IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 13863

VvA-ledenvergadering: De ontwikkeling van het auteursrecht in de digitale sfeer

Alle leden van de Vereniging voor Auteursrecht worden via deze vooraankondiging alvast uitgenodigd voor de ledenvergadering op donderdag 12 juni 2014 om 13.30 uur in het KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29 te Amsterdam. De VvA-vergadering op 12 juni zal geheel gewijd worden aan de ontwikkeling van het auteursrecht in de digitale sfeer, en met name ook aan de belangrijke rechtspraak van het Hof van Justitie in Svensson, ACI Adam, UPC Telekabel en OSA. Aanmelden via deze link.

IEF 13862

Een grotere vrijheid voor columnisten, uiting wel onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Amsterdam 20 mei 2014, IEF 13862 (BJAA tegen Heertje, Prometheus en GS Media)
Mediarecht. Onrechtmatige perspublicatie. Heertje heeft de vrijheid om kritiek te uiten op BJAA, maar de wijze waarop dat is gebeurd in een artikel op de opiniepagina van de Volkskrant en in een column op de site van RTLNieuws is onrechtmatig. Heertje, een bekend en gerenommeerd wetenschapper, heeft feiten aangaande een onder toezicht staande minderjarige eenzijdig en enkel vanuit de optiek van de moeder gepresenteerd.

Zo schreef hij dat de minderjarige vredig en naar ieders tevredenheid bij zijn moeder woonde en naar een goede school ging totdat hij zonder aanleiding vanaf zijn school is ontvoerd en naar een geheime plek is gebracht. Daardoor is de andere kant van het verhaal, te weten dat na een langdurige echtscheidingsstrijd en nadat de moeder de minderjarige drie-en-een-half jaar geen omgang met de vader toestond, de rechtbank en het hof hebben bepaald dat vader alleen met het gezag werd belast en dat de minderjarige voortaan bij zijn vader het hoofdverblijf zou hebben, niet belicht. Heertje heeft zonder noodzaak de namen van bij de minderjarige betrokken individuele medewerkers van BJAA in zijn column genoemd. De vergelijking van het handelen van BJAA met gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog is vanwege de manier waarop dat is gebeurd ongepast, onnodig kwetsend en grievend. Voor zover Heertje het handelen van BJAA kwalificeert als strafbaar, misdadig of crimineel, geldt dat deze beschuldiging onvoldoende steun vindt in de feiten.

Wijze van publicatie
4.8.Heertje heeft gesteld dat hem als columnist een grotere vrijheid toekomt om te overdrijven, en dat het bovendien noodzakelijk is voor het aanzwengelen van het maatschappelijk debat om zich in sterke bewoordingen uit te laten. Een gewone uiting zou, aldus Heertje, geen effect hebben. BJAA heeft betwist dat het om een column gaat. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Wat betreft de onder 2.4 en 2.8 genoemde e-mailberichten geldt dat deze ook aan derden zijn verzonden, zodat deze in zoverre openbaar zijn. Deze e-mailberichten houden waardeoordelen in. (...) Door zich slechts te baseren op het verhaal van de moeder, hetgeen door Heertje wordt betwist maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit bovenstaande, zonder ook de andere kant van het verhaal te laten zien, doet Heertje geen recht aan het maatschappelijk debat. Eveneens speelt een rol dat het BJAA in beginsel vanuit de bescherming van de minderjarige niet vrijstaat om allerlei uitlatingen te doen over een bepaalde specifieke casus, zodat het voor haar moeilijk is zich in het debat te mengen. Ook dat maakt dat het van belang is de feiten juist en volledig te presenteren.

Inkleding van de uitlatingen
4.11. Voor zover Heertje het handelen van BJAA kwalificeert als strafbaar, misdadig of crimineel is de voorzieningenrechter van oordeel dat nu daarvoor onvoldoende steun in de feiten aanwezig is, ook deze kwalificaties ongepast zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de uitlatingen van Heertje onrechtmatig zijn jegens BJAA, voor zover hij daarin BJAA en/of haar medewerkers in verband brengt met een criminele organisatie en/of strafbare feiten zoals ontvoering en/of fascisme en/of praktijken in de Tweede Wereldoorlog zoals het wegvoeren van Joodse kinderen, en voor zover hij daarin namen of andere privégegevens van medewerkers van BJAA noemt. Nu bovengenoemde onrechtmatige uitlatingen zozeer zijn verweven in de tekst van de artikelen, zal Heertje worden bevolen de artikelen in zijn geheel van het internet te (doen) verwijderen. Het gebod zal slechts betrekking hebben op de onder 2.5 en 2.10 genoemde artikelen, aangezien de reeds verzonden e-mailberichten niet meer zijn te verwijderen. Nu Heertje hierover niets heeft aangevoerd, wordt hij geacht het in zijn macht te hebben de artikelen van websites van RTL Nieuws en van De Volkskrant te (laten) verwijderen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
4.12. Eveneens zal worden toegewezen de vordering om Heertje te bevelen Google te verzoeken de cache van de zoekmachine met betrekking tot de gewraakte uitlatingen als hiervoor genoemd te verwijderen en verwijderd te houden. Voor zover de vordering betrekking heeft op andere zoekmachines dan Google is de vordering te onbepaald om te worden toegewezen.
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Heertje binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis de uitlatingen als bedoeld onder 2.5 en 2.10 van internet of enig ander openbaar medium te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden,

5.2. gebiedt Heertje Google binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis op deugdelijke wijze te verzoeken om de cache van de zoekmachine van Google met betrekking tot de artikelen als bedoeld onder 2.5 en 2.10 te verwijderen en verwijderd te houden, zodat deze artikelen niet meer vindbaar zijn via de zoekmachine, met overlegging van afschriften van deze verzoeken aan de raadsvrouw van BJAA,
IEF 13861

Samsung krijgt algemeen inbreukverbod in Nederland, maar niet pan-Europees

Hof Den Haag 20 mei 2014, IEF 13861 (Apple tegen Samsung)
Uitspraak ingezonden door Arvid van Oorschot, Freshfields Bruckhaus Deringer. Bevoegdheid betreffende grensoverschrijdende pan-Europese verboden. Proceskosten verdeeld vanwege grotendeels ingetrokken vorderingen. Partijen hebben een minnelijke regeling getroffen, er resteert een beperkt beroep. Gelet op de afstemmingsregel is van de nietigverklaring van het modelrecht uit te gaan. Een algemeen inbreukverbod op het Nederlands deel van EP 868 in Nederland wordt gegeven. Conform artikel 2 en/of 31 EEX-Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd om grensoverschrijdende voorlopige maatregelen te nemen. De rechtbank Den Haag achtte in de bodemzaak het octrooi geldig, maar het Bundespatentgericht heeft het nietig verklaard. Gelet op de uitvoerige motivering bestaat er een niet te verwaarlozen kans dat andere buitenlandse rechters het octrooi eveneens nietig achten. Een pan-Europees verbod wordt afgewezen.

6. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat het, gelet op de ook in dit geval geldende afstemmingsregel, voorshands uitgaat van de nietigverklaring van het modelrecht, zodat de daarop gebaseerde inbreukvordering dient te worden afgewezen.

Vorderingen betreffende inbreuk op het Nederlands deel van EP 868
14. Nu principale grief 5.2 in zoverre slaagt dat een algemeen inbreukverbod op het Nederlands deel van EP 868 voor toewijzing in aanmerking komt, zal het vonnis van de voorzieningenrechter in zoverre (voor zover afgewezen) in de zaken tussen Apple en Samsung Ltd., Samsung Logistics en Samsung Overseas worden vernietigt en zal alsnog een algemeen verbod om inbreuk te maken op het Nederlands deel van EP 868 worden toegewezen.

Vorderingen betreffende inbreuk op de buitenlandse delen van EP 868
22. In de onderhavige zaak kan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter tot het treffen van een voorlopige maatregel op twee gronden, althans in ieder geval op één daarvan gebaseerd zijn. In de eerste plaats kan de Nederlandse rechter bevoegd zijn tot het treffen van een voorlopige maatregel op grond van artikel 2 EEX-Verordening, nu de desbetreffende Samsung-vennootschappen in Nederland zijn gevestigd. In de tweede plaats, in aanmerking nemende het arrest Solvay/Honeywell, kan de Nederlandse rechter kennelijk ook bevoegd zijn op grond van artikel 31 EEX-Verordening. Immers, in de zaak Solvay/Honeywell nam het Hof van Justitie EU, ten aanzien van een in Nederland gevestigde verweerder, bevoegdheid tot het gelasten van een voorlopig inbreukverbod op grond van artikel 31 EEX-Verordening tot uitgangspunt (rechtsoverweging 32 Solvay/Honeywell).

23. Tezamen genomen is het hof voorshands van oordeel dat de Nederlandse rechter in casu op grond van artikel 2 en/of artikel 31 EEX-Verordening bevoegd is tot het treffen van de gevraagde grensoverschrijdende voorlopige maatregelen, nu de onderhavige procedure voldoet aan de voorwvaarden in rechtsoverweging 49 van Solvay/Honeywell, zodat artikel 22 sub 4 EEX-Verordening niet van toepassing is.

24. In voormelde bodemzaak heeft de rechtbank Den Haag het octrooi geldig geacht. Het Bundespatentgericht heeft in zijn beslissing van 26 september 2013 het octrooi echter nietig verklaard. Gelet op deze uitspraak en de (uitvoerige) motivering daarvan, moet voorshands worden aangenomen dat een redelijke, niet te verwaarlozen kans bestaat dat het betrokken octrooi door de andere buitenlandse rechters van de landen waarvoor een verbod wordt gevraagd, eveneens nietig zal worden geacht. Gelet daarop zullen de grensoverschrijdende verboden (niet worden toegekend en dus) worden afgewezen. In zoverre slaagt de incidentele grief (...) en zal het vonnis worden vernietigd.

26. Wat betreft de kosten van het hoger beroep overweegt het hof dat de vorderingen grotendeels zijn ingetrokken in de loop van het hoger beroep, deels omdat Apple's lE-rechten nietig zijn verklaard en/of in verband met hierover gegeven oordelen door de bodemrechter en deels omdat Samsung bepaalde modellen niet meer op de markt brengt. In zoverre is er reden voor compensatie van de kosten. Voor wat betreft de resterende geschillen zijn Apple en Samsung in principaal beroep over en weer deels in het ongelijk gesteld en komen de kosten eveneens voor compensatie in aanmerking. Ook in incidenteel beroep zal het hof de proceskosten compenseren nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld.

Het Hof..
vernietigt het door de voorzieningenrechter tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 24 augustus 2011 voorzover daarbij
- in rechtsoverweging 5.2. Samsung Benelux, Samsung Logistics en Samsung Overseas is verboden op enigerlei wijze, direct dan wel indirect inbreuk te maken op de buitenlandse delen van EP 2.059.868;
- in rechtsoverweging 5.3. Samsung is bevolen aan Apple een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen voor het geval de verboden zoals opgenomen onder 5.2 niet worden nageleefd;
- in rechtsoverweging 5.7 het meer of anders gevorderde is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende,
- verbiedt Samsung Ltd, Samsung Logistics en Samsung Overseas met onmiddellijke ingang na betekening van dit arrest inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 2.059.868, door het vervaardigen, in voorraad hebben, aanbieden, invoeren, in het verkeer brengen, verkopen en/of anderszins verhandelen van andere smartphones
dan de Galaxy S, SH en Ace (waarvoor het in rechtsoverweging 5.1 van het bestreden vonnis neergelegde verbod geldt) en gebiedt Samsung Ltd, Samsung Logistics en Samsung Overseas een onmiddellijke opeisbare dwangsom te betalen van € 100.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan of, zulks ter keuze van Apple, van e 10.000.- per inbreukmakend product waarop of waarmee dit verbod, aan de desbetreffende vennootschap toerekenbaar, wordt overtreden (dus voorzover de overtreding betrekking heeft op andere smartphones dan de Galaxy S, SU en Ace, waarvoor de in rechtsoverweging 5.3 van het bestreden vonnis opgelegde dwangsom geldt);

Lees de uitspraak:
IEF 13861 (pdf)
ECLI:NL:GHDHA:2014:1727 (link)

IEF 13859

Publicatie van programmagegevens omroepen niet beperkt door auteursrecht

Hof Amsterdam 20 mei 2014, IEF 13859; ECLI:NL:GHAMS:2014:1798; ECLI:NL:GHAMS:2014:2844 (Telegraaf tegen Stichting NPO)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Sophie van Loon en Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan. Uit het persbericht: NPO en de commerciële omroepen mogen De Telegraaf niet op grond van de Auteurswet verbieden hun programmagegevens te publiceren, zo heeft het gerechtshof Amsterdam vandaag in een tussenarrest beslist. In deze procedure gaat om de vraag of De Telegraaf de radio- en televisie-programmagegevens van de omroepen een week voor de uitzending mag publiceren. Op grond van overeenkomsten met de omroepen mag De Telegraaf die programmagegevens namelijk steeds niet meer dan 24 uur, en in het weekend 48 uur, van tevoren publiceren.

De Telegraaf had in juni 2012 twee maal, in een bijlage bij haar zaterdageditie, een overzicht gepubliceerd van de programma’s die in de daaropvolgende week werden uitgezonden. NPO (namens de publieke omroepen) en de commerciële omroepen hebben daarop in kort geding gevorderd dat De Telegraaf verdere publicatie van weekoverzichten wordt verboden.
De rechtbank Amsterdam heeft die vordering toegewezen; zij vond dat de programma-gegevens auteursrechtelijk als geschrift beschermd waren.

Geen auteursrecht. In hoger beroep komt het hof - in een tussenarrest - tot het oordeel dat de publicatie van programmagegevens niet wordt beperkt door het auteursrecht. In de eerste plaats niet, omdat een programmaoverzicht alleen de feitelijke gegevens van de programmering weergeeft en geen creatief werk vormt. In de tweede plaats niet, omdat een programmaoverzicht niet als ‘ander geschrift’ is aan te merken. Op dit tweede punt komt het hof tot een ander oordeel dan de rechtbank. Het hof verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad uit januari 2014 (Ryanair) en naar het Dataco-arrest uit 2012 van het Hof van Justitie van de EU. Op grond van die jurisprudentie over databanken, die volgens het hof ook hier toepasselijk is, geniet het programmaoverzicht geen auteursrechtelijke bescherming.

Vervolg De partijen (NPO en De Telegraaf) krijgen nu tot 15 juli 2014 de tijd om zich over de andere, nog niet besproken grondslagen van de vordering van NPO uit te laten. Het gaat daarbij onder meer om de gewijzigde Mediawet (programmaoverzichten worden sinds 1 januari 2013 tegen een marktconforme vergoeding 6 weken voor uitzending ter beschikking gesteld).

Auteursrecht
2.3.  Het programmaoverzicht is de drager van haar creatieve programmering.
2.4. De grief faalt omdat deze is gebaseerd op een onjuiste vereenzelviging van het programmeren van omroepzenders met de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens. Ook indien kan worden aangenomen - De Telegraaf heeft dit uitdrukkelijk betwist - dat de bij het programmeren van omroepzenders gebezigde selectie en rangschikking van het uit te zenden materiaal het resultaat zijn van vrije creatieve keuzes en dat dit resultaat - in auteursrechtelijke zin - kan worden aangemerkt als een voortbrengsel met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het stempel van de maker draagt en dat als zodanig voorwerp van auteursrecht kan zijn, dan nog is het zo dat dit (verondersteld) creatieve werk concreet is belichaamd in de programmering zelf en niet in de opsomming daarvan op een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke gegevens van de programmering weergeeft. Zo ook is bijvoorbeeld de foto van een bouwwerk niet de (materiële) belichaming van het werk zelf (de immateriële creatie) van de architect.

Geschriftenbescherming
2.9. Het voorgaande is naar het oordeel van het hof mutatis mutandis ook van toepassing op de omroepprogrammagegevens waar het in het onderhavige geding om gaat. Dat brengt mee dat het beroep van NPO op de geschriftenbescherming geen doel kan treffen en dat de anders luidende overwegingen van het vonnis reeds hierom geen stand kunnen houden. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat de verwijzing in het vonnis naar de artikelen 3.28 en 2.140 van de Mediawet 2008, daargelaten de relevantie ervan voor het onderhavige geschilpunt, is achterhaald doordat deze wetsartikelen per 1 januari 2013 zijn vervallen en inmiddels in het najaar van 2013 een wijzigingsvoorstel van de Auteurswet bij de Tweede Kamer is ingediend tot afschaffing van de geschriftenbescherming.

2.10. Het genoemde arrest inzake Ryanair is gewezen nadat in het onderhavige geding de pleidooien waren gehouden en de stukken waren gefourneerd. Partijen hebben doen blijken dat zij bekend waren met die andere zaak en het arrest van de Hoge Raad bevat geen andere argumenten dan zoals reeds aan de orde gesteld door partijen in dit geding, zodat er geen sprake is van een verrassingsbeslissing ten aanzien van dit geschilpunt en er in zoverre geen aanleiding bestaat tot heropening van het debat. Het hof ziet evenwel aanleiding om alvorens (verder) te beslissen partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten omtrent de consequenties hiervan voor de onderhavige zaak wat betreft nog niet besproken (meer subsidiaire) grondslagen van de vordering van NPO die via de devolutieve werking van het appel nog aan de

orde zullen kunnen komen, en daarbij mede te betrekken de toepassing van art. 2.139 Mediawet 2008 zoals dat artikel per 1 januari 2013 is gewijzigd. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen

Lees de uitspraak hier:
ECLI:NL:GHAMS:2014:2844
ECLI:NL:GHAMS:2014:1798 (link)

Op andere blogs:
MediaReport
AMI

IEF 13857

Slogan bestaand uit 17 woorden is niet onderscheidend

Hof van Beroep Brussel 8 mei 2013, IEF 13857 (Table 14 tegen BBIE)
Merkenrecht. Het Franstalige beroep is gericht tegen de beslissing van het BBIE waarin de aanvraag wordt afgewezen van het woordmerk 'Le plus important au poker, ce ne sont pas les cartes, c'est ce que vous en faites' (vertaald: het belangrijkste bij poker zijn niet de kaarten, het is wat u ermee doet). Het teken heeft geen onderscheidend vermogen en is beschrijvend. Het is slechts samengesteld uit een banale zin in gebruikelijke (Franse) taal (art. 2.11.1 sub b BVIE). Het hof wijst het beroep af.

25. Par ailleur, en tant que slogan, la phrase n'est pas suffisamment brève, ni saillante, ni concise, ni originale pour qu'elle puise s'inscrire facilement dans l'esprit du public.

Ne sortant pas de la banalité, la phrase n'est pas susceptible de déclencher dans l'esprit du public un processus de perception d'un signe distinctif qui renvoie au dépositaire de la marque, car le public n'est certainement pas habitué à rechercher dans une phrase composée de 17 mots l'identité d'une entreprise.

Dès lors le signe déposé par la demanderesse est inapte à faire fonction de marque.
IEF 13856

Voormalig uitgever DIRKJAN is nu slechts wederverkoper

WIPO 20 februari 2014, IEF 13856 (Dirkjan.nl)
Eiser is de Nederlandse striptekenaar, cartoonist, bedenker en tekenaar van stripboekenreeks ‘Dirkjan', tevens woord/beeldmerknaamhouder. Stripboekwinkel S heeft domeinnaam dirkjan.nl geregistreerd in 1999. Verweerder is enige tijd uitgever van het stripboek geweest, maar is nu slechts wederverkoper. Verweerder heeft geen eigen recht op of legitiem belang (meer) bij de domeinnaam. De domeinnaam verwijst de bezoeker door naar de website van verweerder, waarop ook stripboeken van concurrenten worden aangeboden.Overdracht is bevolen.

Onder B: De Geschillenbeslechter heeft genoegzaam kunnen vaststellen dat op de website die is gekoppeld aan de Domeinnaam niet slechts de stripboeken van Eiser worden verkocht. In tegendeel; de Domeinnaam verwijst de bezoeker direct door naar de website van Verweerder. Op deze website worden ook stripboeken van concurrenten aangeboden. Dat het specifieke ‘onderdeel’ van de website waarnaar de bezoeker van de Domeinnaam wordt verwezen (“www.silvesterstrips.nl/strips/dirkjan/”) slechts betrekking heeft op
Dirkjan-stripboeken maakt dit niet anders. De website bezoeker komt immers terecht op de website van Verweerder, en kan op deze website gewoon concurrerende stripboeken aanschaffen.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13855

Gerecht EU week 20

Gerecht EU 14 mei 2014, zaak T-160/12, IEF 13855 (Marine Blue) - dossier
Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk "MARINE BLEU" strekkende tot vernietiging vanOHIM-beslissing houdende gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie ingesteld door de houder van diverse "BLUMARINE"- merken. Beroep wordt afgewezen. Leestip: overweging 58 en 65.

Gerecht EU 15 mei 2014, zaak T-366/12, IEF 13855 (Yoghurt-Gums) - dossier
Vernietiging van OHIM-beslissing houdende verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de onderzoeker om het beeldmerk met het woordelement „Yoghurt-Gums” in te schrijven voor waren van de klassen 6, 24 en 30. Beroep wordt afgewezen.

31 À cet égard, il convient de relever que l’élément figuratif du signe en cause tient notamment à l’utilisation d’une police de caractère peu distinctive, ce qui a pour effet de conférer un caractère dominant aux éléments verbaux constituant ce signe. En effet, eu égard à la nature récurrente des caractéristiques typographiques que présente la marque demandée et à l’absence de tout élément distinctif particulier, la police employée ainsi que l’épaisseur des caractères ne permettent pas à la marque demandée de renvoyer de manière certaine et exclusive, dans l’esprit du public pertinent, à l’origine des produits sur lesquels porte la demande d’enregistrement. Le fait qu’un mot soit placé en dessous de l’autre ne saurait infirmer cette conclusion. Ainsi, les éléments figuratifs sont d’une nature tellement peu caractéristique qu’ils n’apportent aucun caractère distinctif à l’ensemble de la marque demandée. Lesdits éléments, en effet, ne présentent aucun aspect, notamment en termes de fantaisie ou quant à la manière dont ils sont combinés, permettant à ladite marque d’accomplir sa fonction essentielle en ce qui concerne les produits sur lesquels porte la demande d’enregistrement (voir, en ce sens, arrêt de la Cour du 15 septembre 2005, BioID/OHMI, C‑37/03 P, Rec. p. I‑7975, points 71 et 74).
IEF 13854

Het geplande boek 9 ontbreekt, hoe erg is dit?

Oratie Hanneke Spath, Breed burgerlijk recht, agenda, 22 mei, Nijmegen.
Het burgerlijk recht is in Nederland geconcentreerd in het Burgerlijk Wetboek, maar het burgerlijk recht is breder dan deze wet in eerste instantie doet vermoeden. In deze relatief nieuwe codificatie zit bijvoorbeeld een gat; het geplande boek 9, waarin intellectuele eigendomsrechten een plaats zouden krijgen, ontbreekt tot op heden. Hoe erg is dit? 

Aan de hand van de opeising door de uitvinder van een octrooirecht dat door een ander dan de uitvinder is verkregen, wordt de samenloop tussen de Rijksoctrooiwet en het algemene vermogensrecht bekeken. Voor zover de uitkomst van dat onderzoek mogelijkheden tot misbruik van rechten oplevert, wordt kort bezien in hoeverre de algemene regeling van misbruik van recht (art. 3:13 BW) een breed genoeg bereik heeft om ongewenste uitwassen in te perken.

Lees verder

IEF 13853

Project P mag niet worden uitgezonden

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 16 mei 2014, IEF 13853 (Project P)
Mediarecht. De voorzieningenrechter in Lelystad heeft bepaald dat RTL de aflevering van het programma ‘Project P’ over de scholieren van het Einstein Lyceum, die gepland stond voor maandag 19 mei, niet mag uitzenden. Het gaat om de beelden die met de verborgen camera zijn opgenomen in en rond de school en de beelden waarbij de scholieren met de verborgen opnamen bij het sportveld werden geconfronteerd. De rechter oordeelde dat de persoonlijke levenssfeer van de leerlingen in dit specifieke kort geding zwaarder weegt dan het recht van vrijheid van meningsuiting/persvrijheid van RTL.

4.9. Het voorgaande afgezet tegen de omstandigheid dat RTL c.s. met het Programma zich niet specifiek richt op de School of specifiek aandacht vraagt voor de situatie van [X] - het gaat RTL c.s. immers om de misstand van het pesten in het algemeen - levert een onvoldoende grond op om het gebruik van een verborgen camera te rechtvaardigen. De vraag in hoeverre leerlingen al dan niet herkenbaar op de televisie in beeld zouden worden gebracht, kan ter zake de opnames met de verborgen camera verder onbesproken blijven.

4.10. Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de met de verborgen camera opgenomen beelden niet mogen worden uitgezonden.

4.13. Deze onverhoedse confrontatie van de klasgenoten van [X] met de beelden is ook bewust buiten het bereik van de School gehouden, door de kinderen op te vangen tijdens het fietsen van het sportveld naar het schoolgebouw. Ook de (gym)leraar, die kwam aanlopen, is bewust door [B] op afstand van de klas gehouden door snel naar de leraar toe te lopen en hem te bewegen niet in te grijpen in de opnames. Voorts is door Einstein Lyceum c.s. onweersproken gesteld dat door RTL c.s. aan de leerlingen is meegedeeld dat zij de formulieren, waarop de ouders/verzorgers toestemming voor het gebruik van de beelden moesten geven, niet aan de School mochten laten zien. Ook de ouders/verzorgers van de klasgenoten van [X] zijn vooraf niet op de hoogte gesteld dat hun kinderen met de beelden geconfronteerd zouden worden en evenmin dat daarbij opnames van hun kinderen zouden worden gemaakt. De ouders/verzorgers van de kinderen hebben geen toestemming verleend de opnames uit te zenden.

4.14. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat uit de getoonde (geblurde) beelden (waarbij ook de stemmen vervormd zijn) op redelijk eenvoudige wijze de identiteit van de klasgenoten is af te leiden. In eerste instantie geldt dit natuurlijk voor de klasgenoten onderling. Maar ook voor de ouders van de klasgenoten en de (ouders van) medescholieren is de mogelijkheid tot identificatie (onder meer op grond van specifieke lichaamsbouw, huidskleur en opvallende kleding) aannemelijk te achten. Ook is aannemelijk dat door verspreiding van berichten en beelden/foto’s via de sociale media, de kring waarbinnen (bepaal)de klasgenoten herkend worden wordt vergroot. Bovendien zijn eenmaal (in de sociale media) geplaatste berichten niet makkelijk meer te verwijderen.

De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt RTL c.s. om beeld- en/of geluidsopnames gemaakt met de verborgen camera en/of beeld- en/of geluidsopnames van de confrontatie bij het sportveld (op 3 april 2013) van de leerlingen en/of docenten van het Einstein Lyceum uit te zenden, te gehore te brengen of anderszins openbaar te maken, via internet, televisie of welk ander medium dan ook,

5.2. veroordeelt RTL c.s., hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Einstein Lyceum c.s. een dwangsom te betalen van € 250.000,-- voor iedere keer dat zij voormeld verbod overtreedt en een bedrag van € 50.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat een dergelijke overtreding voortduurt,

Op andere blogs:
DeGier+Stam