Finalisten & sprekers Internet Scriptieprijs 2010
Op 16 december a.s. organiseren advocatenkantoor Brinkhof en internet provider XS4ALL het symposium “Internet (regulering) in een perfecte wereld”. Daar wordt o.a. de Internet Scriptieprijs uitgereikt voor de beste juridische masterscriptie over internet. Finalisten voor de prijs zijn dit jaar: Joost Kuhlmann, “Virtuele objecten, echt voor het recht?”, Universiteit Utrecht, Jan-Jaap Oerlemans, “Kinderpornografie op internet”, Universiteit van Amsterdam, Sander Vols,“Virtuele handhaving van de openbare orde”, Rijksuniversiteit Groningen.
Het symposium wordt ingeleid door Marleen Stikker (internetpionier en oprichter/directeur van De Waag Society). Daarna spreekt Bernt Hugenholtz (professor Informatierecht aan de UvA) over een ideale auteursrechtregeling op internet en gaat Jan Hoekman (Officier van Justitie, projectleider van het intensiveringsprogramma Cybercrime van het OM) in op de ideale opsporing van cybercrime. Remy Chavannes (advocaat bij Brinkhof) besluit het symposium met een bijdrage over zorgplichten van internet providers in een ideale wereld.16 december 2010, 13.30 - 18.00, Felix Meritis, Amsterdam. 1 PO-punt.
Boek9.nl Jurisprudentielunch Octrooirecht
Nog een paar stoelen over: Woensdag 15 december 2010: informele maar intensieve jurisprudentielunch octrooirecht. Bart van den Broek en Willem Hoyng brengen u op de hoogte van de jurisprudentie van het afgelopen jaar op het gebied van het octrooirecht. In slechts 2 uur bent u weer volledig bij.
Met o.a. de volgende uitspraken: Philips/SK Kassetten (FRAND verweer), Eli Lilly v. Ratiopharm (nieuwheidsvereiste), Monsanto (Biotech Richtlijn), Mundipharma (disclaimers), Novozymes en Abbott (insufficient disclosure). Andere onderwerpen die ter sprake zullen komen zijn o.a. The Venice Forum of Judges: hoe denken de Europese rechters over grensoverschrijdende bewijsbeslagen en over de vereisten voor indirecte inbreuk? en Solvay: vragen aan het Hof van Justitie inzake grensoverschrijdende voorlopige maatregelen.
Deze Octrooirecht Jurisprudentielunch levert u twee PO-punten op voor de Nederlandse Orde van Advocaten. Holiday Inn (Rai), Amsterdam, woensdag 15 december 2010 van 11.30 tot 14.00u.
Inschrijven per email: info@delex.nl o.v.v. Octrooirecht Jurisprudentielunch
Locatie: Holiday Inn Hotel (bij NS RAI & A10), De Boelelaan 2, 1083 HJ Amsterdam
Kosten: Het inschrijfgeld bedraagt € 195,- per persoon (excl. BTW). Hierin zijn begrepen de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie. Na ontvangst van de inschrijving sturen wij u een bevestiging met routebeschrijving en een factuur. Sponsors van www.ie-forum.nl ontvangen 10% korting.
Heeft u nog vragen? Stuur een email naar info@delex.nl
Spreektijd bij pleidooi
Staatscourant, Jaargang 2010, Nr. 19241. Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven.
9.5 Zaken betreffende intellectuele eigendom (alleen van toepassing bij het gerechtshof ’s-Gravenhage)
9.5.1 Algemene bepaling. Op zaken betreffende intellectuele eigendom zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
9.5.2 Spreektijd bij pleidooi. In afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, krijgt iedere partij de gelegenheid haar standpunt in eerste termijn gedurende ten hoogste 45 minuten toe te lichten en krijgt zij vervolgens ten hoogste 15 minuten voor repliek of dupliek. Indien een partij langer wenst te pleiten, verzoekt zij dit gemotiveerd bij het vragen van het pleidooi, onder opgave van de gewenste spreektijd.
Lees het gehele reglement hier.
Ik had het mij grootser en meeslepender voorgesteld
Kamerstuk 21501-30 nr. 245. Raad voor Concurrentievermogen; Verslag van een algemeen overleg; Verslag van een algemeen overleg, gehouden 17 november 2010, inzake Raad voor Concurrentievermogen
Minister Verhagen: “Alle leden hebben hun teleurstelling uitgesproken over de gang van zaken in de Raad rond het octrooi. Het is inderdaad teleurstellend en mijn eerste optreden in deze functie in Europa had ik mij dan ook zeker grootser en meeslepender voorgesteld. Ondanks manmoedige pogingen van het Belgische voorzitterschap bleek het niet mogelijk om te komen tot een eensluidende opinie. Dat had op zichzelf overigens niet eens zo veel te maken met nut en noodzaak om te komen tot een EU-octrooi als wel met de trots van bepaalde landen op hun eigen taal.
Mevrouw Dijksma refereert aan de compromisvoorstellen van het Belgische voorzitterschap en plaatst daar kritische kanttekeningen bij. Eigenlijk vindt zij dat er te veel water in de wijn is gedaan, omdat de drie werktalen, Frans, Duits en Engels, plus een taal naar keuze blijven bestaan. Verder stoort zij zich ook aan het lange overgangsregime. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen, maar wil je op korte termijn een compromis bereiken, dan zul je ervoor moeten zorgen dat in ieder geval de Fransen niet afhaken. De heer Verhoeven verwijst in dit verband overigens terecht naar de jarenlange discussies hierover. Als je de Spanjaarden binnenboord houdt en de Fransen haken af, dan ben je misschien nog wel verder van huis. Met name voor ons bedrijfsleven is het Belgische compromisvoorstel een enorme sprong voorwaarts, want nu moet een bedrijf een octrooi vaak in 22 talen opstellen en heeft het te maken met enorme concurrentie van de VS en Japan. Ik zou dan ook zeggen: wees blij als wij dit kunnen realiseren. Het levert immers enorm grote voordelen op. Ik heb het Belgische voorzitterschap dan ook geprezen en gesteund bij de stappen die het heeft gezet. Ik ben het echter met de commissie eens dat dit onverlet laat dat de ideale situatie eruit bestaat dat alles in het Engels kan en "that's it". Maar ook hier geldt: er zijn 27 lidstaten en die denken niet altijd hetzelfde als wij.”
Lees het volledige verslag hier.
Vooraf onderschat
Bijlage bij Kamerstuk 25434 nr. 46: TNO-rapport Tussentijdse Evaluatie Beelden voor de Toekomst, een project waarin verschillende erfgoedinstellingen samenwerken om belangrijke delen van hun collecties te restaureren, conserveren, digitaliseren en te ontsluiten voor een breed publiek.
“De auteursrechtenproblematiek was voor de start van het project bekend, maar de complexiteit en schaal ervan zijn vooraf onderschat. Het blijkt echter een grote rem te zijn op de beschikbaarstelling van materiaal en op de dienstenontwikkeling binnen Beelden voor de Toekomst.”
Lees het rapport hier.
Zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze regelen
Staatsblad Jaargang 2010, nr. 775. Besluit van 1 november 2010, houdende bekendmaking van de tekst van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
“Artikel 39 1. Het burgerlijk en handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht, de strafvordering, het auteursrecht, de industriële eigendom, het notarisambt, zomede bepalingen omtrent maten en gewichten worden in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze geregeld.”
Lees het besluit hier.
Geen specifieke ambush-wetten
Handelingen Tweede Kamer, aanhangselnummer 612. Antwoorden minister Schipper (VWS) op vragen van het Lid Leijten (SP) over de gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en het ministerie over het WK-Bid.
Antwoord 12: Vooropgesteld wordt dat Nederland geen specifieke ambush-wetten kent. Nederlandse wetgeving bevat wel bepalingen waarmee commerciële rechten civielrechtelijk worden beschermd. Zoals gemeld in het verslag van het schriftelijk overleg (Kamerstukken II 32 371, nr. 8) kan dat in beginsel op drie manieren, namelijk via wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht (waaronder auteursrecht en merkenrecht), via wetgeving inzake oneerlijke mededinging (zoals oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame) en via de onrechtmatige daad. Inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht kunnen daarnaast ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
Het dragen van kleding van een concurrerend merk als zodanig leidt niet tot een auteursrecht- of merkinbreuk. Indien het ontwerp van de kleding is gekopieerdkan wel sprake zijn van een auteursrechtinbreuk. Ook mag niet ten onrechte het FIFA-embleem op de kleding worden aangebracht.
Ik herhaal hierbij de opvatting van mijn ambtsvoorganger dat mocht na toewijzing van het WK aan Nederland en België in de daarop volgende jaren aanvullende wetgeving alsnog nodig blijken, daartoe uiteraard de gebruikelijke parlementaire weg gevolgd zal worden.
Lees de antwoorden hier.
Het downloaden van materiaal
Kamervragen nr. 2010Z18483. Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over twee recente gerechtelijke uitspraken over de thuiskopieheffing en downloaden. (Ingezonden 3 december 2010).
1. Wat is uw reactie op twee recente gerechterlijke uitspraken, namelijk over de thuiskopieheffing en over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden?
2. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over de thuiskopieheffing? Bent u het eens met de uitspraak dat de thuiskopieheffing bedoeld is als vergoeding voor het downloaden van materiaal? Zo ja, hoe groot acht u de kans dat de kopieerheffing wordt uitgebreid door deze uitspraak?
3. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden? Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter het verwijzen naar downloadbare bestanden strafbaar heeft gesteld? Is hier naar uw mening een mogelijke tegenstelling met een eerdere gerechtelijke uitspraak in de zaak Minninova, zoals in het artikel gesuggereerd wordt? Wat is uw oordeel over deze tegenstelling?
4. Welke maatregelen kunt u nemen om de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige en klantvriendelijke legale downloadmogelijkheden te stimuleren?
Lees de Kamervragen hier.
De toegepaste rechtsregels
Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen: Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, IEF 9243 (Nestlé/Mars).
In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, IEF 9243 (Nestlé/Mars) stonden verschillende reclame-uitingen met betrekking tot hondenvoeding centraal. Partijen betichtten elkaar over en weer van misleidende reclame. De Voorzieningenrechter heeft uiteindelijk van slechts één reclame-uiting geoordeeld dat die misleidend is. Het gaat mij in deze korte bijdrage niet zo zeer om het uiteindelijk resultaat van de afwegingen van de Voorzieningenrechter, maar om de door hem toegepaste rechtsregels.
(…) Kortom, ik ben van mening dat de beslissing van de Hoge Raad in zijn World Online-arrest dat, met de inwerkingtreding per 15 oktober 2008 van de art. 6:193a-j BW, art. 6:194 BW alleen nog van toepassing is op misleiding van iemand ‘die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf’ juist is en geen misvatting. De Voorzieningenrechter had de reclame-uitingen van Nestlé en Mars derhalve aan de art. 6:193a e.v. BW moeten toetsten en niet aan art. 6:194 BW. (…) Voor de uitkomst van de onderhavige zaak is overigens geruststellend dat dit waarschijnlijk niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
(…) 12. Ik blijf er dan ook bij dat:
- tegen overtreding van de art. 6:193a-j BW (OHP-regels) zich kunnen verzetten de consument die slachtoffer is geworden van de oneerlijke handelspraktijk en concurrenten van de handelaar in kwestie;
- tegen overtreding van art. 6:194 BW (misleidende reclame-regels) zich kunnen verzetten de ondernemer die slachtoffer is geworden van de misleidende reclame-uiting en concurrenten van de handelaar in kwestie, en
- tegen overtreding van art. 6:194a BW (vergelijkende reclame-regels) zich kunnen verzetten zowel de consument als de ondernemer die slachtoffer is geworden van de vergelijkende reclame-uiting en concurrenten van de handelaar in kwestie.
Lees de gehele noot hier.
De ongeclausuleerde verkoop van 7.000 bomen
Hidde Koenraad, Vondst Advocaten: Noot bij arrest Hof van Cassatie van België d.d. 25 februari 2010, (Greenstar-Kanzi / Hustin c.s. (Voorpublicatie, nog te verschijnen in de Gazette Raad voor de Plantenrassen).
“Het Hof van Cassatie heeft in deze casus aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over de uitleg van Verordening 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht.
Het Hof overweegt enerzijds dat uit een tweetal merkenrechtelijke uitspraken van het HvJ EU zou volgen dat een merkhouder zich – nadat de waren met zijn toestemming in de handel zijn gebracht – ingevolge de uitputting van zijn recht slechts in bepaalde omstandigheden kan verzetten tegen de verhandeling ervan door een derde, ook al blijkt dat de licentiehouder van het merk bij de verhandeling met deze derde handelde in strijd met een bepaling van de licentieovereenkomst. Volgens het Hof van Cassatie valt niet uit te sluiten dat artikel 16 Verordening 2100/94 inzake de uitputting van het kwekersrecht op analoge wijze moet worden uitgelegd. Anderzijds overweegt het Hof van Cassatie, onder verwijzing naar de eerste overweging van de considerans van Verordening 2100/94, dat plantenrassen specifieke problemen met zich meebrengen op grond waarvan wellicht minder snel uitputting aangenomen moet worden.
In de onderhavige zaak staat vast dat Nicolaï - door bij de verkoop van de 7.000 appelbomen Hustin niet de teelt- en/of marketinglicentie te laten aanvaarden - in strijd heeft gehandeld met (een beperkende verplichting uit) de licentieovereenkomst. (…) Anders dan het Hof van Cassatie overweegt, blijkt uit de in het arrest aangehaalde uitspraak Copad/Dior mijns inziens dus duidelijk dat bij schending door een licentiehouder van de in de wet opgesomde c.q. wezenlijke verplichtingen uit een licentieovereenkomst, géén uitputting kan worden aangenomen.`