IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 8223

Spaar ze allemaal

C1000 GOGO Luma

Merkensmurf, pardon Merkengogo (één van de zeer vele verschillende gogo's van bijzonder populaire C1000 spaaractie). Gezien de omschrijving zou een © op z'n hoofd misschien wat passender geweest zijn.

IEF 8222

Een Nederlandse ingezetene met zijn eigen computer kan doen wat nodig is

Rietveld Schröder 1Gerechtshof Amsterdam, 22 september 2009, zaaknr. 200.030.570/01 SKG, Dimensione Direct Sales SRL.tegen Cassina S.P.A. & Le Fondation Le Corbusier (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Meubels Le Corbusier / Rietveld. Hoger beroep van Rechtbank Amsterdam, 12 februari 2009, IEF 7578. Centraal staat de vraag of het Italiaanse Dimensione door middel van haar website, de catalogus en mailings in Nederland onrechtmatig inbreuk maakt op de (in Nederland beschermde) auteurs- en/of merkenrechten van de rechthebbenden dan wel door misleiding van het publiek, waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken. Ontoegankelijk maken website. Het hof bekrachtigt in een uitgebreid arrest grotendeels het vonnis waarvan beroep. Eerst even voor jezelf lezen.

3.14 Met haar mede tot Nederlandse ingezetenen gerichte website doet Dimensione derhalve het aanbod om ervoor te zorgen dat haar wederpartij in Nederland in het bezit wordt gesteld van één of meer meubelmodellen, en daarvan (bij voldoening aan de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting) de eigendom te verwerven, terwijl de bezoeker van deze website voor het aanvaarden van dit aanbod niets anders behoeft te doen dan met zijn computer het bestelformulier invullen. Dit aanbod moet worden aangemerkt als 'aanbieden' in de zin van de Auteurswet, waarbij het in (algemene) voorwaarden gemaakte beding dat de eigendom reeds in Italië wordt overgedragen geen zelfstandige betekenis heeft. Dit aanbod moet tevens worden aangemerkt als "distributie onder het publiek" in de zin van art. 4 Richtlijn 2001/29/EG, en wel distributie met als onderliggende titel een koopovereenkomst.

Lees het arrest hier.

IEF 8221

Het angorakat syndroom

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 september 2009, KG ZA 09-1115, Sanofi-Aventis tegen Ratiopharm (Nederland) B.V.

Octrooirecht. Afstand. Angorakat. Octrooi ziet op combinatie van clopidogrel en aspirine. Geen directe inbreuk. Geen indirecte inbreuk door uitlokken geneeskundige behandeling (combinatietherapie met aspirine).

Sanofi is rechthebbende op het Europees octrooi EP 1 881 901 (hierna: EP 901 of het octrooi). Het octrooi is geldig tot en met 17 februari 2017 en van kracht in onder meer Nederland. EP 901 bevat 8 conclusies. Onafhankelijke conclusie 1 en de daarvan afhankelijke conclusies 2-5 hebben betrekking op een farmaceutisch preparaat, dat een combinatie van werkzame stoffen clopidogrel en aspirine bevat.

Conclusies 6-8 hebben betrekking op het gebruik van een preparaat volgens (één van de) conclusies 1-5. Het betreft zogenoemde Swiss-type use claims. Meer in het bijzonder stelt conclusie 6 van EP 901 onder bescherming het gebruik van een preparaat volgens conclusies 1-5 voor de behandeling van aandoeningen veroorzaakt door bloedplaatjesaggregatie waaronder stabiele of instabiele angina en aandoeningen van het cardiovasculaire en cerebrovasculaire systeem.

In de oorspronkelijke aanvrage welke leidde tot EP 901 kwam een verdere onafhankelijke conclusie 9 voor, die luidde:

9. Procédé de traitement d’une pathologie induite par l’agrégation plaquettaire comprenant l'administration d'une quantité efficace de clopidogrel et de façon concomitante l'administration d'une quantité efficace d'aspirine, le clopidogrel et l'aspirine étant administrés à l'état libre ou sous forme de sel pharmaceutiquement acceptable.

Gedaagden afzonderlijk behoren tot de Ratiopharm-groep met hoofdkantoor in Duitsland en houden zich bezig met de productie, verkoop en distributie van generieke geneesmiddelen. Op 28 juli 2009 is een handelsvergunning verleend voor Clopidogrel ratiopharm GmbH 75 mg filmomhulde tabletten. Inmiddels brengt Ratiopharm het product Clopidogrel ratiopharm in Nederland op de markt.

Ratiopharm Nederland B.V. heeft in een ten aanzien van EP 901 door haar (tezamen met Ratiopharm GmbH) aangespannen bodemprocedure aangegeven dat de SmPC (samenvatting van de productkenmerken) en bijsluiter van het Clopidogrel ratiopharm product ook de combinatietherapie van clopidogrel en acetylsalicylzuur (ASA) bij de behandeling van acuut coronair syndroom (ACS) zal bevatten.

Volgens Sanofi biedt Ratiopharm met haar preparaat Clopidogrel ratiopharm GmbH 75 mg filmomhulde tabletten, dat als actieve stof alleen clopidogrel bevat, een preparaat aan dat onder de beschermingsomvang van het octrooi valt, omdat dat gebruikt kan worden in een combinatietherapie met aspirine.

Wat betreft het verleningsdossier stelt de voorzieningenrechter voorop dat dat jegens Sanofi de verdenking oproept dat zij eigenlijk (ook) een geneeskundige behandelingmethode in de zin van artikel 53 sub c Europees Octrooiverdrag (hierna EOV) zou hebben willen beschermen. De ingetrokken conclusie 9 en de vervolgconclusies 10 tot en met 15 zijn immers alle aan te merken als conclusies die zien op het aanbieden van een behandeling van ACS door gecombineerde toediening van clopidogrel en aspirine. Uit de vastlegging van een met de examiner gevoerd telefonisch overleg blijkt dat deze conclusies zijn ingetrokken onder verwijzing naar artikel 52 lid 4 EOV (oud), overeenkomende met het huidige artikel 53 sub c EOV.

De voorzieningenrechter geeft aan dat de indruk bestaat dat vervolgens is nagelaten de overige conclusies en de beschrijving te zuiveren van de oorspronkelijke wens (ook) een behandelmethode te claimen. De behandelmethode zoals oorspronkelijk geclaimd onder conclusie 9 gaat immers wel uit van afzonderlijke toediening van werkzame hoeveelheden clopidogrel en aspirine en bouwt dus niet voort op de gecombineerde toediening in één preparaat zoals geclaimd in conclusie 1. De voorlopige conclusie van de voorzieningenrechter is dan ook dat de verleningsgeschiedenis leert dat de beschrijving eerder in beperkende zin dient te worden gelezen.

Sanofi probeert, aldus de voorzieningenrechter, het octrooi te begrijpen op een wijze die in de literatuur bekend staat als het angorakat syndroom. Gedurende de verlening heeft zij zich klein gemaakt door in een telefonisch overleg met de onderzoeker afstand te doen van de conclusies die zien op een geneeskundige behandeling. Daardoor is zij erin geslaagd het kleine gaatje van de verlening te passeren en vervolgens wil zij – als een angorakat die zijn haren weer opzet – het octrooi weer tot de oorspronkelijke omvang doen uitdijen door materieel de geneeskundige  behandelmethode toch weer onder de beschermingsomvang te brengen. In het licht van de verleningsgeschiedenis – het intrekken van de conclusies 9 tot en met 15 – zien naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de conclusies 6, 7 en 8 alle op een preparaat of geneesmiddel dat naast clopidogrel ook aspirine omvat.

Vast staat dat het aangevallen product Clopidogrel ratiopharm GmbH 75 mg filmomhulde tabletten geen aspirine omvat. Alleen al hierom maakt Ratiopharm geen directe inbreuk op enige conclusie van EP 901, hoe dan ook gelezen of gewenst.

Ratiopharm maakt ook geen indirecte inbreuk op enige conclusie van EP 901. De beschermingsomvang is immers beperkt tot een combinatiepreparaat omvattende (ook) aspirine. Sanofi stelt voorts dat Ratiopharm het product Clopidogrel ratiopharm GmbH 75 mg filmomhulde tabletten aanbiedt onder een SmPC en met een bijsluiter die vast doen staan dat zij het product aanbiedt voor gebruik tezamen met aspirine. Anders dan Sanofi herkent de voorzieningenrechter ook hierin geen letterlijke, directe inbreuk. Het is weliswaar duidelijk dat Ratiopharm haar product aanbiedt om te gebruiken, samen met aspirine, voor de behandeling van ACS, maar dat is niet een handelen dat aan de octrooihouder is voorbehouden. Ratiopharm lokt hiermee wel een bepaalde geneeskundige behandeling uit maar dat raakt niet de beschermingsomvang van het octrooi. EP 901 ziet immers niet op een geneeskundige behandeling en kan dat gelet op artikel 53 sub c EOV ook niet.

Proceskosten volgens overeenkomst:  € 90.000.

Lees het vonnis hier.

IEF 8220

Een afgegeven certificaat

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 23 september 2009, AWB 09/5528 OCT95Actavis Group HF en Octrooicentrum Nederland. 3e partij: E.I. Du Pont de Nemours and Company.

Octrooirecht. ABC-zaak. Eiser Actavis maakt bezwaar tegen de verlenging door het OCN van een ABC voor het geneesmiddel van derde partij Du Pont, omdat zij zelf met een generiek geneesmiddel op de markt wil komen. Het OCN wijst het bezwaar af en de rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen deze afwijzing ongegrond.

3.1. In geschil is of de Verordening, meer in het bijzonder artikel 19, tweede lid, zich er tegen verzet dat een derde belanghebbende het besluit tot verlenging van de duur van een ABC aanvecht met gebruikmaking van de bestuursrechtelijke rechtsmiddelen van de Awb.

3.2. De bepaling van artikel 18 van de Verordening wordt beperkt door artikel 19, tweede lid, dat ‘oppositie’ tegen een besluit tot verlening van een certificaat expliciet uitsluit. Zou artikel 18 van de Verordening zo moeten worden gelezen dat de mogelijkheid van een bezwaar behalve voor de rechthebbende ook voor een derde belanghebbende openstaat, dan zou artikel 19, tweede lid van de Verordening zinledig zijn. (…)

3.3. In het verlengde van het vorenstaande heeft eiseres betoogd dat artikel 19, tweede lid, van de Verordening uitsluitend ziet op het verbod van oppositie tegen een ‘afgegeven certificaat’, en niet tegen de verlenging van een afgegeven certificaat. Dat standpunt is onjuist. Het ABC van Du Pont kwalificeert als een ‘afgegeven certificaat’ in de zin van artikel 19, tweede lid van de Verordening, waartegen geen oppositie kan worden ingesteld. Het feit dat verweerder de beschermingsduur van het certificaat op de voet van artikel 10, zesde en eerste lid, van de Verordening heeft verlengd, doet daaraan niet af.(…)

3.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Lees de uitspraak hier.

IEF 8219

Personalia

Kriek Wille"Van Doorne breidt IE-praktijk uit met de komst van Kriek Wille. Met de komst van Kriek Wille breidt de praktijkgroep Intellectuele Eigendom haar expertise uit op het gebied van entertainment- en mediarecht.

Kriek Wille is in 1989 afgestudeerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en advocaat geworden bij (toen nog) Van Doorne & Sjollema. In de jaren '90 werkte zij enige tijd bij de Ministeries van Economische Zaken en Justitie. Bij Justitie was zij o.a. betrokken bij wetgevingsonderzoek op het gebied van IE en civiel recht. Na haar terugkeer in de advocatuur werd Kriek in 2004 bestuurder van een stichting die zich sterk maakte voor een betere omgang tussen Bekende Nederlanders en de media. Het 'managen' van media aandacht heeft haar bijzonder affiniteit. Van 2006 tot medio 2009 voerde Kriek haar praktijk bij een gerenommeerd IE niche kantoor.

Daar deed zij voornamelijk zaken voor grote ondernemingen en kopstukken uit de entertainment- en media branche. Tevens specialiseerde zij zich voor kunst- en cultuurorganisaties maar ook voor grote retailers in de bescherming van vormgeving.  Kriek publiceert en spreekt met enige regelmaat over IE onderwerpen en is o.a. auteur van een handboek over intellectuele eigendomsrechten in faillissement. Daarnaast is Kriek honorair Raadsheer-Plaatsvervanger bij het Gerechtshof Den Haag.

Wille keert terug bij Van Doorne omdat '"Van Doorne  mij de gelegenheid biedt mijn entertainment- en mediapraktijk verder uit te bouwen. Van Doorne heeft een sterke IE praktijk en daar sluit mijn ambitie goed bij aan. En dat mijn kantoorgenoten net zo gedreven met hun vak bezig zijn als ik, dat vind ik ook belangrijk."

Remco van Leeuwen, praktijkgroepleider IE/IT, is bijzonder verheugd over de komst van Wille.  "Kriek heeft een brede ervaring op het gebied van entertainment- en mediarecht. Zo heeft zij naast haar expertise op het gebied van onrechtmatige media uitingen ruime ervaring met uitgeefcontracten, contracten en adviezen over sponsoring, TV-, muziek- en andere producties, internetplatforms en evenementen. En dat vraagt specifieke kennis en je weg weten in die wereld."

IEF 8218

Thuisbezorgen

Rechtbank Utrecht, 23 september 2009, LJN: BJ8578, Thuisbezorgd.nl B.V. tegen Jolidé V.O.F.

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eindvonnis (tussenvonnis: Rechtbank Utrecht, 12 november 2008, IEF 8226) in zaak over thuisbezorgd en thuisbezorgen. Kort vonnis, in citaten:

2.2.  In het tussenvonnis van 4 maart 2009 heeft de rechtbank Tb in de gelegenheid gesteld te reageren op de door Jolidé bij antwoordakte in het geding gebrachte stukken en de stellingen van Jolidé met betrekking tot de oprichting en inschrijving van de besloten vennootschap Tjokke e-marketing B.V. en de overdracht van de domeinnaam aan die besloten vennootschap.

2.5.  Met Tb moet worden geoordeeld, dat het nog steeds in de macht ligt van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] als vennoten van de vof Jolidé en pro se om de domeinnaam op elk gewenst moment opnieuw aan Jolidé dan wel aan een derde te doen overdragen en dientengevolge haar inbreukmakende en onrechtmatige handelwijze voort te zetten. Gelet op de overdracht van de domeinnaam door Jolidé gedurende deze procedure is dit ook geenszins uit te sluiten.
Het mag dan zo zijn, dat zoals Jolidé stelt, de situatie niet meer is zoals in het tussenvonnis van 12 november 2008 onder 7.3. is vermeld, maar dit laat onverlet dat nog steeds sprake is van een dreigende inbreuk van de handelsnaam thuisbezorgen.nl op de handelsnaam thuisbezorgd.nl en een daarmee verbandhoudend onrechtmatig handelen door Jolidé en haar vennoten pro se. Een verbod op het gebruik van de handelsnaam thuisbezorgen.nl en de domeinnaam thuisbezorgen.nl is derhalve nog steeds gerechtvaardigd evenals het verbod als vermeld in het tussenvonnis van 12 november 2008 onder 7.17.

2.10.  (…) In de onderhavige procedure heeft de discussie zich met name toegespitst op het bepaalde van artikel 5 HNW. Er zal dan ook van worden uitgegaan dat aan de werkzaamheden die daarmee gemoeid zijn 90% is besteed. De overige 10% moet worden geacht te zijn besteed aan werkzaamheden in verband met de discussie op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW, omdat dit een aanzienlijk geringer onderdeel van de discussie in deze procedure uitmaakt.

2.11.  Deze zaak kan als een eenvoudige zaak (zonder re- en dupliek en/of pleidooi) in het kader van de indicatietarieven worden gekwalificeerd. (…) kan een bedrag van
90 % van EUR 8.000,-- als maximaal redelijk en evenredig worden geacht, oftewel
EUR 7.200,--, vermeerderd met het vastrecht van EUR 254,--.  Voor de overige 10% dient aansluiting te worden gezocht bij het gebruikelijke liquidatie tarief.

 Lees het vonnis hier.

IEF 8217

Gênant en beschamend

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 september 2009, KG ZA 09-1971 WT/MB, Eiseres tegen GS Media B.V. (met dank aan Jurian van Groenendaal, Boekx).

Portretrecht en onrechtmatige publicatie/ uitzending. Website Geenstijl.nl publiceert filmpje van dronken rechtenstudentes (“zegt zij dat zij als praeses van haar dispuut wenst te worden aangesproken met “majesteit” en vermeldt zij enige intieme details over haar privéleven.”). De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe, openbaarmaking is op grond van art. 21 Auteurswet niet geoorloofd, nu het redelijke belang van de geportretteerde zich verzet tegen openbaarmaking:

4. 3. In beide op internet geplaatste versies van het filmpje is [eiseres] herkenbaar in beeld gebracht, zodat de beelden van haar aangemerkt kunnen worden als een 'portret' in de zin van art. 21 Auteurswet (Aw). Dat is  ook het geval in de tweede versie van het filmpje, ondanks het op het gezicht van [eiseres]  aangebrachte balkje. [eiseres] blijft immers herkenbaar aan haar stem en haat lichaam(shouding). Geenstijl heeft weliswaar aangekondigd het filmpje nog verder te zullen anonimiseren. door het gezicht van [eiseres] volledig te ‘blurren’, maar ook in dat geval zal [eisers] aan haar stem en haar lichaam(shouding) te herkennen zijn Overigens was her gewijzigde filmpje (met de 'geblurde' beelden) tijdens de zitting en voorafgaand aan de uitgifte van het (verkorte) vonnis niet op de website geenstijl.nl te zien.

(...) 4.7. [eiseres] is middenin de nacht op straat gefilmd, zonder dat ze daarop bedacht hoefde  te zijn. Zij is geen bekende persoonlijkheid en vervult geen publieke functies. Door Geenstijl zelf is zij aangeduid als een 'jong en onzeker meisje'. Ondanks dat zij aanvankelijk aangaf niet gefilmd te willen worden (door het uiten van de woorden 'rot op') is de filmer toch doorgegaan, terwijl evenzeer duidelijk was dat [eiseres] onder invloed was van alcohol. De inhoud van het filmpje is, zo heeft Geenstijl zelf ook erkend, voor [eiseres] gênant en beschamend. Bovendien werd in het filmpje, door het inzoomen op bepaalde beelden en het herhalen van teksten, de spot met gedreven. Aannemelijk is dat de plaatsing van het filmpje op de websites van Geenstijl een enorme impact op het privéleven van [eiseres] heeft gehad en nog heeft. (…) Er is aldus sprake van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] en van onrechtmarig handelen van Geenstijl jegens haar. (…) Een beperking van de uitingsvrijheid van Geenstijl is hier op zijn plaats. (…) Geenstijl heeft voldoende mogelijkheden om zaken als bralgedrag van beschonken studenten op een prikkelende manier aan de kaak te stellen, zonder daarbij de persoonlijke levenssfeer van op deze ingrijpende wijze aan te tasten. Dit geldt ook voor het bekend maken van het 'nieuwsfeit' dat [eiseres] een gerechtelijke procedure tegen Geenstijl is begonnen (…)  Als het vragen van een gerechtelijk verbod op zich de openbaarmaking van het filmpje zou rechtvaardigen betekent dit dat voor de toegang tot de rechter zou worden afgemeden omdat zij door het vragen van een publicatieverbod de publicatie zou legitimeren. Dat is in strijd met art. 6 EVRM.

4.10. Nu de vordering tot verwijdering van het filmpje, zoals uit het voorgaande volgt, op basis van het portretrecht van [eiseres] en haar recht op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer zal worden toegewezen, behoeven haar stelling dat zij daarop ook auteursrechtelijke aanspraken kan doen gelden en de verweren op dit punt, geen nadere bespreking.

Lees het vonnis hier.

IEF 8216

De geportretteerde kan zich niet van een vetorecht bedienen

Gerechtshof Amsterdam, 22 september 2009, Eiser tegen TROS (met dank aan Remco Klöters, Van Kaam advocaten).

Portretrecht, althans gestelde onrechtmatige publicatie/uitzending met portretrechtcomponent. Geen onrechtmatige daad jegens eiser door uitzending Tros Opgelicht. Geen inbreuk op portretrecht. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Met betrekking tot de portretrechtgrief oordeelt het hof als volgt:

3.9 Daar eiser (zoals in de bestreden uitspraak ook is gememoreerd) tijdens de in eerste aanleg gehouden comparitie zelf heeft verklaard dat hij bij het bezoek van de medewerkers van Tros "niet verrast of bang" was, is deze grief alleen begrijpelijk indien zij aldus wordt verstaan dat de openbaarmaking van de opnamen waarop eiser herkenbaar in beeld is gekomen onrechtmatig is omdat hij voor die uitzending niet nadrukkelijk toestemming heeft gegeven, althans de enkele omstandigheid dat eiser een beroep op het portretrechtheeft gedaan uitzending van die opnamen onrechtmatig maakt.

3.10 Aldus verstaan kan de grief geen doel treffen omdat in de rechtspraak niet is aanvaard dat een (anders dan in diens eigen opdracht) geportretteerde zich van een vetorecht kan bedienen. Voor een succesvol beroep op het in art. 21Auteurswet 1912 beschermde portretrecht zal steeds het in die bepaling opgenomen "redelijk belang" aannemelijk moeten worden gemaakt, waarbij opmerking verdient dat het belang van de geportretteerde kan komen te staan - zoals hier het geval is - tegenover het in art. 10 EVRM gewaarborgde recht om vrijelijk informatie te ontvangen en door te geven, in welk geval de belangenafweging naar vaste (ook Straatburgse) rechtspraak moet worden uitgevoerd op basis van art. 8 EVRM tegenover art.10 EVRM.

3.11 Onder de door de rechtbank - onbestreden -vastgestelde omstandigheden:
- tevoren had eiser al contact met de Tros gehad, hij wist waar het over ging en hij had zijn medewerking toegezegd,
- volgens zijn eigen verklaring was eiser door het onaangekondigde bezoek van de verslaggever en cameraman "niet verrast of bang", het gesprek is op rustige wijze begonnen (eiser presenteerde koffie en kreeg desgevraagd nog even de gelegenheid zijn haar te kammen), terwijl
- de opnamen laten zien dat eiser op rustige wijze heeft verteld hoe de feiten volgens hem liggen,kan ook naar 's hofs oordeel niet worden gezegd dat eiser door de uitzending van de opnamen (waarbij hij herkenbaar inbeeld komt) zodanig is geschaad in diens door art. 8 EVRM en art. 21 Auteurswet 1912 beschermde belangen dat Tros zich niet met succes kan beroepen op haar door art. 10 EVRM gewaarborgde recht.

Lees het arrest hier.

IEF 8215

Octrooibox met € 255 mln. verruimd

Kamerstuk  27406, nr. 153, 2e Kamer.  Nota «De kenniseconomie in zicht»; Brief ministers 'Naar een robuuste kenniseconomie'

“Het kabinet heeft bovendien nog ruimte voor extra lastenverlichting: om innovatie verder te stimuleren wordt de octrooibox met € 255 mln. verruimd waarbij in het Belastingplan 2010 wordt voorgesteld de octrooibox om te vormen tot een innovatiebox. Allereerst wordt het tarief verlaagd van 10% naar 5%. Tevens wordt het plafond voor zowel octrooi-activa als S&O-activa losgelaten. Tot slot worden verliezen op innovatieve activiteiten aftrekbaar tegen het normale tarief van 25,5% in plaats van het verlaagde tarief.”

Lees de volledige nota hier.

IEF 8214

Op schijnbaar nette afstand

Jesse HofhuisJesse Hofhuis (Jesse Hofhuis): Op schijnbaar nette afstand.

"Iedereen die wel eens in een supermarkt komt, kent het verschijnsel van de verpakking die meer of minder subtiel overeenstemt met het A-merk. Het wekken van verwarring lijkt daarbij niet het voornaamste doel – in de markt weet men ook wel dat dat niet mag. Welk belang hebben concurrenten er dan bij om in hun uiterlijk op kleine afstand van het populaire merk te gaan staan? Recent onderzoek van de Universiteit van Tilburg lijkt deze vraag te beantwoorden: juist subtieler kopiëren kan onder omstandigheden leiden tot hogere waardering van het concurrerende product. Maar is dat geen inbreuk “sub c”?

Bij het Tilburg Institute of Behavioral Economics Research (TIBER) is onderzoek verricht naar de effecten van look-a-like verpakkingen op de productwaardering door consumenten[i]. Bij dit onderzoek is onder meer gekeken naar de relatie tussen de mate van overeenstemming met het A-merk enerzijds en de waardering van de look-a-like anderzijds. Dat onderzoek is onder meer verricht met drie fictieve concurrenten van Bertolli olijfoliemargarine: één verpakking stemde nagenoeg niet overeen met Bertolli, één was een tamelijk schaamteloze kopie en één zat daar tussenin."

Lees hier verder (website Jesse Hofhuis).