IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 8261

Het Benelux-Gerechtshof

Benelux GerechtshofTeksten van de presentaties die gehouden zijn tijdens de studiedag van het Benelux-Gerechtshof op 9 oktober j.l. onder de noemer: Het Benelux -Gerechtshof als beroeps- en cassatie-instantie voor het Benelux merken- en modellenrecht.

Werking van het Benelux-Gerechtshof en zijn positie in groter internationaal verband. Spreker: de heer J.-F. Leclercq, advocaat-generaal bij het Benelux-Gerechtshof en procureur-generaal bij het Belgische Hof van Cassatie.
 
De komende aanpassingen van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom.  Spreker: de heer E. Simon, directeur-generaal van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom.   

De toekomst van het Benelux-Gerechtshof, met speciale aandacht voor de bevoegdheden inzake intellectuele eigendom.  Sprekers: prof. J. Erauw, directeur van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Gent, en mr. D.W.F. Verkade, advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, opstellers van de preadviezen ‘over het Benelux-Gerechtshof’ respectievelijk ‘betreffende enige vragen omtrent de toekomst van het Benelux-Gerechtshof’. 

Rechtsvergelijking tussen de drie landen met betrekking tot de beroepsprocedure en de cassatieprocedure.  Spreker: mr. W.D.H. Asser, raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Lees de teksten hier.

IEF 8259

Elegant Sint-janskruid

Hoge Raad, 9 oktober 2009, LJN: BJ2678, Eiseres tegen verweerster (Hypericum Elegance)

Kwekersrecht. Hypericum Elegance. De aanspraak op redelijke vergoeding ingevolge art. 36a Zaaizaad- en plantgoedwet (thans: art. 71 Zpw 2005) komt slechts toe aan de aanvrager wiens aanvrage uiteindelijk is ingewilligd en dus tot verlening van het kwekersrecht heeft geleid. Is hangende de aanvraag door partijen ter zake een (licentie)vergoeding overeengekomen, dan berust – indien het kwekersrecht is verleend – de aanspraak op vergoeding zowel op de wet als op die overeenkomst. 

5.2.2 Gelet op dit een en ander heeft het hof hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Indien het ervan is uitgegaan dat [eiseres] ook in of over de periode waarin haar aanvraag hangende was, aanspraak kon maken op een redelijke vergoeding op grond van art. 36a Zpw hoewel die aanvrage uiteindelijk is afgewezen, geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof de juiste betekenis van art. 36a Zpw niet heeft miskend, valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien dat en waarom de overeenkomsten tussen partijen aldus zouden moeten worden uitgelegd dat [verweerder] de licentievergoeding verschuldigd zou zijn ongeacht het antwoord op de vraag of [eiseres] uiteindelijk kwekersrecht op Hypericum Elegance zou verkrijgen. In zoverre slagen de onderdelen. Of partijen zijn overeengekomen dat de bedongen vergoeding ook verschuldigd zou zijn indien [eiseres] geen kwekersrecht mocht verkrijgen, zoals door [eiseres] is gesteld, dient na verwijzing, aan de hand van hetgeen partijen daaromtrent hebben aangevoerd, te worden onderzocht. De enkele door het hof weergegeven stelling van [eiseres] - dat [verweerder] bij de aankoop is meegedeeld dat sprake was van een licentievergoeding hangende de onderzoeksperiode - is daartoe evenwel ontoereikend, gelet op hetgeen hiervoor in 5.2.1 is overwogen.

5.3 Onderdeel 2 klaagt dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is, indien en voor zover de overwegingen en beslissingen aldus zouden moeten worden begrepen dat [eiseres] en [verweerder] een licentievergoeding met elkaar zouden zijn overeengekomen. De stellingen van [eiseres] laten volgens het onderdeel geen andere conclusie toe dan dat [eiseres] aanspraak maakte op een licentievergoeding jegens [verweerder] op grond van art. 36a Zpw en niet op grond van een tussen partijen overeengekomen licentievergoeding.
Deze klacht faalt voor zover daarin de opvatting besloten ligt dat een aanspraak op een redelijke vergoeding als in dit geding bedoeld, hetzij op de wet, hetzij op een licentieovereenkomst berust. Hangende de aanvraag tot verlening van een kwekersrecht kunnen partijen, van wie de ene de aanvraag heeft gedaan en de andere handelingen wenst te verrichten als bedoeld in art. 40 Zpw - thans art. 57 Zpw 2005 - rechtsgeldig overeenkomen dat laatstgenoemde die handelingen mag verrichten tegen betaling van een in die overeenkomst neergelegde (licentie)vergoeding. Is de eerstgenoemde partij eenmaal kwekersrecht verleend, dan berust zijn aanspraak op de vergoeding zowel op de wet als op de overeenkomst waarin de omvang van die vergoeding is vastgesteld. Voor het overige behoeft het onderdeel geen behandeling. Hetzelfde geldt voor onderdeel 4.

Lees het arrest hier.

IEF 8258

Hirsch Ballin en Heemskerk tevreden

Persbericht Justitie: Hirsch Ballin en Heemskerk tevreden over besluit Buma/Stemra.Minister Hirsch Ballin van Justitie en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken zijn tevreden over het besluit van auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra om het tarief voor niet-bedrijfsmatig gebruik van muziek in zogeheten embedded files, bijvoorbeeld in particuliere profielen op sociale netwerken, niet door te laten gaan.

Dit gebeurde na overleg binnen de brancheorganisatie Voi©e onder voorzitterschap van mr. A. Kosto. De beide bewindslieden hebben met instemming kennis genomen van het initiatief van VOI©E om met Buma/Stemra in overleg te treden over de ontstane commotie in de samenleving. Zij waren aanvankelijk ontstemd over het voorgenomen besluit van Buma/Stemra. Het riep onnodige vragen op en leidde tot begrijpelijke verwarring bij internetgebruikers. Bovendien strookte het besluit niet met de afspraak die de auteursrechtorganisaties en het bedrijfsleven in de werkgroep Pastors hebben gemaakt. Die afspraak houdt in dat er overleg met gebruikers plaatsvindt voordat een collectieve beheersorganisatie nieuwe tarieven op de markt brengt.

IEF 8257

Toch maar niet voor embedded files

Persbericht: Buma/Stemra komt internetgebruikers tegemoet.  Buma / Stemra behartigt de belangen van auteurs en componisten van muziek. Deze beroepsgroep is verheugd over de toename van het gebruik van hun repertoire op het internet maar moet vaststellen dat daar vaak geen redelijke vergoedingen tegenover staan.

Tegen die achtergrond heeft Buma / Stemra op 1 oktober jl. haar tarieven voor 2010 gepubliceerd voor gebruik van muziek op het internet. Onderdeel daarvan was het tarief voor niet-bedrijfsmatig muziekgebruik door middel van zgn. embedded files. Dit onderdeel van het tarief heeft tot grote commotie geleid bij een breed publiek en in de volksvertegenwoordiging.

Deze commotie heeft Buma / Stemra niet onberoerd gelaten. Buma / Stemra heeft na overleg binnen haar branche organisatie, VOICE, besloten om het tarief voor niet-bedrijfsmatig gebruik van muziek in embedded files niet ten uitvoer te brengen (zoals particuliere profielen op sociale netwerken).

Buma / Stemra blijft van mening dat er een vergoeding dient te zijn voor auteurs en componisten van muziekvoor het gebruikvan hun werk, ook op het internet. Om tot een dergelijke vergoeding te komen gaat Buma / Stemra in overleg met betrokken partijen. Ook zullen VOICE en Buma / Stemra gezamenlijk overleg zoeken met de Minister van Justitie over dit onderwerp.

Hoofddorp, 9 oktober

IEF 8256

Studiedag Benelux-Gerechtshof

Ter herinnering: Studiedag Benelux-Gerechtshof. Op vrijdag 9 oktober 2009 vindt, in de Congreszaal van het Belgisch parlement te Brussel, een studiedag plaats met als thema: Het Benelux-Gerechtshof als beroeps- en cassatie-instantie voor het Benelux merken- en modellenrecht

Tijdens deze dag zullen gastsprekers uit de rechterlijke en academische wereld  niet alleen ingaan op de werking  van het Benelux-Gerechtshof, dat dit jaar 35 jaar bestaat, maar vooral de toekomstige uitdagingen ervan schetsen met speciale aandacht voor mogelijk nieuwe bevoegdheden inzake Intellectuele Eigendom. Op politiek niveau staan de Benelux-landen daar gunstig tegenover.

Lees hier meer.

IEF 8252

Een moeilijk besluit (+ reactie)

Persbericht DBNL: “De Digitale Bibliotheek heeft een moeilijk besluit moeten nemen. Met ingang van vandaag is alle beeldmateriaal in publicaties van na 1900 van de website verwijderd. De aanleiding is de dreiging met een miljoenenclaim door de auteursrechtenorganisatie Pictoright namens een aantal bij haar aangesloten fotografen. Pictoright stelt zich op het standpunt dat werk van deze fotografen onrechtmatig in de DBNL-website opgenomen is of is geweest, en dat de door fotografen ondervonden schade inmiddels vele miljoenen beloopt.

De DBNL is van mening dat het gebruik van het beeldmateriaal binnen haar website steeds rechtmatig is geweest en dat dit gebruik onder het citaatrecht viel dan wel anderszins toelaatbaar was.Ze heeft hierbij steeds te goeder trouw gehandeld, en naar haar overtuiging door haar manier van werken geen economische schade toegebracht aan rechthebbenden.

Lees het persbericht hier.

Reactie Pictoright: Pictoright maakt er bezwaar tegen dat DBNL kennelijk van mening is dat het auteursrecht van schrijvers wel dient te worden gerespecteerd, maar dat willekeurig welk beeldmateriaal dan ook vrijelijk moet kunnen worden gebruikt. DBNL is een professionele partij, die gewend is met miljoenenprojecten te werken, maar er is in de ogen van DBNL geen ruimte voor een redelijke vergoeding voor beeldmateriaal dat op de website wordt geplaatst. Met DBNL is vele malen overleg gevoerd, waarbij Pictoright steeds heeft aangegeven dat voor dit soort gebruik door andere partijen wel op een fatsoenlijke wijze wordt afgerekend. DBNL was daar echter om onduidelijke redenen niet toe bereid. 

Pictoright betreurt de opstelling van DBNL. Pictoright is er absoluut niet op uit om dit soort sites te ontdoen van beeld, maar gebruik van beeld dient wel te gebeuren op basis van een redelijke regeling. Het is naar de mening van Pictoright overduidelijk dat een algemeen beroep van DBNL op het citaatrecht niet opgaat. 

Lees de reactie hier.

IEF 8202

Te gelden als uitvinder

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2009, gevoegde zaken HA ZA 06-43 en HA ZA 06-1640, X tegen Y & Audilux N.V. c.s. en X tegen Koninklijke Philips Electronics N.V.

Octrooirecht. Wel gemeld, nog niet samengevat. Opeising octrooi. Geen rechtsverwerking. Geen situatie als bedoeld in artikel 12 lid 1 ROW. Niet voldaan aan bij opeising geldende verzwaarde stelplicht.

Stellende dat hijzelf als enige, althans samen met Philips, heeft te gelden als uitvinder van de bedoelde octrooifamilie voor het in-ear gehoorapparaat, dat hij buiten dienstverband en deels in zijn vrije tijd zou hebben uitgevonden, vordert X - samengevat - primair veroordeling van Y c.s. tot overdracht van, subsidiair tot gedeeltelijke overdracht in mede-eigendom van (thans nog) Europees octrooi EP 100, PCT-aanvrage O99/13686,het Amerikaanse octrooi US 740 en alle andere octrooien of octrooiaanvragen die NL 962 en NL 257 als prioriteit inroepen.

5.7 Als verweer met de verste strekking is aangevoerd dat X zijn recht tot opeising zou hebben verwerkt. Dat wordt verworpen. Enkel tijdsverloop, in dit geval 6 jaar, is daartoe onvoldoende. Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is daarnaast vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij Philips/Y c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat X zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van Philips/Y c.s. onredelijk zou worden benadeeld of bezwaard in geval X zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Weliswaar wordt vanwege het tijdsverloop de positie van Philips/Y c.s. bemoeilijkt, maar niet valt in te zien dat dit het gevolg is van een (additionele) bijzondere omstandigheid, niet zijnde enkel tijdsverloop. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank een (additionele) bijzondere omstandigheid aanwezig op grond waarvan bij Y c.s./Philips het gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn gewekt dat X zijn aanspraak niet langer geldend zou maken. De rechtspraak waar Philips zich ten faveure van haar beroep op rechtsverwerking op beroept, ziet niet op met de onderhavige zaak vergelijkbare casusposities, zoals X terecht naar voren heeft gebracht.

5.8. Evenmin is sprake van een situatie bedoeld in art. 12 lid 1 ROW 1995 (na "tenzij"), op grond waarvan de aard van de werkzaamheden van X mee zou brengen dat aan spraak op octrooi zou toekomen aan Audicom, zoals Philips nog aanvoert. X was bij Audicom niet aangesteld – zo is tussen partijen in confesso – in een betrekking die qua aard meebracht dat hij zijn bijzondere kennis zou aanwenden tot het doen van uitvindingen van dezelfde soort als die waarop de octrooiaanvrage betrekking heeft. X was als hoofd technische dienst belast met het repareren en assembleren van gehoorapparaten.

5.9. Subsidiair heeft Philips betoogd dat zo al moet worden aangenomen dat X met medeweten en goedkeuring van Y zich mede in werktijd zou hebben beziggehouden met het doen van uitvindingen, die geleid hebben tot de voorlopers van de Microlux, zoals X beweert, maar Philips en Y c.s. betwisten, dat dan blijkbaar sprake was van een situatie waarin het tot zijn feitelijke takenpakket was gaan behoren om uitvindingen te doen voor Audicom. Gelet op de blijkens de parlementaire geschiedenis beperkte draagwijdte van de uitzondering van art. 12 lid 1 ROW 1995 gaat het te ver om die situatie gelijk te kunnen stellen met een geval als bedoeld in lid 2 van dat artikel, waar het betoog van Philips in feite op neerkomt, zodat dit wordt verworpen.

5.10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft X niet voldaan aan zijn in de onderhavige procedures aan te nemen verzwaarde stelplicht met betrekking tot zijn stelling dat hij de aan de octrooi(aanvrage)en ten grondslag liggende uitvinding van een in-ear hoortoestel zou hebben gedaan. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8255

Een beroep op het wezen

Kesselreinigung RüeggGerechtshof ’s-Gravenhage, 6 oktober 2009, zaaknr. 105.002.348/01, Francis Zilka & Timothy Zilka tegen Kesselreinigung Rüegg GmbH (met dank aan F.I.S.A.L. van Velsen,  FISAL IP Law).

Octrooirecht. Explosief ontslakken. Partijen hebben zich na tussenarrest kunnen uitlaten over HR Lely/Delaval en hebben hun stellingen/verweer, zo nodig, kunnen aanpassen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank 's-Gravenhage, 25 februari 2004, 03/1234). Eerst even voor jezelf lezen:  

14. De stellingen van Zilka betreffende “het wezen” houden in feite in dat Zilka aan veel kenmerken van de conclusie geen betekenis hecht en deze weginterpreteerd. Zo komt de koelenvelop, die en detail in de conclusies is omschreven en een essentieel aspect lijkt te zijn, in het geheel niet meer voor. Het lijkt erop dat Zilka met het formuleren van zulk een ruim ‘wezen’ juist datgene doet wat artikel 69 EOV in verbinding met het Protocol uitdrukkelijk beoogt te verbieden:
“Art. 69 mag (…) evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder naar het oordeel van de deskundige die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen.”
Zilka gaat in hoger beroep in haar akte van 8 november 2007 ervan uit dat met “explosief” en “explosieveninrichting” hetzelfde wordt bedoeld. Ook al zou worden aangenomen dat met een beroep op het wezen kenmerken mogen worden weggeïnterpreteerde als door Zilka is aangegeven, dan is niet voldaan aan het door Zilka geformuleerde “wezen” voor zover luidend: “(…) doordat het explosief voortdurend wordt gekooeld.”
In het systeem van Rüegg is immers geen sprake van het voortdurend koelen van het explosief: wat voortdurend gekoeld wordt is de holle kans en de lege ballon zonder dat daarin een explosief mengsel aanwezig is. 

Lees het arrest hier.

IEF 8254

Personalia

Mr. J.C. Fasseur-van Santen heeft per 1 oktober 2009 het voorzitterschap van de IE-kamer van het gerechtshof te 's-Gravenhage neergelegd; zij zal nog enige tijd in IE-verband actief blijven als gewoon vicepresident. Mr. A.D. Kiers-Becking, vicepresident van het hof, zal als IE-coördinator voortaan het algemene aanspreekpunt in IE- kwesties zijn.

IEF 8253

Volwaardige mededinging

Jesse HofhuisJesse Hofhuis (Jesse Hofhuis): Volwaardige Mededinging

Kinderen die veel Lego hebben, zitten echt niet te wachten op steentjes die niet op hun Lego passen. Lego heeft inmiddels geen IE-rechten meer op de vorm van haar steentjes, dus haar concurrenten willen nu eindelijk steentjes kunnen verkopen die passen. Volgens zowel Hof ‘s-Hertogenbosch als AG Verkade moet dat kunnen – alleen zij bereiken dat oordeel op basis van verschillende criteria. Wat beide criteria gemeen hebben is dat beoogd lijkt dat concurrenten een eerlijke kans hebben volwaardig te concurreren. Maar zou dat dan niet het criterium moeten zijn?

(…)  Wat de casus Tomado en Lego aldus gemeen hebben – en waarin zij afwijken van bijvoorbeeld “zomaar nagemaakte” zaklampen en schoenen – is dat concurrenten van Tomado en Lego door de specifieke omstandigheden in de betreffende markt geen eerlijke kans hebben volwaardig te concurreren als zij niet op verwarringwekkende wijze kunnen aanhaken. Is het dan niet een idee aan te nemen dat nabootsers aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van hun product afbreuk doen, wanneer het voor hen onmogelijk is een eerlijke kans te hebben volwaardig te concurreren wanneer zij géén verwarring wekken.

Lees de volledige column hier.