IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22688
9 mei 2025
Artikel

Fieldfisher Amsterdam breidt uit met Jos Klaus als partner

 
IEF 22689
9 mei 2025
Artikel

Toonkunst in loondienst. Over de houdbaarheid van het Nederlandse werkgeversauteursrecht na het ONB-arrest van het HvJ EU

 
IEF 4458

Bodemprocedure wel degelijk nodig

bj.JPGTheo Bosboom en Christel Jeunink (Dirkzwager): Reactie op korte reactie: bodemprocedure wel degelijk nodig

“Mr. Van Gelderen geeft in zijn korte reactie op ons recente artikel over beslag in IE-zaken aan dat hij het niet eens is met een van onze conclusies, te weten dat het na het leggen van een conservatoir beslag tot afgifte van inbreukmakende goederen ingevolge artikel 50 lid 6 TRIPs en 1019i Rv noodzakelijk is om een bodemprocedure aanhangig te maken. Hij stelt dat in dat geval wel degelijk kan worden volstaan met een kort geding, omdat een beslag tot afgifte van inbreukmakende goederen niet onder de werking van artikel 50 lid 1 TRIPs valt. Volgens Van Gelderen is het doel van een dergelijk beslag het bewaren van het recht tot afgifte; het beletten dat zich een inbreuk uit hoofde van intellectuele eigendom voordoet zou hoogstens een prettige bijkomstigheid zijn.

Hoewel de redenering van Van Gelderen creatief is, zijn we het niet met hem eens.”

Lees de gehele reactie hier. Eerder berichten vanaf hier.

IEF 4457

Leden Benelux-Gerechtshof 2007-2010

staatscourant.gifSamenstelling van het Benelux-Gerechtshof 2007-2010, gepubliceerd in Staatscourant 25 juli 2007, nr. 141/pag. 6.

“De leden van het Benelux-Hof worden uit de magistraten van het Hof van Cassatie van België, de Hoge Raad der Nederlanden en het Cour supérieure de Justice van Luxemburg gekozen. Zolang zij in hun eigen land als zodanig in actieve dienst zijn blijven zij in principe deel uitmaken van het Benelux-Hof. Hun benoeming bij het Benelux-Hof vormt dus geen beletsel voor het verder uitoefenen van hun nationale functie, die veruit hun hoofdbezigheid blijft.”

Zie de (nieuwe) samenstelling van het BenGh hier.

IEF 4456

Geen afzonderlijke auteursrechtelijk relevante openbaarmaking

Heemskerk.jpgBrief staatssecretaris Heemskerk (EZ) over concurrentie tussen verschillende aanbieders van tv-programma's.

Voor- en nadelen van aanvullende regelgeving voor wederverkoop van het programmapakket nader onderzocht. Volgens de staatssecetaris is er een goed alternatief: meer concurrentie tussen verschillende aanbieders van tv-programma's.

"Bij wederverkoop van het programmapakket van de kabelexploitant rijst de vraag of het op eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid aanbieden van programma’s door een wederverkoper al dan niet als afzonderlijke auteursrechtelijk relevante openbaarmaking moet worden beschouwd, waarvoor de rechthebbenden (de programmamakers) toestemming moeten verlenen. Een verplichting tot wederverkoop van hun standaardpakket zou kabelexploitanten mogelijk verplichten tot handelingen die in strijd zijn met de Auteurswet. 

Bij het genoemde alternatief voor wederverkoop doen zich deze problemen niet voor. Een alternatieve aanbieder hoeft de programma’s niet in te kopen bij de kabelexploitant en vervolgens te (weder)verkopen aan de consument. Hij kan ook zelf de doorgifterechten regelen voor de programma’s die in dat pakket zitten. Hij zal daarvoor in onderhandeling moeten treden met de rechthebbenden van de betrokken programma’s."

Lees het kamerstuk hier.

IEF 4453

Niet na elk IE-beslag een bodemprocedure

eg.JPGKorte reactie van Evert van Gelderen (De Gier & Stam ): op Theo Bosboom en Christel Jeunink: “Na IE-beslag altijd bodemprocedure!

“Bosboom en Jeunink concluderen in hun verdienstelijk artikel, dat in de zaken Lucy Locket/Van der Meulen en Abbott/Teva, door de rechter een correcte toepassing wordt gegeven aan artikel 50 TRIPS en de artikelen 260 (oud) en 1019i Rv. Die toepassing komt er – kort gezegd – op neer, dat na (1) een conservatoir beslag tot afgifte en/of (2) na bewijs- of beschrijvend beslag (in IE-zaken), altijd een bodemprocedure dient te worden gestart in de zin van artikel 1019i Rv/50 lid 6 TRIPS.

Met deze conclusie kan ik me, voor wat betreft het conservatoir beslag tot afgifte, niet verenigingen. Naar mijn mening wordt – anders dan Bosboom en Jeunink opmerken – het TRIPS-verdrag al 11 jaar correct toegepast, door géén bodemprocedure verplicht te stellen na een conservatoir beslag tot afgifte in IE-zaken (bijv. op grond van art. 28 lid 1 Auteurswet, 2.22 lid 2, of  3.18 lid 1 BVIE jo 730 Rv).”

Lees de gehele reactie hier. (Artikel Bosboom en Jeunink, met links naar besproken rechtspraak: IEF 4431, 27 juli 2007).

IEF 4438

Lichtblauwe en turkooise ruitvormen

ah.JPGIn vervolg op een referentie naar een AH-kunstproject van Bastiaan Franken en Tarik Sadouma bij deze eerdere berichten over het project el Hema van Mediamatic, hierbij nog een link naar de website van Bastiaan Franken, voor de liefhebbers van associatie en (al dan niet bewuste) navolging van ideeën:

“Leegstaande supermarkt met etalage tijdens Ramadan gebruikt als moskee. Plastic wordt marmer, tas wordt tegel, Albert Heijn wordt Allah. “Wat in gedachte een tegenstrijdigheid lijkt, blijkt als beeld een volmaakte synthese. Uit het logo van Albert Heijn is het woord Allah in het Arabisch geschreven. De lichtblauwe en turkooise ruitvormen van de boodschappentas vormen een islamitische achthoek. De kleurschakering turkoois/lichtblauw en het weefpatroon zijn typisch islamitisch.”

Lees en zie hier meer.

IEF 4437

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 12 juni 2007, rekestnummer R05/519, The Proctor & Gamble Company tegen BBIE.

Hof oordeelt anders dan OHIM: (Navulbare) verpakking (in de vorm van een WC-bril) voor geïmpregneerde doekjes. Heeft geen onderscheidend vermogen, geen significante afwijking.

Lees de beschikking hier.

IEF 4436

Uiteindelijk omgeven

fig6.JPGRechtbank ’s-Gravenhage, 25 juli 2007, HA ZA 06-3850. Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Aker Kvaerner is houdster van Europees octrooi 062.027 (lees: 0.627.027 - IEF) voor een ‘werkwijze en inrichting voor het vervaardigen en uitleggen van een verbindingskabel.’ Nexans vordert de nietigheid van dit octrooi. Het octrooi heeft drie onafhankelijke conclusies. De rechtbank heeft voldoende gehoord om te oordelen dat conclusie 5 nieuw en inventief is, maar heeft behoefte aan een nadere toelichting door partijen over de inventiviteit van conclusies 1 en 8.

Het octrooi heeft betrekking op een werkwijze (conclusie 1) en een inrichting (conclusie 8) voor het vervaardigen en uitleggen van een verbindingskabel. Daarnaast ziet conclusie 5 op de verbindingskabel zelf. Een dergelijke verbindingskabel omvat meerdere leidingen en/of kabels en wordt onder meer in de offshore-industrie gebruikt. Dit type kabel wordt in de praktijk en in de oorspronkelijke engelse versie van de conclusies aangeduid als 'umbilical' (navelstreng).

Nexans bestrijdt de nieuwheid van conclusie 5 door deze letterlijk te lezen. Nexans meent dat niet duidelijk is of de deelmaatregel “binnenste, langwerpige kanaalelementen” ziet op meerdere elementen in axiale (lengte) richting dan wel op meerdere elementen in omtrekrichting. De conclusie heeft volgens Nexans daarom ook betrekking op een kabel die niet in dwarsdoorsnede meerdere kanaalelementen vertoont, maar uitsluitend in langsdoorsnede. Dit laatste is bekend uit de stand van de techniek. De rechtbank meent echter dat de conclusie geïnterpreteerd moet worden in het licht van de tekst en figuren. Hieruit leert de vakman dat de meerdere kanaalelementen aanwezig moeten zijn in de omtreksrichting. Zo toont de bijgaande figuur lijntjes die de binnenste elementen 6 van elkaar scheiden. Een dergelijke scheiding is niet bekend uit de stand van de techniek.

Conclusie 5 is verder nieuw, doordat deze definieert dat de buitenste kanaalelementen ingericht zijn voor het uiteindelijk omgeven van de kanalen/kabels. Ter zitting licht Kvaerner toe dat dit betekent dat er sprake moet zijn van volledig omhullen, waardoor de binnenste en buitenste kanaalelementen op elkaar afsteunen en zo een soort koepelvormige behuizing vormen, waarin de kabels/pijpen losjes liggen. Dit alles is niet bekend uit de stand van de techniek.

Conclusie 5 wordt tevens inventief geacht. De hierboven als nieuw beschreven aspecten kunnen niet uit de stand van de techniek geleerd worden, terwijl één van de aangevoerde publicaties bovendien betrekking heeft op een kabelkoord met meerdere stalen draden en niet op een umbilical.

Eén inventiviteitsbezwaar tegen conclusie 1 wordt verworpen. Een ander bezwaar is kennelijk pas ter pleidooi ingebracht. De rechtbank acht het vervolgens wenselijk dat partijen hun standpunten hierover nader toelichten. Ook conclusie 8 overleeft de door Nexans genoemde combinatie van documenten. Hier is het echter de rechtbank zelf die een andere combinatie van documenten oppert en partijen verzoekt zich hier nader over uit te laten. Beide conclusies komen 29 augustus a.s. opnieuw op de rol.

Lees het vonnis hier.

IEF 4435

Del Snol (2)

In aansluiting op eerdere berichten dat Modeketen Henk ten Hoor na sommatie door D-reizen T-shirts met de opdruk 'Costa del snol' uit de winkels zou hebben gehaald (hier en hier), melden diverse media nu dat medewerker van D-reizen toch nog een T-shirt heeft aangetroffen met de gewraakte achter- en voorkant (DD-reizen). Dit leidde tot een kort geding in Assen. 

Volgens een bericht van het ANP heeft de rechter de partijen zover gekregen een schikking te treffen. Onderdeel van de schikking is het vernietigen van de 4500 nog niet verkochte T-shirts en een schadevergoeding van €2500, over te maken aan een door D-reizen te betalen goed deel.

Lees hier meer.  

 

IEF 4434

Techniek ten behoeve van navigatie

BBIE Beslissing inzake oppositie van 12 juli 2007, no. 2000465. Opposant Navteq Corporation tegen Centavos B.V.

Oppositie van Navteq op basis van NAVTEQ, NAVTECH ON BOARD en NAVTOOLS tegen aanvrage NAVTURK afgewezen. Geen verwarringsgevaar aangenomen, ondanks soortgelijkheid van waren en enige mate van overeenstemming tussen de merken. Seriemerk-argument niet geaccepteerd; bekendheid merk NAVTEQ niet aangetoond.

70. (...) Ondanks het feit dat de door deze merken aangeduide waren deels identiek, deels soortgelijk zijn aan de voorhet aangevraagde merk opgegeven waren, kan niet tot het bestaan van verwarringsgevaar worden geconcludeerd. Gezien het feit dat de totaalindruk van de merken voor de consumenten een betekenis heeft, is het van minder belang dat de merken met hetzelfde element beginnen. Gezien de betekenis, zullen de consumenten de verschillen in de merken opmerken en zal het publiek niet menen dat de merken van dezelfde onderneming afkomstig zijn.

71. Bovendien is de grootste mate van overeenstemming naar mening van het Bureau te vinden op het fonetische vlak en de mate van fonetische overeenstemming van twee merken is van ondergeschikt belang bij waren die gewoonlijk aldus in de handel worden gebracht dat het relevante publiek bij de aankoop het merk ervan visueel waarneemt (arrest BASS, GEA T-292/01, 14 oktober 2003). Dit is het geval met de betrokken waren, men zoekt in reclameblaadjes en op Internet naar de navigatieapparatuur, wijst deze vervolgens aan bij de gespecialiseerde elektronicazaak en monteert deze in het blikveld in de auto.

Interessant is nog het oordeel van het Bureau over het seriemerk argument dat Navteq aanvoert: nu zij de merkregistraties voor NAVTEQ, NAVTECH ON BOARD en NAVTOOLS heeft, zou het intrinsiek onderscheidend vermogen van de merken groter zijn. Onder verwijzing naar het Bainbridge arrest (GvEA , T-194/03) wijst het Bureau dit argument af:

63. Het Bureau is van mening dat op basis van de drie registraties niet gesproken kan worden van een seriemerk. Het gebruik van de merken zoals dat gebleken is uit het bijgevoegde bewijsmateriaal toont geen gebruik van het merk NAVTOOLS aan. Er wordt slechts gebruik gemaakt van de variaties NAVTEQ en NAVTECH. De variaties beginnen weliswaar met hetzelfde voorvoegsel, maar dit voorvoegsel heeft een zeer zwak intrinsiek onderscheidend vermogen. Het variëren op de elementen TEQ/TECH springt dan naar de mening van het Bureau meer in het oog.

Lees beslissing hier.

IEF 4433

Zorgvuldigheid en ruimhartigheid

pretium.jpgRechtbank Alkmaar, 19 juli 2007, KG ZA 07-221. Pretium Telecom B.V. tegen HDC Media B.V. (Met dank aan Sascha Schalkwijk , Bird & Bird).

Vrijheid van meningsuiting versus bescherming van eer en goede naam.

Pretium Telecom biedt haar klanten de mogelijkheid hun vastnetabonnement op het netwerk van KPN via haar te laten verlopen. Gedaagde HDC, uitgever van onder meer De Gooi en Eemlander, heeft via de rubriek ‘ombudsman’ meerdere klachten ontvangen van lezers die problemen ondervinden met Pretium. HDC heeft aan Pretium een concept-artikel toegezonden met het verzoek hierop commentaar te leveren, alvorens het artikel te publiceren  in De Gooi en Eemlander. HDC heeft de tekst aangepast en opnieuw aan Pretium voorgelegd, maar Pretium blijft bezwaar maken tegen publicatie en vordert in kort geding een publicatieverbod.

“4.2 In dit kader stelt de voorzieningenrechter voorop dat onder de titel van het (concept-) artikel staat vermeld dat het artikel afkomstig is van de ombudsredactie. Zoals hij ter zitting desgevraagd heeft verklaard, heeft de betreffende journalist dit artikel niet uitsluitend geschreven in zijn hoedanigheid van journalist, maar mede uit hoofde van zijn functie van ombudsman bij HDC. Op grond hiervan mag van de schrijver van het artikel een grotere mate van zorgvuldigheid in onderzoek en weergave worden vereist dan in de journalistiek gebruikelijk is. De schrijver van het onderhavige artikel heeft aan deze mate van zorgvuldigheid echter niet voldaan.”

“4.4 In het concept-artikel staat vermeld dat klanten niet terug kunnen naar KPN. Ook staat in het concept dat degenen die zich weer proberen aan te melden bij KPN ontdekken dat KPN daar sinds kort niet meer aan meewerkt. Deze informatie is echter onvolledig en daardoor suggestief.(…) Bovendien is het artikel op zodanige wijze opgebouwd dat daarin de suggestie besloten ligt dat Pretium de kwade genius is, terwijl tot nu toe geen bewijs van gegrondheid van de tegen Pretium ingediende klachten is bijgebracht. Daarmee zijn voormelde onderdelen van het (concept-)artikel als onrechtmatig jegens Pretium aan te merken, zodat het artikel zoals dat thans ter beoordeling voorligt, niet kan worden gepubliceerd.

De voorzieningenrechter acht een publicatie van het artikel alleen dan toelaatbaar indien de onder 4.4. vermelde passages uit het artikel worden verwijderd en oordeelt verder: “4.6 Daarnaast ligt het in de rede dat HDC in het te publiceren artikel ruimhartiger moet zijn in de weergave van de reactie van Pretium op het artikel, in die zin dat daaraan tenminste toegevoegd zal moeten worden dat het KPN verboden is om opzegging door klanten van hun overeenkomst met Pretium uit te lokken, maar dat het haar wel is toegestaan om (…) nieuwe aanmeldingen van klanten in behandeling te nemen en te aanvaarden (…)”.

Tot slot merkt de voorzieningenrechter nog op dat het niet aan hem is om zich te buigen over de vraag of, na verwijdering van voormelde passages, een lezenswaardig artikel overblijft.

Lees het vonnis hier.