IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 3845

Voormalig A-G HvJ Geelhoed overleden

lageelhoed.JPGDiverse media berichten dat voormalig Advocaat Generaal bij het Hof van Justitie Leendert A. (Ad) Geelhoed op 64 jarige leeftijd na een ziekbed is overleden. De Rijksvoorlichtingsdienst heeft dit vrijdag bevestigd.

Geelhoed, in de jaren 90 een van de meest invloedrijke ambtenaren in Den Haag en adviseur van minister-president Wim Kok,  was advocaat-generaal bij het Hof van Justitie van 7 oktober 2000 tot 6 oktober 2006. In het Europese IE-recht kreeg Geelhoed grote bekendheid door zijn veelvuldige geanalyseerde conclusie van 16 september 2004 in de zaak GAT/LuK (C-4/03). IN 2005 pleitte Geelhoed in een interview in het FD voor nadere specialisatie, in bijvoorbeeld het IE-recht, van de rechters bij het Hof van Justitie om de toenemende werkdruk op te vangen.

IEF 3844

Voor in het weekend

- Hoge Raad. 20 april 2007. LJN: AZ8169. Eiser tegen Omroepverenigingen.

Intellectuele eigendom. Geschil tussen auteursrechthebbende en exploitant (televisieomroep) over de uitleg van een auteursrechtelijke exploitatieovereenkomst (81 RO).

Lees het arrest  hier.

- Sector kanton Rechtbank Roermond , 17 april 2007, LJN: BA3462. Eiser tegen Holbox Media B.V.

Uitgever maandblad heeft inbreuk gemaakt op auteursrecht fotograaf door geen toestemming te vragen voor publicatie van foto's. Een overeenkomst tot publicatie tussen uitgever en schrijver van een artikel waarin de foto's waren vervat, maakt dit niet anders.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3843

Geen correctie Langemeijer

as.gifRechtbank Haarlem, 28 maart 2007, HA ZA 06-300, Merck Sharp & Dohme tegen Pharmachemie (met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird).

Bodemprocedure en in langslepend geschil tussen MSD en Pharmachemie (zie eerdere berichten IEF 1444 en IEF 2663). Ter illustratie van wat er allemaal gebeurt aan en over de grenzen van het IE-recht.

Conflict over het geneesmiddel alendroninezuur (botontkalking). Pharmachemie heeft in juli 2005 een generieke versie van het geneesmiddel alendroninezuur op de markt gebracht. In september 2005 is een generieke registratie van Pharmachemie op eigen verzoek doorgehaald door het College Registratie Geneesmiddelen. Met een beroep op artikel 22 Besluit Registratie Geneesmiddelen bleef Pharmachemie dit product nog verhandelen. In twee kort geding procedures heeft MSD een verbod gevorderd om dit product op de Nederlandse markt te verhandelen (zaak met rolnr. 177/06 KG) en een bevel tot terugroeping van deze producten (in de zaak met rolnr. 229/06), wat beiden door de Voorzieningenrechter is toegewezen. 

In het hoger beroep heeft het Hof Amsterdam onder meer geoordeeld over de vraag of Pharmachemie onrechtmatig heeft gehandeld jegens MSD door te handelen in strijd met bepalingen van EG-Richtlijn 2001/83, die ziet op registratieprocedures voor geneesmiddelen. Volgens het Hof is dit niet het geval omdat de bepalingen uit deze richtlijn niet zijn bedoeld ter bescherming van de concurrent van degene die een product op de Europese markt brengt, maar dat zij de bescherming van de volksgezondheid tot doel hebben. Het Hof vernietigde de vonnissen van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van MSD alsnog af.

In de bodemprocedure bij de Rechtbank Haarlem vordert MSD onder meer een verklaring voor recht dat Pharmachemie onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en vordert de schadevergoeding die hieruit voort vloeit. De Rechtbank haakt in haar vonnis aan bij de redenering van het Hof Amsterdam.

De Rechtbank gaat uit van de rechtsgeldigheid van de (doorgehaalde) registratie van Pharmachemie. De rechtbank gaat er in haar verdere beoordeling veronderstellenderwijs van uit dat Pharmachemie de bepalingen van de Richtlijn 2001/83 heeft overtreden en MSD daardoor omzetschade heeft geleden. De vraag is of dat echter op grond van onrechtmatige daad ook aansprakelijkheid jegens MSD oplevert. Hiervoor is van belang of de overtreden normen strekken tot bescherming tegen die schade.

Het Hof had eerder al geoordeeld dat dit laatste niet het geval was. Immers, de bepalingen van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en het Besluit Registratie Geneesmiddelen dienen ter bescherming van de volksgezondheid, niet ter bescherming van de (monopolie)positie van concurrenten. Aan het relativiteitsvereiste is dus niet voldaan. Een beroep van MSD op de correctie Langemeijer wordt ook door de Rechtbank afgewezen.

Ook kan niet worden geconcludeerd, aldus de Rechtbank, dat de door MSD gestelde overtredingen door Pharmachemie grote betekenis toekomt in het licht van de concurrentiepositie (met name een eventueel voorsprong van Pharmachemie) tussen partijen.

De Rechtbank benadrukt verder dat MSD via 'diverse regelingen op het gebied van de industriële eigendom 'al in voldoende wordt beschermd tegen concurrenten. Ook het feit dat gedurende het geding andere aanbieders generieke versies van alendroninzuur op de markt brengen acht de Rechtbank relevant.

De Rechtbank concludeert dan ook dat Pharmachemie niet schadeplichtig is jegens MSD. De vorderingen van MSD worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3842

In de meubelbranche

Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007, LJN: BA3451. HS Design B.V. tegen Voortman Kantoormeubelen B.V.

Auteursrecht eiser, maar geen modelrechten gedaagde op kantoormeubellijn. Geen recht op naamsvermelding. De rechtbank adviseert partijen om professionele hulp te zoeken. wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.

Door H. [naam] (hierna te noemen “[naam]”) zijn in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen, i.c. aangeduid als de “On-Line producten”). In maart 1996 is HS Design opgericht. [Naam] is directeur en enig aandeelhouder van HS Design. Bij akten van 29 maart 1996 en 1 januari 2001 zijn alle industriële en intellectuele eigendomsrechten in verband met door [naam] in het verleden ontworpen (kantoor)meubelen aan HS Design overgedragen. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als model bij het BBIE.

Voor de rechtbank is het het oorspronkelijke karakter van de ontwerpen van [naam] voor de On-Line-producten gegeven. “De omstandigheid dat [naam] mogelijk bestaande en bekende, en dus niet slechts nieuwe elementen in zijn ontwerpen heeft verwerkt doet aan het vorengaande niet af, evenmin als de omstandigheid dat de vormgeving mede door technische en functionele elementen wordt bepaald.” (5.8)

“Voortman heeft voorts nog aangevoerd dat de door [naam] ontworpen On-Line producten door haar in de loop van de tijd ingrijpend zijn gewijzigd. (…) Het recht van verveelvoudiging behoort tot de exploitatierechten van de auteursrechthebbende. Op grond van het bepaalde in artikel 13 Aw moet onder de verveelvoudiging van een werk mede worden verstaan iedere gehele of gedeeltelijke bewerking in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Dat bedoelde wijzigingen hebben geleid tot een nieuw oorspronkelijk werk is door Voortman niet gesteld en uit hetgeen zij over het gewijzigd zijn van de On-Line producten heeft gesteld, ook niet aannemelijk geworden.” (5.9).

Het verweer dat het auteursrecht op de modellen bij Voortman als opdrachtgever rust wordt verworpen. Correspondentie tussen partijenen kan “niet anders worden uitgelegd dan dat partijen zijn overeengekomen dat het auteursrecht op de On-line producten aan [naam] toekomt en dat Voortman provisie betaalt over de omzet van de producten voor de exploitatie van dit auteursrecht. (…)  Nu ingevolge artikel 3.6 sub c BVIE geen recht op een model wordt verkregen, indien in het model gebruik wordt gemaakt van een reeds bestaand auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming van de houder van dit auteursrecht, kan Voortman ook om die reden geen rechten ontlenen aan haar inschrijving bij het Bureau d.d. 27 september 2006. Gesteld noch gebleken is immers dat [naam] of HS Design dergelijke toestemming heeft gegeven.” (5.13)

Over de licentieovereenkomst stelt de rechtbank: “Nu Voortman aldus uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij geen voortzetting verlangt van de overeenkomst, kan geen sprake zijn van een stilzwijgende verlenging daarvan. Het feit dat Voortman door is gegaan met het produceren en verkopen van On-Line producten doet hier niet aan af.” (5.14)

De vordering tot naamvermelding wordt afgewezen, omdat het de persoonlijkheidsrechten van H zelf betreft, niet het aan HS overgedragen auteursrecht: “Een contractuele bevoegdheid is gesteld noch gebleken, terwijl ingevolge artikel 25 Aw alleen de maker van een werk een vordering als de onderhavige kan instellen. HS Design is niet de maker van het werk, terwijl [naam] geen partij is in de onderhavige procedure.” (5.15)

De rechtbank raadt partijen wel aan om professionele hulp te zoeken:  “Resumerend zal alleen hetgeen onder 3.1.1 is gevorderd worden toegewezen. De rechtbank realiseert zich dat daarmee het geschil tussen partijen niet is opgelost. Ter voorkoming van nieuwe gerechtelijke procedures geeft de rechtbank partijen in overweging om, eventueel onder begeleiding van een mediator, in onderhandeling te treden om gezamenlijk tot een redelijke auteursrechtelijke vergoeding te komen. De rechtbank wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.” (5.17) Mediators kunnen zich dus melden.

Omdat partijen over en weer ten dele in het gelijk en ongelijk worden gesteld, heeft elk van partijen de eigen proceskosten te dragen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3841

Eigen risico

drkrvr.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Groningen , 20 april 2007, LJN: BA3456. Steve Sweet Holding B.V. (Darkraver) tegen Gedaagde.

Registratie van de domeinnaam maakt inbreuk op het handelsnaamrecht en de merkrechten van (DJ) Darkraver oplevert. Dat de domeinnaam in het onderhavige geval ouder is dan het woord- en beeldmerk doet hier niet aan af

Eiser Darkraver is sinds 1994 (internationaal) actief als DJ, heeft een eenmanszaak onder de naam Darkraver en heeft verschillende cd’s uitgebracht.  Darkraver is licentiehouder van het Benelux  woordmerk '200% THE DARKRAVER' uit 1997. Gedaagde heeft in juni 2006 de domeinnaam 'darkraver.eu' geregistreerd en biedt deze te koop aan. Darkraver heeft in 2007 het Benelux woordmerk en het Benelux beeldmerk  'DARKRAVER'  geregistreerd.De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van inbreuk.

“Immers, nu gedaagde zich op het internet onder de domeinnaam 'darkraver.eu' tot het publiek wendt kan daardoor verwarring worden veroorzaakt bij personen en organisaties die in Darkraver geinteresseerd zijn en informatie over Darkraver op het internet zoeken. Dit klemt te meer nu de domeinnaam als extensie '.eu' heeft en Darkraver met zijn optredens ook internationaal actief is. Nu gedaagde inbreuk maakt op voornoemde handelsnaam is er sprake van onrechtmatig handelen jegens Darkraver.”(6.3)

“De door gedaagde in 2006 geregistreerde domeinnaam is eveneens identiek aan het woordmerk van Darkraver, als ook aan het woord in zijn beeldmerk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagde de bewuste domeinnaam zonder geldige reden (in het economische verkeer) gebruikt. Zo heeft gedaagde geen onderneming of product met een dergelijke naam en is hij -zo is ter zitting gebleken- ook niet voornemens een onderneming onder die naam te gaan voeren. Dit verklaart naar zeggen van gedaagde ook de reden dat hij de domeinnaam 'darkraver.eu' via internet te koop heeft aangeboden.

Daarentegen wordt Darkraver door de onderhavige domeinregistratie belemmerd in haar bedrijfsvoering, omdat zij daardoor niet in staat is haar handelsnaam en woordmerk als domeinnaam te laten registreren, althans niet met de extensie 'eu'. Ook hier geldt dat personen en organisaties na het intypen van het woordmerk van Darkraver de website van gedaagde te zien krijgen, waardoor verwarring kan ontstaan omdat zij in de veronderstelling verkeren dat de bewuste website van Darkraver is.

Het voorgaande betekent dat gedaagde door registratie van de domeinnaam 'darkraver.eu' tevens inbreuk maakt op de merkrechten van Darkraver als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 onder c en d Beneluxverdrag intellectuele eigendom. Dat de domeinnaam in het onderhavige geval ouder is dan het woord- en beeldmerk doet hier niet aan af. Daartoe wordt overwogen dat gedaagde voorafgaande aan het depot van deze merken niet daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de bewuste domeinnaam. Ook van de op de website vermelde 'future usage' door gedaagde is het niet gekomen.

Het feit dat gedaagde geen (daadwerkelijk) gebruik van de domeinnaam heeft gemaakt maakt evenmin uit: reeds de enkele registratie en het te koop aanbieden van de domeinnaam is gebruik in het economisch verkeer, welk gebruik inbreuk op merkrecht kan opleveren. Dat gedaagde ten tijde van de domeinregistratie en tot deze procedure niet bekend was met het feit dat er al een onderneming onder die naam gedreven werd komt voor zijn risico.” (6.4)

De voorzieningenrechter acht het ongeloofwaardig dat gedaagde geen enkel verzoek tot overdracht van de domeinnaam van de zijde van Darkraver zou hebben ontvangen, waardoor het uiteindelijk tot dit kort geding is gekomen, en veroordeelt de gedaagde de domeinnaam over te dragen en, richtlijnconform, de gespecificeerde proceskosten van eiser te betalen.   

Lees het vonnis hier.

IEF 3840

Weekkalender

HvJ EG, Donderdag 26april: Arrest in C-348/04 Boehringer Ingelheim e.a. Vrij verkeer van goederen. Gebruik van merk door parallelimporteur van farmaceutisch product. Wijziging van verpakking . Voorwaarden voor het op markt brengen vastgesteld door arrest van Hof in gevoegde zaken C-427/93, C-429/93 en C-436/93, Bristol-Myers Squibb e.a.Uitlegging.

HvJ EG, Donderdag 26 april: Arrest in C-412/05 P Alcon / BHIM. Hogere voorziening tegen GvEA T-130/03, Alcon, Inc./ OHIM.  Weigering OHIM inschrijving gemeenschapsmerk "TRAVATAN" voor waren van klasse 5, in het kader van de oppositieprocedure ingesteld door de houder van het nationale woordmerk "TRIVASTAN" voor waren van klasse 5

Lees de volledige weekkalender hier.

IEF 3839

Rondzwevende chocoladeballetjes

malkit.JPGRechtbank van Koophandel te Antwerpen, 5 april 2007, Masterfoods Veghel BV en Masterfoods SA tegen Nestlé Belgilux SA. (met dank aan Tanguy de Haan, NautaDutilh Brussel).


Nestlé’s KitKat balletjesverpakking maakt geen inbreuk op Mars’ Maltesers balletjesmerken. Rood is gebruikelijk voor melkchocoladeproducten, ‘zwevende producten’ zijn ook niet ongebruikelijk en de merken Maltesers en KitKat zijn bekende merken, waardoor er geen verwarringsgevaar is.

De partijen, die geen verdere introductie behoeven, brengen beide, onder meer, chocoladeproducten op de markt. Masterfoods breng het product MALTESERS, zijnde kleine, luchtige, ronde, met chocolade omhulde balletjes op de markt. Deze worden verpakt in een rood zakje met naast het merk MALTESERS een afbeelding van (zwevende) bruine chocoladeballetjes. Nestlé brengt eveneens een dergelijk chocoladeproduct op de markt onder het merk KIT KAT, veelal in een rode verpakking, met rondzwevende chocoladeballetjes rond het merk.

Masterfoods stelt dat Nestlé met het gebruik van een gelijkende verpakking doelbewust aanhaakt bij haar bekende product MALTESERS en heeft een stakingsvordering wegens slaafse nabootsing ingesteld.

De rechtbank wijst de vordering af, omdat er naar haar oordeel onvoldoende gelijkenis bestaat tussen de merken MALTESERS en KIT KAT. Deze vormen immers het dominante element op beide verpakkingen. Voor wat betreft de verpakking bestaat er enkel een visuele gelijkenis, terwijl het gebruik van de rode kleur (voor melkchocolade) gebruikelijk en ook gerechtvaardigd is.

“Al deze elementen zijn vrij banaal, maar hetgeen wel degelijk het onderscheid maakt is de aanbrenging van het merk, enerzijds het sobere MALTESERS en anderzijds op vrij opvallende wijze KITKAT, in een geheel andere lay-out en stijl dan het MALTESERS van eiseres, en aldus duidelijk het onderscheid vestigend met het merk van eiseres.”

“Naast de inderdaad aanwezige gelijkenissen is het dominant bestanddeel (merknaam) algeheel verschillend en het komt voor dat de gemiddeld aandachtig consument, bekend met degelijke hapklare snoepjes, dan ook niet in verwarring zal worden gebracht.”

Nestlé haal dan ook geen onrechtmatig voordeel noch doet zij afbreuk aan het onderscheidend karakter en/of de reputatie van het beeldmerk van Masterfoods, nu Nestlé wel quasi hetzelfde product op de markt commercialiseert, waartoe zij volledig gerechtigd is, maar dit op een niet verwarringstichtende noch parasiterende wijze, aangezien de verpakking weliswaar wel bepaalde banale elementen van het merk van Masterfoods gebruikt, maar zich verder op pregnante wijze distantieert van het merk van Masterfoods.

Lees de uitspraak hier.

IEF 3838

Jaarvergadering

ovo.gifVandaag wordt de jaarlijkse vergadering gehouden van de Orde van Octrooigemachtigden. Deze vergadering vindt plaats in het Omniversum te Den Haag. 's Morgens wordt het reilen en zeilen van de Orde zelf besproken, gevolgd door een presentatie over de techniek van het Omniversum. De rest van de dag en avond wordt gevuld door sociale activiteiten.

lees hier meer.

IEF 3837

Eerst even voor jezelf lezen

HvJ EG, 19 april 2007, in zaak C-381/05. De Landtsheer Emmanuel SA tegen Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne,Veuve Clicquot Ponsardin SA.

Champagne. Vergelijkende reclame. Noemen van concurrent of van door concurrent aangeboden goederen of diensten. Goederen of diensten die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd . Verwijzing naar benamingen van oorsprong.

Lees het vonnis hier.

IEF 3836

België is erfolgsort

Rechtbank Eerste Aanleg Gent, 4 april 2007, J. Talpe en N.V. Locinox tegen Fratelli Comunello SPA en Mauriks Import Nederland (A.R. nr.: 03/4146/A)  (met dank aan Gino van Roeyen, Banning)

Octrooirecht. Naar verluidt één van de eerste beslissingen op het gebied van indirecte inbreuk en inbreuk bij wijze van equivalentie. Het vonnis bevat enkele interessante overwegingen over de bevoegdheid van de Gentse rechtbank op grond van artikel 5 lid 3 EEX-Verordening.

Talpe en Locinox vorderen grensoverschrijdende maatregelen tegen Communello en Mauriks Import terzake van inbreuk op twee Europese octrooien op deursloten.

De Gentse rechtbank besteedt in het kader van de beoordeling van de bevoegdheid op grond van artikel 5(3) EEX-Vo uitgebreid aandacht aan het onderscheid tussen het Handlungsort (de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis) en het Erfolgsort (de plaats waarde schade is ingetreden) en overweegt dat enkel de bevoegdheid van de rechter van het Erfolgsort op grond van artikel 5(3) EEX territoriaal beperkt is. Volgens de rechtbank is België in dit geval alleen aan te merken als Erfolgsort, en niet als Handlungsort. Derhalve bestaat geen extraterritoriale bevoegdheid. De rechtbank neem in haar oordeel mee dat octrooirechten per definitie territoriaal beperkt zijn.

Lees het vonnis hier.