IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7397

Schoenen en borsten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 december 2008, KG ZA 08-1415, MAN S.R.L. , Manas Nederland B.V. c.s. tegen Mamas Bederland B.V. c.s.

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Schoenenzaak. (Gemeenschaps-) woord- en beeldmerken Manas tegen Mamas. Inbreuk aangenomen, verweer niet overtuigend. Afbeeldingen in het vonnis.

“4.10. Het dominerende bestanddeel dat in de totaalindruk door het woordbeeldmerk wordt opgeworpen, is naar voorlopig oordeel het woord manas. In de gebruikte tekens is dat naar voorlopig oordeel mamas. Manas en mamas stemmen in grote mate overeen. Slechts de middelste medeklinker verschilt. De mate van overeenstemming wordt vergroot doordat in merk en teken het woord van 5 letters geflankeerd wordt door een 'M' in een ovaal. Ook auditief is er voorshands oordelend een grote mate van overeenstemming. Anders dan Mamas suggereert, zal het in aanmerking komende publiek manas en mamas op bijna dezelfde wijze uitspreken. Alleen de middelste medeklinker zal anders worden uitgesproken. Wat de begripsmatige overeenstemming betreft is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verwijzing naar man (manas) vergezocht is. De verwijzing naar het Spaans voor borsten (mamas) zal - zo al juist - aan de mate van overeenstemming niet afdoen. Globaal beoordeeld naar de totaalindruk is naar voorlopig oordeel sprake van een grote mate van overeenstemming."

Lees het vonnis hier.

IEF 7396

Misbrøk door het Musikbyrå?

\HvJ EG, 11 december 2008, zaak C 52/07, Kanal 5 Ltd & TV 4 AB tegen Föreningen Svenska Tonsättares Internationella Musikbyrå (STIM) upa.(prejudiciële vragen  ingediend door de Marknadsdomstol (Zweden)).

Auteursrecht. Auteursrechtenbureau met feitelijk monopolie. Heffing van royalty’s voor uitzending van muziekwerken op televisie. Methode voor berekening van royalty’s. Machtspositie. Misbruik. Klacht van de Zweedse commerciële televisiezenders Kanal 5 en TV 4 bij het Konkurrensverk [de Zweedse mededingingsautoriteit] tegen STIM, de Zweedse Buma.

Kanal 5 en TV 4 betalen een percentage van hun reclame inkomsten aan STIM, waarbij wel rekening gehouden wordt met het percentage muziekgebruik, maar niet met de kijkdichtheid. De Zweedse publieke TV-zender Sveriges Television betaalt aan STIM een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag van tevoren is overeengekomen.

Vragen en antwoorden HvJ, kort samengevat:

Vraag: Mag een auteursrechtenbureau (met een machtspositie) een percentage vragen van de (reclame-)inkomsten van een commerciële omroep?

Antwoord HvJ: Ja, tenzij het zonder te hoge kosten nauwkeuriger kan. “Het kan echter niet worden uitgesloten dat de toepassing van een dergelijk vergoedingsmodel onder bepaalde omstandigheden misbruik kan opleveren, met name indien er een andere methode bestaat waarmee het gebruik van deze werken en het kijkcijfer nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd, en met deze methode hetzelfde rechtmatige doel, te weten de bescherming van de belangen van de auteurs, componisten en muziekuitgevers, kan worden bereikt, zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van de auteursrechtelijk beschermde muziekwerken onevenredig te verhogen”  (ov. 40).

Vraag: Mag een auteursrechtenbureau (met een machtspositie) voor een publieke omroep een geheel ander vaststellingswijze gebruiken dan een percentage van de inkomsten?

Antwoord HvJ: Nee, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor is. “Een dergelijke rechtvaardiging zou met name kunnen liggen in de taak en de wijze van financiering van de publieke televisiezenders” (ov. 47).

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

"1) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat een auteursrechtenbureau dat een machtspositie bezit op een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt, geen misbruik maakt van deze machtspositie wanneer het als vergoeding voor de uitzending op televisie van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken op commerciële televisiezenders een vergoedingsmodel toepast volgens hetwelk het bedrag van deze royalty’s overeenkomt met een deel van de inkomsten van deze zenders, op voorwaarde dat dat deel in grote lijnen in verhouding staat tot de hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde muziekwerken die werkelijk op televisie is of kan worden uitgezonden, en mits er geen andere methode is waarmee het gebruik van deze werken en het kijkcijfer nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van deze werken onevenredig te verhogen.

2) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een auteursrechtenbureau de royalty’s die worden geheven als vergoeding voor de uitzending op televisie van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken, op verschillende manieren berekent naargelang het commerciële of publieke televisiezenders betreft, het daarmee misbruik kan maken van zijn machtspositie in de zin van dat artikel indien het ten opzichte van deze televisiezenders ongelijke voorwaarden toepast bij gelijkwaardige prestaties en hun daarmee nadeel berokkent bij de mededinging, tenzij een dergelijke praktijk objectief kan worden gerechtvaardigd."

Lees het arrest hier.

IEF 7395

Illustratief bij het onderwerp

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 28 november 2008, KG ZA 08-2167 AB/AM, Mövenpick Hotel ‚s-Hertogenbosch c.s. tegen Katholieke Radio Omroep (met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan).

Hotel wenst niet geassocieerd te worden met vastgoedfraude en vordert een uitzend verbod van een reconstructie op haar parkeerplaats. Volgens de voorzieningenrechter is de scène op de parkeerplaats echter illustratief bij het onderwerp van de uitzending van KRO’s Reporter. Onder deze omstandigheden staat het de KRO vrij om ook de naam van het hotel in beeld te brengen, zeker als dat op een neutrale en onnadrukkelijke manier gebeurt. Ontbreken van toestemming is wellicht onzorgvuldig, maar dat maakt de uitzending nog niet onrechtmatig.

“4.4. De KRO heeft uiteraard het recht om vastgoedfraude aan de kaak te stellen. Vast staat dat de contacten tussen de personen die van betrokkenheid bij de fraude worden verdacht, onder meer hebben plaatsgevonden in het hotel en op de parkeerplaats. De scène op de parkeerplaats is dan ook illustratief bij het onderwerp van de uitzending. Onder deze omstandigheden staat het de KRO vrij om ook de naam van het hotel in beeld te brengen, zeker als dat op een neutrale en onnadrukkelijke manier gebeurt. Voorshands kan niet worden aangenomen dat de KRO hiermee onrechtmatig handelt jegens Mövenpick.

4.5. Mövenpick heeft veel werk gemaakt van het ontbreken van toestemming voor het maken van de opnamen op de parkeerplaats. Wat J. Slats [ KRO]  in dit kader precies heeft gevraagd kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Wellicht heeft men elkaar zelfs niet goed begrepen. Als Slats Mövenpick bewust onvolledig zou hebben ingelicht, zou dat onzorgvuldig zijn. Dat betekent echter niet dat het uitzenden van de 25 seconden opnamen op de parkeerplaats en het shot van het hotel - dat ook vanaf de openbare weg had kunnen worden genomen - onrechtmatig is.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7394

Een nieuwe betekenis

Lavera NeutralRechtbank Utrecht, 10 december 2008, LJN: BG6478, Laverana Gmbh tegen Sara Lee Household And Body Care Nederland B.V.

Merkenrecht. Nietigheidsactie. Het woordmerk "NEUTRAL" is (in de Benelux) een aanduiding van een kenmerk van de waar (huidverzorginsproducten) maar heeft wel onderscheidend vermogen verkregen als gevolg van inburgering (in Nederland). Gedaagde Laverana maakt derhalve door de prominente gebruikmaking (als merk) van de aanduiding "Neutral" op haar verpakkingen/etiketten inbreuk op het (bekende) merk "NEUTRAL"

Voor aanduiding van een kenmerk van de waar is relevant of minstens één van de betekenissen van de woordmerken “NEUTRAL” een kenmerk van de betrokken waren kan aanduiden. De producten waar het om gaat zijn neutraal voor de huid en de consument met een (over)gevoelige huid, de maatman, zal bij het zien van de aanduiding ‘neutral’ dan ook de vermoedelijke perceptie hebben dat het product waarop die aanduiding staat (één van) de kenmerken bezit die voor hem geschikt zijn. In beginsel zou het teken Neutral voor deze waren dus niet als merk beschermd kunnen worden.

Sara Lee kan echter aantonen dat het teken inmiddels is ingeburgerd. Aangetoond dat diezelfde consument met een (zeer) gevoelige huid zal de producten die onder de merknaam “NEUTRAL” worden verhandeld identificeren als afkomstig van Sara Lee, mede als gevolg van het marktaandeel en het (intensieve) gebruik dat Sara Lee van deze merknaam heeft gemaakt (ook vóór 2003).  Het teken heeft zo “een nieuwe betekenis gekregen, die niet meer uitsluitend een kenmerk van de waar aanduidt, hetgeen haar inschrijving als merk rechtvaardigt”.  Bij de beoordeling of de betrokken kringen de waar op basis van het merk als afkomstig van een bepaalde onderneming identificeert, is rekening te worden gehouden alle waren die onder dat merk door die bepaalde onderneming op de markt worden gebracht.

Ook een vordering tot gedeeltelijke vervallenverklaring van de Neutral-merken wegens niet-gebruik wordt afgewezen. Laverana kan niet als belanghebbende bij een vervallenverklaring van de merken voor reinigings-, polijst-, ontvettings- en schuurmiddelen worden aangemerkt nu nergens uit blijkt dat zij voornemens is bedoelde producten met gebruik van de aanduiding ‘neutral’ in de toekomst te gaan vermarkten.

Nu vastgesteld is dat NEUTRAL een geldig merk is oordeelt de rechtbank dat Laverna door de aanduiding ‘neutral’ prominent en in een apart kader op het etiket/de verpakking te vermelden, deze aanduiding ter onderscheiding van de door haar aangeboden waren, en dus als merk, gebruikt en dus inbreuk maakt op de merken van Sara Lee.

Wezenlijk kenmerk van de waar: “4.4.  (…) Het feit dat de woordmerken “NEUTRAL” niet een (precieze) aanduiding vormen van alle kenmerken van de in het geding zijnde producten, is voor de beoordeling niet van belang. Wel is relevant of minstens één van de betekenissen van de woordmerken “NEUTRAL” een kenmerk van de betrokken waren kan aanduiden. (…) Met het vorenstaande is gegeven dat de aanduiding ‘neutral’ verwijst naar een (belangrijk) kenmerk van het product, namelijk dat het neutraal is voor de huid, en meer specifiek dat het een acceptabel zuurgehalte heeft voor consumenten met een gevoelige huid, namelijk Ph-neutraal. (…)”

“4.5.  De omstandigheid dat het woord ‘neutral’ binnen het Beneluxgebied uitsluitend in de Duitse taal op dezelfde wijze wordt geschreven, doet aan bovenstaande conclusie niet af. Uitgangspunt is namelijk dat een leenwoord uit een andere taal ook het kenmerk van een product kan aanduiden, indien de betrokken kringen in de lidstaat waar de inschrijving geldt in staat moeten worden geacht de betekenis van het woord vast te stellen. Aangenomen moet worden dat de betrokken kringen binnen de Benelux, althans het grootste gedeelte daarvan, het woord ‘neutral’ zullen begrijpen als ‘neutraal’ (in het Nederlands sprekende gebied) of ‘neutre’ (in het Frans sprekende gedeelte). (…)”

4.6.  De omstandigheid dat de woordmerken “NEUTRAL” een aanduiding (kunnen) vormen van een kenmerk van de huidverzorgingsproducten die Sara Lee onder die naam op de markt brengt, is op zichzelf niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat deze woordmerken nietig moeten worden verklaard. Vereist is namelijk ook dat het betrokken publiek deze koppeling tussen het woordmerk en het kenmerk van het product maakt. (…) Deze vraag wordt positief beantwoord. Deze consument wenst immers een huidverzorgingsproduct aan te schaffen dat neutraal is voor de huid, dus ook een zuurgraad heeft die Ph-neutraal is. De consument met een (over)gevoelige huid zal bij het zien van de aanduiding ‘neutral’ dan ook de vermoedelijke perceptie hebben dat het product waarop die aanduiding staat (één van) de kenmerken bezit die voor hem geschikt zijn.”

Inburgering: “4.9.  (…) Van inburgering is sprake als het merk zich leent om de waar waarvoor de inschrijving geldt, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus om deze waar van die van andere ondernemingen te onderscheiden. In een dergelijk geval heeft het teken een nieuwe betekenis gekregen, die niet meer uitsluitend een kenmerk van de waar aanduidt, hetgeen haar inschrijving als merk rechtvaardigt. (…)

4.10.   Bij de beoordeling of de betrokken kringen de waar op basis van het merk als afkomstig van een bepaalde onderneming identificeert, dient rekening te worden gehouden met alle waren die onder dat merk door die bepaalde onderneming op de markt worden gebracht. Immers, in de situatie dat verschillende producten onder dezelfde merknaam worden verhandeld, kan het (intensieve) gebruik van het merk ten aanzien van het ene product van invloed zijn op de bekendheid, en daarmee de identificatie, ter zake het (latere) gebruik van dat merk voor andere, eventueel soortgelijke, producten. Dit betekent in de onderhavige zaak dat het gebruik dat vanaf 1993 van het woordmerk “NEUTRAL” binnen de Benelux door Sara Lee is gemaakt, mee moet worden gewogen bij de beantwoording van de vraag of de consument Sara Lee (ook) identificeert met de huidverzorgingsproducten, die vanaf 2003 onder dezelfde naam op de markt worden gebracht.

4.11.  Voorts volgt uit de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria dat voor de beoordeling van een beroep op inburgering rekening moet worden gehouden met het marktaandeel van het merk (zie 4.9.). (…)

4.12.  Gelet op het vorenstaande ligt - samenvattend - de vraag voor of de consument met een (zeer) gevoelige huid de producten die onder de merknaam “NEUTRAL” worden verhandeld als afkomstig van Sara Lee zal identificeren, mede als gevolg van het (intensieve) gebruik dat Sara Lee van deze merknaam heeft gemaakt (ook vóór 2003). De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en daartoe is het volgende redegevend.

De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het merk “NEUTRAL” voor het product “wasmiddelen” al vanaf 1993 op de Nederlandse wordt gebruikt, derhalve gedurende een periode van 15 jaar. Tegen deze stelling van Sara Lee heeft Laverana geen gemotiveerd verweer gevoerd. In die periode heeft het merk “NEUTRAL” volgens Sara Lee een marktaandeel van 50-55% opgebouwd op de markt voor wasmiddelen voor de (zeer) gevoelige problematische huid. Weliswaar heeft Laverana betwist dat dit percentage juist is, maar zij heeft niet gemotiveerd weersproken dat de wasmiddelen van het merk “NEUTRAL” een groot aandeel hebben verworven op genoemde markt. In het licht hiervan is het voldoende aannemelijk geworden dat het merk “NEUTRAL” bij consumenten met een (zeer) gevoelige huid sinds de start van het gebruik in 1993 een zodanige grote bekendheid is gaan genieten, dat die consument de waren - die onder die merknaam op de markt worden gebracht - als afkomstig van een bepaalde onderneming is gaan identificeren. Deze bekendheid van het merk “NEUTRAL” voor de waar “wasmiddelen” - en daarmee de inburgering - heeft, zoals hiervoor reeds is overwogen, een effect gehad ten gunste van de bekendheid van woordmerk “NEUTRAL” dat Sara Lee in 2003 heeft gedeponeerd en vanaf toen is gaan gebruiken ter onderscheiding van huidverzorgingsproducten voor (eveneens) de consument met een (zeer) gevoelige huid. Dit gebruik is intensief is geweest. Dit volgt uit de ter comparitie door Sara Lee ingenomen - en niet door Laverana gemotiveerd betwiste - stelling dat de neutral-huidverzorgingsproducten verkrijgbaar zijn bij tenminste 4000 verkooppunten in Nederland, waaronder algemene en gespecialiseerde drogisterijen, supermarkten, natuurwinkels en internet.

4.13.  De conclusie op grond van het vorenstaande is dat de woordmerken “NEUTRAL” door inburgering onderscheidend vermogen hebben gekregen, in die zin dat deze woordmerken zich lenen om de waren waarvoor de inschrijving geldt, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus om deze waren van die van andere ondernemingen te onderscheiden. Dit brengt mee dat de vordering tot nietigverklaring en doorhaling van deze woordmerken wordt afgewezen.

Vrijhoudingsbehoefte. Gebruik als merk door wederpartij: “4.14.  Laverana heeft een verklaring voor recht gevorderd dat Sara Lee zich niet kan verzetten tegen het gebruik door Laverana van de term ‘neutral’ voor waren in klasse 3, meer in het bijzonder niet tegen gebruik, bestaande in het voeren van deze term in het gecombineerd woordmerk ‘lavera Neutral’, waarvoor Laverana de gemeenschapsmerkaanvrage heeft verricht. (…)

4.15.  In dit verband wijst de rechtbank erop dat Laverana zich alleen op de aan artikel 2.23. lid 1 onder b. ten grondslag liggende vrijhoudingsbehoefte kan baseren, wanneer de door haar gebruikte aanduiding, zoals die bepaling vereist, verband houdt met een van de kenmerken van de door Laverana verhandelde waar. Hieruit volgt dat van een zodanig (toegelaten) gebruik geen sprake is als Laverana de aanduiding ‘neutral’ vooreerst als merk gebruikt en dus niet als aanduiding (van een kenmerk) van haar waren.

4.16.  Uit de verpakkingen/etiketten van de huidverzorgingsproducten van Laverana blijkt dat de aanduiding ‘neutral’ prominent iets boven het midden van het etiket/de verpakking is gepositioneerd en in grote donkerblauwe letters tegen een turkooizen achtergrond is afgebeeld, waarbij de ‘N’ in een kapitale letter is geschreven. Als gevolg van deze centrale positionering springt de aanduiding ‘Neutral’ direct in het oog. De kleur van het etiket/de verpakking buiten dit centrale kader is gebroken wit en aan de bovenzijde staat in zilveren letters het merk “lavera’ vermeld. Door op genoemde wijze de aanduiding ‘neutral’ prominent en in een apart kader op het etiket/de verpakking te vermelden, is de conclusie dat Laverana deze aanduiding ter onderscheiding van de door haar aangeboden waren, en dus als merk, gebruikt. Deze conclusie wordt bevestigd door het feit dat Laverana een gemeenschapsmerkaanvrage heeft verricht voor het merk “lavera neutral”. In het licht hiervan en met het oog op hetgeen hiervoor onder 4.15. is overwogen, komt Laverana geen beroep op artikel 2.23. lid 1 onder b. BVIE toe.”

Vervallenverklaring wegens non-usus:  “(…) 4.20.  In de akte houdende wijziging van eis stelt Laverana dat zij geen reinigings-, polijst-, ontvettings- en schuurmiddelen op de markt brengt. Met het oog hierop en gegeven het feit dat nergens uit blijkt dat zij voornemens is bedoelde producten met gebruik van de aanduiding ‘neutral’ in de toekomst te gaan vermarkten, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden geoordeeld dat Laverana in deze als belanghebbende bij een vervallenverklaring in de zin van artikel 2.27. lid 1 is te beschouwen. Dit leidt eveneens tot afwijzing van de vordering tot vervallenverklaring.

Inbreuk woordmerken: 4.25.  Verder speelt een rol in het kader van de beoordeling van het gestelde verwarringsgevaar dat de woordmerken “NEUTRAL” door langdurig en intensief gebruik bij het publiek bekend zijn geworden. Dit geldt ook voor het gebruik van deze woordmerken vanaf 2003 voor de huidverzorgingsproducten van Sara Lee, zoals onder 4.12. reeds is geoordeeld. Door deze bekendheid heeft het merk “NEUTRAL” een grote mate van onderscheidend vermogen verkregen. In het licht hiervan en met inachtneming van de beschreven soortgelijkheid van de producten van Laverana en Sara Lee en de grote mate van overeenstemming tussen de woordmerken “NEUTRAL” en de prominente wijze waarop Laverana het teken ‘Neutral’ op haar verpakkingen/etiketten gebruikt, is de conclusie dat de mogelijkheid bestaat dat bij het in aanmerking komende publiek (waaronder is te verstaan de gemiddelde geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken soort producten) verwarring wordt gewekt tussen merk en teken (directe verwarring) dan wel de indruk wordt gewekt dat enig verband bestaat tussen de rechthebbenden op de woordmerken “NEUTRAL” en Laverana als de gebruiker van het teken ‘Neutral’ (indirecte verwarring).

Inbreuk beeldmerken: “4.26. In de geregistreerde beeldmerken van Sara Lee uit 1992, 1993 en 2003 wordt direct de aandacht getrokken door het - in grote letters geschreven - teken ‘Neutral’. Dit dominerende bestanddeel is identiek aan de aanduiding ‘Neutral’, die Laverana prominent, dat wil zeggen net iets boven het midden van haar verpakkingen/etiketten, heeft gepositioneerd. Datgene wat er van het beeld van de merken van Sara Lee en de verpakkingen van Laverana in het geheugen van de gemiddelde consument blijft hangen, is onder meer dit meest in het oog springende woord. De visuele gelijkenis van de beeldmerken “NEUTRAL” en de verpakkingen/etiketten van Laverana komt ook naar voren door de kleurstelling hiervan, namelijk wit en blauw. Daarnaast wordt het woord ‘Neutral’ op de producten van beide partijen in een gelijkend lettertype en beginnend met een hoofdletter “N” geschreven. Voor de beeldmerken van Sara Lee uit 2003 geldt nog specifiek dat de aanduiding ‘Neutral’ daarop in donkerblauwe letters wordt afgebeeld. Laverana doet op haar verpakkingen/etiketten hetzelfde. Met het oog op deze omstandigheden en gegeven de bekendheid van het merk “NEUTRAL” en de soortgelijkheid van de producten van partijen, is ook met betrekking tot de beeldmerken van Sara Lee de conclusie dat sprake is van direct, althans indirect, verwarringsgevaar.

4.27.  Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de conclusie dat Laverana inbreuk maakt op de woord- en beeldmerken “NEUTRAL” van Sara Lee. (…)”

Proceskosten: “4.37.  (…) Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 wordt aansluiting gezocht bij de per die datum in werking getreden regeling indicatietarieven IE. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak, gelet op de aard daarvan, in conventie en in reconventie een totale kostenveroordeling is geïndiceerd van EUR 15.000,00 (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7393

A fair deal for Europe's creators

Speech Charlie McCreevy "A fair deal for Europe's creators", Creators Conference organised by UK Music London, 11 December 2008

Let us now move on to the legislative process. Since the beginning of September 2008 the proposal is being discussed with Member States in the European Council, and the French presidency has already presented several 'compromise papers' taking into account remarks made by various delegations.

While the debate in the European Council will continue into next Spring, the proposal is now making its way through the European Parliament. The Parliament's Legal Affairs Committee has presented its draft report and a report with their amendments will be voted on by January 2009. The Committee wants film actors to be part of the proposal and wants to strengthen the 'clean slate' provision for featured artists. Both of these amendments are welcome.

The associated committees in Parliament – culture, transport and internal market – are all expected to vote on their draft reports by the end of the year. The committees are favourable to the proposal and have tabled a variety of amendments that do not risk the overall aims of the proposal being met.

Lees de speech hier

IEF 7392

Pharmaceutical package

Today the European Commission adopted a Communication and three legislative proposals with the overarching objective of ensuring that European citizens can increasingly benefit from a competitive industry that generates safe, innovative and accessible medicines.

The third legislative proposal aims at strengthening EU legislation to better protect EU citizens from the serious threats posed by fake medicines. There is an alarming increase of medicinal products detected in the EU which are false representations of authorised medicines. These products usually contain sub-standard or false ingredients, no ingredients or ingredients in the wrong dosage thus posing a serious threat to human health. The overall principle of the proposal adopted today by the European Commission is to protect the legal distribution chain from the infiltration of fake medicines. This will help to ensure confidence of distributors, health care professionals and patients in the medicinal products they trade, prescribe and purchase in the legal supply chain.

Press release, memo, voorstel, meer informatie.

IEF 7391

Volstrekt onvoldoende

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 08-3150, Vetus N.V. tegen Inno Nautic Holding B.V & Entre Deux B.V.

Met dank aan Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten.

Vrijwaringsincident in octrooizaak. Vordering afgewezen.

“4.2. Vooropgesteld moet worden dat de hoofdzaak de geldigheid van het Nederlandse octrooi (NL1013030) betreft en dat de nadelige financiële gevolgen van de hoofdzaak slechts zijn gelegen in de proceskosten, waarin Entre Deux zou kunnen worden veroordeeld. Deze proceskosten zijn gemaakt ten gevolge van de keuze van Entre Deux om haar octrooirecht te handhaven en bijgevolg in de hoofdzaak verweer te voeren. Entre Deux heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom zij deze proceskosten gelet op het vorenstaande op Inno Nautic, [X] en Cuckoo zou kunnen verhalen. De enkele stelling van Entre Deux dat Inno Nautic, [X] en Cuckoo opzettelijk en op oneerlijke concurrentiële wijze haar rechten hebben willen schaden en ook daadwerkelijk hebben geschaad is volstrekt onvoldoende. De incidentele vordering tot vrijwaring zal bijgevolg worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.  

IEF 7390

Noodwendig en rechtstreeks

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 08-3222, Eiser tegen Gedaagde (Beneluxmerk KAMAL).

Merkenrecht. Incidentele vordering gedaagde tot voeging verknochte zaak. Vordering toegewezen. “Ofschoon in de jongere zaak tegen eiser verstek is verleend, is voeging van de hoofdzaak en de jongere zaak nog opportuun, aangezien eiser krachtens het bepaalde in artikel 143 Rv in verzet kan komen van het verstekvonnis.

Gedaagde vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met een andere bij de Rechtbank Den Haag aanhangige zaak. In die zaak heeft X  (handelend onder de naam Designer Art India) eiser gedagvaard en daarbij de voeging van deze zaak met de hoofdzaak gevorderd alsmede de vernietiging en doorhaling van de Beneluxmerken. Indien deze Beneluxmerken worden vernietigd en doorgehaald, moet in de hoofdzaak worden geoordeeld dat gedaagde geen inbreuk op het Beneluxmerk KAMAL heeft gemaakt.

“4.1. Krachtens artikel 222 Rv kan voeging van zaken worden gevorderd, indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake, wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in beide zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken is geboden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de incidentele vordering aan het bepaalde in artikel 222 Rv. De hoofdzaak en de jongere zaak zijn beide voor dezelfde rechter aanhangig. Beide zaken zijn daarenboven aan elkaar verknocht, aangezien zij beide het Beneluxmerk KAMAL betreffen en toewijzing van de vorderingen in de jongere zaak noodwendig en rechtstreeks van invloed is op de beslissing in de hoofdzaak. Ofschoon in de jongere zaak tegen [eiser] verstek is verleend, is voeging van de hoofdzaak en de jongere zaak nog opportuun, aangezien [eiser] krachtens het bepaalde in artikel 143 Rv in verzet kan komen van het verstekvonnis. De incidentele vordering zal bijgevolg worden toegewezen.

4.2. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het verweer van eiser dat de dagvaarding in de jongere zaak niet juist aan hem is betekend en dat hij voor een onbevoegde rechter is gedagvaard, welk verweer gelet op de confraternele brief van 3 november 2008, waarin woonplaats wordt gekozen aan het kantooradres van zijn advocaat, zonder nadere motivering onbegrijpelijk is, in de jongere zaak moet worden gevoerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7389

Stylingelementen

Marko - Van Woensel (klik voor vergroting)Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 14 november 2008, KG RK 08/1853, Marko Schuhfabrik GmbH tegen Van Woensel B.V.

Ex parte. Modellenrecht. Schoenen. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodellen. Pan-Europees inbreukverbod.

“De voorzieningenrechter beperkt de beoordeling tot de ongeroepen grondslag van het niet ingeschreven Gemeenschapsmodel. Gelet op de plaats van vestiging van gerekwestreerde in Nederland is de voorzieningenrechter van deze rechtbank alsdan bij uitsluiting bevoegd. Het verzoek zal worden toegewezen op de wijze als hieronder verwoord.

De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de zaak voldoende spoedeisend is, dat de nieuwheid van de ingeroepen modellen naar de maatstaven van het ex parte kort geding voldoende aannemelijk is geworden en dat de modellen tegenover elkaar geplaatst de overname van een zo groot aantal afzonderlijke stylingelementen laat zien dat de modellen van gerekwestreerden een vergelijkbare totaalindruk achterlaten en ook door de overname van afzonderlijke stylingelementen als namaak kwalificeren.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7388

Reflectie

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 20 oktober 2008, KG RK 08/1745, Motoport Europe Holding B.V. tegen IGM Trading B.V.

Ex parte. Modellenrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel reflectievest. Pan-Europees inbreukverbod.

“Gelet op de gelijkenissen tussen de voorkant van het KUSHITANI reflectievest en de voorkant van het Stretch Zipper Vest, oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat het Stretch Zipper Vest bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel KUSHITANI reflectievest en dat het gebruik van het Stretch Zipper Vest moet worden gekwalificeerd als voortvloeiende uit het namaken van het KUSHITANI reflectievest.”

Lees de beschikking hier,