IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9772

Iets te maken hebben met

Rechtbank ’s-Gravenhage 8 juni 2011, HA ZA 09-383 (Ad Hoc Data B.V. (AHD) tegen Kantoor voor Klantenservice B.V. en X)

Vergelijk: IEF 8585 en 5432. Databankrecht. Bodemprocedure in eerder ex parte verbod gebruik van databankgegevens voor acquisitiefrauduleuze "KvK-website" (IEF 8951). Databank van AHD wordt door KvK via internet beschikbaar gesteld. Domeinnaam is niet van gedaagden. Volledige of overheersende zeggenschap kan niet worden vastgesteld,

4.5. Dat is door AHD weliswaar deels onaannemelijk gemaakt door de onbestreden en onderbouwde stellingen omtrent de opdrachten c.a. rond de verzending/recall door Sandd in het kader van de acquisitiefraude, maar daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat X volledige of overheersende zeggenschap heeft over de Belgische vennootschap en al helemaal niet dat dat het geval zou zijn met betrekking tot de Engelse vennootschap. KvK cs heeft gelijk met haar verweer dat de betreffende stellingen van AHD neerkomen op speculatie. Het had bijvoorbeeld op de weg van AHD gelegen om middels handelsregisteruittreksels of andere documentatie dergelijke zeggenschap van X over deze vennootschappen aan te tonen, hetgeen zij heeft nagelaten. Alleen al daarom kan niet wor-den geoordeeld dat KvK cs onrechtmatig hebben gehandeld in vorenbedoelde zin (door misbruik te maken van identiteitsverschil van rechtspersonen) jegens AHD.

4.6. Daarmee faalt de grondslag voor de vorderingen. Zodoende kan immers niet worden vastgesteld of KvK cs misbruik maakt van identiteitsverschil van rechtspersonen en op grond daarvan aansprakelijk is te houden voor het publiceren van gegevens afkomstig uit databanken van AHD, hetgeen alsdan neer zou komen op schending van databankrecht door KvK cs.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9771

Jurisprudentiebijeenkomst Merken- en Modelrecht

Holiday Inn (station Amsterdam RAI), donderdag 30 juni 2011 van 15.00 tot 18.30 uur, volledige uitnodiging hier

In het afgelopen jaar zijn er heel wat interessante uitspraken gewezen rondom het merken- en modelrecht (vaak ondersteund met auteursrechtelijke claims).

Op donderdag 30 juni van 15.00 - 18.30 organiseert uitgeverij deLex een jurisprudentiebijeenkomst in Holiday Day Inn, nabij Station Amsterdam RAI.

Tijdens deze bijeenkomst zullen  Joris van Manen (Hoyng Monegier LLP) , Paul Reeskamp (Klos Morel Vos & Schaap) en Christien Wildeman (Kennedy Van der Laan) belangrijke en actuele jurisprudentie de revue laten passeren, waarbij zowel merkenrecht, als modelrecht als procesrechtelijke aspecten aan bod komen. In slechts 3 uur bent u volledig op de hoogte over de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Uitspraken die onder meer aan de orde komen, zijn Blue flame/ Gas King, Pink Ribbon, Tempur, DHL/ Chronopost (HvJ en Conclusie), maar ook conclusies van Kokott in Frisdranken industrie/Red Bull en Viking gas/ Kosan gas. Ook MagLite, HansGrohe/Tiger en BMW/Rolls Royce komen aan bod.

Tot slot zullen de sprekers plaatsnemen in een panel en de discussie aan willen gaan met het publiek rondom de gewezen ”Darfurnica-zaak”.

Kosten
Deelname € 295,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting

Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Hier aanmelden

IEF 9770

Vernietiging van de gedemonteerde meubels

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 9 juni 2011, KG ZA 11-462 (New Trend Trading Company B.V. & De Bats BNA Architecten tegen Boretti B.V.)

Auteursrecht. Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Na beëindiging van de samenwerking, biedt Boretti (inbouwgasfornuizen) twee eigen tuinkeukenmeubels aan, tevens middels eigen website. Uit de onthoudingsverklaring:

Boretti erkent dat de tuinkeukens “Cucina Giardino” en “Lavello Cucina” inbreuk maken op de auteursrechten van De Bats en dat het in de handel brengen daarvan onrechtmatig is jegens NTTC als licentiehouder en De Bats als auteursrechthebbende;

Boretti zegt toe zich in de toekomst te onthouden van het in de handel brengen van de tuinkeukens “Cucina Giardino” en “Lavello Cucina”, die inbreuk maken op de auteursrechten van De Bats en licentierechten van NTTC

 In conventie: Geen beroep meer op niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrechten vanwege verstrijken van beschermingsduur. Gevorderd inbreukverbod. Vorderingen afgewezen, ten eerste een belang gelet op is er geen belang vanwege de getekende onthoudingsverklaring met boetebeding, "feit dat niet aannemelijk is gemaakt dat Boretti deze meubels opnieuw in het verkeer dreigt te brengen" . Ten tweede zijn "hun auteursrechten uitgeput omdat het hier gaat om (weder)verkoop van door hen zelf in het verkeer gebrachte keukens" (r.o. 4.4) en tot slot dat "naar voorlopig oordeel geen sprake is van inbreuk, nu deze meubels een andere totaalindruk wekken" (.r.o. 4.5).

Geen slaafse nabootsing, geen rectificatie en geen belang bij vernietigen gedemonteerde meubels.

In reconventie: vorderingen worden toegewezen. Niet betwist: gebruik van auteursrechtelijk beschermde foto´s op de site en daarbij dat aanduiding "Luxius M-System" merkinbreuk is op het woordmerk "M-SYSTEM", dit valt niet onder de getekende onthoudingsverklaring. Naar voorlopig oordeel is de vermelding “te combineren met Boretti M-System elementen” niet onrechtmatig (r.o. 4.12) . In het vonnis staan de meer afbeeldingen. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv proceskosten voor eiser (€15.000,-).

niet-geregistreerd Gemeenschapsmodel 4.2. Ter zitting hebben NTT en De Bats te kennen gegeven dat zij zich in dit kort geding niet langer beroepen op de niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrechten op de Luxiusmeubels (vanwege het verstrijken van de beschermingsduur van 3 jaar).

Onthoudingsverklaring 4.4. NTT en De Bats hebben bij het gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de Cucina Giardino en Lavello Cucina, gelet op de onthoudingsverklaring met boetebeding (zie r.o. 2.7.) en het feit dat niet aannemelijk is gemaakt dat Boretti deze meubels opnieuw in het verkeer dreigt te brengen, voorshands geen belang. Voor zover NTT en De Bats beogen een verbod te krijgen ten aanzien van de (weder)verkoop van de Luxiuskeukens door Boretti onder de naam Solido als bedoeld onder r.o. 2.10, hebben zij hun vordering niet deugdelijk onderbouwd nu voorop moet worden gesteld dat hun auteursrechten uitgeput zijn omdat het hier gaat om (weder)verkoop van door hen zelf in het verkeer gebrachte keukens. In zoverre zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen. 

Uitputting 4.5. Het gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de nieuwe, modulaire tuinkeukenmeubels (genoemd en afgebeeld onder r.o. 2.9.) zal evenmin worden toegewezen. Hiervoor is redengevend dat naar voorlopig oordeel geen sprake is van inbreuk, nu deze meubels een andere totaalindruk wekken dan de meubels uit de Luxiusserie, ook als de Borettimodules in combinatie worden beschouwd. (...) De door NTT en De Bats gestelde uiterlijke overeenkomsten tussen de Luxiusmeubels en de meubels van Boretti vloeien voor een deel voort uit technische vereisten of zijn voor een deel algemeen gebruikelijk voor deze productgroep. (...) Boretti heeft daarvan, door op belangrijke punten af te wijken zoals hiervoor aangegeven, voorshands voldoende afstand genomen.

Gedemonteerde meubels 4.7. NTT en De Bats hebben niet gesteld welk (spoedeisend) belang zij hebben bij vernietiging van de gedemonteerde meubels Cucina Giardino en Lavello Cucina. Ook is niet gebleken dat deze meubels weer gemonteerd zouden (kunnen) worden teneinde de inbreukmakende meubels opnieuw in het verkeer te brengen, noch dat er een reële dreiging bestaat dat Boretti dit zal doen, gelet op de alsdan te verbeuren boete. In het licht hiervan en gelet op het definitieve karakter van een bevel tot vernietiging, waarvoor een voorziening in kort geding zich in beginsel niet leent, zal deze vordering worden afgewezen.

4.8. NTT en De Bats hebben evenmin gesteld welk (spoedeisend) belang zij na zoveel  tijd nog hebben bij een rectificatie met betrekking tot de Cucina Giardino en Lavello Cucina, te minder daar rectificatie niet reeds in augustus 2010 onderdeel van de sommatie vormde, noch onderwerp van onderhandeling over de onthoudingsverklaring is geweest. Om die reden zal ook deze vordering worden afgewezen.

4.9. Het gevorderde voorschot op schadevergoeding komt in de gegeven omstandigheden niet voor toewijzing in kort geding in aanmerking, omdat niet is voldaan aan de daaraan krachtens vaste rechtspraak te stellen eisen. (...)

In reconventie 4.12. Naar voorlopig oordeel is de vermelding “te combineren met Boretti M-System elementen” niet onrechtmatig. Voorzover deze vermelding bedoeld is om aan te geven dat er Boretti apparatuur in de betreffende tuinkeuken kan worden ingebouwd, heeft Boretti weliswaar gesteld dat het gebruik van het merk Boretti naast M-System onnodig zou zijn, maar heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat voor de gemiddelde consument zonder meer duidelijk is wat met “M-System” bedoeld wordt en dat dit refereert aan apparatuur van Boretti. Anders gezegd, de voorzieningenrechter is er voorshands niet van overtuigd dat de enkele aanduiding “M-System” voor de consument voldoende informatie biedt om de MSystem apparatuur van Boretti aan te schaffen ter inbouw in de door NTT verkochte tuinkeukenmeubelen. Voorzover deze vermelding is te beschouwen als een aanprijzing in verband met de op zich legitieme (weder)verkoop door NTT van van Boretti afkomstige apparatuur, geldt dat de enkele stelling dat NTT de afgelopen periode geen Borettifornuizen verkocht heeft, niet maakt dat zij bij haar aanbod van die fornuizen geen gebruik van het merk Boretti of “M-Systems” mag maken.

GModVo, Uitvoeringswet GModVo, Auteurswet

IEF 9769

Heel team van ontwerpers

Hof Arnhem 7 juni 2011, LJN BR2358 (Nibe AB tegen Interfocos B.V.)

Met dank aan Sven Klos en Josine van den Berg, Klos Morel Vos Schaap.

In navolging van IEF 7209. Auteursrecht. Ongeoorloofde ontlening. Houtkachel. Vormgeving niet door gebruiksfunctie van onderdelen bepaald, voldoende creatieve keuzes. Andere tinten speksteen (terwijl driedimensionaal auteursrecht ingeroepen). Totaalindrukken weinig verschillend. Aan omkering bewijslast is voldaan door te stellen dat met een heel team van ontwerpers is doorontwikkeld. Slaafse nabootsing behoeft geen beoordeling.

Vorderingen toegewezen, o.a. uitgebreid registeraccount onderzoek, terugroepen van producten m.u.v. privé-consumenten en dwangsom.

Auteursrecht? 
4.12 Interfocus heeft ten slotte verdedigd dat functioneel bepaald zijn: de speksteen, het houtopbergcompartiment, de ronde vorm, het houtrekje, de sparing boven de deur, het schudrooster op de bodem, de opberglade, het symbool zacht-hard (schuifje) en het ovencompartiment.

Naar het oordeel van het hof hebben al deze onderdelen weliswaar een gebruiksfunctie, maar kan niet gezegd worden dat de vormgeving daarvan zozeer het resultaat is van een door technische uitgangspunten beperkte keuze dat de Contura kachel niet als een auteursrechtelijke beschermd werk kan worden aangemerkt.

4.13 Naar het voorlopige oordeel van het hof dienen de Contura 660T en de Contura 520T vanwege (de combinatie van) de daarin gemaakte en creatieve keuzes te worden beschouwd als werken in de zin van de Auteurswet als omschreven in rov. 4.3.

Ongeoorloofde verveelvoudiging? 
4.20 Naar het oordeel van het hof is het inderdaad juist dat de Contura 660T aan de onderzijde een terugwijkende stenen afsluiting toont, terwijl de Eco 610 aldaar een gietijzeren deur laat zien. Dit gegeven viel echter geenszins op bij de vergelijkende bezichtiging totdat het hof daarop opmerkzaam werd gemaakt. Ook de verschillen in de tinten van het speksteen maken geen indruk noch de afwijkende afmetingen en dimensies, terwijl in het oog moet worden gehouden dat NIBVE slechts auteursrecht inroept voor de driedimensionale vorm. (...) dat de totaalindrukken die de werken (...) maken, te weinig verschillen opleveren voor het oordeel dat de eerstbedoelde werken als zelfstandige werken kunnen worden aangemerkt. Aan de daaraan verbonden omkering van de bewijslast (in kort geding: om aannemelijk te maken) van het verweer van Interfocos dat zij de Eco 600 en 610 niet heeft ontleend aan de Contura 520T en 660T, heeft Interfocos niet voldaan met haar, door NIBE bestreden, stelling dat zij aan de doorontwikkeling tot de Eco 600 en 610 op haar ontwerpafdeling met een heel team van ontwerpers heeft gewerkt.

4.21 Op grond van het voorgaande moet er voorhands van worden uitgegaan dat de Eco 600 en 610 ongeoorloofde verveelvoudigingen zijn van de Contura 520T en 660T.

Lees het arrest hier (pdf / LJN / zuivere pdf)

IEF 9768

Ter bevordering van de Nederlandse filmproductie

Algemeen Reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film, Stcrt. 2011, nr 10175 (inclusief toelichting)

Het nieuwe reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film is gisteren gepresenteerd en treedt 16 juni in werking. Ter bevordering van de kwaliteit en de diversiteit van de filmproductie in Nederland en een voor de filmkunst ontvankelijk klimaat in Nederland, verstrekt het bestuur van het Nederlands Fonds voor de film subsidies ten behoeve van filmproducties of filmactiviteiten. Beoordelingscriteria van aanvraag zijn inhoudelijke kwaliteit, basis in een solide filmplan of activiteitenplan en haalbaar en kwalitatief bereik (art. 5 en diverse deelreglementen).

Toelichting op artikel 5
1. Kwaliteit van het project – inhoudelijke kwaliteit

Bij de toepassing van het beoordelingscriterium 'inhoudelijke kwaliteit' wordt bij een filmproductie de kwaliteit van de synopsis, het treatment, het scenario, het storyboard of bij documentaire het filmplan, of een onderdeel daarvan beoordeeld. Daarbij kan worden gelet op de originaliteit, urgentie, interne consistentie, personages, dialogen, structuur en visualiteit. Ook kunnen de toelichtingen en de visies op de filmproductie van de scenarist, regisseur, producent worden meegewogen, evenals het meegeleverde viewingsmateriaal en eerder werk.
Bij een filmactiviteit wordt de kwaliteit van het activiteitenplan beoordeeld op originaliteit, beoogde uitvoering en eventueel betrokken professionals, dit aan de hand van de toelichting van de aanvrager.

– soliditeit van het filmplan of activiteitenplan 
Bij de beoordeling van de soliditeit van het filmplan of activiteitenplan wordt gekeken naar de haalbaarheid en/of soliditeit van de begroting, van het financieringsplan, van de financiële toezeggingen van en/of overeenkomsten met derden en de productionele uitvoerbaarheid. Daarbij worden ook het cultureel ondernemerschap van de aanvrager, de regievisie en de toelichting van de producent in relatie tot het filmplan meegewogen.

– haalbaarheid en kwaliteit van het bereik
Bij de beoordeling van het bereik van een filmproductie of filmactiviteit worden de voorgenomen distributie en exploitatie en de nationale en/of internationale positionering van een filmproductie op haalbaarheid en kwaliteit getoetst. De aanvraag dient een crossmediaal marketingplan te bevatten dat blijk geeft van een doordachte en realistische publieksbenadering die aangeeft hoe een filmproductie of filmactiviteit naar het (inter)nationale publiek zal worden vertaald.

Indien het een mainstream film betreft ligt de nadruk op de publiekspotentie van de filmproductie waaronder wordt verstaan de grootte van het publieksbereik in samenhang met de beoogde commerciële resultaten. Bij arthouse films ligt de nadruk op de artistieke potentie van de filmproductie, waaronder wordt verstaan dat het eindresultaat van een dusdanig bijzondere kwaliteit zal zijn dat de filmproductie op die basis nationaal en/of internationaal goed ontvangen zal worden en de kans op selectie van de filmproductie voor internationale festivals en/of prijzen aannemelijk is.

Meer informatie op filmfund.nl, het algemeen reglement (link)

IEF 9767

Ook zonder vergoeding sluikreclame

HvJ EU 9 juni 2011, C-52/10 (Eleftheri Tileorasi AE „Alter Channel” tegen Ypourgos Typou kai Meson Mazikis Enimerosis)

Prejudiciële vragen Symvoulio tis Epikrateias, Griekenland

Reclamerecht. Mediarecht. Voorstellen van esthetische tandheelkundige behandeling tijdens televisie-uitzending. Ontbreken van "met name" in Griekse versie.

Vraag: Dient artikel 1, sub d, van richtlijn [89/552] aldus te worden uitgelegd dat bij ‚sluikreclame’ de verstrekking van een geldelijke of andere vergoeding een noodzakelijk conceptueel bestanddeel vormt van de bedoeling om reclame te maken?

Antwoord: Artikel 1, sub d (...) moet aldus worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

19. Er zij aan herinnerd dat het begrip „sluikreclame” in deze bepaling betrekking heeft op „het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in programma’s, indien dit door de omroep wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning”.

20. Deze bepaling geeft eveneens aan dat „[d]eze bedoeling [...] met name [wordt] geacht aanwezig te zijn indien tegenover de vermelding c.q. vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat”.

21. De bijwoordelijke bepaling „met name”, die ook voorkomt in de Spaanse, de Duitse, de Engelse en de Franse versie van artikel 1, sub d, tweede zin, van richtlijn 89/552, komt echter in de Griekse versie van deze bepaling niet voor.

34. Ofschoon bijgevolg, wanneer een geldelijke of andere vergoeding is betaald, op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de televisieomroep de bedoeling had om reclame te maken, volgt echter uit de formulering van artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 en uit de algemene opzet en de doelstelling van deze richtlijn, dat een dergelijke bedoeling ook bij gebreke van een dergelijke geldelijke of andere vergoeding aanwezig kan zijn.

36. Zo kan niet worden uitgesloten dat volgens de wettelijke regeling van een lidstaat behalve op grond dat een geldelijke of andere vergoeding wordt betaald nog op grond van andere criteria de aanwezigheid van de bedoeling om sluikreclame te maken kan worden vastgesteld.

37. In die omstandigheden moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 aldus moet worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

Lees het arrest hier (link / pdf).
Televisieomroeprichtlijn nr. 89/552/EEG

IEF 9766

Tussen aanvrage en eerste handelsvergunning

Concl. A-G Bot HvJ EU 9 juni 2011, Zaak C-125/10 (Merck Sharp & Dohme corporation tegen DPMA)

Prejudiciële vragen Bundespatentgericht, Duitsland.

Octrooirecht. Aanvullend beschermingscertificaat (ABC).

Prejudiciële vraag: Kan een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (1) worden afgegeven wanneer de periode tussen de datum van de aanvraag voor het basisoctrooi en de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Gemeenschap minder dan vijf jaar bedraagt?

A-G Bot concludeert:

Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006, gelezen in het licht van verordening nr. 1901/2006, moet aldus worden uitgelegd dat een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen kan worden afgegeven wanneer de periode tussen de indiening van de aanvraag voor het basisoctrooi en de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Gemeenschap minder dan vijf jaar bedraagt.

In dat geval gaat de termijn van zes maanden in de zin van verordening nr. 1901/2006 in vanaf de datum die wordt vastgesteld door van de vervaldatum van het octrooi het verschil tussen vijf jaar en de duur van de periode tussen de indiening van de octrooiaanvraag en de verkrijging van de eerste vergunning voor het in de handel brengen af te trekken.”

Lees de conclusie hier (link / pdf).
ABC-Verordening (EEG) nr. 1768/92, Pediatrieverordening (EG) nr. 1901/2006

IEF 9765

Regionale verwarring vereist

Hof 's-Hertogenbosch 7 juni 2011, LJN BQ7524 (Shoetime Retail B.V. tegen V.O.F. X en Shoetime B.V.)
Handelsnaam. Domeinnaam. art. 5 Hnw. Winkels in Groningen/Beilen-geïntimeerden en in Kessel-appelant voeren beiden de naam SHOETIME. Verwarring is te verwachten. Appellant stelt gehele naam "SHOETIME RETAIL" te gebruiken, deze wordt toch vaak afgekort naar Shoetime. Afstand tussen ondernemingen van belang, plaatselijke bescherming. Domeinnaam. Verwarringsmogelijkheid is onvoldoende voor opleggen verbod op grond van art. 5 Hnw.

Hof vernietigt beschikking voor zover Shoetime Retail daarin is veroordeeld, wijst inleidend verzoek van V.O.F. alsnog af, bekrachtigt beschikking voor zover verzoek van B.V. daarin is afgewezen.

3.5.3. (...) Naar het oordeel van het hof strekt deze bepaling ertoe, voor de onderneming die plaatselijk haar onderneming voert, plaatselijke bekendheid te beschermen door verwarringscheppend gebruik van derden te verbieden. Het enkele feit dat een onderneming een website heeft brengt echter nog niet mee dat reeds daarom de bekendheid waarop artikel 5 Hnw doelt tot heel het land wordt uitgebreid en bescherming geboden dient te worden. Artikel 5 Hnw heeft dan ook niet de strekking de (regionale) bescherming die zij (de domeinnaam weggedacht) biedt, uit te breiden tot heel Nederland indien en zodra een onderneming haar handelsnaam in een domeinnaam opneemt. In dit verband merkt het hof op dat deze bepaling er ook niet toe strekt om de handelsnaambescherming uit te breiden indien en zodra een onderneming gaat adverteren in een landelijk dagblad of op radio en televisie. Ook dan zal een vergelijkbaar verwarringsgevaar te duchten zijn. Aldus naamsbekendheid uitstralen maakt het gebruik van dezelfde naam in andere regio’s niet, althans niet zonder meer onrechtmatig. Voor die uitbreiding is minstgenomen tevens vereist dat exploitatie zich ook heeft uitgebreid doordat derden van buiten de oorspronkelijke regio gebruik zijn gaan maken van de aangeboden diensten. Daarvan is hier geen sprake. Dat door de domeinnaam derden van buiten de regio waarin [X.] haar bedrijf exploiteert kennis kunnen nemen van het bestaan van haar bedrijf is een onvermijdbare omstandigheid, maar niet een omstandigheid die de bedrijfsvoering van [X.] raakt, althans daarvan is niet gebleken. Het enkele feit dat de domeinnaam verwarring kan doen ontstaan is evenwel onvoldoende voor het opleggen van het verbod van artikel 5 Hnw. (...)

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9764

Bulgaarse uitspraak in strijd met openbare orde

Rechtbank Amsterdam 8 juni 2011, LJN BR2579 (Simiramida-04 EOOD tegen Diageo Brands B.V.)

Met dank aan Charlies Gielen, NautaDutilh.

Merkenrecht. Parallelimport alcoholica. Bulgaarse S04 vordert schadevergoeding voor intimiderende en onrechtmatige aanzeggingen door (vertegenwoordiger van) Diageo en winstderving als gevolg van onrechtmatig beslag op partij whisky. Vonnis van rechtbank Sofia (geënt op 'interpretatieve beslissing van de Bulgaarse HR) is in strijd met openbare orde van Nederland, art. 34 EEX-Vo.

Beslag is rechtmatig, omdat er sprake is van import en niet van transit/doorvoer, zoals bepleit. Onrechtmatige aanzeggingen zijn onvoldoende onderbouwd. De vorderingen worden afgewezen. Art. 1019h Rv van toepassing, omdat gestelde onrechtmatigheid in het verlengde ligt van de handhaving van merkrechten (r.o. 4.11).

4.3 Diageo voert ter onderbouwing van dit verweer het volgende aan, kort samengevat. Het vonnis van 11 januari 2010 is volledig geënt op de interpretatieve beslissing van de Bulgaarse Hoge Raad van 15 juni 2009. In die interpretatieve beslissing is geoordeeld (kort gezegd) dat import in Bulgarije van oorspronkelijke producten die met toestemming van de merkhouder buiten de EER in het verkeer zijn gebracht, geen inbreuk op Bulgaarse merkrechten oplevert. De Bulgaarse Hoge Raad was op grond van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verplicht om over deze kwestie prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie. Hij heeft dit echter nagelaten zonder gemotiveerd aan te geven waarom. De Bulgaarse hoogstte rechter heeft aldus een fundamenteel beginsel van Europees constitutioneel recht geschonden. Dit ambtelijke verzuim levert strijd op met de Europese openbare orde die deel uitmaakt van de openbare orde in Nederland. Erkenning van het volledig op deze beslissing gebaseerde vonnis van 11 januari 2011 moet daarom op voet van artikel 34 lid 1 Verordening (EG nr. 44/2001) (...) achterwege blijven, aldus Diageo.

4.6 De rechtbank zal gelet op het voorgaande uitgaan van een importsituatie. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat de door Diageo gelegde beslagen ongegrond en daarmee onrechtmatig zijn geweest, mede gelet op Europese rechtspraak waarin is geoordeeld dat de merkhouder zich kan verzetten tegen de eerste verhandeling in de EER van oorspronkelijke goederen van zijn merk zonder zijn toestemming (…) De vorderingen zullen daarom worden afgewezen (…)

4.11.  De rechtbank is, anders dan S04, van oordeel dat het onderhavige geschil zodanig in het verlengde ligt van (de gestelde onrechtmatigheid van) de handhaving van de merkrechten van Diageo, dat zij artikel 1019h Rv hier van toepassing acht. De proceskosten zijn op grond van deze bepaling toewijsbaar voor zover deze redelijk en niet onevenredig zijn en voor zover de eisen van billijkheid zich niet tegen vergoeding verzetten. Niet in geschil is dat sprake is van een niet-eenvoudige zaak. Op grond van de indicatietarieven in IE-zaken behoort de onderhavige procedure daarmee tot de categorie waarvoor een advocaatkostenveroordeling van € 25.000,-- exclusief BTW het uitgangspunt is. De door Diageo gevorderde advocaatkosten zijn ruim drie maal zo hoog. Bij een dergelijke afwijking van de indicatietarieven worden strenge eisen aan de motivering gesteld. Gelet op onder andere de veelheid aan buitenlandse procedures die in deze zaak een rol spelen en die het nodige overleg met Bulgaarse collega’s (in Bulgarije) met zich brachten ten einde daarover uitleg te verkrijgen, acht de een bedrag van € 40.000,-- onder de gegeven omstandigheden een passende vergoeding.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN / zuivere pdf)
EEX-Vo 44/2001

IEF 9763

Keurmerkstrijd: voorgenomen weigering te onzeker

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 juni 2011, KG ZA 11-622 (Cleonice & Stichting Webshop Keurmerk (SWK) tegen Stichting Digikeur)

Met dank aan Katelijn van Voorst, Certa Legal.

Merkenrecht. Collectief ingeschreven beeldmerk. Exclusieve licentie keurmerk voor webshops. Benadering van klanten van SWK door Digikeur om eigen keurmerk aan te prijzen, bericht op site: Digikeur vervangt het Webshop Keurmerk bij haar leden. Status (voorlopige weigering) BBIE merkinschrijving is te onzeker om in deze procedure op woordmerk te beroepen. Logo Digikeur is aangepast, nieuw teken wijkt voldoende af.

Vordering inbreuk IE-rechten en onrechtmatig handelen te ruim geformuleerd. Toegewezen: Door registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave van alle rechtspersonen aan wie berichten zijn verstuurd en aangesloten webwinkels. Rectificatie toegewezen met wijziging, immers rechtbank kan geen veroordeling tot "betreuring van de gang van zaken" geven. Rectificatie per email. genoemd bericht in archief en verwijzingen naar Webshop Keurmerk verwijderen.

4.4. De voorzieningenrechter gaat aan deze stelling voorbij en is van oordeel dat nu het BBIE voornemens is de inschrijving te weigeren op absolute gronden, de status van die inschrijving te onzeker is om te oordelen dat Cleonice c.s. zich in deze procedure op een woordmerk kan beroepen. Het voorlopig karakter van de weigering ziet op de mogelijkheid voor de deposant om binnen een bepaalde termijn de bezwaren tegen de inschrijving weg te nemen (artikel 2.11, lid 3 en 4 BVIE). Hoewel niet is uitgesloten dat Cleonice c.s. er in de toekomst in zal slagen de gronden voor weigering van de inschrijving weg te nemen door aan te tonen dat het Webshop Keurmerk is ingeburgerd als merk, kan dit op basis van het thans voorliggende materiaal niet voor voldoende zeker worden gehouden en vergt dit een nader onderzoek, waarvoor het kort geding zicht niet leent.

4.8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Digikeur zich met de wijze waarop zij de woorden 'het Webshop Keurmerk' als weergegeven onder 2.6, 2.7 en 2.8 (heeft) gebruikt onrechtmatig gedraagt jegens Cleonice c.s. Daarbij is het volgende van belang. Digikeur heeft erkend dat zij de e-mailberichten als genoemd onder 2.6 en 2.7 heeft verstuurd aan enkele duizenden webwinkels die een keurmerk voor webwinkels voeren, waaronder alle klanten van SWK.  Het enkele benaderen van klanten van een concurrerend bedrijf hoeft niet onrechtmatig te zijn, ook niet als die concurrent daarmee benadeeld wordt, maar de wijze waarop Digikeur dat heeft gedaan in haar e-mailberichten en op haar website wordt misleidend en daarmee onrechtmatig geacht. Digikeur creëert in haar berichten onduidelijkheid over aard en herkomst van het door haar aangeboden keurmerk voor webshops, haakt daarmee aan bij de bekendheid die het keurmerk van SWK gezien het aantal aangesloten winkels heeft verkregen en probeert daarvan profijt te trekken.

4.9. Digikeur gebruikt de woorden Webshop Keurmerk immers met hoofdletters en voorafgegaan door 'het' en verwijst daarmee naar een specifiek keurmerk, namelijk het Webshop Keurmerk van SWK. Op haar website (zie 2.10) staat bovenaan in grote (hoofd)letters Webshop Keurmerk, en daaronder in kleinere letters 'door Stichting Digikeur'. Weliswaar heeft zijn in haar e-mailberichten en met het bericht genoemd onder 2.8 op haar website ook de naam Digikeur genoemd, maar gelet op de frequentie waarin de woorden 'het Webshop Keurmerk' in die berichten, en ook op de website voorkomen is dat voorzieningenrechter van oordeel dat hiermee bij het publiek de indruk wordt gewekt dat het bestaande keurmerk van SWK wordt vervangen, of wordt overgenomen door een andere uitgever, die precies hetzelfde keurmerk aanbiedt voor een lagere prijs. (€29,- per kwartaal, in plaats van €195,- per jaar, zoals SWK vraagt). Tevens wordt van belang geacht dat Digikeur ook andere mogelijkheden had om haar dienst aan te duiden. Zij was niet - zoals zij heeft gesteld - genoodzaakt de woorden webshop en keurmerk te gebruiken omdat het beschrijvende woorden zijn voor de dienst die zij aanbiedt, althans zij was niet genoodzaakt tot het gebruik van deze combinatie van woorden, laat staan dat zij genoodzaakt was die woorden te gebruiken met hoofdletters en voorafgegaan door 'het'. Voor een internetwinkel zijn, zoals Cleonice c.s. ook heeft gesteld, vele benamingen mogelijk, zoals online winkel, e-winkel, thuiswinkel, webwinkel, online shop, e-shop, thuisshop etc. en ook had Digikeur ervoor kunnen kiezen haar handelsnaam 'Digikeur' of een ander woord aan de naam van haar keurmerk toe te voegen. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van oneerlijke mededinging, zodat Digikeur onrechtmatig handelt jegens Cleonice c.s. De vorderingen zijn daarom (gedeeltelijk) toewijsbaar.

Lees de beschikking hier (pdf, Hoge Resolutie 5,6 Mb pdf)
BVIE