IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 11230

Naar een horizontale integratie van het auteursrecht

E.J. Dommering, 'De zaak Scarlet/Sabam: Naar een horizontale integratie van het auteursrecht', AMI 2012-2, p. 49-53.

Een bijdrage van Egbert Dommering, IViR.

In deze bijdrage bespreek ik de Scarlet/Sabam-uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEG 24 november 2011, C-70-10; [IEF 10551, red.]) en de Conclusie van de Advocaat-Generaal in deze zaak [IEF 9552, red.]. Het artikel onderzoekt de consequenties van de beslissing dat de uitoefening van het in het Europese Handvest verankerde auteursrecht moet worden getoetst aan andere fundamentele rechten in het Handvest (vrijheid van meningsuiting, privacy, vrijheid van ondernemen en de rule of law).

Inhoudsindicatie:
De zaak Scarlet/Sabam en de gestelde prejudiciële vragen over filteren
De verschillende benadering van de AdvocaatGeneraal en het Hof; de Europese rechtsstaat
De beslissing van het HvJEG; het auteursrecht is niet alleen verticaal, maar ook horizontaal geharmoniseerd
Overgebleven vragen: Ziggo/Brein
Overgebleven vragen: ACTA
Een nieuwe wending in de auteursrechtelijke rechtsvinding in Nederland

Conclusie...
Door het internet en de individualisering van de communicatiepatronen die steeds gemakkelijker kunnen worden getraceerd is de ISP (als toegangverschaffer van legale en illegale informatie inhouden) in het brandpunt van de juridische belangstelling gekomen van degenen die de verspreiding van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke verboden informatie willen tegenhouden. Dat betekent voor het auteursrecht dat het steeds vaker in conflictsituaties zal worden uitgeoefend zoals die in dit arrest aan de orde waren. Handhaving loopt daardoor telkens samen met een eventueel verboden preventief toezicht, privacy-inbreuk en belemmering van informatievrijheid. Dat zal een andere vorm van rechtsvinding versterken, waarin het auteursrecht als een van de rechten een rol speelt. Vroeger was de rechtsvraag beperkt tot: is er een nieuwe openbaarmaking of niet? Nu zullen achter het gordijn van formele juridische begrippen steeds vaker de economische en sociale legitimaties benoemd moeten worden en een rol moeten gaan spelen in de argumentatie van de rechter. We krijgen nog Amerikaanse toestanden.

IEF 11229

Genoemd beginsel wordt doorbroken

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 25 april 2012, KG ZA 12-244 (Rhodia Chimie tegen PPG Industries Chemicals)

Towering Sand DunesUitspraak ingezonden door Klaas Bisschop en Rik Zagers, Hogan Lovells.

Een van de kernactiviteiten van Rhodia is het ontwikkelen, produceren en verkopen van geprecipiteerd silica. Het gebruik van geprecipiteerde silica's is heel divers: verminderen van rolweerstand en verbeteren van grip op nat wegdek, maar ook ter versterking van elastomeren en als schuurmiddel. PPG is één van de dochterondernemingen van de Amerikaanse PPG-Groep. De PPG-Groep is een wereldwijde leverancier van verf, coatings, optische producten, "specialty materials", chemicaliën, glas en glasvezel.

Partijen zijn al sinds 2001 in onderhandeling over EP 862. De verbodsvordering wordt, vanwege een gebrek aan spoedeisend belang, afgewezen.

4.14. Bij de beoordeling heeft de voorzieningenrechter mede in aanmerking genomen de omstandigheden welke PPG heeft genoemd onder de noemer ongeschikt voor kort geding. De voortgezette onderhandelingen, waarvan PPG stelt dat zij niet zijn afgebroken, hetgeen door Rhodia niet deugdelijk is betwist, leren dat Rhodia haar belang wil handhaven door het verkrijgen van schade- en/of licentievergoeding. De zaak lijkt ook minder geschikt voor kort geding nu Rhodia er voor heeft gekozen de levering van het bewijs van de inbreuk in handen van haar eigen partijdeskundigen te laten. Het kort geding leent zich naar haar aard niet voor aanvullende bewijslevering, bijvoorbeeld door een onderzoek door deskundigen.

Het beginsel dat de genoemde monsterneming van de eindproducten gericht zijn op de bewaring en niet op de vergaring, wordt doorbroken voorzover er geen sprake is van vertrouwelijkheid. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij voor een ieder verkrijgbare commerciële producten. Rhodia wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie, PPG in de kosten in reconventie.

4.21. De voorzieningenrechter overweegt dat bewijsbeslag, monsterneming en beschrijving in beginsel bewarende maatregelen zijn, zodat de beslaglegger geen inzage heeft in bewijsmateriaal onder bewarend beslag, de beschrijving en ook geen toegang tot de monsters voor onderzoek. Inzage of toegang kan wel verkregen worden met toestemming van de rechter en ingevolge afspraak tussen partijen.

4.22. De genoemde maatregelen zijn derhalve in beginsel gericht op bewaring en niet op vergaring. De achtergrond daarvan is de bescherming van vertrouwelijke gegevens, hetgeen ook blijkt uit artikel 7 van de Handhavingsrichtlijn alsmede uit artikel 1019b lid 4 Rv. Bescherming van vertrouwelijk gegevens is in het algemeen alleen gewaarborgd door het beslagene in bewaring te houden en niet af te geven voor inzage of onderzoek. Eenzelfde verwijzing naar het waarborgen van bescherming van vertrouwelijke informatie is opgenomen onder 1019a Rv.

4.23. Genoemd beginsel wordt doorbroken voor zover er geen sprake is van vertrouwelijkheid. Dit doet zich voor bijvoorbeeld indien het gaat om voor een ieder verkrijgbare commerciële producten, zoals de door PPG aangeboden HDS-producten.

Lees  het vonnis hier (KG ZA 12-244).

IEF 11228

BBIE serie april 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie BBIE serie maart 2012.

 

17-04-2012

ARTAMIN

Arpamin

Gedeelt.

nl

17-04-2012

CARPE DIEM

CARPE VITAM

Toegew.

nl

17-04-2012

LA VACHE QUI RIT

LA VACHE QUI SUISSE

Gedeelt.

nl

17-04-2012

GIRA

GIA SYSTEMS

Gedeelt.

nl

17-04-2012

YOU

H.YOU

Toegew.

nl

17-04-2012

RED BULL

MADBULL

Toegew.

nl

17-04-2012

Afgew.

nl

17-04-2012

CARPE DIEM

CARPE VITAM

Toegew.

nl

17-04-2012

YOU

YOU ROTTERDAM

Toegew.

nl

13-04-2012

PURE

DENTYNE PURE

Afgew.

nl

27-03-2012

OPIUM

Otium

Afgew.

nl

22-03-2012

JUPITER

JUPILER

Toegew.

nl

Eerder in deze serie verschenen: BBIE serie in titel.

IEF 11227

Indien een vertegenwoordiger is aangewezen

Gerecht EU 25 april 2012, zaak T-326/11 (Brainlab tegen OHIM, BRAINLAB)

Herstelverzoek merkenrecht. Het verzoek tot herstel van het woordmerk BrainLAB wordt door de dienst "register van inschrijvingen en daarmee verbonden datanken" afgewezen. Rekening houdend met de termijn die voor de indiening van het verzoek om hernieuwing en voor de betaling van de vernieuwingtaks is gesteld, herstel in de vorige toestand. Het aangevoerde middel:  alle betrokkenen waren ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid niet in staat tegenover verweerder een termijn in acht te nemen, alsook de voor de indiening van het verzoek tot herstel in de vorige toestand gestelde termijn van twee maanden in acht is genomen.

Het Gerecht EU vernietigt de beslissing van de kamer van beroep omdat volgens regel 67 van de uitvoeringsverordening, indien een vertegenwoordiger is aangewezen, alle kennisgevingen aan hem moeten worden gericht. De kamer van beroep heeft overigens erkend dat de rappel „inderdaad verkeerdelijk” niet naar de aangewezen vertegenwoordigers, maar rechtstreeks naar verzoekster was verstuurd.

In citaten:

46      Een partij moet voor de tijdige vernieuwing van haar gemeenschapsmerkinschrijving weliswaar blijk geven van alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid, wat in beginsel met zich meebrengt dat zij snel en passend reageert op de ontvangst van een krachtens regel 29 van de uitvoeringsverordening door het BHIM rechtstreeks tot haar gerichte mededeling.


47      Wanneer deze partij het beheer van de opvolging van haar gemeenschapsmerk heeft toevertrouwd aan een professionele vertegenwoordiger en het BHIM daarvan naar behoren heeft ingelicht, is het BHIM niettemin ertoe gehouden rekening te houden met deze keuze door zijn officiële dienstmededelingen te richten tot deze aangewezen vertegenwoordiger om hem in staat te stellen de belangen van zijn opdrachtgeefster te verdedigen met de hogere zorgvuldigheid waarvan hij als gekwalificeerde beoefenaar wordt geacht blijk te geven (zie in dit verband de richtsnoeren betreffende de procedures voor het BHIM, deel A, hoofdstuk 6, punt 6.2.3).

48      In dit verband kan het BHIM niet op grond van artikel 47, lid 2, van verordening nr. 207/2009 en regel 29 van de uitvoeringsverordening aanvoeren dat deze bepalingen het BHIM ertoe verplichten de gemeenschapsmerkhouder, maar niet zijn aangewezen professionele vertegenwoordiger ervan in kennis te stellen dat de geldigheid van deze merkinschrijving binnenkort verstrijkt (zie punt 31 supra).

49      Dit betoog schendt immers regel 67 van de uitvoeringsverordening volgens welke, indien een vertegenwoordiger is aangewezen, alle kennisgevingen aan hem moeten worden gericht. De kamer van beroep heeft in punt 19 van de bestreden beslissing overigens erkend dat de rappel „inderdaad verkeerdelijk” niet naar de aangewezen vertegenwoordigers, maar rechtstreeks naar verzoekster was verstuurd.

 

IEF 11226

Controle van een verwijderingsopdracht

Hof 's-Hertogenbosch 24 april 2012, LJN BW4126, zaaknr. HD 200.081.274 (Dirrix tegen Eestairs)

Uitspraken ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur B.V..

Tenuitvoerlegging. Auteursrecht op linttrap. In navolging van Rechtbank Breda 22 december 2010 waarin de voorzieningenrechter Dirrix had verboden om het vonnis van 20 oktober 2010 [IEF 9169] ten uitvoer te leggen totdat een rechter anders beslist.

Volgens Dirrix zijn er dwangsommen verbeurd van € 107.000. Eestairs heeft aangevoerd dat het vonnis van 20 oktober 2010 is vervallen (ex 1019i Rv) en dat dit met terugwerkende kracht is (ex 50(6) Trips en 9(5) Europese handhavingsrichtlijn). Dit laatste wordt door het Hof verworpen.

Het hof is van oordeel dat met het doen van een verzoek om afbeeldingen van sites van derden te verwijderen, kan worden voldaan aan het vonnis. Dit is niet anders waar het websites betreft waarvan is gesteld dat deze aan Eestairs gelieerd zijn.

Wat betreft de eigen website heeft Eestairs (gelet op het emailbericht aan haar webbeheerder) opdracht gegeven alle verwijzingen te laten verwijderen en heeft zich daartoe voldoende ingespannen. Het hof acht dit niet aannemelijk dat Eestairs redelijkerwijs voldoende inspanning en zorgvuldigheid heeft betracht het Engelstalige gedeelte in overeenstemming met het vonnis te brengen. Van Eestairs mocht worden verlangd dat zij haar eigen website op juiste uitvoering van de verwijderingsopdracht zou controleren.

Het hof gaat voorbij aan de stelling dat screenprints gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden en komt tot een eenmalige verbeurte van een dwangsom van €25.000. Het Hof vernietigt het vonnis van 22 december 2011 en beveelt de executie van dwangsommen te schorsen voor de Nederlandstalige website en veroordeelt Eestairs tot betaling van een dwangsom betreft voornoemde overtreding aangaande de Engelstalige website van Eestairs. De proceskosten worden gecompenseerd.

4.7.1 Het hof verwerpt het betoog van Eestairs dat zij ten tijde van de gestelde overtredingen niet op straffe van verbeurte van dwangsommen tot naleving van dde onderhavige voorlopige voorziening gehouden was, nu deze op grond van art. 1019iRv met terugwerkende kracht is vervallen. Naar het voorlopig oordeel van het hof kan de gestelde terugwerkende kracht niet uit de tekst van art. 1019iRv worden afgeleid, noch uit art. 50(6) TRIPs of art. 9(5) van de Europese handhavingsrichtlijn. Nu evenmin andere gronden aanwezig zijn om de gestelde terugwerkende kracht van het verval van de voorziening aan te nemen, moet ervan worden uitgegaan dat het gevorderde verbod op deze grond niet toewijsbaar is.

4.7.7 Het hof verwerpt voorshands de stelling van Eestairs die erop neerkomt dat de door Dirrix overlegde screenprints de stellingen van Dirrix niet, althans onvoldoende ondersteunen, omdat daarop - als gevolg van cache-werking - louter historische gegevens te zien zouden zijn.

(...) Thomassen noemt als voorbeeld van websites die daarmee wel een probleem hebben 'nieuws-websites en andere prioriteitsinformatie-websites', met welke sites de website van Eestairs naar het voorlopig oordeel van het hof niet kan worden vergeleken. Het cache-probleem zou volgens de stellingen van Eestairs in het onderhavige geval immers niet betreffen dat niet á la minute over up-to-date informatie kan worden beschikt, maar dat informatie op haar website niet is ververst gedurende een periode van twaalf dagen.

Het lag aldus naar het voorlopig oordeel van het hof op de weg van Eestairs om concreet aan te geven op welke grond kan worden aangenomen dat de vele overlegde screenprints zijn gemaakt van op dat moment reeds verouderde gegevens, een en ander in weerwil van de door Dirrix concreet benoemde omstandigheden die voorshans het tegengestelde standpunt ondersteunen.

4.7.8 Het hof gaat voorbij aan de stelling van Eestairs dat screenprints gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden, nu deze stelling onvoldoende concreet is om de conclusie te dragen dat manipulatie door Dirrix of zijn advocaat van de overlegde stukken daadwerkelijk sprake is geweest.

Voor nadere bewijslevering is in de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure geen plaats, zodat daaraan niet wordt toegekomen. Aan de bewijsaanbiedingen gaat het hof aldus voorbij.

Lees het vonnis hier (LJN BW4126, grosse HD 200.081.274).

IEF 11224

Er is iets merkwaardigs aan het “Norma/NL Kabel”-arrest

Met commentaar in't kort van Erik de Vos, Kracht advocatuur.

Op 10 april 2012 [IEF voer er een schok door rechtenbeherend Nederland: het Haagse hofoordeelde dat de omroepen niet meer zelfstandig uitzenden, maar dat het de kabel-exploitanten zijn die de ‘primaire openbaarmaking’ (in opdracht van de omroepen) verrichten. De kabelaars zijn derhalve ook geen vergoeding meer verschuldigd voor ‘her-uitzenden’, hetgeen de (voorheen) rechthebbenden miljoenen scheelt.

De kwestie was als volgt. Norma is een collectieve beheersorganisatie (CBO) die op grond van art. 14a Wet Naburige Rechten (“WNR”) voor uitvoerende kunstenaars vergoedingen claimt van partijen die ‘heruitzenden’. Vroeger zonden de omroepen zelf (via de zendmasten van destijds Nozema) hun signalen via de ether uit, waarna die signalen door de kabelaars met antennes werden opgepikt en aan hun abonnees werden doorgegeven. In die situatie was er sprake van een duidelijke ‘primaire’ openbaarmaking door de omroepen en een ‘secundaire’ openbaarmaking door de kabelaars.

Na de zogenaamde ‘switch-off’ op 11 december 2006 zijn de omroepen er toe overgegaan om hun programma’s via de ‘Media Gateway’ aan de kabelaars ter uitzending beschikbaar te stellen. Kort samengevat, oordeelt het hof nu dat voor een openbaarmaking noodzakelijk is dat er sprake is van ‘een mededeling aan het publiek’. Het via de ‘Media Gateway’ aan de kabelaars beschikbaar stellen van de programma’s ter uitzending geldt niet als zo’n mededeling, aangezien de Media Gateway alleen voor de kabelaars toegankelijk is en niet voor het publiek. Daarmee valt het doek voor de aanspraken van Norma op grond van de WNR, en in haar kielzog voor alle CBO’s die een vergoeding van de kabelaars vragen voor ‘secundaire’ openbaarmaking.

Maar er is iets merkwaardigs aan het “Norma/NL Kabel”-arrest. Dat ligt niet aan de conclusie van het hof (‘als de omroepen niet meer uitzenden, kunnen de kabelaars niet meer her-uitzenden’), maar aan de wijze waarop het hof aan twee mijns inziens cruciale factoren voorbijgaat. Het eerste pijnpunt is het openbaar maken door de omroepen zelf, het tweede is de doorgifte door de kabelaars aan hun abonnees.

De manier waarop Norma haar stellingen en argumenten heeft onderbouwd, is niet zonder meer terug te vinden in het arrest. Het is mogelijk dat Norma alles wat ik hieronder ga zeggen zelf ook al had bedacht, maar dat het hof daar niet expliciet op in is gegaan. Bovendien ben ik er vanuit gegaan dat de kabelaars in Nederland allemaal aangesloten zijn op die Media Gateway. Dat leek me het geval aangezien naast de kabel-exploitanten Ziggo, Delta Comfort en UPC, ook de belangenvereniging NL Kabel voor de rechter stond. Ook stellen de kabelaars zelf dat er geen sprake meer van is dat een kabelaar signalen oppikt via antennes en dan heruitzendt.

En nu de problematische kanten van het arrest. Eerst die andere openbaarmaking door de omroepen zelf. Het hof (r.o. 4.2) oordeelt dat openbaarmakingshandelingen door de omroepen bij de distributie van programma’s waarbij de kabel geen rol speelt niet relevant zijn “aangezien het er in dit verband om gaat of aanlevering aan de kabel een openbaarmaking oplevert.” Het hof gaat er daarbij kennelijk vanuit dat de uitzending via de kabel c.q. via de kabelaars de eerste openbaarmaking is, tenzij er in die keten een eerdere openbaarmaking was. Alle andere openbaarmakingen (via de satelliet (CanalDigitaal), de digitale ether (Digitenne) en internet etc.) zijn – zo interpreteer ik het hof – per definitie latere openbaarmakingen, die in deze procedure niet aan de orde waren.

De vraag is of het hof daarbij voorbij is gegaan aan de algemene, ongecodeerde, vrije beschikbaarheid van (in ieder geval) de Nederlandse zenders 1, 2 en 3; te ontvangen door iedereen met een eenvoudige antenne. Die zogenaamde ‘free to air’-uitzending vindt eveneens plaats onder verantwoordelijkheid van de omroepen. De omroepen leveren het signaal aan bij KPN, die het doorvoert naar haar zendmasten en in opdracht van de omroepen uitzendt als digitaal signaal via de ether. KPN maakt hierbij niet zelfstandig openbaar, maar is gewoon het doorgeefluik.

Het spreekt vanzelf dat de omroepen niet twee keer, gelijktijdig maar via verschillende wegen, een eerste openbaarmaking kunnen verzorgen. Als de openbaarmaking via de kabel nu (zoals het hof oordeelt) de eerste uitzending is, dan moet de ‘free to air’-uitzending de heruitzending zijn. Wellicht zijn het in dat geval de omroepen zèlf die een vergoeding verschuldigd zijn aan Norma en aan alle overige heruitzending-claimanten. Maar het is ook mogelijk dat die ‘free to air’-uitzending wel degelijk als de primaire uitzending moet worden gezien, waarna de kabelaars (ongeacht hoe ze aan hun signaal komen) nog steeds ‘heruitzenden’.

De andere kwestie betreft de vreemde situatie dat de kabelaars niet alleen doorgeven namens de omroepen aan een ongedifferentieerd publiek, maar dat zij ook televisie aanbieden aan hun abonnees. De website van (bijvoorbeeld) UPC leert dat om via de kabel televisie te kunnen ontvangen er (ten minste) een abonnement nodig is à raison van € 17,50. Als dit de eerste openbaarmaking van de drie Nederlandse zenders is, hoe verhoudt dit zich dan tot de verplichting voor Nederlandse omroepen ex art. 2.1 lid 3 Mediawet 2008 om hun programma-aanbod slechts beschikbaar te stellen tegen de kosten van “aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken”? Dat onder dat laatste ook een abonnement bij een kabelaar valt, is moeilijk verdedigbaar.

Als de Nederlandse zenders wèl ook vrijelijk via de kabel voor iedereen beschikbaar zijn, dringt de vergelijking zich op met het vonnis van de Amsterdamse voorzieningenrechter in de zaak tussen een aantal CBO’s en Digitenne (Vrz. Rb. Amsterdam, 25 november 2010, “Cedar/Digitenne”, [IEF 9244, red.]). In die zaak werd Digitenne gedaagd omdat zij een nieuwe openbaarmaking zou verrichten. Digitenne verdedigde zich met de stelling dat de Nederlandse zenders 1, 2 en 3 te ontvangen waren voor wie het maar beliefde, ook zonder de ‘smartcard’ van Digitenne. De rechtbank stelde (r.o. 5.11) dat die vrije openbaarmaking er niet toe doet, maar dat de relevante vraag is of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne valt toe te rekenen. Van belang daarbij was onder meer dat Digitenne abonnees wierf met een pakket via haar te ontvangen kanalen waar ook Nederland 1, 2 en 3 in was opgenomen. Dit oordeel van de voorzieningenrechter lijkt mij juist, zeker ook met in gedachten het arrest van het HvJ EU inzake “Rafael Hoteles” (Hvj EU 7 december 2006, C-306/05, “SGAE/Rafael Hoteles” [IEF 3022, red.). Waarom zou voor de kabelaars nu iets anders gelden dan voor Digitenne of hotel-eigenaren?

Samengevat, lijkt mij dat het hof twee belangrijke kwesties over het hoofd heeft gezien. Echter, zoals gezegd, kan ik in het arrest niet teruglezen of Norma deze stellingen heeft betrokken. Het is mogelijk dat in het partijdebat Norma de vergoeding die zij verlangde van de de kabelaars geheel afhankelijk heeft gemaakt van de band met de omroepen, met als gevolg dat zij nu rechteloos achter is gebleven.

Erik E. de Vos
Afbeelding: gelinkt van advocatie.nl

IEF 11225

Verwijst naar Ecologically perfect

Gerecht EU 24 april 2012, zaak T-328/11 (Leifheit tegen OHIM, EcoPerfect)

Gemeenschapsmerk. De inschrijving van het woordmerk ECOPERFECT (klasse 21; huishoudelijke middelen) wordt door de onderzoeker geweigerd. De kamer van beroep verwerpt het beroep, waarna - in dit arrest - het middel wordt aangevoerd dat het beoogde merk niet beschrijvend is en evenmin ieder onderscheidend vermogen ontbeert.

Het Gerecht stelt vast dat de lettergreep "Eco" een (inmiddels) gebruikelijke afkorting van ecologisch is. Er bestaat ook geen twijfel over de betekenis van de lettergreep "Perfect". Met het teken EcoPerfect wordt verwezen naar de zinsnede "ecologically perfect" en dit benadrukt het beschrijvend karakter van de milieuvriendelijk geproduceerde huishoudsartikelen. Het Gerecht EU wijst de klacht af.

35. Somit ist zu schließen, dass das Zeichen EcoPerfect bei den maßgeblichen Verkehrskreisen keinen Eindruck erweckt, der hinreichend weit von dem entfernt wäre, der durch die bloße Aneinanderreihung der Begriffe „eco“ und „perfect“ hervorgerufen wird, und dass es unmittelbar als Bezugnahme auf die Wendung „ecologically perfect“ (ökologisch vollkommen) verstanden wird.

44      Das Zeichen EcoPerfect verweist direkt auf die Wendung „ecologically perfect“, die eine vollkommene Berücksichtigung der Belange der Natur und der Umwelt zum Ausdruck bringt.

66      Da der erste von der Klägerin vorgebrachte Klagegrund zurückgewiesen worden ist, braucht dieser Klagegrund nicht mehr geprüft zu werden.

IEF 11223

Leenrecht in het digitale domein

Verslag schriftelijk over herstructurering openbaar bibliotheekwerk, Kamerstukken II 28 330, Nr. 53.

In't kort: de discussie gaat over het leenrecht voor e-books en hoe dit past in het huidig wettelijk kader. D66 dringt aan op een snelle juridische regeling voor het uitlenen door bibliotheken. Echter een leenvergoeding zoals voor fysieke boeken is in strijd met Europees recht.

Indien bij ebooks gebruik gemaakt zou kunnen worden van de wettelijke uitzondering voor uitlening door publieke instellingen, zijn geen afspraken met individuele rechthebbenden nodig over titels en voorwaarden, maar hoeven er alleen afspraken gemaakt te worden over een billijke vergoeding.

Leenrecht
De leden van de SP-fractie vragen wanneer de Kamer de verkenning naar leenrecht in het digitale domein kan verwachten.

De leden van de fractie van D66 dringen aan op een snelle juridische regeling voor het uitlenen van e-books door bibliotheken. Is de staatssecretaris bereid hiertoe de Auteurswet aan te passen zodat daarin een leenrecht voor e-books wordt opgenomen?

De leden van GroenLinks zijn met de staatssecretaris van mening dat het vanuit het oogpunt van innovatie en efficiëntie van belang is dat er meer wordt samengewerkt door de verschillende spelers rond de digitale bibliotheek. Deze leden zien de ontwikkelingen met interesse tegemoet, maar hebben ook zorgen. De zorgen betreffen met name de positie van de auteurs van boeken. Voor fysieke boeken hebben auteurs een wettelijk recht op een leenvergoeding. Voor e-books ontbreekt dat recht. Auteurs maken zich dan ook zorgen dat een belangrijke inkomstenbron verloren gaat. Graag horen de leden hoe de staatssecretaris aankijkt tegen deze zorgen en welke rol zij daarbij voor zichzelf weggelegd ziet.

In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Peters2 geeft het kabinet aan dat een leenvergoeding zoals voor fysieke boeken geldt in strijd is met Europese wetgeving en dat de markt aan zet is in het ontwikkelen van innovatieve bedrijfsmodellen. De aanschaf van digitale media en de afkoop van rechten of licenties zullen echter landelijk worden uitgevoerd en daarmee rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. De leden horen graag hoe de staatssecretaris vanuit die verantwoordelijkheid van plan is om te gaan met de positie van auteurs en hun zorgen daarover. Zij hebben begrepen dat gedurende de pilot auteurs een vaste ‘leenvergoeding’ krijgen. Is dat ook een mogelijkheid bij de verdere ontwikkeling, zo vragen de leden.

Reactie van de Staatssecretaris, pagina. 18 e.v.

De leden van de fracties van de SP, D66 en GroenLinks hebben verschillende vragen gesteld over het e-book en het leenrecht. Zij wijzen er op dat de uitlening van fysieke boeken door de openbare bibliotheek geregeld is via het
leenrecht en stellen voor hetzelfde regime op het e-book van toepassing te verklaren. De Auteurswet regelt dat een auteur het exclusieve recht heeft zijn werk openbaar te maken of te verveelvoudigen. Hieronder valt ook het recht om uitlening van het werk te verbieden of toe te staan. Op dit recht maakt de wet een uitzondering voor uitleningen door publieke instellingen.11 Op grond hiervan mogen openbare bibliotheken werken tijdelijk en zonder commercieel of economisch voordeel ter beschikking stellen, mits hiervoor een billijke vergoeding wordt betaald. De hoogte van die vergoeding wordt
overeengekomen in onderhandelingen tussen rechthebbenden en bibliotheken in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL).

Op dit moment vormen e-books nog maar een bescheiden onderdeel van de collecties van de openbare bibliotheken. Voor zover bibliotheken e-books aanbieden, vindt dit plaats op basis van licenties en overeenkomsten die worden afgesloten tussen de bibliotheken en de uitgevers en niet op basis van de wettelijke mogelijkheid tot het uitlenen van werken door publieke instellingen. De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) heeft onlangs overeenstemming bereikt met de Groep Algemene Uitgevers (GAU) over de wijze waarop e-books via openbare bibliotheken kunnen worden uitgeleend.
Ik vind het positief dat langs deze weg dit jaar e-books beschikbaar kunnen komen voor de leden van de openbare bibliotheek. Nadeel van deze overeengekomen benadering is dat elke individuele uitgever zijn toestemming moet verlenen en met elke uitgever individuele afspraken moeten worden gemaakt over titels, condities en vergoedingen. Indien bij ebooks gebruik gemaakt zou kunnen worden van de wettelijke uitzondering voor uitlening door publieke instellingen, zijn geen afspraken met individuele rechthebbenden nodig over titels en voorwaarden, maar hoeven er alleen afspraken gemaakt te worden over een billijke vergoeding.

De openbare bibliotheek vervult de taak van publieke toegang tot informatie, educatie en cultuur. In het licht van de technologische ontwikkelingen geldt dit, zoals omschreven in paragraaf 3.2. van de hoofdlijnenbrief, ongeacht de verschijningsvorm (fysiek of digitaal). Tegen deze achtergronden vind ik het nuttig de wettelijke mogelijkheden in het digitale domein nader te verkennen. De verkenning is er op gericht te onderzoeken of uitlening van e-books op grond van nationale en internationale auteursrechtelijke regelgeving mogelijk is. De exacte onderzoeksopzet moet nog worden vastgesteld. Het onderzoek zal in ieder geval ingaan op de ervaringen die in andere landen, zoals Denemarken en Noorwegen, al zijn opgedaan met uitlening van e-books via de openbare bibliotheek. Deze verkenning zal voor de indiening van het wetsvoorstel beschikbaar zijn.
De fractie van GroenLinks heeft in samenhang hiermee een vraag gesteld over de vergoedingen voor auteurs. Zowel in de situatie van artikel 15c Auteurswet als in de situatie van licenties is sprake van een vergoeding voor de auteur. In het eerste geval geldt de vastgestelde billijke vergoeding. In het geval van uitlening op basis van licenties wordt de hoogte van de vergoeding in de licentieovereenkomst geregeld.

IEF 11222

Registratie op eigen naam, nooit een geheim

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 20 april 2012, KG ZA 12-198 (Infostrada tegen S. c.s. h.o.d.n. Coolbreeze)

Opdracht registratie domeinnaam. Infostrada legt zich toe op onder meer internationale vermarkting van sportrechten en de productie, distributie en publicatie van sport media content. S. was als freelancer werkzaam voor Infostrada en had als opdracht o.a. het opzetten en begeleiden van mediaprojecten. Voor één van de belangrijkste klanten KNHS was S. betrokken bij het online platform paardensport.tv en heeft daarom in opdracht de domeinnaam aangekocht.

S. heeft - zie de e-mailcorrespondentie - het geld voor de registratie ontvangen, maar heeft de domeinnaam niet overgedragen. S. is contractueel gebonden de domeinnaam over te dragen aan opdrachtgever KNHS en wordt daartoe veroordeeld.

4.2 (...) Uit dat bericht volgt dat de registratie van het domein en de hosting geen deel uitmaken van de overeenkomst. S. stelt dat hij er nooit een geheim van heeft gemaakt dat hij het domein op eigen naam had geregistreerd en dat hij ook gewoon de jaarlijkse kosten heeft voldaan.

 

 

4.3. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter partijen voorgehouden dat er in deze geen sprake is van een concrete schriftelijke overeenkomst maar dat de inhoud van de overeenkomst moet worden afgeleid uit de verklaringen van partijen en met name de beschikbare email correspondentie. De door partijen gegeven uitleg en ook de daarop gebaseerde vordering van Infostrada is op onderdelen niet in lijn met deze correspondentie.

4.5. De uitleg die S. c.s. geeft aan de e-mail van 11 april 2008 is naar voorlopig oordeel ook onaannemelijk. Uit die mail volgt juist dat S. de Domeinnaam heeft aangekocht voor de KNHS. Dat de kosten voor registratie en hosting nog niet zijn gefactureerd is begrijpelijk in het licht van het gegeven dat S. de Domeinnaam niet heeft overgedragen aan de KNHS. In werkelijkheid heeft hij immers de domeinnaam op zijn eigen naam geregistreerd en heeft als houder de site onder die domeinnaam doen hosten.

4.6. De voorzieningenrechter heeft dan ook ter zitting het voorlopig oordeel uitgesproken dat S. contractueel gebonden is de Domeinnaam over te dragen aan de KNHS.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 11221

Gebruikte software (conclusie)

Conclusie AG HvJ EU 24 april 2012, zaak C-128/11 (UsedSoft) - persbericht

Prejudiciële vragen gesteld door het Bundesgerichtshof, Duitsland.

Herpublicatie van IT 763. Gebruikte software, tweedehands softwarelicenties, begrip "rechtmatige verkrijger".

In steekwoorden: Uitleg van artikel 4, lid 2, eerste alinea, en van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 111, blz. 16). Downloaden van internet, op basis van een softwarelicentie en met toestemming van de rechthebbende, kopieëren van gedownloade computerprogramma’s op een gegevensdrager. De vraag of een beroep op uitputting kan worden gedaan terzake van het recht van de rechthebbende om controle uit te oefenen op de verdere distributie van kopieën van het computerprogramma. Handel in „tweedehandse” softwarelicenties van programma’s die de eerste verkrijger heeft gedownload. Begrip „rechtmatige verkrijger”.

Conclusie AG:

„1) Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s moet aldus worden uitgelegd dat het recht op distributie van de kopie van een computerprogramma is uitgeput, wanneer de rechthebbende, die toestemming heeft verleend voor het downloaden van internet van deze kopie op een digitale gegevensdrager, tevens tegen betaling en voor onbeperkte tijd een gebruiksrecht op deze kopie heeft overgedragen.

Ingevolge deze bepaling moet namelijk als verkoop worden aangemerkt, elke beschikbaarstelling in de Unie – ongeacht op welke wijze en in welke vorm – van een kopie van een computerprogramma voor het gebruik ervan voor een onbeperkte tijd en tegen betaling van een vaste prijs.

2) De artikelen 4, lid 1, en 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 moeten aldus worden uitgelegd dat in geval van wederverkoop van het gebruiksrecht van de kopie van een computerprogramma de tweede verkrijger dit programma niet met een beroep op de uitputting van het recht op distributie van deze kopie mag reproduceren door een nieuwe kopie te maken, ook al heeft de eerste verkrijger zijn kopie gewist of gebruikt hij deze niet meer.”

Op andere blogs:
IPKat (UsedSoft: "Would they have wiped their own? " Bot advises CJEU)