Schadevergoeding toegewezen voor inbreuk auteursrechten persfotografen
Rb. Gelderland 11 september 2024, IEF 22267; ECLI:NL:RBGEL:2024:6354 (Eisers tegen Gedaagden). De eisers, deel van een foto- en videopersbureau, hebben schadevergoeding geëist wegens inbreuk op auteursrechten van de persfotografen die bij hen zijn aangesloten. De gedaagden hebben foto’s van de eisers op hun site gebruikt. Via ‘embedded hyperlinks’ die beelden inladen van de site van de eisers en beeldmateriaal van de eisers dat wordt ingeladen vanaf de webserver van de gedaagde. In het tussenvonnis van 1 mei 2024 [zie IEF 22043] zijn de eisers in de gelegenheid gesteld om hun inbreuk te concretiseren. Dit hebben zij gedaan, waarna de gedaagden in de antwoordakte een beroep hebben gedaan op eigen schuld (Art. 6:101 BW). De eisers zouden de verplichting tot beperking van de schade hebben geschonden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Doordat het verweer pas met de antwoordakte is gevoerd, is dit te laat. Dit had namelijk bij de conclusie van antwoord gemoeten (Art. 128 lid 3 Rv). Het verweer had voor deze tijd ook gevoerd kunnen worden, aangezien de daaraan ten grondslag liggende feiten bij gedaagden bekend waren of bekend hadden moeten zijn. De gedaagden hebben in de antwoordakte nog verdere argumenten aangevoerd die verdergaan op een eerdere aangenomen standpunt. Een van deze argumenten gaat over de onjuistheid van de licentietarieven van eisers. De argumenten zijn echter niet genoeg volgens de rechtbank op terug te komen op haar eerdere overwegingen in het tussenvonnis. Hierdoor heeft de rechtbank besloten dat er inderdaad inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van de eisers en zijn de gedaagden veroordeelt tot schadevergoeding.
Brinkhof Symposium op woensdag 9 oktober 2024
Uitnodiging: Brinkhof Symposium | Verkiezingen in het digitale tijdperk
Op woensdag 9 oktober 2024 vindt de jaarlijkse uitreiking van de Internetscriptieprijs plaats op het kantoor van Brinkhof in Amsterdam. De prijs zal worden uitgereikt tijdens een symposium gewijd aan online risico’s voor verkiezingen en de juridische implicaties daarvan – een hot topic in hét verkiezingsjaar 2024 (met o.a. de Europese Parlementsverkiezingen, Amerikaanse presidentsverkiezingen en nationale verkiezingen in tientallen landen wereldwijd). Tijdens het symposium zullen een keynote-spreker en panelleden met verschillende expertises hun visie geven op dit onderwerp.
Een greep uit de thema’s die aan bod zullen komen: desinformatie & manipulatie, politieke advertenties en microtargeting, de rol van generatieve AI, contentmoderatie, en de
verplichting voor grote online platforms tot beperking van risico’s voor verkiezingsprocessen onder nieuwe Europese regelgeving.
Wil je het evenement bijwonen? Registreer je dan hier. Het symposium is toegankelijk voor alle studenten, advocaten, wetenschappers en overige geïnteresseerden. Advocaten kunnen met hun deelname 2 PO-punten behalen.
VU leergang Intellectueel eigendomsrecht
Op welke manieren worden intellectuele eigendomsrechten eigenlijk verkregen? Hoe worden deze
rechten geëxploiteerd en gehandhaafd? Hoe verstrekt de bescherming en handhaving van
intellectueel eigendom zich uit in de analoge en de digitale wereld?
De leergang Intellectueel eigendomsrecht behandelt deze vragen door in te gaan op het auteurs-,
databanken- en portretrecht, het merken-, modellen- en handelsnaamrecht, het octrooirecht, de
bescherming van de bedrijfsgeheimen en de voor deze rechten ter beschikking staande
handhavingsinstrumenten.
Deze opleiding biedt u niet alleen de mogelijkheid om overzicht te krijgen over de verschillende
intellectuele eigendomsrechten, maar ook inzicht in het strategische gebruik en het efficiënte
beheer van deze rechten.
Start gegarandeerd op 5 november 2024 o.l.v. prof. mr. Stef van Gompel.
Zekerheidsstelling van procedurele kosten
UPC CoA 26 augustus 2024, IEF 22264, IEFbe 3796; UPC_CoA_328/2024 (Ballinno tegen Kinexon companies en UEFA). In deze procedure heeft Ballinno eerst om voorlopige voorzieningen verzocht. Verweerders, Kinexon en UEFA, vroegen hierbij of Ballinno kon worden verzocht zekerheid te stellen voor de kosten. Dit werd toegewezen en het verzoek om voorlopige voorzieningen werd afgewezen. Ballinno verzoekt bij het Hof van Beroep vernietiging van beide beschikkingen. Volgens Ballinno geldt Rule 158 RoP, die gaat over de zekerheidsstelling van de kosten, alleen voor procedures voor het Gerecht in Eerste Aanleg (en niet voor procedures voor het Hof van Beroep of procedures om voorlopige voorzieningen), omdat de Rule in hoofdstuk 6 van deel 1 van de RoP staat. Dit hoofdstuk heeft als titel: Procedures before the CFI. Kinexon en UEFA verzoeken ook voor de procedure voor het Hof van Beroep dat Ballinno zekerheid stelt voor de kosten.
Eindvonnis in zaak Puma tegen Sporttrading over proceskosten
Rb Den Haag 11 september 2024, IEF 22268; ECLI:NL:RBDHA:2024:14398 (Puma tegen Sporttrading). Deze zaak betreft een geschil tussen Puma en Sporttrading. Puma, een wereldwijd merk in sportartikelen, heeft verschillende merken, waaronder de bovenstaande Puma-merken, die het gebruikt op producten zoals boxershorts. Stichd, een dochteronderneming van Puma, heeft een licentie om boxershorts onder de Puma-merken te produceren en te distribueren. In de zomer van 2021 ontdekte Puma dat het Noorse bedrijf Europris boxershorts met Puma-tekens verkocht. Europris verklaarde vervolgens dat ze de boxershorts van Sporttrading had gekocht. Volgens Puma gaat het om namaakproducten. In het tussenvonnis van 15 november 2023 [zie IEF 21908] heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van uitputting, waardoor Sporttrading inbreuk maakt op de merkenrechten van Puma. Hierna is Puma in de gelegenheid gesteld om een proceskostenoverzicht in het geding te brengen. Sporttrading is het niet eens met alle gevorderde verschotten.
'Hinterland' merk voor gin heeft geen beschrijvend karakter
Gerecht EU 4 september 2024, IEF 22265, IEFbe 3797; ECLI:EU:T:2024:585 (EUIPO tegen verzoekster). Op 3 januari 2022 heeft Erzeugergemeinschaft Winzersekt bij het EUIPO een aanvraag ingediend tot nietigverklaring van het Uniewoordmerk Hinterland, dat was ingeschreven in 2019. Het Merk is ingeschreven voor klasse 33, oftewel voor drank anders dan bier. Het verzoek tot nietigverklaring is ingewilligd. De kamer van beroep heeft de vordering tot nietigverklaring afgewezen. Zij is van mening dat de term ‘Hinterland’ geen specifieke betekenis had met betrekking tot de waren waarop dit merk betrekking heeft en daarmee geen onderscheidend vermogen. In de tweede plaats vormt de term geen geografische aanduiding en wordt er ook geen kenmerk dat inherent is aan het product beschreven. Tot slot zou ‘Hinterland’ het publiek niet misleiden aangezien dit woord geen concrete betekenis heeft. Verzoekster verzoekt bij het Gerecht om het bestreden besluit nietig te verklaren en de beslissing van de nietigheidsafdeling te bevestigen. Het EUIPO verzoekt dat de vorderingen worden afgewezen.
IE-klassieker: Neuschwanstein
HvJ EU 6 september 2018, ECLI:EU:C:2018:673 (Neuschwanstein) [IEF 17977]
Onderwerp:
Woordmerk, herkomstaanduiding
Feiten:
Freistaat Bayern heeft de naam van het kasteelmuseum Neuschwanstein als merk ingeschreven voor souvenirs. Bundesverband Souvenir heeft een vordering tot nietigverklaring van het merk ingesteld.
Rechtsregel (rechtsoverweging 50) :
Het kasteel van Neuschwanstein is als zodanig geen plaats waar waren worden vervaardigd of diensten worden verricht, zodat het merk geen aanduiding kan zijn van de plaats van herkomst van de erdoor aangeduide waren en diensten. De naam van het kasteelmuseum kan als merk worden ingeschreven voor de verkoop van souvenirs.
Kwalificatie als octrooigemachtigde voor het UPC
UPC CoA 22 augustus 2024, IEF 22262, IEFbe 3794; UPC_CoA_364/2024, UPC_CoA_393/2024 (Verzoeker tegen griffie van het UPC). Verzoeker wil als octrooigemachtigde worden ingeschreven op de lijst van vertegenwoordigers voor het UPC. Dit verzoek is door de griffier van het UPC afgewezen. Hiertegen doet verzoeker een verzoek tot heroverweging. Ook dit verzoek is afgewezen door de griffier van het UPC, en deze heeft het voor een definitieve beslissing naar het Hof van Beroep van het UPC verwezen. Het Hof van Beroep oordeelt dat verzoeker wel heeft aangetoond te zijn gemachtigd om op te treden voor het Europees Octrooibureau, maar dat bewijst niet dat hij aan de kwalificatievereisten van artikel 48 lid 2 UPCA voldoet en voor het UPC mag optreden, wat bijvoorbeeld kan worden aangetoond door een European Patent Litigation Certificate. Deze vereiste kwalificatie kan ook worden aangetoond door met succes bepaalde cursussen af te ronden (Rule 12.1 (a)(ii) EPLC Rules), maar dat heeft verzoeker niet bewezen.
Uitspraak ingezonden door Jorn Torenbosch, Universiteit Utrecht.
Grondwettelijk Hof van België stelt prejudiciële vragen over de DSM-richtlijn
Grondwettelijk Hof 26 september 2024, IEF 22270. Deze zaak betreft de nieuwe wettelijke vergoedingsrechten voor kunstenaars en auteurs die voortvloeien uit de DSM-richtlijn. De omzetting van deze richtlijn in het Belgische Wetboek heeft in België geleid tot een aantal rechtszaken. De eisers in die zaken, waaronder Google, Spotify, Meta, Streamz en Sony, vorderen de vernietiging van een aantal artikelen uit het Wetboek van economisch recht die de DSM-richtlijn implementeren. Het Grondwettelijk Hof heeft de zaken van eisers gevoegd en in deze zaak uitspraak gedaan. Zij schorst vervolgens de zaak om 13 vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de omgezette bepalingen uit de DSM-richtlijn. De vorderingen en de vragen die het Hof hierover gesteld heeft zullen in dit artikel kort weergegeven worden.
Rechtsgeldig gebruik domeinnaam en handelsnaam door Chesterfield bevestigd ondanks merkrechten Makorian
Rb. Den Haag 12 september 2024, IEF 22261; ECLI:NL:RBDHA:2024:14527 (Makorian c.s. tegen Chesterfield c.s.). Makorian Holding en Chesterfield c.s. hebben een conflict over het gebruik van de domeinnaam www.thechesterfieldbrand.com. Chesterfield c.s. gebruikt deze domeinnaam sinds 2006 voor haar meubelactiviteiten, terwijl Makorian c.s. zich richt op de productie van leren tassen. In 2009 werd Beeldmerk B.V. opgericht door beide partijen, waarbij Chesterfield c.s. een aantal merkrechten heeft ingebracht in ruil voor een lening van Makorian. In 2012 sloten de partijen een licentieovereenkomst waarin Makorian c.s. beperkte gebruiksrechten kreeg op de Chesterfield-merken. Makorian c.s. vordert nu de overdracht van de domeinnaam en stelt dat Chesterfield c.s. inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Chesterfield c.s. vordert in reconventie de rechtbank voor recht te verklaren dat zij gerechtigd is tot het gebruik van het beeldmerk en het woordmerk "The Chesterfield Brand". De rechtbank oordeelt dat de handelsnaamrechten ten aanzien van The Chesterfield Brand niet zijn ingebracht in Beeldmerk B.V. De licentieovereenkomst, die oorspronkelijk tussen Beeldmerk en Chesterfield c.s. was gesloten, is voortgezet tussen Makorian Holding en Chesterfield c.s., waarbij Chesterfield c.s. het recht heeft om de Chesterfieldmerken te blijven gebruiken voor woninginrichtingsproducten. De gestelde merkinbreuk door Chesterfield c.s. wordt afgewezen, omdat Chesterfield c.s. een ouder handelsnaamrecht heeft sinds 2006 dat prevaleert boven de merkrechten van Makorian. Om deze reden wijst de rechtbank ook de vorderingen van Makorian c.s. op basis van handelsnaaminbreuk af. Chesterfield c.s. kan de domeinnaam voor de huidige doeleinden blijven gebruiken.