Uitspraak ingezonden door Arnout Groen en Claire Pilaar, AC&R.
Maxcom had geen toestemming om QWIC Premium e-bikes te verkopen
Vzr. Rb. Den Haag 5 augustus 2024, IEF 22181; ECLI:NL:RBDHA:2024:12245 (Ecomotion c.s. tegen Fietsenwinkel c.s.). Kort geding. Fietsenwinkel en Hei-Bike verkopen fietsen en brengen onder andere fietsen van het merk ‘BSP’ op de markt. Ecomotion is enig aandeelhouder van Qwic, dat fietsen verkoopt onder de merknaam ‘QWIC’. Ecomotion is een doorstart van gefailleerde bedrijven Hartmobile en Ante Ventum. Na het faillissement heeft Ecomotion alle activa en intellectuele eigendomsrechten uit de boedel van Hartmobile verworven. Hieronder vallen de QWIC-merken. Hartmobile bracht onder andere de QWIC Premium e-bike op de markt, die door Maxcom in Bulgarije werd geassembleerd. Hiertoe zijn meerdere overeenkomsten gesloten, die allen een ‘entire agreement clause’ bevatten. Maxcom heeft een andere afnemer voor de QWIC Premium e-bikes gezocht nadat bleek dat Ecomotion deze niet allemaal op korte termijn zou afnemen. In maart 2024 zijn Fietsenwinkel en Maxcom overeengekomen dat Fietsenwinkel 7.474 QWIC Premium e-bikes zou afnemen. Fietsenwinkel heeft de e-bikes online en fysiek aangeboden onder de merknaam BSP Quantum N7 (pro) en het BSP-merk aangebracht. Ecomotion meent dat de verhandeling van de BSP Quantum e-bikes inbreuk maakt op haar merkenrecht. In conventie vordert Ecomotion staking van de verhandeling van de BSP Quantum e-bikes waarop de QWIC-merken deels nog zijn vermeld. Dit zou ten eerste inbreuk maken op de merkenrechten van Ecomotion. Ten tweede zouden de e-bikes alle auteursrechtelijk beschermde vormgevingskeuzes overnemen, waardoor er inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht. Fietsenwinkel voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vorderingen. Zij beweert dat Maxcom toestemming had voor de verkoop aan Fietsenwinkel. Dit zou zowel volgen uit afspraken die gemaakt zijn, als uit het Bulgaarse recht.
Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank
Vzr. Rb. Amsterdam 8 juli 2024, IEF 22178; ECLI:NL:RBAMS:2024:4035 (ABN AMRO tegen MeDirect Bank). ABN AMRO handelt onder meer onder de handelsnaam Direktbank. Sinds 1987 beschikt zij over het Beneluxwoordmerk DIREKTBANK en sinds 1991 over een Beneluxbeeldmerk waarvan het woord Direktbank onderdeel uitmaakt. MeDirect Bank is een financiële dienstverlener die is opgericht op Malta, met een vestiging in Utrecht. In 2012 heeft zij het Uniewoordmerk MEDIRECT BANK aangevraagd. Hierop volgend is er tussen partijen een co-existentieovereenkomst gesloten. Op basis van deze overeenkomst is het MeDirect Bank – kort gezegd – toegestaan het merk MEDIRECT BANK te registreren en te gebruiken, onder de voorwaarden dat dit gebruik beperkt wordt tot België en beperkt wordt tot bankieren, sparen, beleggen en vermogensbeheer. Enkele jaren later verzocht MeDirect Bank aan ABN AMRO om het gebruiksrecht te verruimen, waar ABN AMRO niet mee instemde. MeDirect Bank heeft hierop getracht de merken van ABN AMRO ongeldig te laten verklaren, maar ving tot aan het Benelux Gerechtshof bot. In mei 2023 is MeDirect Bank in Nederland gestart met het aanbieden van spaardiensten onder het merk MeSave en beleggingsdiensten onder de merken MeSolo en MeManaged, waarbij gebruik wordt gemaakt van het teken MeDirect. Dit staat centraal in dit kort geding, nu het gebruik hiervan volgens ABN AMRO een schending van de overeenkomst oplevert.
Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne
Gerecht EU, 6 maart 2024, IEF 22177, IEFbe 3767; ECLI:EU:T:2024:152 (Lidl tegen EUIPO en MHCS). In 1998 heeft de rechtsvoorganger van interveniënt MHCS een aanvraag gedaan voor de registratie van het kleurmerk zoals hierboven is afgebeeld in de categorie ‘Champagnewijnen’. Het merk werd aangeduid als een beeldmerk met de kleur oranje. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen wegens gebrek aan onderscheidend vermogen. Na verschillende beroepsprocedures werd het merk uiteindelijk in 2007 geregistreerd. Latere aanvragen voor nietigverklaring werden afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat het merk onderscheidend vermogen had verkregen door gebruik. Het Gerecht van de Europese Unie vernietigde een beslissing van de Eerste Kamer van Beroep in 2021 en bevestigde het merk als een kleurmerk.
Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen
Kamer van Beroep EUIPO 20 juni 2024, IEF 22174 (Porsche). Op 18 november 2022 heeft Porsche gepoogd een geluidsmerk te laten registreren bij het EUIPO, maar zonder succes. Op 25 augustus 2023 heeft het EUIPO te kennen gegeven dat het door Porsche ingediende geluid onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Specifiek gaat het om het kunstmatig nagebootste geluid van een versnellende auto in de verte. Porsche is tegen de beslissing van het EUIPO in beroep gegaan, waarop de Kamer van Beroep (hierna: KvB) van het EUIPO nu uitspraak doet. In tegenstelling tot het EUIPO, vindt Porsche dat het ingediende geluid voldoende herkenbaar is en als herkomstaanduiding kan dienen voor een commercieel merk. Dit zou onder meer blijken uit het feit dat het gangbaar is onder autofabrikanten om geluiden als middel te gebruiken om auto´s een onderscheidend karakter te geven.
Hof van Beroep van UPC vernietigt beslissing omtrent verzoek tot bewijsbewaring
UPC CoA 23 juli 2024, IEF 22172, IEFbe 3766; UPC_CoA_177/2024 (Progress Maschinen & Automation tegen AWM en Schnell). In deze zaak heeft Progress, appellant, een verzoek ingediend om inspecties te (laten) doen en bewijs te bewaren bij AWM en Schnell, verweerders. Een dergelijk verzoek staat beschreven in artikel 60 UPCA. Het Gerecht in Eerste Aanleg oordeelt dat Progress te laat een verzoek tot openbaarmaking van het bewijsmateriaal heeft ingediend en daarom niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Progress betwist de vaststelling van het Gerecht in Eerste Aanleg dat Progress niet op tijd was met het verzoek tot openbaarmaking van het bewijsmateriaal. Het Hof van Beroep gaat hierin mee. Openbaarmaking aan de verzoeker is inherent aan de verzoeken tot bewaring van bewijs en inspectie van gebouwen. In dat oorspronkelijke verzoek heeft Progress ook uitdrukkelijk verzocht tot openbaarmaking.
Uitspraak ingezonden door Lotte van Schuylenburch, Boekx Advocaten.
Geen auteursrechtelijke openbaarmaking
Rb. Noord-Holland 24 juli 2024, IEF 22175, RB 3845; ECLI:NL:RBNHO:2024:7598 (eiser tegen gedaagde). Deze zaak gaat over een televisieprogramma waarin beelden worden getoond van een Spaanse villa in Spanje die is voorzien van een buitenruimte. Het programma wordt gepresenteerd door gedaagde, die daarnaast interieurarchitect is. Zowel eiser, een landschapsontwerper, als gedaagde waren betrokken bij de totstandkoming van de villa. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op zijn auteursrechten, misleidende reclame heeft gemaakt en onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem. Dit omdat gedaagde in het televisieprogramma op onrechtmatige wijze beelden van de buitenruimte zou hebben getoond en de indruk zou hebben gewekt dat hij de ontwerper is van deze buitenruimte, terwijl dit het werk van eiser is. Eiser vordert dat de openbaarmaking van de beelden van de buitenruimte wordt gestaakt.
met dank aan: Remco Klöters, Marieke Jacobs en Berend van Unnik, SOLV.
Uitzending Noordkaap onrechtmatig
Vzr. rb Amsterdam 30 juli 2024, C/13/753317 / KG ZA 24-588 MdV/MV (eisers tegen Noordkaap en Talpa) RXB en Range Leader hebben een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een vrachtwagencombinatie. Op 4 maart 2022 heeft RXB een zaak aanhangig gemaakt tegen Range Leader omdat de truck gebreken vertoont. Noordkaap produceert een televisieprogramma dat zich richt op mensen die te maken hebben met onrecht en niet worden geholpen door de politie of andere instanties. In een uitzending van het programma wordt aandacht besteed aan eisers. Op 25 februari 2024 is het item gepubliceerd, een herhaling van het item is aangekondigd in de uitzending van 6 augustus 2024. Eisers vorderen Noordkaap te gebieden iedere verdere openbaarmaking van het item te staken, het item van het internet te halen, in de eerstvolgende uitzending een rectificatietekst in beeld te brengen en de door eisers geleden schade te vergoeden.
WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording
Rb. Amsterdam 17 juli 2024, IEF 22170, LS&R 2247; ECLI:NL:RBAMS:2024:4255 (Stichting Farma Ter Verantwoording tegen AbbVie). AbbVie is een biofarmaceutisch bedrijf dat zich richt op immunologie, hematologische oncologie, neurowetenschap, esthetica en huidverzorging. Zij verkopen in Nederland het medicijn adalimumab onder de naam Humira. Dit is een medicijn tegen reumatoïde artritis, psoriasis, de ziekte van Crohn en uveïtis (oogontsteking). Het medicijn is ontwikkeld door Knoll Pharmaceuticals en zij had hier een octrooirecht op. Stichting Farma Ter Verantwoording (hierna: FTV) streeft ernaar dat geneesmiddelen op een duurzame en maatschappelijk betamelijke wijze op de markt beschikbaar zijn. In deze zaak vordert FTV dat de rechtbank voor recht verklaart dat AbbVie onrechtmatig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van haar economische machtspositie. Dit omdat zij in de periode waarvoor Humira octrooibescherming genoot een veel te hoge prijs zou vragen voor Humira.
Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV
Vragen aan Grote Kamer van Beroep 24 juni 2024, IEF 22169, IEFbe 3765; T 0439/22 (Yannun Tobacco tegen Philip Morris). Philip Morris, verweerder in deze zaak, is houder van een octrooi op een aerosolvormend voorwerp voor gebruik met een elektrisch aangedreven aerosolvormend apparaat met verwarmingselement. Het aerosolvormende voorwerp bestaat uit een ‘gathered sheet’ van aerosolvormend materiaal met een omhulsel dat dient als een thermisch geleidende vlambarrière voor het verspreiden van warmte. In de beschrijving van het octrooi staat een definitie van de term ‘gathered sheet’.
Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter
Oberlandsgericht Düsseldorf 28 mei 2024, IEF 22168; ECLI:DE:OLGD:2024:0528 (appellant tegen Adidas). Deze procedure ziet op een geschil tussen appellant en Adidas. Het betreft een vijftal ontwerpen voor broeken die door appellant op de markt zijn gebracht in Duitsland, welke volgens Adidas inbreuk zouden maken op haar merkrechten. In eerste aanleg voor de Duitse rechter wordt Adidas geheel in het gelijk gesteld. In het door verweerder ingestelde hoger beroep wordt dat vonnis echter deels vernietigd.