Prejudiciële vragen over nationale wet betreffende forfaitaire minimumvergoeding
De UFPR, maatschappij voor collectieve belangenbehartiging van de naburige rechten, heeft met DADA, exploitant van een plaatselijk radiostation, een niet-exclusieve licentieovereenkomst gesloten voor het uitzenden van commerciële fonogrammen. Deze hield in dat DADA bevoegd was fonogrammen uit te zenden tegen een betaling van een billijke vergoeding. Ook bij gebrek aan inkomsten zouden gemaakte inkomsten wel vergoed worden. Na inwerkingtreding van een nieuwe nationale wet, die een einde maakt aan de billijke minimumvergoeding, weigert DADA om de forfaitaire minimumvergoeding nog te betalen. UFPR voert aan dat de wet in strijd zou zijn met artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 en artikel 16, lid 2, van richtlijn 2014/26. Deze bepalingen zouden zich verzetten tegen tegen inmenging door de nationale wetgever in de uitvoering van een geldige methode die een dergelijke minimumvergoeding bepaalt. De verwijzende rechter stelt dat deze Unierechtelijke bepalingen voorschrijven dat de vergoeding die aan producenten van fonogrammen toekomt passend en redelijk moet zijn en dat het aan de nationale wetgever is om mechanismen in te stellen waarbij die passende vergoeding concreet wordt bepaald. De verwijzende rechter stelt vragen over welke criteria aan deze beoordeling kan worden gesteld. Tevens twijfelt hij over de verplichting tot een forfaitaire vergoeding en vraagt hij zich af of het beëindigen van vergoedingen die niet verwaarloosbaar zijn, strijd oplevert met artikel 17 Handvest. De prejudiciële vragen luiden als volgt:
Opinie: Amsterdamse Orde viel persvrijheid met gestrekt been aan
In NRC schreven Jens van den Brink en Lotte Oranje een opinieartikel over de handelwijze van de Amsterdamse Orde in de zaak die Royce de Vries aanspande tegen het AD. De Amsterdamse Orde probeerde de persvrijheid te kortwieken en daar maken Van den Brink en Oranje zich als Amsterdamse advocaten zorgen om.
HvJ EU: Italiaanse CBO-wetgeving in strijd met VWEU
HvJ EU 21 maart 2024, IEF 21960, IEFbe 3725; ECLI:EU:C:2024:254 (LEA tegen Jamendo SA). LEA is een aan het Italiaanse recht onderworpen collectieve beheerorganisatie die gerechtigd is om in Italië te bemiddelen inzake auteursrechten. Jamendo SA is een onafhankelijke beheerentiteit die sinds 2004 in Italië actief is. LEA heeft de rechter verzocht om Jamendo te bevelen haar bemiddelingsactiviteiten inzake auteursrechten in Italië te staken. Jamendo stelt dat naar Italiaans recht bemiddelingsactiviteiten voorbehouden zijn aan de SIAE (de Italiaanse vennootschap van auteurs en uitgevers), waardoor het voor onafhankelijke beheerentiteiten onmogelijk is om aldaar te bemiddelen inzake auteursrechten en deze entiteiten gedwongen worden om vertegenwoordigingsovereenkomsten te sluiten met de SIAE of met andere erkende collectieve beheerorganisaties. De rechter stelt de prejudiciële vraag of de Richtlijn collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten (RI 2014/26) het verbiedt een nationale regeling te hanteren die toegang tot de markt voor bemiddeling voorbehoudt aan collectieve beheerorganisaties, met uitsluiting van organisaties die kunnen worden gekwalificeerd als onafhankelijke beheerentiteiten die in dezelfde staat of in andere lidstaten zijn opgericht.
Uitspraak ingezonden door Allard van Duijn & Auke-Frank Tadema, Freshfields Bruckhaus Deringer en Thijs van Aerde, Houthoff.
Conclusie A-G: Pharmathen maakt inbreuk op octrooi Novartis
Parket bij de Hoge Raad 22 maart 2024, IEF 21957; ECLI:NL:PHR:2024:328 (Pharmathen Global B.V. tegen Novartis A.G.) [IEF 21102]. In kort geding heeft octrooihoudster Novartis verschillende grensoverschrijdende voorzieningen gevorderd jegens Pharmathen Global wegens inbreuk op Europees octrooi EP 2 377 519 B1, een werkwijzeoctrooi voor de vervaardiging van octreotidemicroacetaatdeeltjes, gebruikt in injectaten voor de behandeling van bepaalde vormen van kanker. In onderdeel 1 van het principale cassatieberoep klaagt Pharmathen Global dat het hof de grenzen van de rechtsstrijd heeft overtreden en heeft miskend dat ‘leiding geven aan’ inbreukmakende handelingen zelf geen octrooi-inbreuk oplevert. Onderdeel 2 van het principale cassatieberoep richt verschillende rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel dat de werkwijze van Pharmathen in het equivalentiebereik inbreuk maakt.
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant, Boekx Advocaten.
Zwarte lijst artsen verboden
Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2024, IEF 21959, IT 4505; ECLI:NL:GHARL:2024:1791 (SIN c.s. tegen SOS) SIN c.s. hebben de websites zwartelijstartsen.com en zwartelijstartsen.nl samengesteld en online gezet waarop zowel artsen als zorgverleners worden vermeld en neergezet als plegers van 'medische misdrijven'. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van SOS, inhoudende dat de onrechtmatige uitingen worden verboden, de domeinnamen aan SOS worden overgedragen en aan Google wordt verzocht vermeldingen van deze websites uit de zoekresultaten te verwijderen, toegewezen [IEF 19694]. SIN c.s. heeft tegen dit vonnis beroep ingesteld.
Save the date: inaugurele rede Charlotte Vrendenbarg 5 juli 2024
Save the date
Op 5 juli 2024, 15:45 uur spreekt Charlotte Vrendenbarg haar inaugurele rede uit in de Aula van de Radboud Universiteit (Comeniuslaan 2, Nijmegen). Belangstellenden zijn van harte uitgenodigd de oratie bij te wonen. Nadere informatie en de officiële uitnodiging volgen op dit forum.
Vof ontbindt gerechtvaardigd franchiseovereenkomsten met De Parfumerie B.V.
Rb. Den Haag 25 oktober 2023, IEF 21939; ECLI:NL:RBDHA:2023:20322 (De Parfumerie B.V. tegen de vof). Silk Cosmetics (aandeelhouder en bestuurder van De Parfumeur B.V.) exploiteert sinds 2012 een groothandel in parfums en cosmetica. Gedaagden vormen een vof en hebben meerdere overeenkomsten met De Parfumeur B.V. gesloten ter exploitatie van hun parfumeriewinkel. De vof exploiteert haar parfumeriewinkel in een pand waar zich een startvoorraad behorend tot De Parfumeur B.V. bevindt. Deze samenwerking heeft een vorm van een franchiseovereenkomst. Begin 2022 had de vof betalingsachterstanden jegens eiser. De Parfumeur B.V. vordert in conventie verklaring tot ontbinding met als grond dat de vof niet voldaan heeft aan verschillende sommaties. De vof vordert in reconventie verklaring dat de overeenkomsten door haar zijn ontbonden, onder meer wegens schending van de zorgplicht (artikel 7:919 BW) en het feit dat Parfumeur B.V. geen intellectuele eigendomsrechten had op de Parfumeur-formule.
Tussenvonnis inzake bevoegdheid bij auteursrechtclaim Philips
Rb. Gelderland 13 maart 2024, IEF 21956; ECLI:NL:RBGEL:2024:1419 (Philips tegen gedaagde). Philips vordert in de hoofdzaak een bevel tot staking van inbreukmakende handelingen op de auteursrechten van Philips. Gedaagde heeft hiertegen een bevoegdheidsincident opgeworpen en stelt dat op grond van artikel 99 Rv niet de rechtbank Gelderland, maar de rechtbank Noord-Holland bevoegd is, omdat gedaagde in Groningen woont. Philips voert verweer en stelt dat sprake is van een auteursrechtinbreuk en dus een onrechtmatige daad. Daardoor is de rechtbank waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan mede bevoegd op grond van artikel 102 Rv. De rechtbank oordeelt dat de producten online werden aangeboden en dus ook schade is geleden in Gelderland, waardoor artikel 102 Rv van toepassing is. Philips heeft de mogelijkheid te kiezen tussen de verschillende rechtbanken. De vraag of daadwerkelijk schade is geleden, is pas in de hoofdprocedure relevant.
Uitspraak ingezonden door Terry Häcker.
Tesco verliest zaak tegen Lidl over gebruik gele cirkel (VK)
UK High Court 19 april 2023, IEF 21955; (Lidl tegen Tesco). Lidl heeft een rechtszaak aangespannen tegen Tesco voor het schenden van zijn handelsmerk en auteursrecht door het gebruik van gele stickers met blauwe achtergrond. Lidl stelt dat Tesco de branding heeft gekopieerd om zo mee te kunnen liften op zijn ‘goede reputatie’. Het gaat om het gebruik van de “Clubcard”-cirkels voor producten die afgeprijsd zijn. Deze staan naast het reguliere prijsetiket en zouden, volgens Lidl, kunnen leiden tot verwarring bij de consument.
Verzoek tot getuigenverhoor in octrooizaak afgewezen
Rb. Den Haag 7 maart 2024, IEF 21954, ECLI:NL:RBDHA:2024:3028 (NGCM tegen TU Delft). TU Delft heeft in 2013 een octrooiaanvrage gedaan voor een Nederlands octrooi met de titel “Biobased membrane”. Het ziet op een biologisch membraan voor betonbehandeling. Het octrooi is verleend op 7 april 2015. Met inroeping van de prioriteit van het octrooi heeft TU Delft ook een Europese octrooiaanvrage ingediend. Het Europese octrooi op deze versie is verleend. Door NGCM en TU Delft is vervolgens een exclusieve exploitatieovereenkomst getekend. NGCM was alleen geïnteresseerd in de non-sludge-based toepassingen uitgaande van algen/alginaat. Omdat deze toepassing nog niet goed werkt en niet commercieel toepasbaar is, hadden partijen afgesproken samen te werken bij het vinden van een oplossing bij dit probleem. NGCM stelt betalingen te hebben opgeschort, omdat de toepassing nog steeds niet commercieel toepasbaar is. NGCM verzoekt de rechtbank tot het toelaten van een getuigenverhoor als bewijsmiddel dat gesprekken zijn geweest tussen de partijen waarin TU Delft zou hebben bevestigd dat de non-sludge-based toepassingen niet beschermd zijn en NGCM deze toepassing mag (blijven) gebruiken. Het verzoek wordt afgewezen wegens gebrek aan belang, omdat het onaannemelijk is dat het horen van getuigen zal leiden tot vaststelling van de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi.