Hof: Teken Stitch & Glory maakt toch inbreuk op woordmerk Stitch&Co
Voorz. Rechtbank van KH (en afd.) Antwerpen 21 oktober 2015 (Stitch&Co tegen Lazuli) en Hof van Beroep Antwerpen 5 september 2016, IEF 16589; IEFbe 2088 (Lazuli tegen Stitch&Co) Merkenrecht. Stitch & Co is een handelszaak die textielen en stoffen verkoopt onder het gelijkluidende ingeschreven woordmerk. Lazuli heeft ook een handelszaak en een webwinkel met een logo met de woorden "Stitch & Glory". Het logo met onderschrift 'No stitch, no glory' is geen element in het WOORDmerk STITCH&CO en zodoende is er geen sprake van een merkinbreuk. De voorzitter stelt wel inbreuk op eerlijke marktpraktijken vast en beveelt staking. Het hof oordeelt dat er wel merkinbreuk wordt gepleegd ex 2.20.1.b. BVIE. Gelet op het minieme verschil tussen het woordmerk van geïntimeerde en het door de appellante gebruikte teken kan het publiek menen dat de betrokken waren van dezelfde onderneming afkomstig zijn. Er is wel degelijk verwarringsgevaar.
Verwijdering van journalisten van tribune tijdens parlementair debat is schending EVRM
EHRM 9 februari 2017, IEF 16588; IEFbe 2087; application no 67259/14 (Selmani e.a. tegen FYROM) Mediarecht. Uit het persbericht: Selmani c.s. zijn journalisten en zijn met geweld verwijderd van de tribune van het nationale parlement weer zij verslag deden van het parlementaire debat over de Rijks begroting voor 2013. Gedurende het debat hebben leden van de oppositie verstoringen veroorzaak en zijn verwijderd door de beveiligingsmedewerkers. Verzoekers zijn geaccrediteerde journalisten en weigerden de tribune, een voor journalisten toegewezen gebied, te verlaten en werden gedwongen verwijderd. Bij het Constitutioneel Hof klagen zij over het incident en klagen ze dat er geen mondelinge zitting was om feiten aan te vechten. Er was geen indicatie dat er gevaar was van de protesten buiten het parlement of van de journalisten, enkel van de verwijderde parlementsleden. Verwijdering van de journalisten was niet noodzakelijk noch te rechtvaardigen, dat is een inbreuk op artikel 10, vrijheid van meningsuiting. Dat er - ondanks verzoek daartoe - geen mondelinge behandeling is geweest en zonder reden te geven waarom die niet noodzakelijk was, is een schending van artikel 6 (right to a fair hearing).
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, Van Benthem & Keulen.
Geen schorsing vanwege nietigheidsprocedure of oppositieprocedure EOB
Rechtbank Den Haag 15 februari 2017, IEF 16587; ECLI:NL:RBDHA:2017:1345 (Plantlab tegen Deliscious c.s.) Procesrecht. Plantlab is houdster van NL2002091 voor een "klimaatcel" en heeft met Deliscious c.s. samengewerkt. In deze incidenten in de hoofdzaak [IEF 14304] vordert Plantlab niet-succesvol de schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW; om het pleidooi in de hoofdzaak tegelijk te laten plaatsvinden met het pleidooi in de aanhangig gemaakte nietigheidsprocedure. Tevergeefs is ook het verzoek ex 83 lid 4 ROW hangende de oppositieprocedure bij het EOB. De voorwaarde voor treffen van voorlopige voorziening is niet in vervulling gegaan. Het bezwaar tegen de vermeerdering van de grondslag van eis, inhoudende de inroeping van PlantLabs Europees octrooi EP2348814, is onterecht. Procespartij staat het vrij om tijdens de loop haar eis te wijzigen of aan te vullen. Gedaagden hebben zich aangesloten bij het verzoek van Plantlab om pleidooi samen te laten lopen met het pleidooi in de VRO-nietigheidsprocedure. Zaak is naar de rol verwezen.
Beroep op ongeoorloofde vergelijkende reclame zal materieel niet verschillen van 6:162 BW in Kruiswerkzaak
HR 10 februari 2017, IEF 16586; RB 2818; ECLI:NL:HR:2017:218 (Kruisvereniging Noord-Brabant tegen Kruiswerk voor u, gemeente Rucphen) 81 RO. Mediarecht. Onrechtmatig. Volgens het Hof mocht Kruiswerk leden oproepen tot opzeggen lidmaatschap overkoepelende vereniging [IEF 15399]. De Hoge Raad acht dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en volgt de conclusie AG. Een extra beoordeling van de gewraakte uitlatingen van Kruiswerk binnen het toetsingskader van art. 6:194a BW door de verwijzingsrechter zal materieel niet verschillen van de reeds verrichte beoordeling in het door het hof gehanteerde toetsingskader van art. 6:162 BW.
Octrooien en aanvragen vallen onder Research Agreement
Rechtbank Den Haag 8 februari 2017, IEF 16585; LS&R 1427; ECLI:NL:RBDHA:2017:1107 en ECLI:NL:RBDHA:2018:13748 (AIMM tegen Crucell). Opeising octrooirecht en vordering naamsvermelding uitvinders. AIMM is een biotechnologisch onderzoeksbedrijf. 843a Rv exhibitie incident. Crucell is een biofarmaceutisch bedrijf dat zich richt op de productie en marketing van antilichamen en vaccins tegen besmettelijke ziekten. Partijen hebben een Research Agreement gesloten, waarin zij zijn overeengekomen dat aanspraken op Octrooien en Aanvragen aan Crucell toekomen. Er zijn B-cellen opgekweekt en daaruit zijn 16 antilichamen geïsoleerd en geïdentificeerd. De reikwijdte van de ‘Research’ was niet beperkt tot de 10 Immunoglobuline M(IgM)’s , de 6 Immunoglobuline G (IgG)'s vielen daar ook onder. Crucell kan aanspraak maken op de Octrooien voor die uitvinding, ook als AIMM zou slagen in het bewijs dat de AIMM Medewerkers de uitvinding hebben gedaan. Dat betekent dat er geen recht tot opeising, onrechtmatig handelen en/of een toerekenbare tekortkoming is. Het door AIMM gelegde bewijsbeslag wordt opgeheven.
Blijvende beschikbaarheid in digitaal archief is onvoldoende voor onrechtmatigheid
Hof Amsterdam 7 februari 2017, IEF 16584; ECLI:NL:GHAMS:2017:365 (Erdee Media tegen geïntimeerde) Mediarecht. In het Reformatorisch Dagblad (RD) is een artikel verschenen onder de titel: "Hij is zo christelijk, ik dacht, dat zit wel goed". Geïntimeerde en zijn vader hebben vanaf de jaren 90 bemiddeld bij de emigratie van Nederlandse agrariërs naar Oost-Europa, daar zijn conflicten bij ontstaan. De rechtbank [IEF 14849] heeft staking bevolen van plaatsing op digibron.nl en vindbaarheid in zoekresultaten van Google op de naam van geïntimeerde. Het hof: De publicatie van het artikel is niet onrechtmatig. De beschuldigingen zijn duidelijk toegeschreven aan derden en weerwoorden zijn daar tegenover gesteld. De blijvende beschikbaarheid in het digitaal archief is onvoldoende voor onrechtmatigheid, daarvoor zijn bijzondere omstandigheden nodig. Er is geen grond voor het toewijzen van de vordering jegens RD gericht op onvindbaar maken artikel door zoekmachines. De verwerking van persoonsgegevens, bestaande uit het zoeken van gegevens bij de naam van geïntimeerde en het weergeven van de zoekresultaten, wordt uitgevoerd door de exploitant van de zoekmachine en niet door Erdee.
FRANDheid van aangeboden 3G en 4G-licentie
Rechtbank Den Haag 8 februari 2017, IEF 16583; ECLI:NL:RBDHA:2017:1025 (Archos tegen Philips) Octrooirechten. Contractenrecht. Philips is houdster van octrooien die zij essentieel acht voor de UMTS (3G) en LTE(4G)-standaarden voor mobiele communicatie, waaronder EP 1 440 525. Deze zijn aangemeld bij de standaardisatie-organisatie ETSI. Archos wenste de aangeboden licentie niet en doet een schriftelijk tegenaanbod van 0,071% van de netto-omzet voor de producten waarin de standaard wordt aangepast. Vanwege een kruislicentie van Philips met Qualcomm, zouden de toestellen met Qualcomm baseband chips zijn uitgeput; dat verweer is in de Duitse procedure al verworpen en nu niet nader onderbouwd. De koppeling van UMTS met LTE getuigt niet van niet-FRANDheid. Ondanks dat er niet gedifferentieerd wordt, want de LTE-standaard bouwt voort op de UMTS. Het absolute aantal SEPs in de UMTS-SEP-portfolio is een belangrijke factor bij de beoordeling van de FRANDheid van het aanbod van Philips. Archos wijst erop dat er de royalty niet gebaseerd moet zijn op de prijs van de gehele telefoon, maar op de SSPPU (Smallest Patent-Practising Unit). Echter de gevraagde royalty is een vast bedrag én het SSPPU-concept is op zijn minst aan discussie onderhevig onder juristen en economen. Er is onvoldoende aangegeven dat er sprake is van ontoelaatbare, zogenaamde "royalty stacking", een optelsom van alle licentievergoedingen die tot een ondraaglijke royalty last zouden zijn. Beroep op de “patent hold-up”, waarbij één SEP-houder in wezen de toepassing van de gehele standaard tegen houdt door een te hoge royalty te vragen, faalt. De rechtbank verdeelt de proceskosten bij helfte over de FRAND-procedure enerzijds en de inbreukprocedures anderzijds.
Uitspraak ingezonden door Tjerk Sigterman en Otto Swens, Vondst advocaten.
Schorsing vanwege aanhangige nietigverklaringsvordering in VRO-procedure
Rechtbank Den Haag 8 februari 2017, IEF 16581 (Inashco tegen TU Delft) en (Bakker tegen Inashco) Incident. Schorsing. Bakker en Inashco zijn verwikkeld in een octrooiconflict betreffende EP1800753 B1. Inashco heeft een onthoudingsverklaring ondertekend waarna Bakker een kort geding heeft ingetrokken. Bakker is vervolgens een bodemprocedure gestart tegen Inashco, waarin zij onder meer een verklaring voor recht, schadevergoeding en inzage in inbeslaggenomen stukken vordert. Inashco heeft vervolgens TU Delft in vrijwaring opgeroepen. Intussen is Urban Mining, een derde partij, een VRO-procedure gestart waarin de vernietiging van EP753 wordt gevorderd. Inashco en TU Delft stellen beide een incidentele vordering in waarin de rechtbank vragen de bodemprocedure en de vrijwaringsprocedure te schorsen totdat beslist is in de VRO-procedure. Bakker stelt dat schorsing niet opportuun is, omdat niet zeker is dat het vonnis in de VRO-procedure eerder afkomt dan het vonnis in de bodemprocedure en omdat Inashco ook zelf de geldigheid van EP753 kan betwisten. Subsidiair verzoekt Bakker de rechtbank pas te beslissen over de schorsing na de inhoudelijke behandeling van de bodemprocedure. Meer subsidiair verzoekt Bakker van de bodemprocedure te voegen met de VRO-procedure. TU Delft vordert dat deze zaak wordt geschorst op voet van artikel 83 lid 1 ROW totdat in de VRO-procedure vonnis is gewezen of anders is geëindigd. Vordering wordt toegewezen en de zaak wordt geschorst. Verzoek om schorsing ná inhoudelijke behandeling wordt niet gehonoreerd. De rechtbank schorst de bodemprocedure en wijst het verzoek tot voeging af.
Wijzigingen betreffende het BMM-Keurmerk
Het Reglement op het Gebruik en Toezicht van het Keurmerk is op bepaalde onderdelen aangepast en de Regeling Vakbekwaamheid BMM-Keurmerk is ingevoerd. De Regeling is per 1 januari 2017 ingegaan. Keurmerkhouders zullen begin 2018 voor het eerst opgave doen van het aantal behaalde punten (12) onder genoemde Regeling. In die Regeling is onder andere opgenomen dat elke Keurmerkdrager vóór 15 februari het over het afgelopen jaar aantal behaalde punten doorgeeft aan het secretariaat. Erkend gemachtigden ontvangen daartoe tijdig een uitnodiging.
En français: Il y a plusieurs modifications concernant la marque de certification...
Advies NOVA-commissies IE en BPR over indicatietarieven in IE-zaken
Adviescommissie IE en BPR, 30 januari 2017, betreft indicatietarieven in IE -zaken Rechtbanken, Gerechtshoven en Hoge Raad 2017. In het onderstaande rraken zij graag gebruik van de mogelijkheid op deze concepten te reageren. Hierbij geven zij eerst een algemene reactie op beide concepten, die veel punten van overeenstemming kennen, hetgeen uiteraard al positief te waarderen is, en gaan zij vervolgens in op het concept voor de Gerechtshoven, daarna op het concept voor de Rechtbanken voor zover dat afwijkt en tenslotte op dat voor de Hoge Raad, voor zover dat afwijkt.