IEF 22202
26 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22200
26 augustus 2024
Uitspraak

Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen

 
IEF 22204
26 augustus 2024
Uitspraak

Onverwachte wending in eerste Amerikaanse rechtszaak over tekst- en datamining voor generatieve AI

 
IEF 8916

I have nothing against intellectual property

Neelie Kroes: Address at Open Forum Europe 2010 Summit: 'Openness at the heart of the EU Digital Agenda' Brussels, 10th June 2010

Interoperability and (ICT) standards.  “(…) everybody who cares about interoperability should care about the financial conditions for the use of standards as well as the indirect constraints imposed on third parties: the fewer constraints the better.  (…)  we must use all opportunities to promote appropriate rules for ex-ante disclosures of essential IPR and licensing conditions in standard-setting contexts.

I have nothing against intellectual property being brought to the standard-setting table, but it must be disclosed. Any economist will tell you that you can only make a rational decision between different options if you can compare their benefits and their costs. And, let's face it, establishing FRAND (Fair, Reasonable and Non-Discriminatory) prices is a hard task over which reasonable people often disagree. Transparency is therefore in everyone's interest - the alternatives are not. Why risk the litigation? Why set a standard in ignorance of the costs of implementation?

In some cases, the choice of a technology in a standard might be obvious in the absence of technical alternatives. Costs and licensing conditions are less relevant in such cases. But in most cases there are competing options and it makes clear sense to also consider this information.

The Commission has already taken an important step by drafting new guidelines (…) The draft, which is currently available for public comment, relies on the well-established concepts of non-discrimination, transparency and availability and specifies minimum requirements that distinguish standard-setting from a cartel.

But I want to do more. Some standard-setting bodies already have ex-ante disclosure rules, so why not all of them? This is a matter of efficiency in my opinion.

Lees de gehele toespraak hier.

IEF 8915

Van onmogelijkheid is voorshands geen sprake

Rechtbank Rotterdam, KG ZA 10-466, Hans Textiel B.V. tegen Bonnie Doon Europe B.V. (met dank aan Marion Tapper en Lars Bakers, Bingh)

Modellenrecht, althans executiegeschil na Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 januari 2010, IEF 8603 (inbreuk op model ‘legging shorts’). Geen accountantsverklaring. Dwangsommen verbeurd. Geen 1019h proceskostenveroordeling, nu “dit geding louter ziet op een executiegeschil met betrekking tot het verbeuren van dwangsommen.”

4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de goedkeurende verklaring waarop de veroordeling onder 5.2 van het dictum ziet, door Hans Textiel niet aan Bonnie Doon is overgelegd. (…) De door Bonnie Doon aangewezen accountant heeft zich immers tijdig (…) aan Bonnie Doon kenbaar gemaakt (…). Hans Textiel is hier - buiten het aanvechten van het door de accountant verzochte voorschot - niet verder op ingegaan. Het door de accountant verzochte voorschot ad € 15.000,00, dat bovendien nog tot € 7.500,00 naar beneden toe is bijgesteld, komt de voorzieningenrechter overigens voorshands niet onredelijk voor. Naar voorlopig oordeel maakt Bonnie Doon dan ook geen misbruik van recht, dan wel is er sprake van onrechtmatig handelen zijdens Bonnie Doon jegens Hans Textiel, indien zij - gelet op 5.2 juncto 5.4 van het vonnis - overgaat tot het innen van de dwangsommen. Het doel en de strekking van de onder 5.2 gegeven veroordeling is er immers mede op gericht om een dispuut tussen partijen over het al dan niet volledig verstrekken door Hans Textiel aan Bonnie Doon van de onder 5.2 genoemde bescheiden te voorkomen. (…)

4.7  (…) Van onmogelijkheid in de zin van artikel 611d Rv is sprake wanneer het onredelijk zou zijn meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan de veroordeelde heeft betracht. Tegen de achtergrond van het onder 4.6 overwogene is van onmogelijkheid in voormelde zin van artikel 611d Rv voorshands geen sprake, zodat er geen aanleiding bestaat een termijn te stellen voor het aanhangig maken van een procedure ex genoemd artikel bij de rechtbank 's-Gravenhage.

4.8 Gelet op het voorgaande is voor een verbod van Bonnie Doon om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de verbeurde dwangsommen geen plaats.

Lees het vonnis hier.

IEF 8913

Van voortzetting is thans geen sprake meer

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 27 april  2010, LJN: BM7564, Livius Beheer B.V. tegen Fewmore Holding B.V.

Stukgelopen samenwerking. Hoger beroep kort geding (zie vanaf IEF 7032). Geen spoedeisend belang aandeelhouder bij overdracht van IE-rechten aan inmiddels failliete dochtervennootschap. Wapperverbod. Nieuwe dwangsommen nu eerder maximum is bereikt.

Partijen hebben de franchiseformule “Kwaliteits Apotheek” een gezamenlijke vennootschap opgericht, Bwana B.V. Gedaagde Fewmore heeft hieraan voorafgaand op eigen naam het merk en de revelante domeinnamen geregistreerd. De samenwerking loopt uit op een ‘omvangrijk geschil’ en eiser Livius vordert i.c. dat gedaagde de domeinnamen, websites en merken overdraagt aan de gezamenlijk vennootschap. In eerste instantie concludeerde de voorzieningenrechter, vanwege de wat onduidelijke situatie en om een IE blokkade te voorkomen, vooralsnog alleen tot een gebruiksrecht voor de merken en overdracht van de domeinnamen en websites. In hoger beroep wordt dit vonnis grotendeels bekrachtigd. In citaten:

Spoedeisend belang: 9.  Ook volgens Livius is van voortzetting van de onderneming van Bwana thans geen sprake meer. Voor zover nog wel sprake zou zijn van voortzetting van het voeren van het merk Kwaliteits Apotheek door enkele apothekers, geldt dat deze apothekers geen partij zijn in dit kort geding. Voor zover Livius terzake als mede-belanghebbende zou moeten worden beschouwd, geldt dat de voorzieningenrechter (…) heeft overwogen dat de conclusie dat er op dit moment geen grond is voor overdracht van het merk en de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de content (kennelijk: van de websites), niet impliceert dat Fewmore c.s. zich op grond van die rechten kunnen verzetten tegen voortzetting van het gebruik van het merk en de content door Bwana en haar licentienemers. Livius stelt geen feiten waaruit blijkt dat Fewmore c.s. zich ook na dit vonnis tegen bedoeld gebruik zijn blijven verzetten.

10.  Wat betreft het gestelde aanvullende belang geldt dat Livius niet, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van de curator, aannemelijk heeft gemaakt dat Bwana er met het oog op de afwikkeling van haar boedel een spoedeisend belang bij heeft dat het door Fewmore c.s. ten behoeve van de onderneming gedeponeerde merk en de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de ontwikkelde websites alsnog aan haar worden overgedragen. Evenmin stelt of onderbouwt Livius dat zij als aandeelhoudster en/of schuldeiseres anderszins een spoedeisend belang heeft bij bedoelde overdracht. Waar Livius deze overdracht bij wijze van voorlopige voorziening vraagt, vooruitlopend op een beslissing daarover in een bodemzaak, had dat wel op haar weg gelegen.

11.  Livius heeft het vereiste spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen sub I en II(i) derhalve niet aannemelijk gemaakt. (…)

Wapperverbod: 13.  Het hof is, mede gelet op het ontbreken van verweer in hoger beroep, van oordeel dat, hoewel de mededeling – ervan uitgaande dat de betreffende rechten nog niet zijn overgedragen aan Bwana – op zichzelf niet onjuist is, Fewmore c.s. de belangen van Bwana en daarmee van Livius als aandeelhouder schendt door zichzelf ongeclausuleerd als rechthebbende te presenteren ten aanzien van het merk en daarmee vooruit te lopen op de definitieve beslechting van het geschil daaromtrent tussen partijen. Het hof acht het belang bij een voorziening terzake voldoende spoedeisend. Het hof zal de vordering dan ook in zoverre toewijzen dat het Fewmore c.s. zal worden verboden uitlatingen te doen met de strekking dat zij rechthebbende zijn op het merk en de andere intellectuele eigendomsrechten als bedoeld in artikel 5.2 van de overeenkomst. Grief 6 slaagt derhalve.

Dwangsommen: 16.  Mede gelet op het ontbreken van verweer in hoger beroep acht het hof voorshands aannemelijk dat Fewmore c.s. de maximale dwangsom van € 50.000,- hebben verbeurd, alsook dat zij de veroordelingen in het vonnis waarvan beroep niet (geheel) zijn nagekomen. Het hof zal het vonnis vernietigen waar het de maximering tot € 50.000,- betreft. Wel acht het hof termen aanwezig om een nieuw maximum te bepalen en wel € 100.000,-. Het meerdere boven € 50.000,- zal, in verband met het doel van dwangsomoplegging (het geven van een prikkel tot nakoming) en het belang van Fewmore c.s. bij rechtszekerheid, echter slechts gelden voor overtredingen begaan na betekening van dit arrest.

Lees het arrest hier.

IEF 8912

Oranje kleur

Gerecht EU, 15 juni 2010, zaak T-547/08, X Technology Swiss GmbH tegen OHIM

Merkenrecht. Gemeenschapsmerkaanvraag ‘oranje kleur van punt van sok’. Weigering inschrijving. Ontbreken van onderscheidend vermogen.

59. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de kamer van beroep geen blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te constateren dat het aangevraagde merk door het relevante publiek als een decoratief element zal worden opgevat doordat het niet beduidend afwijkt van wat in de sokken- en kousensector normaal of gebruikelijk is, en bijgevolg elk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 mist. Derhalve moet het tweede onderdeel van het enige middel worden afgewezen, zonder dat de argumenten betreffende de perceptie van het aangevraagde merk als functioneel element hoeven te worden onderzocht.

Lees het arrest hier.

IEF 8911

Multatuli contra Van Lennep

Dik van der Meulen:  'Ik heb u den Havelaar niet verkocht.'  Een uitgave over het proces dat Multatuli tegen Jacob van Lennep aanspande om het eigendom van zijn Max Havelaar terug te krijgen, bezorgd en geplaatst in een breed (literair-)historisch perspectief. Bijdragen van Marita Mathijsen, Jan Bank, Dik van der Meulen, David Peeperkorn, René Klomp, Robert Verhoogt, Ika Sorgdrager en Leo Frijda.
 
In 1860 spande Multatuli (Eduard Douwes Dekker) een proces aan tegen Jacob van Lennep over zijn auteursrecht op de Max Havelaar. Multatuli verklaarde op de zitting dat hij het handschrift niet aan Van Lennep had verkocht, maar de rechtbank besliste desalniettemin dat Van Lennep de rechten op het manuscript bezat. Waren de rechters bevooroordeeld of hebben de advocaten misschien een steek laten vallen? Hoe zit het eigenlijk met Multatuli’s rechten op de Max Havelaar? Hoe heeft men in de loop van de tijd tegen dit proces aangekeken?
Vanwege de vragen die het proces tot op de dag van vandaag oproept, worden nu alle processtukken bijeengebracht en voorzien van gezaghebbend commentaar. Dit proces afdoen als een juridische strijd om auteursrecht zou de zaak te kort doen en om die reden zal deze rechtszaak ook worden beschreven vanuit een maatschappelijke en culturele context.

Lees hier iets meer.

IEF 8910

Die handelswijze valt te billijken

Vzr Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2010, KG ZA 10-601 WT/MB, VEVAM tegen NL Film Productie B.V. c.s.  (met dank aan Jacqueline Schaap en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap)

Auteursrecht. Collectief beheer filmauteursrecht. CBO VEVAM (collectieve heffingen t.b.v. regisseurs) maakt bezwaar tegen aanpassing algemene voorwaarden van filmproducent NL Film, die die aanpassing weer heeft doorgevoerd als bezwaar tegen het Addendum van de VEVAM, dat is opgesteld in het licht van het komende nieuw kabelcontract (waarbij de vraag wat als primaire en wat als secundaire openbaarmaking moet worden opgevat een belangrijke rol zal spelen).

NL Film stelt dat Vevam met het Addendum meer rechten overgedragen zou krijgen dan voorheen en dan nodig en gewenst. Door de nieuwe algemene voorwaarden van NL Film worden nu alleen de ‘oude’ rechten (leenrecht, thuiskopierecht, reprorecht en heffingen inzake secundaire openbaarmaking) aan Vevam overgedragen, de ‘overige’ rechten, dus ook die onder het Addendum vallen (zoals primaire doorgifte via kabel etc) worden overgedragen aan NL Film. Die constructie is niet onrechtmatig en de vorderingen van Vevam worden afgewezen. Een door de overdrager ondertekende overeenkomst, deels bestaand uit Algemene Bepalingen, kan als een akte van overdracht worden aangemerkt. De vergoeding op basis van artikel 45d AW kan in één keer worden afgekocht.

4.4. Evenmin kan voorshands worden aangenomen dat NL Film onrechtmatig handelt jegens VEVAM en haar leden door van (potentiële) bij NL Film aangesloten contractanten de overdracht van de desbetreffende (verbods- en vergoedings)rechten - niet zijnde de hiervoor bedoelde rechten - die blijkens het Aansluitcontract ook aan VEVAM overgedragen kunnen zijn, te verlangen. NL Film heeft met voldoende onderbouwing betoogd dat deze rechten voor haar van vitaal belang zijn om een project (rendabel) te kunnen produceren. Daar komt bij dat NL Film voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een volledige acceptatie van de wijze waarop VEVAM de overdracht van huidige en toekomstige rechten heeft geregeld in de Aansluitovereenkomst (en met name in het Addendum) nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de positie van NL Film (en andere producenten) in het licht van de onderhandelingen tussen de omroepen en de kabelexploitanten over een nieuw Kabelcontract, dat per 1 januari 2011. zou moeten ingaan. Dit geldt met name met betrekking tot de vraag wat als primaire en wat als secundaire openbaarmaking moet worden opgevat en wat de gevolgen zijn op dit punt van een technische wijziging die eind 2006 heeft plaatsgevonden in de aanlevering van televisiesignalen. Ook in dit opzicht valt de handelwijze van NL Film te billijken.

4.7. Ingevolge artikel 2 van de Auteursrecht is voor de overdracht van auteursrechten een akte vereist. Anders dan VEVAM heeft betoogd is niet op voorhand uitgesloten dat een door de overdrager ondertekende overeenkomst, deels bestaand uit Algemene Bepalingen, als een zodanige akte kan worden aangemerkt. Bovendien wijkt artikel 45d Aw af van dit vereiste, door het introduceren van een rechtsvermoeden voor overdracht, juist met betrekking tot filmwerken. Daarnaast heeft NL Film ter zitting verklaard de overdracht van rechten te zullen overhevelen van de Algemene Bepalingen naar de overeenkomsten zelf.

4.8. Voor wat betreft de vergoeding die verschuldigd is op basis van artikel 45d van de Auteurswet, heeft NL Film terecht betoogd dat voorshands ook niet zonder meer kan worden aangenomen dat dit artikel eraan in de weg staat dat die vergoeding éénmalig kan worden afgekocht door een vast (forfaitair) bedrag, nu het genoemde artikel, zoals volg uit de laatste zin daarvan, alleen voor wat betreft de vergoeding van verhuurrechten als dwingend recht heeft te gelden. Ook op dit punt slaagt het betoog van VEVAM derhalve vooralsnog niet.

Lees het vonnis hier.

IEF 8909

Een overdracht van een registergoed

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2010, KG ZA 10-599 NB/EB, Poex Ltd tegen Gedaagden B. en S. (met dank aan Lars Bakers, Bingh en Quintus Abeln, Abeln Advocaten).
 
Merkenrecht. Domeinnaam. Stukgelopen samenwerking. Geschil over domeinnaam Pokerfriends.com. Domeinnaam is registergoed. Eisers, voormalige zakenpartners van gedaagde B., stellen dat B. de domeinnaam pokerfriends.com in weerwil met afspraken op eigen naam hebben geregistreerd en vervolgens onrechtmatig zou hebben overgedragen aan gedaagde S.

Bevoegdheid aangenomen. Website is oproepbaar in Nederland, voldoende samenhang vordering tegen S (Slovenië) met vordering tegen B, voldoende aanknopingspunten met Nederland. Vordering tot overdracht domeinnaam in beginsel toewijsbaar in kort geding, gedaagde S. mocht echter vertrouwen op de registratie van de domeinnaam op naam van B., en wordt beschermd "door art. 3.88 eerste lid BW, waarin wordt bepaald dat een overdracht van een registergoed geldig is ondanks onbevoegdheid van de vervreemder, indien de verkrijger te goeder trouw is [etc].” Geen inbreuk door S of B. op beeldmerk eisers, geen exclusief recht op gebruik woordcombinatie. Kort geding leent daarnaast zich niet voor beoordeling van de (niet afgewikkelde) rechtsverhouding tussen eisers en B. Vorderingen afgewezen, geen 1019h proceskosten (merkenrechtelijk aspect is van ondergeschikt belang).

Lees het vonnis hier.

 

IEF 8908

Het beeldmateriaal

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 juni 2010, HA ZA 10-32, Aerodata Intenational Sutveys BVBA tegen Mzoem Reclamehuis B.V. & St. Groene Hart Bureau voor Toerisme.

Auteursrecht. Vrijwaringsincident. Mzoem mag Google in vrijwaring oproepen in auteursrechtelijk geschil over beeldmateriaal van Aerodata dat op Google Earth en Google Maps wordt getoond. Mzoem stelt een licentie van Google te hebben verkregen voor het gebruik van het beeldmateriaal.

2.2 (…) Aerodata is houdster van auteursrecht op een deel van het beeldmateriaal dat op Google Earth en Google Maps wordt getoond. Zij heeft daarvoor met Google een licentieovereenkomst gesloten. Mzoem heeft in opdracht, althans voor rekening en risico van de Stichting, beeldmateriaal van Aerodata gebruikt om folders c.q. brochures voor de Stichting te vervaardigen en de Stichting heeft die folders c.q. brochures vrijelijk verspreid. Dit beeldmateriaal heeft Mzoem van Google Earth en Google Maps gehaald. Mzoem c.s. hebben geen toestemming gevraagd of verkregen van Aerodata om het beeldmateriaal, waar Aerodata het auteursrecht op heeft, te gebruiken. (…).

3.1. Mzoem c.s. (…) stellen daartoe, zakelijk weergegeven, dat zij regres kunnen nemen op Google indien een beslissing in de hoofdzaak voor hen nadelig uitvalt omdat zij een licentie van Google hebben verkregen voor het gebruik van het beeldmateriaal. Met betrekking tot de omvang van die licentie zijn zij gerechtvaardigd afgegaan op de door Google aan hen verstrekte informatie zowel via de website van Google als telefonisch.

3.4. (…) De door Aerodata opgeworpen twijfel of daadwerkelijk een licentieovereenkomst is gesloten is niet relevant voor de beoordeling van de incidentele vordering. Of dat het geval is zal moeten worden vastgesteld in de vrijwaringszaak.

4.1. staat Mzoem c.s. toe om Google in vrijwaring te doen dagvaarden (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 8907

De door haar gevorderde e-mailcorrespondentie

Rechtbank Haarlem, 9 juni 2010, HA ZA 10-170, Han Lans Amsterdam B.V. tegen New York Creatives World Wide B.V. c.s. (met dank aan Bjorn Schipper, Bousie).

Auteursrecht. Vonnis in incident. 843a Rv. In hoofdzaak betreft het geschil de voortzetting van een gebruikslicentie voor het (her)gebruik van (reclame)fotomateriaal van eiser door gedaagde, in dit incident vordert gedaagde de verstrekking van bepaalde e-mailcorrespondentie van eiser. De vordering wordt afgewezen:

2.6. Met Lans  c.s. is de rechtbank van oordeel dat van een rechtmatig belang van NY Creatives  c.s. bij verstrekking van de door haar gevorderde e-mailcorrespondentie thans geen sprake is. Gelet op het debat tussen partijen, voor zover dat thans kan worden beoordeeld, zal in de hoofdzaak (primair) de vraag dienen te worden beantwoord of de auteursrechten op het fotomateriaal al dan niet bij Lans  c.s. rusten op grond van artikel 1 Auteurswet dan wel aan NY Creatives  c.s. zijn overgedragen (zoals door NY Creatives betoogd en door Lans  c.s. betwist). Ingevolge artikel 2 lid 2 Auteurswet geschiedt de levering, vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, door een daartoe bestemde akte en omvat de overdracht alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. Uit de enkele stelling van NY Creatives  c.s. dat Lans  c.s. per e-mail aangegeven zou hebben dat de (auteurs)rechten van het te vervaardigen fotomateriaal bij NY Creatives zullen liggen, volgt niet zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, dat sprake zou zijn van een door de overdrager ondertekende en door de verkrijger aanvaarde op de levering gerichte akte. De stelling van NY Creatives  c.s., die zij door middel van de gevraagde e-mail correspondentie wil bewijzen, is derhalve ontoereikend om daaruit een rechtsgeldige overdracht in de zin van artikel 2 Auteurswet af te kunnen leiden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8906

Binnen bekwame tijd

Rechtbank Utrecht, 9 juni 2010, HA ZA 04-1819, Fox tegen The Spectranetics Copropration (met dank aan Frits Gerritzen, Brinkhof).

Octrooirecht, althans royaltygeschil m.b.t. octrooilicenties. Feitelijk nogal complexe zaak. Eises is mede-uitvinder van een aantal octrooien (verwijderen van blokkades van (slag)aderen) en in een geheel van (gestelde) overdrachten, overeenkomsten, echtscheidingen en Amerikaanse vonnissen, stelt eiser, heel kort gezegd, dat gedaagde niet voldoet aan de licentieverplichtingen jegens eiser, nu 25% van alle uit de octrooien voortvloeiende rechten aan eiser zouden zijn overgedragen, waardoor de royaltyverplichtingen navenant zouden zijn gewijzigd.

De rechtbank oordeelt echter dat niet aannemelijk is dat de overdracht waarop de vorderingen zijn gebaseerd heeft plaatsgevonden en wijst de vorderingen af. Ook de reconventionele vorderingen (erkenning van Amerikaanse beslissingen en OD) en worden afgewezen. Vereisten erkenning buitenlands vonnis. “En dergelijk in algemene bewoordingen gesteld gebod of verbod, waarmee Fox feitelijk het recht wordt ontnomen enige procedure jegens Spectranetics c.s. aanhangig te maken, is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de Nederlandse openbare orde, zodat de vordering tot erkenning ook op deze grond dient te worden afgewezen.” In citaten:

Overdracht: 4.3 Met inachtneming van deze verschillende door partijen ingenomen stellingen en overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat de door Fox gestelde overdracht niet heeft plaatsgevonden, althans dat Fox en Coster aan de (geplande)overdracht geen gevolg hebben gegeven. (…)

4.5 (…) Met het oog op het feit dat Spectranetics Corporation niets met de gestelde ovedracht deed (zelfs daarop niet reageerde), had het in de lijn der verwachting gelegen dat Fox en Coster, althans één van hen, Spectranetics Corporation binnen bekwame tijd (nogmaals) over de overdracht zou hebben geïnformeerd en (nogmaals) aanspraak zou hebben gemaakt op de uit die overdracht voortvloeiende rechten. (…)

4.6. Vervolgens is de vraag of er andere feiten en omstandigheden zijn die als bewijs kunnen dienen voor de overdracht die volgens Fox op 15 juli 1998 heeft plaatsgevonden.  Voor de beantwoording van deze vraag is van belang dat Interlase op 11 september 1998 aan Spectranetics Corporation schrijft (l) dat de octrooien aan White Star zijn overgedragen en (2) dat White Star hierdoor alle rechten uit de licentieovereenkomst heeft verkregen  (…) Deze 100% overdracht had niet gekund als Interlase nog maar 60% van de octrooirechten had. (…) dan had het in de lijn der verwachting gelegen dat Fox of iemand anders binnen Interlase deze omissie zou hebben hersteld. Dit is niet gebeurd, hetgeen onder meer uit het verloop van de gerechtelijke procedure tussen White Star en Spectranetics Corporation blijkt.

4.7 (…) Mocht Fox van mening zijn geweest dat op 15 juli 1998 aan hem rechten met betrekking tot de octrooien waren overgedragen en dat daarom de claim van White Star niet klopte, dan had hij - gegeven zijn directe bemoeienis - White Star en Spectranetics Corporation daarop eenvoudig kunnen wijzen. Dat heeft Fox niet gedaan. (…)
 
4.9. Ten slotte acht de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of op 15 juli 1998 aan Fox rechten zijn overgedragen het volgende van belang. De door Fox gestelde overdracht op 15 juli 1998 is nimmer in de daartoe bestemde openbare registers ingeschreven. Er is dus geen openbare bron die de aanspraken van Fox op 25% van de octrooien, waaronder begrepen een recht op royalty-betalingen ter zake dit percentage, ondersteund. De overdracht van de octrooien en de daarmee verbandhoudende rechten door Interlase aan White Star is daarentegen wel ingeschreven, zonder dat daarbij de beperking wordt gemaakt dat die overdracht slechts ziet op 60% van de octrooien. Mocht de overdracht van op 15 juli 1998 wel hebben plaatsgevonden, dan had die beperking in de registers moeten worden vermeld. (…)

Reconventie. Tenuitvoerlegging uitspraken VS: 4.13. Spectranetics c.s. vordert in reconventie een voor tenuitvoerlegging vatbare titel ter zake van de Amended Order van het United States District Court for the Eastern District of Virginia van 13 september 2008 (hierna: Amended Order). In deze Amended Order is (onder meer) geoordeeld dat de overdracht van 25% van de intellectuele eigendomsrechten waarop de licentie ziet niet op l5 juli 1998 heeft plaatsgevonden (…).

4.15. De rechtbank stelt voorop dat zij noch ingevolge enig verdrag noch ingevolge het Nederlandse internationaal privaatrecht gehouden is tot erkenning van een uitspraak van de District Court of Virginia, zoals de Amended Order. Naar Nederlands internationaal privaatrecht staat het de rechter in beginsel vrij in elk bijzonder geval te beoordelen of en in hoeverre aan een vreemd vonnis gezag moet worden toegekend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het vreemde vonnis ongeacht zijn aard en strekking wordt erkend indien aan een drietal minimumvereisten is voldaan:
a. de buitenlandse rechter was bevoegd om van de zaak kennis te nemen;
b. het vreemde vonnis is tot stand gekomen na een behoorlijke rechtspleging;
c. het vreemde vonnis is niet in strijd met de Nederlandse beginselen van openbare
orde.

4.16. (…) Dit betekent dat zowel Fox als Spectranetics Corporation en/of Spectranetics International tezamen niet bij de procedure leidend tot de uitspraak waarvan erkenning wordt gevraagd, partij zijn geweest. (…) Het Gerechtshof Amsterdam heeft in haar arrest van 1 april 2008 in het kader van een beoordeling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op grond van artikel 12 Rv overwogen dat deze bepaling niet aan haar bevoegdheid in de weg staat nu niet is gebleken dat zowel Fox als Spectranetics Corporation en/of Spectranetics International tezamen bij de voor de Amerikaanse rechter gevoerde procedures partij zijn geweest. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de onderhavige vordering. Gelet op het vorenstaande moet worden aangenomen dat de Amended Order partijen in de onderhavige procedure niet kan binden, zodat daaraan geen gezag kan worden toegekend. Het feit dat Fox op de hoogte was van de procedure (zoals hiervoor in 4.7 overwogen) alsmede het feit dat de daarin vervatte bevelen gericht zijn tot Fox doet daar niet aan af. Met de bekendheid met -en bemoeienis van- Fox met de eerdere procedures van White Star kan immers nog niet worden aangenomen dat Fox partij bij deze procedure was en als zodanig verweer heeft kunnen voeren. Voorts blijkt uit de motivering van de Amended Order niet op welke gronden de diverse verboden aan Fox (kunnen) worden opgelegd in een procedure waarbij hij geen partij was, zodat er in dat opzicht sprake is van een gebrek in de motivering. Ten slotte behelst de inhoud van de Amended Order een algemeen gebod aan Fox om de bij een Nederlands gerecht aanhangig gemaakte procedure te staken en gestaakt te houden, welk gebod zich tevens uitstrekt tot elders aanhangig te maken procedures. En dergelijk in algemene bewoordingen gesteld gebod of verbod, waarmee Fox feitelijk het recht wordt ontnomen enige procedure jegens Spectranetics c.s. aanhangig te maken, is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de Nederlandse openbare orde, zodat de vordering tot erkenning ook op deze grond dient te worden afgewezen.

4.17. Een en ander leidt tot de slotsom dat de Amended Order in strijd is met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel moet worden beschouwd dan wel de Nederlandse openbare orde. De vordering tot erkenning daarvan zal daarom worden afgewezen. Dit betekent dat de door Fox ingestelde vorderingen inhoudelijk moeten worden beoordeeld, hetgeen hiervoor in conventie is gebeurd.

Lees het vonnis hier.