multinationalsering in meer of mindere mate optreden. Een virtuele wereld zoals een MMORPG is bij uitstek het voorbeeld van een internettoepassing waarbij deze effecten zich in extreme mate doen gevoelen. Lees hoofdstuk 5 hier.
3- S.H. Bol, M.L. Boonk, W.-H. Hogerzeil, C.L.H. Netze-Ritsema, and M. Weij, In: Recht in een virtuele wereld: juridische aspecten van massive multiplayer online role playing games, Chapter 6, pages 97-112. NVvIR, Elsevier, 2006.
Intellectuele eigendom. In de wereld van de virtuele computergames (MMORPG) gaat veel geld om (…) Bij deze handel gaat het om spelkarakters (avatars) of andere spelattributen, zoals bijvoorbeeld een virtueel zwaard, een stuk land of kleding. Stel nu dat een van deze goederen een merknaam in zich heeft. Lees hoofdstuk 6 hier
4- F.P. van Koppen. De vermogensrechtelijke status van de domeinnaam, maandblad voor Vermogensrecht, augustus 2006.
De auteur verdedigt dat de relatief-recht-benadering de voorkeur verdient boven de aanname dat het domeinnaamrecht een recht sui generis is. Daarnaast is hij van mening de wetgever te zijner tijd een “domeinnaamwet” zou moeten invoeren, waarin de belangrijkste vermogensrechtelijke vraagstukken volgens de relatief-recht-leer geregeld worden. Lees het artikel hier.
5- P.B. Hugenholtz, Annotatie bij HvJEG 6 februari 2003, C-245/00 (SENA/NOS), HR 28 mei 2004 (SENA/NOS) en HR 28 november 2003 (SENA/NKP). Verschenen in NJ 2006-374-376, p. 3617-3619. Lees hier meer. Eerder bericht hier.
De wederzijdse vorderingen
"Energiebedrijven Essent en Oxxio hebben hun ruzie over reclame-uitingen bijgelegd. Ze stonden vorige maand voor de rechter omdat Oxxio zich op zijn website ten onrechte zou profileren als het goedkoopste energiebedrijf met de beste service. Oxxio beschuldigde daarop Essent ook van onjuist reclame te voeren. De wederzijdse vorderingen zijn nu ingetrokken."
Lees hier meer (Reclamewereld).
Ondertussen in Brussel
“The Socialist Members of the European Parliament will next week table a motion in Strasbourg to scrap the McCreevy plan for a new Munich-based court system to oversee patent law. The system would be outside the reach of both the European Parliament and the Court of Justice.
The motion criticises Mr McCreevy’s support for a European Patent Litigation Agreement (EPLA), founded outside the scope of the EU institutions, as weakening EU democracy. The MEPs claim creation of the EPLA would undermine judicial independence, increase litigation costs and expose small- and medium-sized businesses to greater risks.
Lees hier meer.
Aantrekkelijker
Persbericht ministerie van Financiën: “Octrooibox aantrekkelijker. De octrooibox uit Werken aan Winst wordt aantrekkelijker. Voorkomen wordt dat een verlies op een octrooi slechts tegen het speciale lage tarief (10%) uit de octrooibox aftrekbaar is. Dit staat in een nota van wijziging die dinsdag naar de Tweede Kamer is gestuurd.. Het tarief van 10% wordt slechts van toepassing voor zover de opbrengsten de voortbrengingskosten overstijgen.
Tevens wordt een versoepeling voorgesteld voor ondernemers die inkomstenbelasting betalen. Een ondernemer die voldoet aan het zogenoemde urencriterium (een minimumaantal uren per jaar waarin hij als ondernemer optreedt) krijgt volgens de voorstellen uit Werken aan Winst de mkb-winstvrijstelling van 10%. In het jaar waarin de ondernemer zijn onderneming staakt, bijvoorbeeld door overlijden, zal hij soms niet voldoen aan het urencriterium. Door de aanpassing in de nota van wijziging kan hij in dat jaar toch de mkb-winstvrijstelling krijgen.
In de rentebox (waarin financieringswinst tegen 5% kan worden belast) worden meer keuzemogelijkheden voorgesteld. In de deelnemingsvrijstelling wordt een versoepeling opgenomen voor vastgoedbeleggingsdochters en voor deelnemingen die onder de 5%-grens zakken. Tenslotte zijn in de nota van wijziging overgangsregelingen opgenomen voor de afschrijving op kassen van tuinders en voor bestaande kleine deelnemingen in de deelnemingsvrijstelling."
Lees hier meer.
Geen aanleiding
Kamerstuk 30633, nr. 6, 2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen BVIE; Verslag, vastgesteld 18 september 2006.
Het onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel heeft de vaste commissie voor Economische Zaken geen aanleiding gegeven tot het stellen van vragen of het maken van opmerkingen.
De voorzitter van de commissie, De Haan, de griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Grote gelijkenis nodig
Rechtbank Leeuwarden , 9 augustus 2005, LJN: AU7060. Boatimport Holland B.V. tegen gedaagde.
De handelsnaam Bootimport.nl kan bestaan naast de oudere handelsnaam Boatimportholland.nl. Weinig spectaculaire uitspraak van ongeveer een jaar oud, vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Het in de beide handelsnamen voorkomende woord "bootimport", dan wel "boatimport" is feitelijk slechts een beschrijving van de activiteit van de ondernemingen van partijen -te weten het importeren van boten- en heeft daarmee slechts een zwak onderscheidend vermogen. gedaagde heeft ook onweersproken gesteld -en met voorbeelden van internetsites onderbouwd- dat de naam "bootimport" een algemene en veelvoorkomende naam is voor bedrijven die boten importeren. In de handelsnamen is voor het overige een grote gelijkenis nodig, wil er verwarringsgevaar als bedoeld in artikel 5 Handelsnaamwet te duchten zijn.
Behalve het woord "bootimport"/"boatimport" bestaat er echter geen enkele gelijkenis tussen de beide handelsnamen; bij de één zijn de (overigens eveneens weinig onderscheidende) woorden "Holland B.V." toegevoegd, terwijl bij de ander een duidelijke verwijzing naar een internetsite plaatsvindt door middel van de toevoeging ".nl". Voor zover partijen naast de Oudhuijzer 560 al hetzelfde type boten verkopen -hetgeen door gedaagde is weersproken- kan aan het voorgaande nog worden toegevoegd dat partijen verschillende vestigingsplaatsen en een andere categorie afnemers hebben.
Weliswaar heeft Boatimport Holland B.V. aangevoerd dat er daadwerkelijk verwarring tussen de beide ondernemingen heeft plaatsgevonden -zo zou een bestelling voor gedaagde bij Boatimport Holland B.V. terecht zijn gekomen- maar gedaagde heeft deze stelling gemotiveerd betwist, zodat in het kader van dit kort geding niet van de juistheid van die stelling kan worden uitgegaan. Met gedaagde is de rechtbank van oordeel dat de ter zitting getoonde logo's van partijen -die van Boatimport Holland B.V. bestaande uit een afbeelding van een speedboot en die van gedaagde uit een (andere) afbeelding van een speedboot in combinatie met een zwaardvis- zo verschillend zijn dat verwarringsgevaar niet te duchten is, ook niet in combinatie met de handelsnaam van partijen. De vordering zal dus worden afgewezen.
Lees het vonnis hier.